direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Hoevelakenseweg 89
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.4030-0002

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 INLEIDING

Op 9 november 2015 is een aanvraag om omgevingsvergunning (met omgevingsloketnummer 2052267 en dossiernummer 2015W2231) ingediend voor het veranderen van een woonboerderij op het perceel aan de Hoevelakenseweg 89 in Terschuur. De aanvraag ziet op het verbouwen van een woning naar restaurant én op het verbouwen van een bijgebouw (winkel met bed&breakfast) naar een woning. De betreffende gebouwen zijn gemeentelijke monumenten. Daarnaast ziet de aanvraag op het realiseren van een uitweg en de aanleg van een parkeerterrein bij het restaurant.

De uitvoering van het totale plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen door middel van het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

Uit deze ruimtelijke onderbouwing van dit plan blijkt dat er geen onaanvaardbare gevolgen voor de omgeving optreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0001.png"

afbeelding 1: ligging locatie Hoevelakenseweg 89, Terschuur

Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de Hoevelakenseweg 89 in Terschuur en is kadastraal bekend als gemeente VHZ02, sectie I, nummers 1736 en 1737. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Hoevelakenseweg. Aan de oost- en zuidzijde vormt bedrijventerrein De Tolboom de grens van het plangebied. De grens aan de westzijde wordt gevormd door de woning Hoevelakenseweg 91. Onderstaande afbeelding geeft de begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0002.png"

afbeelding 2: begrenzing plangebied

2.2 Geldende bestemmingen

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Zwartebroek-Terschuur-De Glind" en heeft de bestemmingen "Centrum" en "Tuin" en de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie-1". Op afbeelding 3 is de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.

Binnen de geldende bestemming "Centrum" is de functieaanduiding 'dienstverlening uitgesloten' opgenomen. Ter plaatse zijn de volgende functies toegestaan: wonen, detailhandel, horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven) en parkeervoorzieningen. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen één woning is toegestaan. Binnen het bouwvlak geldt een maximum goothoogte van 4 meter en een maximum bouwhoogte van 9 meter.

Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie-1", die het hele plangebied bestrijkt, liggen de aanduidingen "specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern", "specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde" en "specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde".

Daarnaast geldt tevens de "Parapluherziening Parkeernormen". Deze parapluherziening bepaalt dat voor nieuwe ontwikkelingen - dat wil zeggen bouwactiviteiten waarbij de bruto vloeroppervlakte toeneemt of gebruik dat nog niet bestaat - geldt dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn (en te blijven) conform de gemeentelijke Nota Parkeernormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0003.png"

afbeelding 3: uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Zwartebroek-Terschuur-De Glind "

Beoordeling

De verbouwing van de woonboerderij naar restaurant past binnen de geldende bestemming "Centrum". De ingediende aanvraag past niet binnen het bestemmingsplan omdat de woning buiten het bouwvlak en op de begane grond wordt gesitueerd. Daarnaast past het te legaliseren parkeerterrein niet binnen de tuinbestemming, omdat er geen sprake meer is van ondergeschikte verharding.

In het bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen die uitvoering van voorliggend plan mogelijk maken. In dit kader komt de aanvraag in aanmerking voor een projectafwijkingsbesluit.

Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING

De planlocatie aan de Hoevelakenseweg ligt in de kern Terschuur. Aan de zuid- en oostzijde van de locatie bevindt zich het bedrijventerrein De Tolboom. Aan de westzijde van de locatie bevindt zich de woonbebouwing van de kern Terschuur. De bebouwing binnen de planlocatie staat op de gemeentelijke monumentenlijst.

Bestaande vergunde situatie

De boerderij aan de Hoevelakenseweg 89 staat op de gemeentelijke monumentenlijst als volgt beschreven: een royale hallehuisboerderij met middenlangsdeel aan de ingang van het dorp Terschuur genaamd De Tolboom. De boerderij is blijkens een sluitsteen boven de deeldeuren gebouwd in 1901.

Aan de linkerzijde van de boerderij, langs de weg, staat een hallehuisschuur welke is gebouwd in de tweede helft van de 19e eeuw. De betreffende schuur is als agrarisch bijgebouw op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

In 2004 is een bouw- en monumentenvergunning verleend voor het verbouwen en uitbreiden van de woonboerderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0004.png"

afbeelding 4: situatietekening vergunning uit 2004 (597/04)

Op 14 februari 2006 is een bouw- en monumentenvergunning verleend voor het bouwen van een loods van 54 m² achter op het erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0005.png"

afbeelding 5: situatietekening vergunning uit 2006 (645/05)

Op 16 maart 2009 is - met toepassing van een vrijstelling van het toen geldende bestemmingsplan - een vergunning verleend voor het verbouwen van de monumentale hallehuisschuur in een winkel en een bed&breakfast (nr. 370/08). De ingediende aanvraag voorzag op het realiseren van een curiosawinkel op de begane grond en een bed&breakfast op de verdieping. Destijd is medewerking verleend vanwege het feit dat de aanvraag bijdroeg aan de ontwikkeling van het toeristisch-recreatieve product van de gemeente Barneveld.

Nieuwe situatie

De monumentale woonboerderij is al een aantal jaren terug verbouwd tot pannenkoekenrestaurant. Daarnaast is de hallehuisschuur verbouwd tot woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0006.png"

afbeelding 6: situatietekening behorende bij aanvraag

Met het legaliseren van deze situatie wordt een nieuwe functie in het gemeentelijke monument toegestaan, wat zorgt dat het behoud van de monumentale gebouwen beter verzekerd is. De situering van de woning in de voormalige schuur buiten het bouwblok is vanuit ruimtelijk oogpunt niet bezwaarlijk.

Voor het functioneren van het restaurant is een parkeerplaats noodzakelijk. De gronden naast en achter het restaurant (met de bestemming "Tuin") zijn geschikt om te gebruiken als parkeerplaats. Het parkeerterrein is aan de achterzijde begrensd door een haag en aan de westzijde door een met groen begroeide schutting.

Op de onderstaande foto's is de gerealiseerde situatie te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0008.jpg"

Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER

4.1 Rijk

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Op 13 maart 2012 is de SVIR vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Ruimte. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.

De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder ook de Nota Ruimte en geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Met de SVIR zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. De SVIR geeft invulling aan het streven van het kabinet naar deregulering en decentralisatie van de ruimtelijke ordening. Het Rijk heeft gekozen voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd.

Het Rijk heeft drie doelen gekozen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De 13 nationale belangen zijn:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren (nationaal belang 1)
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie (nationaal belang 2)
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen (nationaal belang 3)
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond (nationaal belang 4)
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen (nationaal belang 5)
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem (nationaal belang 6)
  • Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen (nationaal belang 7)
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s (nationaal belang 8)
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling (nationaal belang 9)
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten (nationaal belang 10)
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten (nationaal belang 11)
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten (nationaal belang 12)
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13)

Doorwerking in plangebied
In dit geval is er geen sprake van één van deze 13 nationale belangen. De SVIR vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.1.2 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de aspecten van het ruimtelijk beleid die daartoe behoren. Het Nationaal Waterplan verankert het nieuwe beleid voor de komende 6 jaar met een vooruitblik richting 2050: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.

In het Nationaal Waterplan staan 5 ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Daarnaast wordt ingezet op een verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder beschrijft het Nationaal Waterplan dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht en dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. De vijfde ambitie bestaat er uit dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.12) .

4.2 Provincie

4.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

Algemeen

De provincie Gelderland heeft haar beleid gericht op de fysieke leefomgeving vastgelegd in de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening. Provinciale staten hebben de Omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld en de Omgevingsverordening op 24 september 2014. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening zijn op 17 oktober 2014 in werking getreden.

Periodiek actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

4.2.1.1 Omgevingsvisie

De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. De provincie Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten zoals innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid en hoe de provincie afspraken maakt over wonen en werken. Mooi staat voor de natuurdoelen en de kwaliteiten die de provincie wil borgen en verder wil ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.

Provincie: Divers

FoodValley

De gemeente Barneveld ligt in de regio FoodValley. Karakteristiek voor FoodValley zijn de toonaangevende innovatie en vakkennis op het gebied van agrofood, het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de groene leefomgeving. De regio wil in een goede balans de specifieke kwaliteiten verder ontwikkelen. Deelaspecten daarbij zijn: werken, onderwijs, wonen, bereikbaarheid, vernieuwing landbouw, duurzaamheid en kwaliteit van de leefomgeving. De regio heeft deze doelen opgenomen in de (concept-)Gebiedsagenda van de regio FoodValley.

Langs zes speerpunten krijgt de ambitie van Regio FoodValley verder gestalte:

• Bedrijven en bedrijvigheid

• Onderwijs en arbeidsmarkt

• Mobiliteit en bereikbaarheid

• Wonen en woningmarkt

• Vernieuwing landbouwsector

• Kwaliteit leefomgeving en duurzaamheid.

Provincie: Dynamisch

Stedelijke ontwikkelingen

Voor de verwezenlijking van het bestemmingsplan is het van belang om vast te stellen dat in de nieuwe Omgevingsvisie de vastgestelde contouren van stedelijke vernieuwing zijn losgelaten. De sturing en beoordeling van plannen wordt in de nieuwe Omgevingsvisie hoofdzakelijk gebaseerd op de ladder voor duurzame verstedelijking en het woningbouwprogramma of het Regionaal Programma Bedrijventerreinen.

De locatie valt binnen bestaand stedelijk gebied. De provincie hanteert voor de bepaling van het bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Bro: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

De ingediende aanvraag ziet niet op extra woningen of bedrijven. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan het regionale woningbouwprogramma of het Regionaal Programma Bedrijventerrein.

Provincie: Mooi

Natuur

Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie zich in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO).

Uit de onderstaande afbeelding blijkt dat het plangebied niet in het GNN/GO ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0009.png"

afbeelding 7: fragment Gelders Natuurnetwerk en Gelderse Ontwikkelingszone

Doorwerking in plangebied
Het plangebied valt binnen het bestaand bebouwd gebied. De aangevraagde wijziging van het gebruik van de bebouwing en het bijbehorende erf is niet in strijd met de Omgevingsvisie.

4.2.1.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening Gelderland heeft de status van ruimtelijke verordening, milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening. De 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' en de 'Ruimtelijke Verordening Gelderland, eerste herziening', zijn ingetrokken.

De Omgevingsverordening is met ingang van 17 oktober 2014 in werking getreden. De provincie actualiseert regelmatig de Omgevingsverordening.

In de Omgevingsverordening is het plangebied opgenomen op de kaart:


afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0010.png"

afbeelding 8: uitsnede kaart "Regels Water en Milieu"

In artikel 2.6.3.1 is bepaald dat in een bestemmingsplan intrekgebieden geen bestemming mogen krijgen die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt. Dat is hier niet aan de orde.

Doorwerking in plangebied
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening.

4.3 Waterschap

Waterbeheerprogramma 2016-2021 Waterschap Vallei en Veluwe

Op 1 januari 2016 is het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 'Partnerschap als watermerk' van Waterschap Vallei en Veluwe in werking getreden. Het waterschap stelt in het waterbeheerprogramma dat de huidige wateropgaven zo complex zijn, dat alleen een aanpak samen met partnerorganisaties en inwoners zorgt voor de gewenste resultaten en de beste oplossingen. Daarom kan en wil het waterschap niet alleen opereren in het behalen van zijn doelen en hecht daarom groot belang aan de samenwerking met zijn partners in de regio. Samen met inwoners, ondernemers en andere organisaties wil het waterschap werken aan een duurzame waterzuivering van afvalwater en toekomstgericht beheer van onze dijken en waterwegen zodat iedereen tegen aanvaardbare kosten veilig kan wonen, werken en recreëren. Daarbij wil Waterschap Vallei en Veluwe de goede waterhuishoudkundige voorwaarden scheppen voor zowel inwoners, bedrijven, natuur en landbouw.

Een belangrijke ontwikkeling waar het waterschap op anticipeert is het veranderende klimaat. Deze verandering zal leiden tot meer extreme weersituaties: perioden van veel neerslag met kans op wateroverlast en perioden van droogte met kans op watertekorten. Om goed voorbereid te zijn, wil het waterschap het watersysteem robuuster maken door meer ruimte voor wateren te reserveren, zowel binnen de bebouwde kom als in het buitengebied. Het waterschap wil de effecten van klimaatverandering beperken door het vasthouden van water, het inrichten en beheren van robuuste watersystemen en het inrichten van een beperkt aantal waterbergingsgebieden. Afkoppelen van relatief schoon hemelwater van het riool is een belangrijke maatregel om overbelasting van het riool en een te snelle afvoer te voorkomen.

Daarnaast wil het waterschap negatieve effecten op de kwaliteit van oppervlaktewater, grondwater en bodem voorkomen, evenals negatieve effecten op beschermde flora en fauna.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.12) .

4.4 Gemeente

4.4.1 Structuurvisie Kernen Barneveld 2022

De gemeenteraad heeft op 22 november 2011 de "Structuurvisie Kernen Barneveld 2022" vastgesteld. De structuurvisie legt de gemeentelijke visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het eigen grondgebied vast. Het bestemmingsplan zal hier binnen moeten passen. De structuurvisie bevat een uitvoeringsprogramma. Hierin laat de gemeente zien hoe het voorgenomen beleid gerealiseerd zal worden. In de structuurvisie is een groot aantal ruimtelijke projecten opgenomen, waarvoor investeringen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn. Ook is er een groot aantal lopende en potentiële bouwmogelijkheden.

Uit de kaart behorende bij de structuurvisie blijkt dat de planlocatie in bestaand bebouwd gebied ligt.

De ingekomen aanvraag is in overeenstemming met de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0011.png"

afbeelding 9: Structuurvisie Kernen Barneveld 2022

4.4.2 Waterplan Barneveld (2005) en Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!'

Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:

  • Vasthouden en/of vertraagd afvoeren van hemelwater.
  • Het scheiden van vuil en schoon water. Bij nieuwbouw het hemelwater van schone oppervlakken niet op de riolering lozen en bij voorkeur lokaal gebruiken, infiltreren of lozen op oppervlaktewater. In bestaand gebied hemelwater afkoppelen van het gemengd riool indien technisch en financieel haalbaar.
  • De afvoer van schoon hemelwater vindt bovengronds plaats.
  • Rioolwateroverstorten beperken om de doelstellingen voor waterkwaliteit te bereiken.

In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwaterbeleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.

Het Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!' richt zich op een duurzame omgang met hemelwater. Het geeft aan wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van afstromend hemelwater in bestaande situaties en bij nieuwe ontwikkelingen. Het plan zet in op een integrale benadering en meervoudige inrichting van totale openbare ruimte. Barneveld gaat aan de slag met het waterbestendig inrichten van de openbare ruimte om bestand te zijn tegen klimaatverandering.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.12).

Hoofdstuk 5 RANDVOORWAARDEN

5.1 Bodem

5.1.1 Bodemkwaliteit

Beoordeeld is of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.

Beoordeling van de milieuhygienische bodemkwaliteit vindt plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (BKK) en het bodembeheerplan (BBP).

Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.

Op basis daarvan zijn er geen risico's te verwachten voor de beoogde bestemming en het gebruik.

5.1.2 Niet gesprongen explosieven

In de Tweede Wereldoorlog is de spoorlijn Amersfoort - Apeldoorn vaak doelwit geweest. Hierbij zijn niet tot ontploffing gekomen conventionele explosieven (blindgangers en dumpmunitie) achter gebleven. Het perceel Hoevelakenseweg 89 ligt echter buiten de risicozone voor conventionele explosieven van de spoorlijn.

5.2 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. De gemeente heeft daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. De gemeente beschikt over de volgende vastgestelde kaarten:

  • Archeologische waarden- en verwachtingenkaart;
  • Cultuurlandschappelijke waardenkaart;
  • Historische stedenbouwkundige waardenkaarten.

Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Historische kern en archeologie hoge verwachting

Het plangebied ligt grotendeels net buiten de historische kern van Terschuur waarvoor een vrijstelling van 100 m2 geldt. Het grootste deel van het perceel ligt in een zone met een hoge archeologische verwachting. Hier geldt een vrijstelling van 250 m2. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4030-0002_0013.png"

afbeelding 10: archeologische beleidskaart

Het aanvraag heeft hoofdzakelijk betrekking op het legaliseren van eerdere (inpandige) verbouwingen. Er is geen sprake van grondwerkzaamheden.


Volgens de nieuwste inzichten ligt het plangebied op een dekzandwelving (25-50 cm). Ten zuiden daarvan bevinden zich beekafzettingen. Er zijn geen archeologische vondsten bekend uit de omgeving, terwijl drie eerdere onderzoeken binnen een straal van 250 meter geen archeologische vindplaatsen hebben opgeleverd. Wel is ter plaatse sprake van een historisch erf dat in 1697 op de kaart van Passavant is ingetekend. Of deze boerderij een middeleeuwse oorsprong heeft is niet bekend, maar kan niet worden uitgesloten. De huidige monumentale boerderij kent dus al een lange geschiedenis.

Voor de vroege prehistorie geldt hier een lage tot middelhoge verwachting, terwijl voor de late prehistorie tot en met de vroege middeleeuwen een middelhoge verwachting geldt. Voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd geldt in verband met dit erf een hoge verwachting.

Doorwerking in het plangebied
Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat, aangezien er geen grondwerkzaamheden plaats vinden die dieper gaan dan 30 cm - maaiveld, er geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

5.2.2 Historische stedenbouwkundige waarden

Bij historische (steden)bouwkundige waarden gaat het om gebouwde elementen met bijzondere betekenis, zoals molens, bruggen, kastelen of hele dorpen en binnensteden.

De in het plangebied voorkomende monumenten en bijbehorende gronden zijn op de verbeelding niet als rijksmonument/gemeentelijk monument aangeduid. De reden hiervoor is dat de aanduiding van monumenten op de verbeelding geen verdere juridische betekenis heeft. De bescherming van monumenten geschiedt op basis van de Erfgoedwet, de Erfgoedverordening Barneveld, en de regeling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Zowel de boerderij als de bijgelegen schuur op het perceel Hoevelakenseweg 89 zijn gemeentelijke monumenten. In deze aanvraag is getoetst of dit plan onaanvaardbare gevolgen heeft voor dit gemeentelijke monument. Dit is niet het geval.

5.2.3 Cultuurlandschappelijke waarden

De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Cultuurlandschappelijke waardenkaart' als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plan ligt in een gebied dat wordt aangeduid met een lage waardering. Er zijn derhalve geen belemmeringen.

5.3 Ecologie

De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet.

De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.

5.3.1 Wet natuurbescherming
5.3.1.1 Gebiedsbescherming

Hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van speciale beschermingszones ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Zo'n speciale beschermingszone wordt aangeduid als “Natura 2000-gebied”.

De Wet natuurbescherming bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in zo'n Natura 2000-gebied. Ook zijn er bijzondere nationale natuurgebieden.

Op 27 juni 2014 is de aanwijzing van het gebied Veluwe als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn in werking getreden. Tevens is met dit besluit het besluit tot de aanwijzing van Veluwe als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. Deze twee genoemde speciale beschermingszones vormen samen het Natura 2000-gebied Veluwe, waarbij instandhoudingsdoelstellingen zijn toegevoegd.

Het perceel Hoevelakenseweg 89 is gelegen op negen kilometer van natura 2000-gebied Veluwe. De ingekomen aanvraag omgevingsvergunning heeft geen invloed op dit gebied.

5.3.1.2 Soortenbescherming

Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van bepaalde plant- en diersoorten in Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden én daarbuiten. Er gelden drie beschermingsregimes, te weten voor vogels (Vogelrichtlijn), soorten onder de Habitatrichtlijn (bijlage IV, onderdeel a Habitatrichtlijn, dan wel bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn) en andere (nationale) soorten.  

Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, is de locatie bezocht door een flora- en faunacontroleur. Er zijn geen beschermde natuurwaarden aangetroffen en te verwachten.

Geconcludeerd kan worden dat de Wet natuurbescherming uitvoering van het voorliggende plan niet in de weg staat.

5.3.2 Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszones

Het plangebied ligt niet binnen de (voormalige) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de EHS. Met het bestuursakkoord Natuur is de realisatie en het beheer van het NNN de verantwoordelijkheid van de provincies geworden.

In de periode tot 2027 willen Rijk en provincies een forse extra stap zetten op weg naar realisatie van de doelen van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Hierbij moet maximale synergie worden bereikt tussen natuur- en watermaatregelen. De provincies geven elk in hun eigen provincie uitwerking aan het natuurbeleid op basis van het Natuurpact.

Voor de EHS uit de Structuurvisie Gelderland zijn in de Omgevingsvisie twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats gekomen het Gelders Natuur Netwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het perceel Hoevelakenseweg 89 ligt niet in één van deze gebieden.

5.4 Externe veiligheid

Doel

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt zonodig het groepsrisico verantwoord.

Wettelijk kader

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt: april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jaar) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jaar) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Binnen het werkveld externe veiligheid wordt sinds jaren gewerkt met twee risiconormen, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de ontwikkeling van het Basisnet is hieraan een derde voorwaarde toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Hiermee wordt het effectgebied weergegeven van het scenario met de grootste kans van voorkomen: de plasbrand. In deze gebieden moet er in samenhang met mogelijkheden van plasbrandbestrijding en bouwtechnische maatregelen beargumenteerd worden waarom er gebouwd wordt.

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het Basisnet spoor heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over het hoofdspoorwegennet. Op basis van de wet- en regelgeving omtrent het Basisnet worden, rekening houdend met te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in met name stedelijke kernen, afspraken gemaakt over de risicoruimte.

Beleidsvisie externe veiligheid
In 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. In deze visie is onder meer vastgelegd hoe in Barneveld nabij risicobronnen zal worden omgegaan met het veiligstellen van een acceptabel niveau van risico's externe veiligheid en beheersbaarheid.

Onderzoeksresultaten
Ten aanzien van het aspect externe veiligheid geldt dat er risicobronnen in de directe nabijheid aanwezig zijn. Het restaurant en de woning liggen in het invloedsgebied van de rijksweg A1. Derhalve is een onderzoek uitgevoerd door de gemeente Barneveld, zie bijlage 1. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zijn dat het plaatsgebonden risico als gevolg van de rijksweg A1 in alle situaties voldoet aan de norm en geen belemmering vormt voor het plan. Ook het groepsrisico blijft na planrealisatie ver onder de oriëntatiewaarde. De nooduitgangen moeten van de transportroute af gerealiseerd worden.

Gelet op het bovengenoemde vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van de ingekomen aanvraag.

5.5 Geluid

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij verlening van de omgevingsvergunning of het vaststellen van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van deze wet aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen; het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, dan wel reconstructie van gezoneerde (spoor-)wegen; het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen en herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor-)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen en bestemmingsplannen, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen of spoorwegen, of binnen de zone van een industrieterrein, is akoestisch onderzoek vereist.

Woning
De schuur waar de woning in gerealiseerd is, ligt binnen de geluidzone van de Hoevelakenseweg en de spoorlijn Amersfoort - Apeldoorn. Om deze reden zijn twee onderzoeken uitgevoerd. Ten eerste een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Zie bijlage 2. Ten tweede een gevelweringsonderzoek. Zie bijlage 3.

De conclusie van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is dat de gevelbelasting op de betreffende woning gelegen aan de Hoevelakenseweg niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, maar dat deze wel ruimschoots voldoet aan de maximale ontheffingswaarde voor wegverkeerslawaai. Derhalve dient een hogere waarde procedure doorlopen te worden. De randvoorwaarden om een hogere waarde voor het initiatief toe te kennen, voldoen aan de eisen zoals opgesteld in het gemeentelijk geluidbeleid. Een berekening naar de karakteristieke gevelwering wordt door het beleid noodzakelijk
geacht.

Naar aanleiding van deze conclusie is ook een gevelweringsonderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek is te bepalen of de woning voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Bouwbesluit met betrekking tot bescherming tegen geluid van buiten. De geluidbelasting op de gevels van de woning bedraagt conform het in bijlage 2 opgenomen akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai maximaal 64 dB (exclusief aftrek conform artikel 110g Wg) ter plaatse van de noordgevel. In dit onderzoek is aangetoond dat de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting en 33 dB. In het onderzoek zijn de benodigde voorzieningenen de minimale geluidisolatie weergegeven. Alternatieve voorzieningen zijn mogelijk indien de geluidisolatiewaarden minimaal gelijk zijn aan de in dit onderzoek vermelde waarden. De geluidsniveaus welke na realisering in de diverse vertrekken ontstaan zijn afhankelijk van noodzakelijk goede uitvoering.

Restaurant en parkeerterrein

Hoewel deze omgevingsvergunning alleen betrekking heeft op het legaliseren van het gebruik van de tuin als parkeerterrein bij het restaurant en niet de vestiging van het restaurant zelf is er toch een onderzoeksplicht op grond van artikel 2.12, lid 1 van de Wabo, waarbij de gemeente in het kader van een goede ruimtelijk ordening een goede afweging moet kunnen maken. Om die reden is een geluidsonderzoek benodigd vanwege alle bedrijfsactiviteiten in en om het bedrijfspand. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Zie bijlage 4. De conclusie van dit onderzoek is dat de beoogde ontwikkeling mogelijk wordt geacht. Met de beoogde ontwikkeling wordt het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen van derden niet onevenredig aangetast.

Samenvatting onderzoek
Op basis van de inventarisatie van de beoogde activiteiten en inventarisatie van de geveldelen van het horecapand, is een rekenmodel opgezet waarbij het langetijdgemiddelde geluidsniveau, het maximaal geluidsniveau en de indirecte hinder is berekend.

Langtijdgemiddelde geluidsniveaus
Met de huidige opzet kan de horecagelegenheid voldoen aan de eis van 50 dB(A) etmaalwaarde op de omliggende woningen van derden. Dit is inclusief 10 dB strafcorrectie voor muziekgeluid.

Maximale geluidsniveaus
Met de huidige opzet kan voldaan worden aan de grenswaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde voor het maximaal geluidsniveau.

Verkeersaantrekkende werking
De indirecte hinder als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de inrichting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.

Conclusie

Om medewerking te kunnen verlenen aan de aanvraag dient een hogere grenswaarde te worden vastgesteld voor de - buiten het bouwvlak gesitueerde - woning. De procedure hiertoe loopt parallel aan de uitgebreide procedure voor de omgevingsvergunning inzake afwijken van het bestemmingsplan.

5.6 Leidingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van dit bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.

5.7 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De ontwikkelingen in het plangebied zijn dermate kleinschalig, dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld te worden gebracht.

Op basis van het voorgaande vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor uitvoering van onderhavige plan.

5.8 Milieueffectrapportage

Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r. -procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

Gezien de kleinschaligheid van dit plan is een m.e.r.-plicht hier niet aan de orde.

5.9 Milieuzonering

Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.

Uit de VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering blijkt dat de activiteiten vallen onder de SBI-code 561 (Restaurants, cafetaria's, snackbars e.d.). Hierbij behoort een afstand tussen de perceelsgrens van het bedrijf en een woonhuis van 10 meter. Dit blijkt echter 2 meter te zijn en dit is dus niet voldoende. Maar aangezien geluid en geur maatgevend zijn kan met maatwerk bezien worden of er toch kan worden voldaan. Voor het aspect geur blijkt het emissiepunt (de afzuiger van de keuken) in de achtergevel van het restaurant te zitten. Dit is op een afstand van ca. 18 meter en daarmee wordt voldaan aan de afstand van 10 meter.

Voor het aspect geluid dient middels onderzoek aangetoond te worden dat voldaan kan worden aan de grenswaarden van het van toepassing zijnde Activiteitenbesluit. Het uitgevoerde geluidonderzoek is beschreven in paragraaf 5.5 Geluid.

Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het projectafwijkingsbesluit.

5.10 Veiligheid

Om een veilige omgeving te creëren of te behouden is er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de “Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” een uitgave van Brandweer Nederland worden deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.

Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.

Doorwerking in plangebied

Omdat het hier alleen gaat om het wijzigen van het gebruik van de tuin voor parkeren en het verplaatsen van de woning, verandert er wat betreft het aspect veiligheid niets. Voor het restaurant is reeds een melding brandveilig gebruik afgegeven.

Er zijn voor wat betreft de eisen voor de veiligheid geen belemmeringen voor dit projectafwijkingsbesluit.

5.11 Verkeer

Ontsluiting
Om het nieuwe parkeerterrein ten behoeve van het restaurant te ontsluiten is een nieuwe uitweg gerealiseerd op de Hoevelakenseweg. Het perceel beschikt reeds over een uitweg (gelegen tussen huisnummers 89 en 89A). Door de nieuwe uitweg wordt verkeer ten behoeve van het restaurant en verkeer naar de woning op huisnummer 89A van elkaar gescheiden. Hoewel uitgangspunt is dat slechts één uitweg per perceel wordt toegestaan is het in deze situatie geen belemmering voor de verkeersveiligheid en/of doorstroming.

Parkeren

Bij het bepalen van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van de gemeentelijke Nota Parkeernormen.

Woning

Voor een vrijstaande woning geldt een normatieve parkeerbehoefte van 3 parkeerplaatsen. Op eigen terrein is voldoende ruimte om deze parkeervraag op te lossen.

Parkeerterrein bij restaurant
Het restaurant is passend binnen de geldende bestemming "Centrum". Voor het functioneren van het restaurant is een parkeerplaats noodzakelijk. De gronden naast en achter het restaurant (met de bestemming "Tuin") zijn geschikt om te gebruiken als parkeerplaats. Het is ook voor de verkeersveiligheid positief dat de gronden behorende bij het restaurant geheel worden benut voor het parkeren door bezoekers.

Gezien de Nota Parkeernormen is echter op eigen terrein nog onvoldoende parkeerruimte aanwezigheid voor de functie van het restaurant. Er is daarom overeengekomen dat aan de overzijde bij de kerk en bij het naastgelegen bedrijf aan de Korrel 16 als overloop geparkeerd mag worden.

5.12 Water

De watertoets betreft het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen.

De planontwikkeling (legaliseren parkeerplaats bij restaurant en inpandige verbouwing van bestaande panden) is getoetst aan het gemeentelijk waterbeleid en het beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe.

Het algemene uitgangspunt is dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding mag hebben. Onder waterhuishouding vallen alle vormen van water: hemelwater, oppervlaktewater, grondwater en afvalwater. Belangrijk is dat er geen afwenteling van de waterafvoer op de directe omgeving (en in de tijd) plaatsvindt.

Met de voorliggende aanvraag blijft de afstroming van het hemelwater ongewijzigd. De aanvraag heeft geen invloed op de waterhuishouding.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN

6.1 Juridische aspecten

Voor het in gebruik nemen van de tuin als een parkeerterrein en een schuur als woning is een omgevingsvergunning nodig op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wabo voor de activiteiten 'planologisch strijdig gebruik'. Het toetsingskader is te vinden in artikel 2.12 Wabo.

Hoofdlijn van de Wabo is dat het besluiten op aanvragen om omgevingsvergunning een bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders. Zo kunnen burgemeester en wethouders voor de bedrijfswoning en de overkapping een omgevingsvergunning verlenen door middel van het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo (lees: projectafwijkingsbesluit) indien er sprake is van planologisch strijdig gebruik (artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo).

Verklaring van geen bedenkingen - gemeenteraad
Burgemeester en wethouders mogen een omgevingsvergunning - nu de aanvraag ook betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan - pas verlenen nadat de gemeenteraad heeft verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben (artikel 6.5, eerste lid van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor)).

In artikel 6.5, derde lid van het Bor is geregeld dat de gemeenteraad categorieën van gevallen kan aanwijzen waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Op 8 november 2017 heeft de gemeenteraad een lijst met categorieën vastgesteld waarvoor - onder de bij die lijst opgenomen voorwaarden - geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist. Het in gebruik nemen van de tuin als parkeerterrein valt binnen de op de lijst opgenomen categorie "Onbebouwde gronden" onder Projecten in stedelijk gebied en het in gebruik nemen van een bijgebouw als woning valt binnen de op de lijst opgenomen categorie "Wonen". Gelet hierop is daarom geen verklaring van geen bedenkingen nodig van de gemeenteraad voor het onderhavige plan.

Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

7.1 Grondexploitatie

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Nu het onderhavige plan de bouw van een woning mogelijk maakt, is dit aan de orde.

Bij besluit van 25 januari 2011 heeft de raad de bevoegdheid tot het al dan niet vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12, eerste en tweede lid van de Wro met betrekking tot een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

Doordat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is, behoeft de raad op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro in dit geval geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

De procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning is door de wetgever geregeld. De procedure die vooraf gaat aan het nemen van een besluit op de ingediende aanvraag is de uitgebreide voorbereidingsprocedure nu er sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, of onder c, van de Wabo. Dit betekent onder meer dat er eerste een ontwerp-besluit ter inzage wordt gelegd voordat er een definitief besluit wordt genomen.

Toezenden ontwerpbesluit
Met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo, zendt het bevoegd gezag het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp, toe aan gedeputeerde staten en de inspecteur.

Zienswijzen
Het ontwerpbesluit (met relevante stukken) heeft van 30 november 2018 tot en met 10 januari 2019 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid om een zienswijze naar voren te brengen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.