direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Gruttoweg ong.
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.4053-0002

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 INLEIDING

Op 13 december 2019 is een aanvraag om omgevingsvergunning (met omgevingsloketnummer 4831761 en dossiernummer 4053) ingediend voor het aanleggen van een uitrit aan de Gruttoweg op het perceel aan de Tolnegenweg 65 in Voorthuizen.

De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen door middel van het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, een toelichting en een besluit voor een omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE

2.1 Begrenzing Plangebied

Het plangebied bevindt zich in Voorthuizen tussen de Gruttoweg en het terrein van Denkavit Nederland B.V. aan de Tolnegenweg 65. Aan de noordelijke en oostelijke kant wordt het plangebied begrenst door een bosperceel. De zuidelijke grens wordt gevormd door de Gruttoweg en de westelijke grens bestaat uit het bedrijfsperceel van Denkavit Nederland B.V.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4053-0002_0001.png"

Afbeelding: Plangebied

2.2 Geldende bestemmingen

Het plangebied ligt in het bestemingsplan "Buitengebied 2012". de gronden hebben de bestemmingen 'Bedrijf - Niet agrarisch' en 'Natuur'. Daarnaast ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' over het hele plangebied.

In het bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen om uitvoering te geven aan de ontwikkeling, bijvoorbeeld door een wijziging of het binnenplans afwijken met een omgevingsvergunning. Ook was het niet mogelijk om gebruik te maken van de zogenoemde kruimelgevallenregeling en daarmee de ontwikkeling buitenplans te vergunnen. Hierdoor is de projectafwijkingsprocedure gestart.

Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING

3.1 Visie

Het plan voorziet in het aanleggen van een uitrit aan de Gruttoweg waardoor het achterterrein van Denkavit Nederland B.V. beter bereikbaar wordt voor hulpdiensten en voor de technische dienst van het bedrijf. De uitrit doet daarnaast dienst als opstelplaats voor verscheidene hulpdiensten.

De uitrit is aan de weg 15 meter breed en versmalt tot 6 meter breed. Er wordt aan het begin van de oprit een speedgate geplaatst. De oprit loopt door tot vlak na het achterste gedeelte van het bedrijfsperceel waar de oprit aansluit op bestaande verharding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4053-0002_0002.png"

Afbeelding: Uitsnede situatietekening met verloop uitrit

3.2 Plantoetsing

Het plan is strijdig met de ter plaatse geldende bestemming 'Natuur'. De uitrit doorkruist een strook grond langs de Gruttoweg met de bestemming 'Natuur'. Het is binnen deze bestemming niet toegestaan om verhardingen in de vorm van een oprit aan te brengen. Binnen de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch' is dit wel toegestaan, de rest van de uitrit ligt op het bedrijfsperceel zelf waar de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch' van toepassing is.

De aangeleverde rijcurvesimulatie (Bijlage 1) toont aan dat een breedte van 15 meter noodzakelijk is om de uitrit bruikbaar te laten zijn voor de verwachte verkeersbewegingen van hulpdiensten en bestemmingsverkeer van de technische dienst van Denkavit Nederland B.V. Ook de toename in het aantal verkeersbewegingen over de Gruttoweg van en naar het bedrijfsperceel veroorzaakt geen onevenredige overlast voor de omgeving. Een toename van 20 personenauto's, 10 fietsers en drie vrachtwagens is acceptabel.

De uitrit zelf loopt daarnaast op voldoende afstand van de bosrand op het naastgelegen bosperceel om geen aantasting van de bosrand te veroorzaken.

3.3 Conclusie

De toetsing aan de ruimtelijke uitgangspunten laat zien dat het project voldoet aan de principes van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER

4.1 Provincie

4.1.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De provincie Gelderland heeft een Omgevingsvisie en -verordening. Deze plannen gaan over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening.

Vanaf 2019 actualiseert de provincie de Omgevingsverordening opnieuw, zodat deze verder in lijn wordt gebracht met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en anticipeert op de eisen van de Omgevingswet.

4.1.1.1 Omgevingsvisie

Provinciale staten van Gelderland hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 vervangt na publicatie de Omgevingsvisie Gelderland 2014-2018. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. Anders dan de Omgevingsvisie Gelderland 2014-2018, geeft de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 richting op de strategische hoofdlijnen van het beleid. Beide visies integreren een vijftal wettelijk verplichte planfiguren voor het provinciaal beleid voor de leefomgeving; te weten ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer.

Gelderland werkt samen met partners aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit doen ze door zich bij het uitvoeren van onze taken te richten op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met hulp van zeven onderwerpen geven ze hier richting aan:

  • energietransitie
  • klimaatadaptatie
  • circulaire economie
  • biodiversiteit
  • bereikbaarheid
  • economisch vestigingsklimaat
  • woon- en leefklimaat.

Doowerking in plangebied

Het plan is in overeenstemming met de omgevingsvisie.

4.1.1.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening Gelderland heeft de status van ruimtelijke verordening, milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening. De 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' en de 'Ruimtelijke Verordening Gelderland, eerste herziening', zijn ingetrokken.

In de Omgevingsverordening is het onderhavige plangebied opgenomen op de kaarten:

  • Kaart 2: Landbouw;
  • Kaart 3: Glastuinbouw;
  • Kaart 6: Regels Water en Milieu;

Doorwerking in plangebied

Nu er vanuit de kaarten geen regels worden gesteld, is het plan in overeenstemming met de Omgevingsverordening.

Hoofdstuk 5 RANDVOORWAARDEN

5.1 Cultuurhistorie

Er moet rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. De gemeente heeft daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. De gemeente beschikt over de volgende vastgestelde kaarten:

  • Archeologische waarden- en verwachtingenkaart;
  • Cultuurlandschappelijke waardenkaart;
  • Historische stedenbouwkundige waardenkaarten.

5.1.1 Archeologie

Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Voor de gehele gemeente is een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld, welke gezien kan  worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het perceel een lage archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Het voorliggende project overschrijdt de vrijstellingsgrens niet, waardoor er geen archeologisch onderzoek nodig is.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van dit plan.

5.1.2 Cultuurlandschappelijke waarden

De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Cultuurlandschappelijke waardenkaart' als
toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plan ligt niet in een gebied dat wordt aangeduid met een cultuurlandschappelijke waardering.

Conclusie

Het aspect cultuurlandschappelijke waarden vormt geen belemmering voor dit plan.

5.2 Ecologie

De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.

Wet natuurbescherming

Gebiedsbescherming

Hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van speciale beschermingszones ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Zo'n speciale beschermingszone wordt aangeduid als “Natura 2000-gebied”.

De Wet natuurbescherming bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in zo'n Natura 2000-gebied. Ook zijn er bijzondere nationale natuurgebieden. Op 27 juni 2014 is de aanwijzing van het gebied Veluwe als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn in werking getreden. Tevens is met dit besluit het besluit tot de aanwijzing van Veluwe als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. Deze twee genoemde speciale beschermingszones vormen samen het Natura 2000-gebied Veluwe, waarbij instandhoudingsdoelstellingen zijn toegevoegd.

Het plangebied ligt niet in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming

Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming beschermt bepaalde plant- en diersoorten in Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden én daarbuiten. Er gelden drie beschermingsregimes, te weten voor vogels (Vogelrichtlijn), soorten onder de Habitatrichtlijn (bijlage IV, onderdeel a Habitatrichtlijn, dan wel bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn) en andere (nationale) soorten.

Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, is aanvullend onderzoek uitgevoerd (het rapport van 5 november 2019 staat in Bijlage 2). Het rapport is als onderdeel van een eerdere aanvraag tot het saneren van een loods en het kappen van een aantal bomen naar de provincie gestuurd en zijn de conclusies akkoord bevonden.

Het rapport concludeert dat voor huismussen, vleermuizen en overige soorten geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig is.

Houtopstanden

De bescherming van houtopstanden conform hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming heeft als doel om het aanwezige areaal bossen en beplantingen in Nederland te behouden. Daarmee wordt de functie van bossen en beplantingen gegarandeerd als habitat voor dieren en planten, als recreatiegebied en als groene long. Onder houtopstanden vallen alle zelfstandige eenheden van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend van een oppervlakte van tien are of meer of rijbeplanting die twintig (of meer) bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen. Het voorgaand is binnen het projectplan gebied niet aan de orde.

Algemene zorgplicht

Voor de uitvoering van werkzaamheden geldt de algemene zorgplicht. Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode.

Het verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Verstorende werkzaamheden dienen niet tijdens de broedperiode (grofweg maart - augustus) uitgevoerd te worden, tenzij geconstateerd is dat er geen vogelbroedgeval aanwezig is.

Een ieder is verplicht om voldoende zorg in acht te nemen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Conclusie

Het aspect Ecologie vormt geen belemmering voor dit plan.

5.3 Externe Veiligheid

Doel

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt zonodig het groepsrisico verantwoord.

Wettelijk kader

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt: april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jaar) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jaar) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.

Groepsrisico (GR)

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)

Binnen het werkveld externe veiligheid wordt sinds jaren gewerkt met twee risiconormen, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de ontwikkeling van het Basisnet is hieraan een derde voorwaarde toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Hiermee wordt het effectgebied weergegeven van het scenario met de grootste kans van voorkomen: de plasbrand. In deze gebieden moet er in samenhang met mogelijkheden van plasbrandbestrijding en bouwtechnische maatregelen beargumenteerd worden waarom er gebouwd wordt.

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het Basisnet spoor heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over het hoofdspoorwegennet. Op basis van de wet- en regelgeving omtrent het Basisnet worden, rekening houdend met te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in met name stedelijke kernen, afspraken gemaakt over de risicoruimte.

Beleidsvisie externe veiligheid

In 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. In deze visie is onder meer vastgelegd hoe in Barneveld nabij risicobronnen zal worden omgegaan met het veiligstellen van een acceptabel niveau van risico's externe veiligheid en beheersbaarheid.

Beoordeling risicobronnen

Uit raadpleging van de risicokaart is gebleken dat zich in het projectgebied geen risicobronnen bevinden. Het voorliggende plan voegt geen (beperkt) kwetsbare functies toe. Daarnaast worden er geen functies toegevoegd waar mensen (langdurig) zullen verblijven.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

5.4 Natuur en Landschap

Aan het begin van de uitrit zullen twee bomen worden gekapt. Deze bomen bevinden zich op gronden met de bestemming 'Natuur'. Hiervoor heeft overleg plaatsgevonden tussen de aanvrager en de provincie Gelderland.

Hierbij is geconstateerd dat de bomen dermate beschadigd zijn dat kap gerechtvaardigd is. De uitrit wordt in het verloop met genoeg afstand van het naastgelegen bestaande bosperceel aangelegd. Hiermee wordt aantasting van het bosperceel voorkomen. Vanwege de staat van de bomen hoeft er geen compensatie plaats te vinden.

Conclusie

De aspecten natuur en Landschap vormen geen belemmering voor dit plan.

5.5 Veiligheid

Om een veilige omgeving te creëren of te behouden is er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de “Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid” een uitgave van Brandweer Nederland worden deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.

Bereikbaarheid

Voor wat betreft de aanleg van de nieuwe uitrit aan de Gruttoweg wordt voldaan aan de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid. Er bestaat daarom geen aanleiding om hieraan aanvullende voorwaarden te stellen.

Conclusie

Het aspect veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van dit plan.

5.6 Verkeer

De uitrit zal voornamelijk worden gebruikt voor hulpdiensten en bestemmingsverkeer van de technische dienst die achter op het bedrijfsperceel gevestigd zit. Het aantal verkeersbewegingen zal -uitgezonderd van hulpdiensten- 20 personenauto's, tien fietsers en drie vrachtwagens met onderdelen voor de technische dienst omvatten.

Verkeerstoename zal hiermee op acceptabele wijze toenemen en het in gebruik nemen van de uitrit draagt bij aan het scheiden van verkeersstromen en de interne bereikbaarheid.

Conclusie

Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van dit plan.

5.7 Water

Bij het aanleggen van de uitrit zijn geen wateraspecten in het geding. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor dit project.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN

6.1 Juridische aspecten

Voor het aanleggen van een uitrit is een omgevingsvergunning nodig op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder e van de Wabo en artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo voor de activiteiten 'uitrit aanleggen of veranderen' en 'planologisch strijdig gebruik'. Het toetsingskader is te vinden in de artikelen 2.10 en 2.12 Wabo.

Hoofdlijn van de Wabo is dat het besluiten op aanvragen om omgevingsvergunning een bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders. Zo kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen door middel van het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo indien er sprake is van planologisch strijdig gebruik (artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo).

Verklaring van geen bedenkingen - gemeenteraad
Burgemeester en wethouders mogen een omgevingsvergunning - nu de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan - pas verlenen nadat de gemeenteraad heeft verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben (artikel 6.5, eerste lid van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor)).

In artikel 6.5, derde lid van het Bor is geregeld dat de gemeenteraad categorieën van gevallen kan aanwijzen waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Op 8 november 2017 heeft de gemeenteraad een lijst met categorieën vastgesteld waarvoor - onder de bij die lijst opgenomen voorwaarden - geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist. Het onderhavige plan valt binnen de op de lijst opgenomen categorie "Onbebouwde Gronden" voor projecten waarvan de aard en omvang geen ingrijpende gevolgen heeft voor de functie van die gronden voor het project niet te behoeve van bouwen is. Ingevolge het raadsbesluit van 8 november 2017 is daarom geen verklaring van geen bedenkingen nodig van de gemeenteraad voor het onderhavige plan.

Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

7.1 Grondexploitatie

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Nu het onderhavige plan de bouw van geen woning mogelijk maakt, is dit niet aan de orde.

Bij besluit van 25 januari 2011 heeft de raad de bevoegdheid tot het al dan niet vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12, eerste en tweede lid van de Wro met betrekking tot een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.

Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

De procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning is door de wetgever geregeld. De procedure die vooraf gaat aan het nemen van een besluit op de ingediende aanvraag is de uitgebreide voorbereidingsprocedure nu er sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, of onder c, van de Wabo. Dit betekent onder meer dat er eerst een ontwerp-besluit ter inzage wordt gelegd voordat er een definitief besluit wordt genomen.

Zienswijzen
Het ontwerpbesluit (met relevante stukken) heeft van 9 oktober tot en met 19 november 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid om een zienswijze naar voren te brengen. Er is gedurende deze periode één zienswijze ingebracht. Deze zienswijze is na overleg met de indiener weer ingetrokken.