direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22d Essenerweg 158b eo
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.TAMOP0004-0001

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op de functieverandering van een agrarisch bedrijf naar een zorgboerderij met dagbesteding en zorgwoningen op de locatie Essenerweg 156, 158, 158a en 158b Kootwijkerbroek. Er worden 32 zorgwoningen mogelijk gemaakt en twee bedrijfswoningen worden omgezet naar reguliere woningen. Dit plan vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22d) van het omgevingsplan van de gemeente Barneveld. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22d van het omgevingsplan van de gemeente Barneveld. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22d' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘22d’ gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op hoofdstuk 22d, tenzij hierna daarvan is afgeweken.

Aanvullend gelden voor de toepassing van hoofdstuk 22d de volgende begripsbepalingen:

1.1 plan

Het TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22d Essenerweg 158b eo met identificatienummer NL.IMRO.0203.TAMOP0004-0001 van de gemeente Barneveld;

1.2 omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Barneveld;

1.3 aan huis verbonden beroep of kleinschalig bedrijf

beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend;

1.4 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.5 agrarische nevenactiviteit

een kleinschalige bedrijfsmatige agrarische activiteit gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, welke niet is aan te merken als een volwaardig agrarisch bedrijf en daarmee ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Hieronder is eveneens begrepen een kleinschalige gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.6 archeologisch deskundige

een regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.7 bebouwingspercentage

het in procenten uitgedrukte deel van een bouwwerkperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.8 bed & breakfast

het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 bestaande

bestaand en legaal aanwezig of legaal realiseerbare bebouwing of gebruik op de dag van inwerkingtreding van dit plan;

1.11 bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte. Onder een bijgebouw, behorende bij een woning, wordt ook verstaan de ruimte voor de in de vorige volzin bedoelde functies die integraal onderdeel uitmaken van het hoofdgebouw van de woning en daarom dan ook niet gezien kan worden als bijbehorend bouwwerk;

1.12 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (ongeveer) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.13 buitenopslag

het in de open lucht opslaan van goederen en materialen alsmede het stallen van machines, voertuigen, werktuigen en het plaatsen van showmodellen ten behoeve van de bedrijfsvoering op het perceel, inclusief handelsvoorraden;

1.14 cultuur en ontspanning

voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, waaronder: een bezoektuin, museum, historische attracties, muziek- en dansscholen en creativiteitscentra;

1.15 cultuurlandschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde op basis van (historische) landschapskenmerken, zoals ontginningsgeschiedenis, bebouwing, ecologie en landschapselementen, die in het natuurlandschap zijn gevormd door menselijk handelen en die een specifieke kwaliteit aan de belevingswaarde van een landschap toevoegen.

1.16 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw die zich tussen de dakvoet en de daknok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de daknok is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop het verkopen en of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct ligt bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw voor zover het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.19 evenement

een evenement zoals bedoeld in de "Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld", zoals dit geldt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.20 extensief recreatief medegebruik

een vorm van recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbelevingen dat slechts beperkt beslag op de ruimte legt. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes;

1.21 faunahotel

een bouwwerk dat geschikt is als verblijfsruimte voor diersoorten die beschermd zijn in de Omgevingswet;

1.22 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.23 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en/of de in- en verkoop van paarden;

1.24 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.25 huishouden

persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;

1.26 inzetbare sloopmeters

Een oppervlakte aan sloopmeters die door de gemeente Barneveld en/of een andere gemeente die het 'Afwegingskader functieveranderingsbeleid 2024' heeft vastgesteld, is bepaald conform de regeling voor het omzetten van sloopmeters naar inzetbare sloopmeters zoals genoemd in hoofdstuk 3 van dit beleid, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 3 juli 2024, met inbegrip van nadien vastgestelde wijzigingen daarvan. Gebouwen die niet daadwerkelijk worden gesloopt, maar die in het kader van dit beleid worden hergebruikt, tellen mee bij het bepalen van de oppervlakte aan inzetbare sloopmeters;

1.27 kamerverhuur

onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 1, sub d van de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur Gemeente Barneveld, zoals deze geldt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.28 kernrandzone

een zone rondom bestaande woonkernen, bedrijventerreinen en rondom zoekgebieden voor uitbreiding daarvan;

1.29 kleinschalig bedrijf

bedrijf zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst kleinschalige bedrijfsactiviteiten van dit plan;

1.30 natuur(wetenschappe)lijke waarde

aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.31 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.32 paardrijbak

een onoverdekte voorziening, uitsluitend bestaande uit een omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden;

1.33 paddock

een onoverdekte voorziening, uitsluitend bestaande uit een omheining, bedoeld om paarden naar eigen inzicht vrij te laten bewegen;

1.34 particuliere vakantie-verhuur

Het tijdelijk verhuren van een ruimte in een woning dan wel de volledige woning als logiesaccommodatie;

1.35 productiegerichte paardenhouderij

een grondgebonden agrarische bedrijf gericht op het fokken van paarden en/of pony's, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden en/of pony's en/of het voortbrengen van producten doormiddel van het houden van paarden en/of pony's;

1.36 salderingsregistratie

Een door burgemeester en wethouders bijgehouden administratie waarin wordt vastgelegd hoeveel agrarische bouwvlakken uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' zijn verwijderd en hoeveel er zijn toegevoegd sinds de vaststelling van dat plan op 28 mei 2013. In deze administratie wordt tevens de oppervlakte vastgelegd van de agrarische bouwvlakken die zijn verwijderd en de oppervlakte aan agrarisch bouwvlak dat is toegevoegd sinds 28 mei 2013. Het saldo van de salderingsregistratie bestaat daarmee uit twee componenten, te weten:

  • de component aantal bouwvlakken. Wanneer een agrarisch bouwvlak is verwijderd neemt de component aantal bouwvlakken toe met 1. Wanneer er een nieuw agrarisch bouwvlak in het plan wordt toegevoegd, dan neemt het saldo af met 2;
  • de component oppervlakte bouwvlak. Wanneer er een agrarisch bouwvlak is verwijderd neemt de component oppervlakte bouwvlak toe met de oppervlakte van het verwijderde bouwvlak. Wanneer er een agrarisch bouwvlak is vergroot door middel van een planologische procedure, dan neemt het saldo af met de oppervlakte van de vergroting van het bouwvlak. Wanneer een nieuw agrarisch bouwvlak wordt toegevoegd neemt het saldo af met de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak.
1.37 SBI-Code

Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;

1.38 standplaats

vanaf een vaste locatie te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.39 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.40 verbeelding

de bij het omgevingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het omgevingsplan voorkomende functies, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;

1.41 (vloer)oppervlakte

een situatie van bouwen en/of gebruik waarbij voor de begane grond moet worden gerekend met de oppervlakte van een bouwwerk en voor de eventuele verdiepingen met het vloeroppervlak;

1.42 webwinkel

een specifieke vorm van detailhandel waarbij het aanbieden van producten en de transactie, volledig online geschiedt, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden;

1.43 werk

een constructie, geen bouwwerk zijnde;

1.44 wonen

activiteit inhoudende de bewoning van een woonruimte;

1.45 woning

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.46 zonnecollector

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opvang van zonne-energie en het omzetten daarvan in warmte of elektriciteit;

1.47 zorgboerderij

een zorgfunctie als hoofdtaak waarbij de sociaal medische opvang van personen al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn gecombineerd wordt met agrarische activiteiten in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.48 zorgwoning

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en of lichamelijke verzorging behoeven verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op respectievelijk in afwijking van artikel 22.24 van het omgevingsplan gelden de volgende meetbepalingen:

2.1 Dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de bovenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandelingskasten en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 Oppervlakte van een overkapping

de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;

2.7 Vloeroppervlakte

boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren waarboven de netto-hoogte kleiner is dan 1,5 m en de oppervlakte van vloeren van onderbouwen buiten beschouwing blijft;

2.8 Maten

buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven;

2.9 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
2.10 Netto-hoogte

de loodrechte afstand tussen de bovenkant van een afgewerkte vloer of het aansluitende terrein en de onderkant van een daarboven aanwezig plafond, vloer of dak, waarbij incidentele constructiedelen buiten beschouwing blijven;

2.11 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit omgevingsplan.

Artikel 3 Toepassingsbereik

3.1 Verhouding met ruimtelijke regels omgevingsplan tijdelijke deel

Het besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in artikel 3.3, is niet van toepassing.

3.2 Verhouding met regels in het tijdelijke deel van het omgevingsplan van rechtswege (bruidsschat)

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3 en afdeling en 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met de regels in dit hoofdstuk.

3.3 Geometrische afbakening TAM-omgevingsplan

De regels in dit hoofdstuk (Hoofdstuk 22d) zijn van toepassing op de locatie Essenerweg 156, 158, 158a en 158b in Kootwijkerbroek, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand 'NL.IMRO.0203.TAMOP0004-0001' zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk. Als de regels uit paragraaf 22.5.2 in de toekomst een andere plek in de structuur van het omgevingsplan krijgen, blijven die regels van overeenkomstige toepassing met inachtnemeing van de daarop doorgevoerde wijzigingen.

Artikel 5 Algemeen gebruiksverbod

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toebedeelde functies en activiteiten.

Hoofdstuk 2 Regels over functies en activiteiten

Artikel 6 Maatschappelijk - Maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op locaties die zijn aangewezen als 'Maatschappelijk - Maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied'.

6.2 Functieomschrijving

Op de als 'Maatschappelijk - Maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied' aangewezen locatie zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' alleen voor een zorgboerderij en agrarische nevenactiviteiten door de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. een bed & breakfast;

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • g. tuinen en erven;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. paden;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ook voor een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen.

6.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwen
6.3.1 bouwen van bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de totale (vloer)oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 2.250 m2;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', want daar geldt de maximum goothoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • d. onderbouwen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van niet meer dan 60 m2.

6.3.2 bouwen van bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. bij vervangende nieuwbouw dient een bedrijfswoning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. een inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • f. onder een bedrijfswoning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de bedrijfswoning.

6.3.3 bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  • d. onder de bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 80 m2.

6.3.4 bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de oppervlakte van overkappingen telt mee bij de berekening van de totale bebouwde oppervlakte als bedoeld in artikel 6.3.1.

6.4 Maatwerkvoorschriften

Voor de als Maatschappelijk - Maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied aangewezen locatie kunnen burgemeester en wethouders maatwerkvoorschriften stellen voor de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
  • f. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
  • g. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • h. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

6.5 Omgevingsplanactiviteiten met afwegingsruimte bouwregels
6.5.1 Omgevingsplanactiviteit grotere goothoogte bedrijfsgebouw
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de maximum goothoogte van bedrijfsgebouwen als bedoeld in artikel 6.3.1 te verhogen.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. de goothoogte van het bedrijfsgebouw niet meer dan 6 m bedraagt;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • c. de verhoging bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
    • d. het aantal bouwlagen niet toeneemt.

6.5.2 Omgevingsplanactiviteit grotere bouwhoogte bedrijfsgebouw
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen als bedoeld in artikel 6.3.1 te verhogen.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw niet meer dan 12 m bedraagt;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • c. de verhoging bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
    • d. het aantal bouwlagen niet toeneemt.

6.5.3 Omgevingsplanactiviteit vervangende nieuwbouw bedrijfswoning op andere plaats
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning bij vervangende nieuwbouw de bedrijfswoning als bedoeld in artikel 6.3.2 op een andere plaats te realiseren.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

6.5.4 Omgevingsplanactiviteit grotere goothoogte bedrijfswoning
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de maximum goothoogte van een bedrijfswoning als bedoeld in artikel 6.3.2 te verhogen.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. de goothoogte van de bedrijfswoning niet meer dan 6 m bedraagt;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;

6.5.5 Omgevingsplanactiviteit tweede zelfstandige wooneenheid in bedrijfswoning
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een tweede zelfstandige wooneenheid binnen de inhoud van een bedrijfswoning te realiseren.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend onder de voorwaarde verleend dat:
    • a. de tweede wooneenheid rechtstreeks staat ten dienste van een situatie waarin mantelzorg verleend wordt binnen de bedrijfswoning dan wel dat er sprake is van een zodanige relatie tussen de bewoners van de beide wooneenheden en van zodanige omstandigheden, dat in redelijkheid aannemelijk is dat men om reden van het mogelijk in de toekomst kunnen verlenen van mantelzorg in dezelfde woning wil wonen;
    • b. schriftelijke verklaringen worden overgelegd van de (hoofd)bewoners van beide wooneenheden waaruit blijkt dat er sprake is, of zo nodig zal zijn, van mantelzorg;
    • c. maximaal 35% van de totale (vloer)oppervlakte van de bedrijfswoning tot ten hoogste 65 m2, wordt benut voor de tweede wooneenheid;
    • d. de bedrijfswoning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd behoudt in visueel opzicht de uitstraling van één woning;
    • e. de bedrijfswoning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd heeft een toegelaten inhoud van meer dan 350 m3;
    • f. sprake is van sloop van gebouwen, met dien verstande dat:indien de bestaande ('kleine') woning langer dan 10 jaar aanwezig is, de sloopcompensatie 80 m2 is;
      • indien de bestaande ('kleine') woning korter dan 10 jaar aanwezig is, de sloopcompensatie 380 m2 is;
      • indien op het betreffende perceel per bestaande ('kleine') woning een daarbij behorende oppervlakte van meer dan 250 m² aan bijgebouwen aanwezig is, de sloopmogelijkheden boven die oppervlakte volledig moeten zijn benut voordat de sloopoppervlakte van meerdere locaties mag worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • gebouwen die in de regels van de functie monumenten zijn aangewezen als monument niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Afwegingskader functieveranderingsbeleid 2024 regio Foodvalley, regio Amersfoort heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is. indien de bestaande woning langer dan 10 jaar aanwezig is, de sloopcompensatie gelijk is aan het standaardrecht aan bijgebouwen behorend bij het mogelijk te maken woningtype.

6.5.6 Omgevingsplanactiviteit andere maximum inhoud bedrijfswoning
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de maximum inhoud een bedrijfswoning met een grotere inhoud dan bedoeld in artikel 6.3.2 te realiseren.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 1.000 m3;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • c. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing worden niet in onevenredige mate geschaad;
    • d. sprake is van sloop van gebouwen in de vorm van 1,5 m2 inzetbare sloopmeters per 1 m3 vergroting van de woninginhoud, met dien verstande dat:
      • per 1 m³ vergroting van de woninginhoud 1,5 m² inzetbare sloopmeters nodig zijn;
      • indien op het betreffende perceel per bestaande ('kleine') woning een daarbij behorende oppervlakte van meer dan 250 m2 aan bijgebouwen aanwezig is, de sloopmogelijkheden boven die oppervlakte volledig moeten zijn benut voordat de sloopoppervlakte van meerdere locaties mag worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • gebouwen die in de regels van de functie monumenten zijn aangewezen als monument niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Afwegingskader functieveranderingsbeleid 2024 regio Foodvalley, regio Amersfoort hebben vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

6.6 Specifieke functieregels
6.6.1 Gebruik overeenkomstig de functie

Op de als 'Maatschappelijk - Maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied' aangewezen locatie is het volgende gebruik rechtsstreeks toegestaan:

  • 1. het gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan-huis-verbonden beroep (als bedoeld in artikel 1.3) en/of kleinschalige bedrijf (als bedoeld in artikel 1.29), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie;
    • b. maximaal 35% van de (vloer)oppervlakte van een bedrijfswoning, tot ten hoogste 60 m2 mag worden gebruikt;
    • c. degene die de in dit lid genoemde activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner hiervan te zijn;
    • d. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge het Besluit activiteiten leefomgeving zijn niet toegestaan.
  • 2. een bed & breakfast, waarvoor geldt dat niet meer dan twee kamers in de bedrijfswoning mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
  • 3. het gebruik van grond voor het plaatsen van zonnecollectoren, mits:
    • a. de zonnecollectoren worden geplaatst achter de voorgevelrooilijn;
    • b. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van de zonnecollectoren bedraagt maximaal 150 m2;
    • c. de aanwezige daken onvoldoende geschikt zijn door draagconstructie, vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de zonnecollectoren op te bevestigen;
    • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

6.7 Omgevingsplanactiviteit afwijken functieregels
6.7.1 Omgevingsplanactiviteit andere maatschappelijke voorzieningen
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een andere vorm van 'Maatschappelijk - Maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied'.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat het vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar is.
6.7.2 Omgevingsplanactiviteit aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf in bijgebouw in het buitengebied
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf in een bijgebouw uit te oefenen.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. maximaal 25% van de totale (vloer)oppervlakte van een bedrijfswoning en de bijgebouwen wordt gebruikt;
    • b. de totale gezamenlijke (vloer)oppervlakte die wordt aangewend voor het gebruik niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt.

6.7.3 Omgevingsplanactiviteit bed & breakfast in bijgebouw
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bed & breakfast in bijgebouwen te hebben.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
    • b. in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
    • c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor een bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.

Artikel 7 Natuur - In het buitengebied

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Natuur - In het buitengebied'.

7.2 Functieomschrijving

Op de als 'Natuur - In het buitengebied' aangewezen locatie zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur(wetenschappe)lijke waarde en de landschappelijke waarde;
  • b. houtproductie als gevolg van bos- en/of natuurbeheer;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • d. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • e. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • i. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • j. paden.

7.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwen
7.3.1 Bouwen van gebouwen en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

7.4 Maatwerkvoorschriften

Voor een als 'Natuur - In het buitengebied' aangewezen locatie kunnen burgemeester en wethouders maatwerkvoorschriften stellen voor de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede milieusituatie;
  • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
  • f. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
  • g. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • h. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het vergraven, egaliseren en ophogen van gronden;
    • b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    • c. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
    • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    • e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;
    • g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
    • h. diepploegen, zijnde het extra diep - circa 0,4 m of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd.
  • 2. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, bedoeld in het vorige lid, zijn in strijd met het plan indien door de uitvoering daarvan, dan wel door de direct of indirect te verwachten gevolgen, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelen van de functie en hieraan door het stellen van voorwaarden onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • 3. Het verbod in eerste lid is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. het normale onderhoud betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. de uitvoering van het verplichte inrichtingsplan betreffen.

Artikel 8 Wonen - In het buitengebied

8.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Wonen - In het buitengebied'

8.2 Functieomschrijving

Op de als 'Wonen - In het buitengebied' aangewezen locatie zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. wonen anders dan in een bedrijfswoning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' alleen voor zorgwoningen;
  • c. een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • g. tuinen, landschappelijke beplanting, erven en parkeerplaatsen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. een bed & breakfast.

8.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwen
8.3.1 Bouwen van gebouwen in het buitengebied

Voor het bouwen van gebouwen in het buitengebied gelden de volgende regels:

  • a. indien een bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak.

8.3.2 Bouwen van woningen in het buitengebied

Voor het bouwen van woningen in het buitengebied gelden de volgende regels:

  • a. binnen de functiegrens mag niet meer dan één woning worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen', want daar geldt als maximum aantal woningen het aantal zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • b. bij vervangende nieuwbouw dient een woning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning;
  • c. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 660 m3;
  • d. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. onder een woning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en maaiveld meetelt voor de inhoud van de woning.

8.3.3 Bouwen van zorgwoningen in het buitengebied

Voor het bouwen van zorgwoningen in het buitengebied gelden de volgende regels:

  • a. zorgwoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • b. de goothoogte van een zorgwoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een zorgwoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. het aantal zorgwoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatste van de aanduiding 'maximum aantal zorgwoningen' op de verbeelding is weergegeven;
  • e. zorgwoningen mogen uitsluitend aaneengebouwd worden gebouwd;
  • f. bijgebouwen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van niet meer dan 80 m2 per bouwvlak;
  • g. de oppervlakte van overkappingen telt mee bij de berekening van de oppervlakte aan bijgebouwen als bedoeld in lid f;
  • h. onderbouwen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van niet meer dan 60 mper bouwvlak.

8.3.4 Bouwen van bijgebouwen in het buitengebied

Voor het bouwen van bijgebouwen in het buitengebied gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. onder bijgebouwen zijn onderbouwen toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte aan onderbouwen niet meer mag bedragen dan 80 m2.

8.3.5 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het buitengebied

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het buitengebied, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 m met dien verstande dat bij paardrijbakken geen lichtmasten zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van een faunahotel mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de oppervlakte van een faunahotel mag niet meer bedragen dan 1 m²;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. de oppervlakte van overkappingen telt mee bij de berekening van de oppervlakte aan bijgebouwen als bedoeld in artikel 8.3.4.

8.4 Maatwerkvoorschriften

Voor de alsWonen - In het buitengebied aangewezen locatie kunnen burgemeester en wethouders maatwerkvoorschriften stellen voor de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. een goede milieusituatie;
    • d. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • f. de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
    • g. architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • h. een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

8.5 Omgevingsplanactiviteiten met afwegingsruimte bouwregels
8.5.1 Omgevingsplanactiviteit vervangende nieuwbouw op andere plaats
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning vervangende nieuwbouw van een hoofdgebouw op een andere plaats als bedoeld in artikel 8.3.2 lid b te realiseren.
  • 2. De omgevingvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaats;
    • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

8.5.2 Omgevingsplanactiviteit andere maximale goothoogte van woning of zorgwoning in buitengebied
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de maximum goothoogte van woningen als bedoeld in artikel 8.3.2 onder d en van zorgwoningen als bedoeld in artikel 8.3.3 onder b, te verhogen.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. de goothooge niet meer bedraagt dan 6 m;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

8.5.3 Omgevingsplanactiviteit tweede zelfstandige wooneenheid in het kader van mantelzorg in een woning in buitengebied
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een tweede zelfstandige wooneenheid in het kader van mantelzorg binnen de inhoud van een woning als bedoeld in artikel 8.3.2 te realiseren.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarde verleend dat:
    • a. de tweede wooneenheid rechtstreeks staat ten dienste van een situatie waarin mantelzorg verleend wordt binnen de woning of de kleine woning dan wel dat er sprake is van een zodanige relatie tussen de bewoners van de beide wooneenheden en van zodanige omstandigheden, dat in redelijkheid aannemelijk is dat men om reden van het mogelijk in de toekomst kunnen verlenen van mantelzorg in dezelfde woning wil wonen;
    • b. er schriftelijke verklaringen worden overgelegd van de (hoofd)bewoners van beide wooneenheden waaruit blijkt dat er sprake is, of zo nodig zal zijn, van mantelzorg;
    • c. maximaal 35% van de totale (vloer)oppervlakte van de woning of de kleine woning, tot ten hoogste 65 m2, wordt benut voor de tweede wooneenheid;
    • d. de woning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd in visueel opzicht de uitstraling van één woning behoudt;
    • e. de woning waarin de tweede wooneenheid wordt gerealiseerd een toegelaten inhoud van meer dan 350 m3 heeft;
    • f. er is sprake van sloop van gebouwen, met dien verstande dat:
      • indien de bestaande woning langer dan 10 jaar aanwezig is, de sloopcompensatie 80 m2 is;
      • indien de bestaande woning korter dan 10 jaar aanwezig is, de sloopcompensatie 380 m2 is;
      • indien op het betreffende perceel per bestaande woning een daarbij behorende oppervlakte van meer dan 250 m² aan bijgebouwen aanwezig is, de sloopmogelijkheden boven die oppervlakte volledig moeten zijn benut voordat de sloopoppervlakte van meerdere locaties mag worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Afwegingskader functieveranderingsbeleid 2024 regio Foodvalley, regio Amersfoort heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

8.5.4 Omgevingsplanactiviteit andere maximale inhoud woning in het buitengebied
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de inhoud van een woning als bedoeld in artikel 8.3.2 te vergroten:
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarde verleend dat:
    • a. de maximale inhoud van een woning niet meer dan 1.000 m3 bedraagt;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • c. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • d. er sprake is van sloop van gebouwen, met dien verstande dat:
      • per 1 m³ vergroting van de woninginhoud 1,5 m² inzetbare sloopmeters nodig zijn;
      • indien op het betreffende perceel per bestaande woning een daarbij behorende oppervlakte van meer dan 250 m2 aan bijgebouwen aanwezig is, de sloopmogelijkheden boven die oppervlakte volledig moeten zijn benut voordat de sloopoppervlakte van meerdere locaties mag worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Afwegingskader functieveranderingsbeleid 2024 regio Foodvalley, regio Amersfoort hebben vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

8.5.5 Omgevingsplanactiviteit bijgebouwen buiten het bouwvlak
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning bijbehorden bouwwerken buiten het bouwvlak te realiseren.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarde verleend dat:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.

8.5.6 Omgevingsplanactiviteit andere maximale oppervlakte bijgebouwen in het buitengebied
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een grotere oppervlakte aan bijgebouwen op te richten dan aangegeven in artikel 8.3.4
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarde verleend dat:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
    • b. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • c. de maximale gezamenlijke oppervlakte van de voor de functie wonen in het buitengebied vergunde bijgebouwen bij een woning bedraagt 250 m2;
    • d. geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt;
    • e. sprake is van de sloop van gebouwen, met dien verstande dat:
      • per 1 m2 vergroting van de oppervlakte aan bijgebouwen 2 m2 inzetbare sloopmeters nodig zijn;
      • geen sloop van gebouwen hoeft plaats te vinden voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot 250 m2 indien deze vergroting van de oppervlakte dient ter vervanging van een gelijke oppervlakte aan gebouwen die behoren bij de betreffende woning en onder het overgangsrecht vallen;
      • de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Barneveld, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Afwegingskader functieveranderingsbeleid 2024 regio Foodvalley, regio Amersfoort heeft vastgesteld;
      • verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

8.6 Specifieke functieregels
8.6.1 Gebruik overeenkomstig de functie

Op de als 'Wonen - In het buitengebied' aangewezen locatie is het volgende gebruik rechtstreeks toegestaan:

  • 1. het gebruik van ruimten binnen een ('kleine') woning of woongebouw ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie;
    • b. maximaal 35% van de (vloer)oppervlakte van een woning of woongebouw, tot ten hoogste 60 m2 bij een woning of woongebouw e mag worden gebruikt voor het gebruik als aangegeven in de aanhef van dit artikel;
    • c. degene die de in dit lid genoemde activiteiten in de woning of woongebouw uitvoert, dient tevens de bewoner hiervan te zijn;
    • d. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge het Besluit activiteiten leefomgeving zijn niet toegestaan.
  • 2. een bed & breakfast, waarvoor geldt dat niet meer dan twee kamers in de ('kleine') woning of woongebouw mogen worden gebruikt met maximaal twee bedden per kamer en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt,
  • 3. het hobbymatig houden van vee;
  • 4. het gebruik van de grond voor het plaatsen van zonnecollectoren, wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. de zonnecollectoren worden geplaatst achter de voorgevelrooilijn;
    • b. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van de zonnecollectoren bedraagt niet meer dan 150 m2;
    • c. de aanwezige daken van woning(en) en bijgebouwen onvoldoende geschikt zijn door draagconstructie, vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de zonnecollectoren op te bevestigen;
    • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

8.7 Omgevingsplanactiviteit met afwegingsruimte functieregels
8.7.1 Omgevingsplanactiviteit aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf in bijgebouw in het buitengebied
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalig bedrijf in een bijgebouw uit te oefenen.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. maximaal 25% van de totale (vloer)oppervlakte van een woning en de bijgebouwen wordt gebruikt;
    • b. de totale gezamenlijke (vloer)oppervlakte die wordt aangewend voor het gebruik als aangegeven in de aanhef van dit artikel bedraagt niet meer dan 60 m2;
    • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
    • d. geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt.

8.7.2 Omgevingsplanactiviteit bed & breakfast in bijgebouw
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bed & breakfast in bijgebouwen te hebben.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. dit niet meer dan twee kamers betreft met maximaal twee bedden per kamer;
    • b. in die bijgebouwen geen keuken aanwezig is;
    • c. de oppervlakte van de ruimte in gebruik voor een bed & breakfast niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • d. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.

8.7.3 Omgevingsplanactiviteit onzelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens in ('kleine') woning of woongebouw in het buitengebied
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning onzelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens in een ('kleine') woning of woongebouw te realiseren.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarden verleend dat:
    • a. wordt voldaan aan de minimale oppervlakte zoals genoemd in de 'Doelgroepenverordening gemeente Barneveld 2021';
    • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de brandveiligheid;
      • de externe veiligheid;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • c. dient te worden aangetoond dat de woningen passen binnen de Woonvisie 2021-2025 'Wonen voor Jong en Oud';
    • d. gewaarborgd is dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is.

8.7.4 Omgevingsplanactiviteit stalling caravans, campers en boten van derden in het buitengebied
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning bijgebouwen te gebruiken voor de stalling van caravans, campers en boten van derden.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend onder de voorwaarde verleend dat de stalling plaatsvindt in bestaande gebouwen.

 

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 1'.

9.2 Functieomschrijving

De als 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen locaties zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bedoeld voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

9.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwen
  • 1. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.

  • 2. Als artikel 9.3, eerste lid van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende functie(s) - met inachtneming van de voor de betrokken functie(s) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met een archeologisch onderzoeksrapport en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kan aan de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwen de voorwaarde worden verbonden dat technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  • 3. Indien uit het in het tweede lid bedoelde archeologisch onderzoeksrapport en/of advies blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat:
    • 1. opgravingen worden verricht en daarvan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor het bouwen rapportage wordt gedaan; en/of
  • een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 10.000 m2:
    • a. grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    • b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

  • 2. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, hetgeen kan blijken uit een archeologische rapportage en/of advies van een archeologisch deskundige.

  • 3. Het verbod gegeven in het eerste lid is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer, dan wel archeologisch onderzoek betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2'.

10.2 Functieomschrijving

De als 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen locaties zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bedoeld voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

10.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwen
  • 1. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 2.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.

  • 2. Als artikel 10.3, eerste lid van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende functie(s) - met inachtneming van de voor de betrokken functie(s) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met een archeologisch onderzoeksrapport en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kan aan de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwen de voorwaarde worden verbonden dat technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  • 3. Indien uit het in het tweede lid bedoelde archeologisch onderzoeksrapport en/of advies blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat:
  • opgravingen worden verricht en daarvan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor het bouwen rapportage wordt gedaan; en/of
  • een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 2.000 m2:
    • a. grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    • b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

  • 2. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, hetgeen kan blijken uit een archeologische rapportage en/of advies van een archeologisch deskundige.

  • 3. Het verbod gegeven in het eerste lid is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer, dan wel archeologisch onderzoek betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 3.

11.2 Functieomschrijving

De als 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen locaties zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bedoeld voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

11.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwen
  • 1. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.

  • 2. Als artikel 11.3, eerste lid van toepassing is, dan mag desondanks worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende functie(s) - met inachtneming van de voor de betrokken functie(s) geldende (bouw)regels - indien de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld met een archeologisch onderzoeksrapport en/of advies van een archeologisch deskundige. In dat geval kan aan de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwen de voorwaarde worden verbonden dat technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  • 3. Indien uit het in het tweede lid bedoelde archeologisch onderzoeksrapport en/of advies blijkt dat de archeologische waarden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag toch een omgevingsvergunning verlenen op voorwaarde dat:
  • opgravingen worden verricht en daarvan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor het bouwen rapportage wordt gedaan; en/of
  • een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:
    • a. grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    • b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

  • 2. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, hetgeen kan blijken uit een archeologische rapportage en/of advies van een archeologisch deskundige.

  • 3. Het verbod gegeven in het eerste lid is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer, dan wel archeologisch onderzoek betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 12 Waarde - Cultuurlandschap in het buitengebied

12.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - Cultuurlandschap in het buitengebied.

12.2 Functieomschrijving

12.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwen

Op deze locaties mogen geen bouwwerken worden gebouwd voor zover deze naar het oordeel van het bevoegd gezag een negatief effect op de aanwezige cultuurlandschappelijke waarden hebben.

12.4 Specifieke functieregels
12.4.1 Gebruik strijdig met de functie

Als gebruik strijdig met de functie wordt aangemerkt, in afwijking van hetgeen in dit plan is bepaald:

  • a. het telen van houtachtige gewassen en het beplanten met fruitbomen voor bedrijfsmatige doeleinden.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
    • a. het kappen en/of rooien van bomen en houtopstanden;
    • b. het vergraven, egaliseren en ophogen van gronden alsmede de aanleg van wallen;
    • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    • d. het graven, vergraven of dempen van waterlopen;

  • 2. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde zoals bedoeld in de functieregels;

3. Het verbod gegeven in het eerste lid is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

    • a. behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • b. die reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • c. de cultuurlandschappelijke waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit advies van de Adviescommissie omgevingskwaliteit Barneveld.

4. De functie die in dit artikel is toebedeeld aan de locatie kan worden verwijderd indien als gevolg van een nader onderzoek is gebleken dat de cultuurlandschappelijke waarden van de grond niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene beoordelingsregels

14.1 Omgevingsplanactiviteit ondergronds bouwen
  • 1. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
    • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een onderbouw, danwel een onoverdekte toegangsconstructie voor een onderbouw, tenzij het een mestbassin of daarmee samenhangend of vergelijkbaar bouwwerk betreft;
    • b. het bouwen van een onderbouw en onoverdekte toegangsconstructie is uitsluitend toegestaan indien en voor zover dit in de regels uitdrukkelijk is bepaald;
    • c. indien de onderzijde van de begane grondvloer niet gelijk is aan het maaiveld, telt de ruimte tussen de onderzijde van de begane grondvloer en het maaiveld mee voor de inhoud van het gebouw;
    • d. de bouwdiepte van een onderbouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

14.2 Omgevingsplanactiviteit inpandige bijgebouwen

Indien een bijgebouw wordt gerealiseerd overeenkomstig het bepaalde in de tweede volzin van artikel 1.11 bijgebouw:

a. telt dit bijgebouw niet mee voor de bepaling van de inhoud van de woning;
b. telt de (vloer)oppervlakte van dit gebouw mee als oppervlakte aan bijgebouwen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Gebruik overeenkomstig de functie

Als gebruik overeenkomstig de functie wordt aangemerkt:

  • 1. het gebruiken van een woning voor particuliere vakantie-verhuur met dien verstande dat:
    • a. dit niet meer dan 60 nachten per kalenderjaar is;
    • b. geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt;
    • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig wordt aangetast; en
    • d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
  • 2. het gebruik van grond als paardrijbak, mits:
    • a. de paardrijbak wordt gebruikt ten dienste van bewoners van de woning die ligt in het bouwvlak dan wel de functiegrens waartoe de paardrijbak behoort;
    • b. de paardrijbak binnen een bouwvlak dan wel aansluitend aan het bouwvlak dan wel de functiegrens ligt waartoe de paardrijbak behoort;
    • c. de paardrijbak achter de voorgevelrooilijn ligt;
    • d. de oppervlakte van de paardrijbak niet meer dan 800 m2 bedraagt;
    • e. de afstand tot een woning van een derde niet minder dan 50 m bedraagt.

15.2 Gebruik strijdig met de functie

Het volgende gebruik van de gronden en de gebouwen en andere bouwwerken is verboden:

  • a. het (laten) gebruiken van de gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, uitgezonderd het gebruik dat in Hoofdstuk 2 uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. het (laten) gebruiken van gronden voor sport- en wedstrijdterreinen, uitgezonderd het gebruik dat in Hoofdstuk 2 uitdrukkelijk is toegestaan;
  • c. het (laten) gebruiken van gronden voor motor- en modelvliegtuigsport;
  • d. het (laten) gebruiken van gronden voor militair oefenterrein met motorvoertuigen;
  • e. het (laten) gebruiken van gronden voor een seksinrichting dan wel coffeeshop;
  • f. het (laten) gebruiken van gronden voor een landingsplaats voor vliegtuigen, helikopters en/of ultralighthelikopters, niet zijnde traumahelikopters.

15.3 Voorwaardelijke verplichting
15.3.1 overige zone - voorwaardelijke verplichting 1

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' geldt - in afwijking van de daar geldende functie(s) - dat het gebruik volgens de functie(s) alleen is toegestaan op voorwaarde dat binnen twee jaar na het inwerkingtreden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de zorgwoningen, zoals bedoeld in artikel 8.3.3, de landschappelijke inpassing binnen deze aanduidingsgrens is ingericht en vervolgens ingericht blijft overeenkomstig het inrichtingsplan en beheersplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij hfst. 22d Inrichtings- en beheerplan; Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan is het als zodanig gebruiken van de gronden waarvoor een verplichte inrichting is voorgeschreven in strijd met deze functie.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Omgevingsplanactiviteiten
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
    • a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de planlocatie is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
    • b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing met uitzondering van oppervlakte en inhoudsmaten, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan weergegeven maten;
    • c. voor wat betreft de maximum inhoud van een inpandige (voormalige) bedrijfswoning in een (voormalig) agrarisch bedrijfsgebouw en toestaan dat een woning wordt gebouwd met een grotere inhoud, mits (indien aanwezig) de bestaande architectonische en/of cultuurhistorische waarde van het (voormalige) agrarische bedrijfsgebouw blijft gehandhaafd dan wel wordt versterkt;
    • d. voor wat betreft het toestaan dat de gronden in afwijking van het bepaalde in artikel 15.3 Voorwaardelijke verplichting op een andere gelijkwaardige wijze worden ingericht en in stand worden gehouden dan is bepaald in het inrichtingsplan en beheersplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij hfst. 22d Inrichtings- en beheerplan, mits:
      • de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
      • de gemeentelijke landschapsadviseur akkoord gaat met de voorgestelde andere gelijkwaardige wijze van inrichting;
    • e. ten behoeve van het realiseren van buitengevelisolatie (met nieuwe gevelbekleding) aan een bestaand gebouw of bouwwerk en toestaan dat de goot- en bouwhoogte, de grenzen van een bouwvlak en de inhoud worden overschreden, mits:
      • de overschrijding beperkt blijft tot een afstand van 0,5 m;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld
      • indien er sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument, na advies van de daartoe aangewezen adviescommissie;
    • f. ten behoeve van het gebruik van grond voor het plaatsen van zonnecollectoren, mits:
      • de zonnecollectoren ten dienste staan van een woning, bedrijfswoning, kleine woning, woongebouw of bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak of functiegrens;
      • de grond waarop de zonnecollectoren geplaatst worden direct grenst aan functiegrens of bouwvlak waartoe de zonnecollectoren behoren;
      • de geschatte opbrengst in kilowattuur mag niet meer zijn dan ten hoogste het eigen geschatte verbruik van de woning, bedrijfswoning, kleine woning, woongebouw of bedrijfsgebouwen;
      • de aanwezige daken van woning(en) en (bedrijfs)gebouwen onvoldoende geschikt zijn door draagconstructie, vorm, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de collectoren op te bevestigen;
      • de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren maximaal 250 m² bedraagt;
      • de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
      • geen significante aantasting plaatsvindt van ecologische waarden;
      • het terrein waarop de zonnecollectoren staan wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing.

  • 2. Een omgevingsvergunning, als bedoeld in het eerste lid, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

16.2 Omgevingsplanactiviteit camperterrein / -plaats
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een camperterrein / - plaats te realiseren;
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend onder de volgende voorwaarden verleend:
    • a. er ruimte mag worden geboden aan maximaal 8 camperplaatsen per terrein voor camperplaatsen;
    • b. maximaal 5 nieuwe camperterreinen buiten reguliere terreinen binnen de gemeente Barneveld zijn toegestaan;
    • c. een camperterrein niet binnen 500 meter van een verblijfsrecreatieterrein (inclusief kleinschalig kampeerterrein) mag worden gerealiseerd;
    • d. het camperterrein alleen wordt voorzien van een water- en/of elektra-aansluiting;
    • e. de camperplaatsen alleen mogen worden gebruikt voor wisselend en kortdurend verblijf (maximaal 2 nachten);
    • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de woonsituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de milieusituatie; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.3 Omgevingsplanactiviteit gebruik paardrijbak
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden voor de voorgevelrooilijn te gebruiken als paardrijbak;
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend onder de volgende voorwaarden verleend:
    • a. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
    • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden, tenzij hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen.

16.4 Omgevingsplanactiviteit gebruik paddock
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden te gebruiken als paddock;
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend onder de volgende voorwaarden verleend:
    • a. de paddock wordt hobbymatig gebruikt ten dienste van bewoners van de woning of een woongebouw;
    • b. de paddock ligt binnen het bouwvlak of aansluitend aan het bouwvlak;
    • c. de paddock ligt achter de voorgevelrooilijn;
    • d. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 360 m2;
    • e. de afstand tot een woning van een derde niet minder dan 30 m bedraagt;
    • f. niet gelegen in gronden met de aanduiding 'overig - kernrandzone';
    • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Parkeren
17.1.1 Parkeernorm

Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (zoals nieuwbouw- of verbouwplannen) waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is, geldt dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn (en te blijven) conform de Nota Parkeernormen 2020 (zie Bijlage 2). Indien de nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging.

17.2 Uitzondering

Het in bepaalde in 17.1.1 is niet van toepassing op het vergroten van een woning.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 18 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits;
    • a. deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar niet zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.