direct naar inhoud van 5.13 Verlichting
vastgesteld
NL.IMRO.0203.4010-0002

5.13 Verlichting

Lichtmasten die sporters in staat stelt hun sport ook na zonsondergang te beoefenen, kan door onbedoelde lichtuitstraling buiten het sportpark een negatief effect hebben op de directe omgeving. Gezien het beoogde gebruik van lichtmasten, dient aandacht besteed te worden aan het aspect lichthinder.

Voor het toepassen van (kunst)licht zijn strikte normen met afstandsbepalingen niet voorhanden. De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. In 1999 heeft de Commissie Lichthinder algemene richtlijnen ten aanzien van lichthinder opgesteld. Grenswaarden voor sportverlichting komen in dit kader ook aan bod. Daar het om algemene richtlijnen gaat, geldt geen verplichting. Op grond van het Activiteitenbesluit (besluit algemene regels voor inrichtingen Milieubeheer) dient degene die een inrichting drijft, te voorkomen dat nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan. Hieronder wordt in dit kader verstaan 'het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder'.

Vanwege de plaatsing van lichtmasten is er voor gekozen om een lichthinderberekening te maken (Industrielicht B.V., 16 april 2012) en een lichthinderonderzoek op te stellen (Asuro B.V., 13 juli 2012). Uit de lichthinderberekening en -onderzoek zijn de volgende conclusies naar voren gekomen:

  • De lichtmasten gaan voldoen aan de richtlijnen van de KNVB en krijgen een gemiddelde lichtsterkte van 200 lux;
  • uitgaande van de maximale ver lichtingssterkte op de achtergevel van de woningen langs het sportpark, voldoen de lichtmasten aan de richtlijnen voor de omgevingszone tussen 7:00 en 23:00;
  • de maximale lichtsterkte I voor de zone landelijk gebied bedraagt 7500 candela. De maximale waarde voor de lichtsterkte bedraagt 6513 candela en voldoet dus ruim aan de gestelde norm;
  • de lichthinder is sterk gereduceerd door het gebruik van inkijkbegrenzers die op de armaturen gemonteerd zijn.

Beide rapporten zijn als bijlage 2 en 3 toegevoegd. Bijlage 4 vormt een lichthinderconclusierapportage.