direct naar inhoud van 6.1 Bedrijven
Plan: Bedrijventerrein Schoenaker 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.BPSchoenaker2011-vadf

6.1 Bedrijven

6.1.1 Algemeen

De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Milieuzonering is erop gericht een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Over het algemeen gebeurt dit door de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten via de planregels te koppelen aan een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor bedrijventerreinen kan daarnaast een zonering worden opgenomen. Door middel van een zonering kan worden vastgelegd waar de verschillende categorieën bedrijvigheid kunnen worden toegestaan. Hierbij wordt bedrijvigheid in een hogere milieucategorie op grotere afstand van woningen toegestaan dan bedrijven in een lagere categorie.

In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk ‘rustige woonwijk’/ ‘rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een ‘rustige woonwijk’. Voor woningen in een ‘gemengd gebied’ mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één trede worden verlaagd. Een correctie is mogelijk voor de aspecten geluid, geur en stof. Voor het aspect gevaar is verlaging van de indicatieve afstand niet mogelijk. In onderstaande tabel is aangegeven om welke afstanden het gaat:

Categorie   Richtafstand (m) tot omgevingstype  
  Rustige woonwijk en rustig buitengebied   Gemengd gebied  
1   10   0  
2   30   10  
3.1   50   30  
3.2   100   50  
4.1   200   100  

Door het opnemen van een zonering en een Staat van Bedrijfsactiviteiten kan op bestemmingsplanniveau worden voorzien in voldoende afstand tussen hinderproducerende en hindergevoelige functies (grofmazige toetsing). Wanneer daadwerkelijk sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf vindt in het kader van de omgevingsvergunning voor een inrichting (of de algemene regelgeving op het gebied van milieuhinder) altijd een nadere (fijnmazige) toetsing plaats.

6.1.2 Milieuzonering Schoenaker

In dit bestemmingsplan is een beperkte zonering opgenomen. Op basis van onder meer de gemeentelijke uitgangspunten, het geldende bestemmingsplan en het provinciale beleid is bepaald dat bedrijven in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 rechtstreeks toelaatbaar zijn in (delen van) het plangebied, voor zover deze bedrijven voorkomen op de bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit in verband met het risico op planschade indien inwaarts gezoneerd zou worden. Echter, in het kader van de aanvraag van een milieuvergunning/ melding zal wel toetsing plaatsvinden of de voorgenomen activiteit leidt tot hinder bij gevoelige functies.

Het beleid met betrekking tot categorie 1-bedrijven is erop gericht om deze bedrijvigheid niet toe te staan op bedrijventerreinen. Dergelijke lichte bedrijvigheid is immers, gezien de beperkte hinder, goed inpasbaar in gebieden met functiemenging of woongebieden en past minder goed op bedrijventerreinen zoals Schoenaker. Alleen in een smalle strook aan de Steeg, aan de westzijde van het plangebied, zijn bedrijven uit milieucategorie 1 toegestaan.

De zonering komt terug in 2 bedrijfsbestemmingen (‘Bedrijf-1’ en ‘Bedrijf-2’). Binnen de verschillende bestemmingen is bedrijvigheid in bepaalde categorieën toegestaan:

  • Bedrijf-1: bedrijvigheid in milieucategorie 2 t/m 3.2 (indicatieve afstand maximaal 100 m).
  • Bedrijf-2: bedrijvigheid in milieucategorie 1 t/m 3.2 (indicatieve afstand maximaal 100 m).
6.1.3 Staat van bedrijfsactiviteiten

Als bijlage bij de regels is een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. Als een bedrijf zich op een bepaalde locatie in het plangebied wil vestigen, wordt getoetst of het bedrijf in de toegestane milieucategorie valt. Daarnaast wordt getoetst of het type bedrijf is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die daarmee gelijk te stellen is, is slechts toelaatbaar door middel van afwijking.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten bestaat uit een selectie uit de VNG-bedrijvenlijst, die is afgestemd op de specifieke mogelijkheden en de gewenste invulling en de beoogde beeldkwaliteit van het bedrijventerrein. Uitgesloten van vestiging zijn (op enkele uitzonderingen na) activiteiten als landbouw, grond- en delfstoffenwinning, energieproductie, detailhandel en sociaal-culturele en recreatieve voorzieningen. Daarnaast zijn fysiek op deze locatie ‘onmogelijke’ activiteiten uit de lijsten verwijderd.

Tenslotte zijn, teneinde de beoogde kwaliteit van het bedrijventerrein in voldoende mate te kunnen waarborgen, diverse categorieën van bedrijven niet toegelaten in de bedrijfsbestemmingen. Te noemen zijn onder andere:

  • aardolie- en steenkoolverwerkende industrie;
  • compostbedrijven;
  • alle soorten van autobedrijven;
  • groothandel in ijzer en staalschroot, waaronder autosloperijen.
6.1.4 Bestaande bedrijven

In de huidige situatie komt een aantal bedrijven voor die formeel niet passen binnen de nieuwe bestemming, hetzij omdat ze niet in de goede milieucategorie vallen, hetzij omdat ze niet op de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen. Op een aantal locaties is bedrijvigheid gevestigd die formeel een te hoge milieucategorie heeft. Deze bedrijven zijn echter door middel van de omgevingsvergunning voor een inrichting of milieuregelgeving zodanig in hun activiteiten beperkt, dat hinder naar de omliggende woningen wordt voorkomen.

Uitgangspunt is dat alle bestaande bedrijven positief zijn bestemd. De bedrijven die niet passen binnen de bestemming waarbinnen ze zijn opgenomen, zijn daarom voorzien van een specifieke aanduiding. Op eenzelfde manier zijn ook niet-bedrijfsfuncties (bedrijfswoningen, kantoren) die eigenlijk in het kader van het provinciaal en gemeentelijk beleid niet langer gewenst zijn op het bedrijventerrein, positief bestemd.

6.1.5 Parkeren

De bedrijven in het bestemmingsplan zijn verplicht om te voorzien in de eigen parkeerbehoefte op eigen terrein. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van normberekeningen. Dit is per bedrijf verschillend.

Parkeernorm
In het ASVV 2004 (CROW) zijn parkeernormen opgenomen die nagevolgd dienen te worden. Afhankelijk van de grootte, maar ook de functie van het bedrijf is een andere norm van toepassing. Uitgangspunt van voorliggend bestemmingsplan is dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

Er zijn slechts zeer beperkte parkeermogelijkheden op het bedrijventerrein, omdat er een parkeerverbodszone van kracht is. Alleen langs de Zilverwerf is een beperkte parkeerstrook aanwezig. Er is een mogelijkheid tot uitbreiding van deze parkeerstrook, maar dit kan alleen geschieden op initiatief en kosten van betrokken bedrijven. In de regeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om parkeren binnen een gedeelte van de bestemming 'Groen' mogelijk te maken.

Overnachtingsmogelijkheden
Voor bevoorradend of wachtend (vracht)verkeer wordt verwezen naar andere parkeermogelijkheden in de omgeving van het bedrijventerrein. Bijvoorbeeld het nabijgelegen bedrijventerrein Bijsterhuizen in Wijchen, dat bewaakte overnachtingsmogelijkheden biedt.

6.1.6 Milieu-effectrapportage

Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie van een bestemmingsplan uit 1989. Naast de uitbreiding van het perceel Duijghuizen worden met voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De uitbreiding van genoemd perceel is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig (overschrijden de drempelwaarden van het Besluit m.e.r. 1994 niet). Naast het feit dat de drempelwaarden genoemd in het Besluit m.e.r. 1994 niet overschreden worden, kan op grond van het gestelde in deze toelichting worden geconcludeerd dat de activiteit gelet op de aard, omvang en ligging geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Er is geen noodzaak om toepassing te geven aan de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer.