vastgesteld |
NL.IMRO.0203.4017-0002 |
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.
De locatie ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied c.q. Natura 2000-gebied 'Veluwe' ligt op ongeveer 3,2 kilometer afstand van de planlocatie. Daarmee kan worden gesteld dat de ontwikkeling geen significant effect op dit gebied zal hebben.
Vanwege de grote afstanden ten opzichte van de beschermde natuurgebieden en de beperkte ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, zijn er als gevolg van onderhavig plan geen negatieve effecten voor deze gebieden te verwachten.
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren worden verstoord.
Naar verwachting zal echter op de betreffende locatie als gevolg van onderhavig projectafwijkingsbesluit en uitwerking daarvan, mede vanwege de realisatie van een deel van het project, geen negatieve effecten of overtredingen te verwachten zijn met betrekking tot de voorschriften uit de Flora- en faunawet.
Te allen tijde geldt de zorgplicht voor vogels. In de Flora- en faunawet staat dat het verboden is om dieren te storen tijdens het broeden. Werkzaamheden mogen slechts dan doorgang vinden als onderzocht en geconstateerd is dat er geen vogelbroedgeval aanwezig is. Anders dient gewacht te worden tot de broed- en verzorgingstijd van de jongen is verstreken. Het broedseizoen loopt grofweg vanaf medio maart tot medio juli, maar ook buiten deze periode zijn de broedvogels beschermd. Indien de werkzaamheden binnen dit seizoen zijn gepland kunnen deze worden uitgevoerd indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Dit kan door voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden de bomen en/of beplanting te controleren op nesten.
De natuur in Nederland is behoorlijk versnipperd. Om daar verandering in aan te brengen, leggen het Rijk en de provincies sinds 1990 een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen aan: de ecologische hoofdstructuur (EHS).
Het doel van de ecologische hoofdstructuur is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten en diersoorten. Om de planten- en diersoorten gezond en veerkrachtig te houden, moeten ze in verschillende leefgebieden kunnen voorkomen. Dit is belangrijk voor de voortplanting; het bevordert de genetische variatie binnen een soort. Soorten hebben zo meer overlevingskansen en meer uitwisselingsmogelijkheden.
De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur is geregeld in het Streekplan Gelderland. De begrenzing van de EHS is op 1 juli 2009 door Provinciale Staten gewijzigd. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is, als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast. Afwijken van deze regel is alleen mogelijk als het maatschappelijk belang groot is en er geen reële alternatieven zijn. Toch zijn er in de verschillende onderdelen van de EHS nog wel ontwikkelingen mogelijk, met name in de EHS-verweving en –verbinding, op plaatsen waarvoor geen specifieke natuurdoelen zijn. Deze ontwikkelingen moeten dan wel de kernkwaliteiten van de EHS versterken en bijdragen aan het realiseren van de EHS.
Afbeelding: uitsnede kaart provinciale Ecologische hoofdstructuur omgeving plangebied.
De locatie ligt tevens op een zodanig grote afstand van een tweetal provinciale Ecologische Hoofdstructuur onder de noemer Natuur (beide gebieden op circa 3,2 kilometer), dat er ook voor deze gebieden geen sprake zal zijn van een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de betreffende EHS-gebieden.