direct naar inhoud van 5.5 Geluid
vastgesteld
NL.IMRO.0203.4013-0002

5.5 Geluid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan en ook bij het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder sub a, onder 3ยบ, van de Wabo dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat wanneer gronden een functie gaan krijgen waar bijvoorbeeld nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen mogelijk gemaakt worden, moet worden nagegaan of voor deze gronden een geluidszone van kracht is. Alle wegen met uitzondering van 30km/h zones en woonerven hebben een zone. De zonebreedte is afhankelijk van de situatie binnen- of buitenstedelijk en het aantal rijstroken. Ook alle spoorwegen hebben een zone met een breedte die afhankelijk is van de bezetting. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan. Als deze wordt overschreden kan onder bepaalde voorwaarden onder andere uit het gemeentelijk geluidbeleid tot een wettelijk maximum ontheffing worden verleend.

Volgens de bepalingen van de Wet geluidhinder zijn scholen geluidgevoelige gebouwen. Het onderhavige plan voorziet in een uitbreiding van een bestaande school. Met grote zekerheid kan gezegd worden dat met name door de geringe verkeersintensiteit op de Nederwoudseweg en de afstand van de bestaande school tot aan deze weg, wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder (welke 48 dB bedraagt). Doordat de uitbreidingen van de school waarvoor nu een omgevingsvergunning is aangevraagd in de luwte liggen van de bestaande delen van het gebouw kan met zekerheid worden gezegd dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Er behoeft geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden nu voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. Geluid vormt derhalve geen belemmering voor uitvoering van onderhavige project.