Plan: | Apeldoornsestraat en afwaarderingslocaties, partiële herziening Buitengebied 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1785-0002 |
Voor het perceel ten oosten van de Apeldoornsestraat 113 in Voorthuizen is een verzoek ingediend om een nieuwe woning met bijgebouw te realiseren. Er zijn sloopmeters van elders benodigd, waaronder Hunnenweg 5-7 in Voorthuizen. Hunnenweg 5-7 maakt ook onderdeel uit van dit plan.
Ook maken de percelen Heetweg 8-01 en 8-02 in Kootwijk en Joostweg 6-8 in Kootwijkerbroek onderdeel uit van dit plan. Op deze locaties wordt bebouwing gesloopt en de agrarische bestemming gewijzigd naar een woonbestemming dan wel de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' van het perceel verwijderd.
De uitvoering van het plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan is daarom opgesteld. Voor het perceel Apeldoornsestraat is een (partiële) herziening van het bestemmingsplan nodig (waardoor dit meteen ook de planologische procedure is voor alle percelen die onderdeel uitmaken van dit plan).
Afbeelding ligging locatie Apeldoornsestraat naast 113
Afbeelding ligging locatie Heetweg 8-01 en 8-02
Afbeelding ligging locatie Hunnenweg 5-7
Afbeelding ligging locatie Joostweg 6-8
Voorliggend plan (partiële herziening van de verbeelding en het toevoegen van een voorwaardelijke verplichting in de regels) bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van deze partiële herziening.
De locatie Apeldoornsestraat ten oosten van nummer 113 ligt ten oosten van de kern Voorthuizen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het voormalige golfterrein Edda Huzid aan de Hunnenweg 16. Aan de oostzijde vormen agrarische gronden (weiland) de grens van het plangebied. De grens aan de zuidzijde wordt gevormd door de Apeldoornsestraat. Aan de westzijde liggen twee woningen (met een bestemming 'Wonen'). Onderstaande afbeelding geeft de ligging van de locatie Apeldoornsestraat ten oosten van nummer 113 weer.
Afbeelding luchtfoto Apeldoornsestraat naast 113
De locatie Heetweg 8-01 en 8-02 in Kootwijk ligt ten zuiden van de kern Kootwijk. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de tuin van de woonbebouwing aan de Heetweg. Aan de west- en zuidzijde vormen weilanden de grens van het plangebied. De grens aan de oostzijde wordt gevormd door de Heetweg zelf. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding luchtfoto Heetweg 8-01 en 8-02
De locatie Hunnenweg 5-7 in Voorthuizen ligt ten oosten van de kern Voorthuizen. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de woonbebouwing aan de Apeldoornsestraat. Aan de oostzijde vormt de Hunnenweg de grens van het plangebied. De grens aan de noord- en westzijde wordt gevormd door weilanden, waarbij ten noorden ook nog een woning is gelegen. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding luchtfoto Hunnenweg 5 en 7
De locatie Joostweg 6-8 ligt ten zuidoosten van de kern Kootwijkerbroek. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door agrarische gronden en twee woonbestemmingen en een landelijk bedrijf (agrarisch loonbedrijf met buitenopslag). Aan de oostzijde vormen de Joostweg en agrarische gronden de grens van het plangebied. De grens aan de zuid- en westzijde wordt gevormd door weilanden, waarbij ten zuiden van de Joostweg een landelijk bedrijf (een groothandel in akkerbouwprodukten en veevoeders) is gevestigd en ten westen nog een agrarisch bedrijf. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding Joostweg 6 en 8
De vier locaties liggen allemaal in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad (zie verder bijlage 1 van de toelichting). De gronden ten oosten van nummer 113 aan de Apeldoornsestraat 113 hebben de bestemming 'Agrarisch' (zonder bouwvlak). Ook geldt het bestemmingsplan "Parapluherziening Cultuurhistorie - Archeologie" (dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2').
Realisatie van een woning is binnen deze agrarische bestemming zonder planologische procedure niet toegestaan.
Afbeelding uitsnede verbeelding van het bestemmingsplan locatie Apeldoornsestraat naast 113
Aan de percelen Heetweg 8-01 en 8-02, kadastraal bekend gemeente Garderen, sectie M, nummers 688, 837 en 838, in Kootwijk is de bestemming 'Wonen' toegekend. Er geldt de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' en verder is de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernrandzone' van toepassing. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beplanting en Verkaveling', 'Waarde - Openheid en Reliëf' alsmede de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'.
Verder geldt het bestemmingsplan "Parapluherziening Cultuurhistorie - Archeologie" (dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3') gelden bij Heetweg 8-01 en 8-02.
Het verzoek betreft het verwijderen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit'. Met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 20.7 lid 3 kan meegewerkt worden aan het verzoek om de agrarische nevenactiviteit te verwijderen. Dit is de betreffende wijzigingsbevoegdheid: burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' verwijderen, indien de agrarische nevenactiviteiten zijn beëindigd.
Nu het plan meegaat in de partiële herziening passen we deze procedure hier toe.
Afbeelding uitsnede verbeelding van het bestemmingsplan locatie Heetweg 8-01 en 8-02
Aan de gronden Hunnenweg 5-7 zijn de bestemmingen 'Agrarisch' met bouwvlak en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' toegekend. Ook zijn de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied GV' van toepassing. Het omzetten van de agrarische bestemming naar de woonbestemming is niet zonder planologische procedure mogelijk.
Afbeelding uitsnede verbeelding van het bestemmingsplan locatie Hunnenweg 5-7
Aan de gronden Joostweg 6-8 zijn de bestemmingen 'Agrarisch' met bouwvlak en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' toegekend. Ook zijn de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' van toepassing. Het omzetten van de agrarische bestemming naar twee woonbestemmingen is niet zonder planologische procedure mogelijk.
Afbeelding uitsnede verbeelding van het bestemmingsplan locatie Joostweg 6-8
Tevens geldt voor het totale plangebied het bestemmingsplan "Parapluherziening Cultuurhistorie-Archeologie". Het plangebied heeft hierin de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'. Hiermee zijn de dubbelbestemming uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" komen te vervallen.
In het bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen die uitvoering van voorliggend plan mogelijk maken, bijvoorbeeld door het afwijken met een omgevingsvergunning.
Het plan bij Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8 past niet binnen de geldende bestemming 'Agrarisch' van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" (inclusief de partiële herzieningen). In artikel 3.7, lid 5 van de regels van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het college de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak kan wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Echter, vanwege de eerder genoemde combinatie met andere percelen moet een herziening van het bestemmingsplan (ex artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening) doorlopen worden.
Verder bevat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid betreft het verwijderen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit'. Met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 20.7 lid 3 kan meegewerkt worden aan het verzoek aan de Heetweg 8-01 en 8-02 om de agrarische nevenactiviteit te verwijderen. Nu het plan meegaat in de partiële herziening passen we deze procedure hier toe. Echter, dit perceel maakt onderdeel uit van een plan om voor drie andere percelen ook de bestemming te wijzigen. Daarom is een partiële herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Er geldt overigens ook een voorbereidingsbesluit van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met betrekking tot hyperscale datacenters op deze locatie. Nu het plan geen hyperscale datacenter mogelijk maakt, is dit voorbereidingsbesluit niet relevant voor dit plan.
Het plangebied bestaat uit vier adressen, te weten:
Hieronder wordt per adres een planbeschrijving gegeven.
Apeldoornsestraat ten oosten van nummer 113
Het plan betreft de realisatie van een functieveranderingswoning op een perceel ten oosten van Apeldoornsestraat 113. De woning is geprojecteerd op gronden die nu agrarisch in gebruik zijn (weiland). De sloopmeters die worden ingezet om deze woning te kunnen gaan realiseren, komen van een slooplocatie die voldoet aan de 'Gebiedsvisie functieveranderingswoningen (2017)'.
De woning zal 350 m3 gaan bedragen en het bijgebouw zal 80 m2 worden.
De "Gebiedsvisie functieveranderingswoningen" is een uitwerking van het 'Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016' en biedt de mogelijkheid om een functieveranderingswoning te realiseren op deze plek indien er een slooplocatie is die voldoet aan de 'Gebiedsvisie functieveranderingswoningen (2017)'. In de 'Gebiedsvisie functieveranderingswoningen (2017)' is aangegeven dat in uitzonderlijke gevallen het mogelijk is om op een meer losstaande locatie in het buitengebied een woning te realiseren. Dit dan in het geval het ruimtelijk meer wenselijk is om te bouwen op zo'n meer losstaande locatie dan te bouwen op het voormalige agrarische erf. Aan hetgeen hierover in de gebiedsvisie is aangegeven, kan hier worden voldaan. Er zijn twee slooplocaties aangedragen: Hunnenweg 5-7 en Lange Zuiderweg 21A, beiden in Voorthuizen. Vanuit beleid, stedenbouw en landschappelijk oogpunt is de aangedragen slooplocatie aan de Hunnenweg 5-7 akkoord bevonden. De resterende aan te leveren sloopmeters komen van de locatie Lange Zuiderweg 21A.
Vanuit ruimtelijk oogpunt is de voorgestelde bebouwing aan de Apeldoornsestraat ruimtelijk aanvaardbaar.
Vanuit stedenbouw is de locatie vanuit stedenbouwkundig oogpunt akkoord. Er is sprake van een ruimtelijke winst elders. Het toevoegen van een extra woning op deze locatie is akkoord. Deze woning past in een klein cluster dat solitair in het buitengebied ligt, naast een (voormalig) golfterrein. Het golfterrein is nu gesloten. Onduidelijk is wat de verdere plannen met het terrein van het (voormalig) golfterrein zullen zijn. Daarnaast is vanuit stedenbouw in een eerdere fase nog meegegeven dat de buren het eens moeten zijn met het plan.
De bewoners van Apeldoornsestraat 113 hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het toevoegen van de woning aan de oostzijde (zie paragraaf 8.1 van de toelichting).
Aspect landschap: op het perceel zelf staan geen bomen/houtopstanden. Er is een inrichtingsplan opgesteld (op basis van de principes 'Broek- en heideontginningslandschap'). Zowel aan de west- als oostzijde (gedeeltelijk) wordt een houtsingel gerealiseerd. Ook komt er een haag (voorzijde en gedeeltelijk aan de oostzijde). Verder wordt er een solitaire boom (beuk) gepoot. Hiervoor verwijzen we naar bijlage 1 bij de regels. Onderstaande afbeelding geeft de nieuwe landschappelijke inpassing weer op de locatie Apeldoornsestraat.
Afbeelding inrichting Apeldoornsestraat (nieuwe situatie)
Aspect verkeer: het ontsluiten van percelen op 80 km/uur-wegen heeft vanwege de doorstromingsfunctie en verkeersveiligheid niet de voorkeur. Een redelijk alternatief om op een andere wijze te ontsluiten ontbreekt. Daarnaast is al sprake van een bestaande uitweg naar het agrarische perceel waar gebruik van gemaakt kan worden. Hierbij is het zicht op de Apeldoornsestraat voldoende. Deze uitweg dient wel duidelijk herkenbaar gemaakt te worden als zijnde uitweg.
Er is voldoende ruimte om drie auto's op eigen terrein te kunnen parkeren en daarmee is er een positieve parkeerbalans.
Vanuit verkeer is er geen belemmering voor het plan, mits de uitweg goed herkenbaar wordt gemaakt en maximaal 4 meter breed wordt. Op de inrichtingstekening is de breedte van de uitweg aangeven, namelijk 4 meter. Ook is aangegeven dat er betonklinkers worden toegepast bij de uitvoering van deze uitrit. De tekening met de aanpassingen is akkoord bevonden door de verkeersdeskundige.
Sloopmeters Apeldoornsestraat ten oosten van nummer 113
Er zal elders bebouwing gesloopt gaan worden om het plan mogelijk te maken, waaronder aan de Hunnenweg 5-7. Hier is 742 m2 aan inzetbare meters beschikbaar. Ook aan de Lange Zuiderweg 21A zal bebouwing gesloopt gaan worden. Daar is 83 m2 aan inzetbare meters beschikbaar. In totaal is er dan 825 m2 aan inzetbare meters beschikbaar om daarmee een woning met een inhoud van 350 m3 te realiseren (woningrecht (300) + 350 x 1,5 = 825).
Bestemde situatie (links, Buitengebied 2012) en na de partiële herziening (rechts) - Apeldoornsestraat
Op bovenstaande uitsneden is de huidige bestemmingsplansituatie te zien en de toekomstige.
Heetweg 8-01 en 8-02
Er is voor de locatie Heetweg 8-01 en 8-02 een verzoek ingediend om de bestemming 'Wonen' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' te wijzigen naar enkel de woonfunctie. Het is de bedoelding om één gebouw, met een oppervlakte van 158,4 m2 te slopen. Dit te slopen gebouw wil de verzoeker verkopen als sloopmeters. Hiervoor dient de functieaanduiding voor het uitoefenen van een agrarische nevenactiviteit verwijderd te worden van de verbeelding van het bestemmingsplan. Het is een zogenaamd afwaarderingsplan waarbij geen nieuwe ontwikkeling plaatsvindt.
Naast de woning blijft een aantal bijgebouwen behouden met een oppervlakte van 315 m2. Het gebouw dat op onderstaande afbeelding (zie ook bijlage 2 van de toelichting) is aangeduid als 'A', met een oppervlakte van 158 m2, wordt gesloopt.
Afbeelding aanwezige bebouwing, waarbij gebouw A wordt gesloopt
Uit nameting van de bebouwing op 11 augustus 2021 is gebleken dat de oppervlakte van de te slopen bebouwing (gebouw A) 158,4 m2 bedraagt. Gebouwen B en C bedragen respectievelijk 161,6 m2 en 153,8 m2. Gebouwen B en C worden niet gesloopt, deze vallen onder het overgangsrecht.
Er ontstaat met de sloop van een gebouw ruimtelijke kwaliteitswinst (ontstening in het buitengebied). Doordat de agrarische nevenactiviteiten zijn beëindigd, heeft de verzoeker geen behoefte meer aan de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit'.
Op de Heetweg 8-01 en 8-02 is nog een revisievergunning (kenmerk 82-2000 van 30 mei 2001) aanwezig voor het houden van 8 melkkoeien, 5 stuks vrouwelijk jongvee, 3 vleesstierkalveren en 3 vleesstieren. De vigerende vergunning is van rechtswege overgegaan in een melding Activiteitenbesluit. De activiteiten van de veehouderij moeten worden beëindigd. De agrarische nevenactiviteiten zijn beëindigd. Met het ondertekenen van de zogenaamde toezeggingenbrief is dit ook bevestigd.
Door de zogenaamde toezeggingenbrief voor akkoord te hebben ondertekend, heeft de inrichtingenhouder akkoord gegeven op het laten vervallen van de vergunning (nu melding) zodra het bestemmingsplan onherroepelijk is. Dit wordt gezien als melding voor het beëindigen van het bedrijf.
Op onderstaande afbeelding is de nieuwe, gewenste situatie weergegeven (zie ook bijlage 2 van de toelichting):
Afbeelding beoogde situatie
De aanwezige sloopmeters van gebouw A worden verkocht na de bestemmingsplanherziening.
Met deze bestemmingsplanherziening zijn agrarische nevenactiviteiten niet langer toegestaan en valt de oude agrarisch bebouwing onder het overgangsrecht. Hierdoor kan de bebouwing na sloop, via het functieveranderingsbeleid, worden ingezet voor een ontwikkeling elders. Op de locatie ontstaat er een reductie van bebouwing en kwaliteitsverbetering. Op het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, vervalt dus de voor het perceel milieumelding.
Bestemde situatie (links, Buitengebied 2012) en na de partiële herziening (rechts) - Heetweg
Op bovenstaande uitsneden is de huidige bestemmingsplansituatie te zien en de toekomstige.
Hunnenweg 5 en 7
Voor het perceel Hunnenweg 5-7 is een verzoek ingediend om met functieverandering de agrarische bestemming om te zetten naar een woonbestemming. Ook dit is een zogenaamd afwaarderingsplan waarbij geen nieuwe ontwikkeling plaatsvindt. De voormalige agrarische bebouwing wordt gesloopt en de voormalige bedrijfswoning krijgt een separate woonbestemming. Zie onderstaande afbeelding voor de nieuwe situatie (deze is ook toegevoegd als bijlage 3 van de toelichting).
Afbeelding beoogde situatie
De geurcontour ter plaatse verdwijnt door de bedrijfsbeëindiging. De agrarische bebouwing komt onder het overgangsrecht te vallen en zal gesloopt worden. Hierdoor kan deze bebouwing, na sloop, worden ingezet via het functieveranderingsbeleid voor een ontwikkeling elders. Op deze locatie ontstaat een reductie van bebouwing en daarmee kwaliteitsverbetering.
Voor de berekening van de aanwezige bebouwing is het 'Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016' van toepassing. Uit nameting van de bebouwing op 17 januari 2017 is gebleken dat de oppervlakte van de te slopen bebouwing 940 m2 bedraagt. Hiervan wordt het basisrecht van 80 m2 en 118 m2 aan bijgebouwen van de woning Hunnenweg 7 afgetrokken, waardoor de inzetbare sloopmeters 742 m2 bedragen wanneer de bebouwing gesloopt is. Dit wordt geregistreerd in het regionale sloopmeterregistratiesysteem. Bij deze berekening is de oppervlakte van de bestaande (bedrijfs-)woning buiten beschouwing gelaten.
Er blijft bij de woning Hunnenweg 7 in de nieuwe situatie 198 m2 aan bijgebouwen behouden. Dit zal met een aanduiding op de verbeelding worden aangeduid.
Het verzoek betreft een afwaarderingsplan waarbij de (voormalige) agrarische bedrijfsactiviteiten worden beëindigd. Op en rondom het terrein zijn veel bomen aanwezig. Dit geldt ook voor de locatie van de te slopen bebouwing. Om de bomen duurzaam te behouden moet zorgvuldig gehandeld worden tijdens de sloopwerkzaamheden. Specifieke richtlijnen voor het werken rondom bomen moeten worden nageleefd.
Door de grote hoeveelheid aanwezige bomen is het terrein al goed landschappelijk ingepast. Op de locatie kan nog winst behaald worden ten aanzien van biodiversiteit door bijvoorbeeld:
- de aanwezige graslanden ecologisch te beheren en in te zaaien met een kruidenrijk/bloemrijk mengsel;
- langs de randen van de houtsingels inheemse struweelvormers aan te planten.
Dit is als advies meegegeven. De inrichtingstekening die er is, is akkoord bevonden door de landschapsdeskundige van de gemeente.
Bestemde situatie (links, Buitengebied 2012) en na de partiële herziening (rechts) - Hunnenweg
Op bovenstaande uitsneden is de huidige bestemmingsplansituatie te zien en de toekomstige.
Joostweg 6 en 8
Voor het perceel Joostweg 6-8 in Kootwijkerbroek is een verzoek ingediend om met functieverandering de agrarische bestemming om te zetten naar twee woonbestemmingen. Daarbij wordt ook een nieuw bijgebouw gerealiseerd. Dit betreft eveneens een zogenaamd afwaarderingsplan waarbij geen nieuwe ontwikkeling plaatsvindt. De voormalige agrarische bebouwing is inmiddels gesloopt en de voormalige bedrijfswoningen krijgt ieder een separate woonbestemming.
Er blijft bij de woning Joostweg 6 in de nieuwe situatie 88 m2 aan bijgebouwen behouden. Dit zal met een aanduiding op de verbeelding worden aangeduid. Bij de Joostweg 8 is in de nieuwe situatie een oppervlakte van 400 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Dit wordt eveneens aangeduid op de verbeelding.
Zie onderstaande afbeelding voor de nieuwe situatie (en zie bijlage 4 van de toelichting).
Afbeelding beoogde situatie
De geurcontour ter plaatse verdwijnt door de bedrijfsbeëindiging. De agrarische bebouwing komt onder het overgangsrecht te vallen en zal gesloopt worden. Hierdoor kan deze bebouwing, na sloop, worden ingezet via het functieveranderingsbeleid voor een ontwikkeling elders. Op deze locatie ontstaat een reductie van bebouwing en daarmee kwaliteitsverbetering.
Voor de berekening van de aanwezige bebouwing is het 'Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016' van toepassing. Uit nameting van de bebouwing op 31 januari 2023 is gebleken dat de oppervlakte van de te slopen bebouwing 1.602 m2 bedraagt. Hiervan wordt het basisrecht van 80 m2 aan bijgebouwen per woning afgetrokken, waardoor de sloopmeters 1.442 m2 bedragen.
Omdat de oppervlakte aan sloopmeters groter is dan 1.000 m2, wordt conform onderstaande tabel een korting (afroming) toegepast om de sloopmeters om te zetten naar inzetbare sloopmeters.
De afroming voor het perceel bedraagt 110 m2, die van de sloopmeters wordt afgetrokken. Hierdoor bedragen de inzetbare sloopmeters 1.332 m2. Hiervan wordt 8 m2 ingezet voor het grotere bijgebouw bij nr. 6 en 470 m2 voor een oppervlakte van 400 m2 aan bijgebouwen bij nr. 8. Het restant van 854 m2 wordt geregistreerd in het regionale sloopmeterregistratiesysteem. Bij deze berekening is de oppervlakte van de bestaande (bedrijfs-)woningen buiten beschouwing gelaten.
De voormalige agrarische bebouwing is inmiddels al gesloopt.
Het verzoek betreft een afwaarderingsplan waarbij de (voormalige) agrarische bedrijfsactiviteiten worden beëindigd. Aan de voorzijde van het erf bevinden zich enkele bomen. Om deze duurzaam te behouden moeten specifieke richtlijnen voor het werken rondom bomen worden nageleefd.
Er wordt nieuw groen aangeplant. Andere mogelijkheden die passen bij het landschap zijn:
- beplanten perceelsgrenzen;
- de weides/graslanden inzaaien met een bloemrijk/kruidenrijk zaadmengsel en ecologisch beheren. Dit is ten aanzien van biodiversiteit waardevol.
Dit is als advies meegegeven. De inrichtingstekening die er is, is akkoord bevonden door de landschapsdeskundige van de gemeente.
Bestemde situatie (links, Buitengebied 2012) en na de partiële herziening (rechts) - Joostweg
Op bovenstaande uitsneden is de huidige bestemmingsplansituatie te zien en de toekomstige.
Conclusie
Concluderend kan hier - gelet op het voorgaande alsmede hetgeen in hoofdstuk 4 t/m 8 van de toelichting is aangegeven - gesteld worden dat het ruimtelijk aanvaardbaar is om functieverandering naar wonen aan de Apeldoornsestraat ten oosten van nummer 113 alsmede mee te werken aan de verzoeken om tot afwaardering (Heetweg 8-01 en 8-02, Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8) in het buitengebied over te gaan.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Het gaat om beleid en beleidsnota's die direct dan wel indirect doorwerken in het bestemmingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen. Van deze nota's is hierna per bestuursniveau een beknopte samenvatting gegeven.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Doorwerking
Het beoogde plan is een kleinschalig plan dat voorziet in functieverandering naar één woning en ook de afwaardering van de bestemming 'Agrarisch' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit' in de gemeente Barneveld. Het is in lijn met de prioriteiten. De NOVI vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de aspecten van het ruimtelijk beleid die daartoe behoren. Het Nationaal Waterplan verankert het nieuwe beleid voor de komende 6 jaar met een vooruitblik richting 2050: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.
In het Nationaal Waterplan staan 5 ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Daarnaast wordt ingezet op een verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt ervoor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder beschrijft het Nationaal Waterplan dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht en dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. De vijfde ambitie bestaat eruit dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
Op 1 januari 2010 is de Crisis- en herstelwet (Chw) in werking getreden. Deze wet geeft regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Op 25 april 2013 is de Crisis- en herstelwet via een wijzigingswet permanent gemaakt en zijn verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht doorgevoerd.
De Chw omvat twee categorieën maatregelen:
In Bijlage I van de Chw worden onder meer de volgende ruimtelijke en infrastructurele projecten genoemd, waarop de wet van toepassing is:
Doorwerking in plangebied
In dit geval is de Crisis- en herstelwet niet van toepassing, want het plan voorziet in minder dan 11 woningen.
De provincie Gelderland heeft een Omgevingsvisie en -verordening. Deze plannen gaan over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet, die 1 januari 2024 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening.
Provinciale staten van Gelderland hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. Anders dan de Omgevingsvisie Gelderland 2014-2018, geeft de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 richting op de strategische hoofdlijnen van het beleid. Beide visies integreren een vijftal wettelijk verplichte planfiguren voor het provinciaal beleid voor de leefomgeving; te weten ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer.
Gelderland werkt samen met partners aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit doen ze door zich bij het uitvoeren van onze taken te richten op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met hulp van zeven onderwerpen geven ze hier richting aan:
Doorwerking in plangebied
Dit plan voorziet in functieverandering naar één functieveranderingswoning en het wegbestemmen van twee agrarisch bouwvlakken en een specifieke aanduiding voor een agrarische nevenactiviteit. Er wordt landschappelijk ingepast. Het plan is daarmee in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening Gelderland heeft de status van ruimtelijke verordening, milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening. De 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' en de 'Ruimtelijke Verordening Gelderland, eerste herziening', zijn ingetrokken.
In de Omgevingsverordening is het onderhavige plangebied opgenomen op de kaarten (met daarachter voor welk adres de kaart geldt):
Eerst wat betreft glastuinbouw: het bestemmingsplan voorziet niet in glastuinbouw.
Dan wat betreft water en milieu: het plangebied maakt deel uit van 'intrekgebieden'. Een intrekgebied is een beschermingsgebied grondwater waar het grondwater binnen duizend jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn. In de Omgevingsverordening is bepaald dat het verboden is in een intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie. In het voorliggende bestemmingsplan is dit niet aan de orde.
Vanuit deze kaarten behorend bij de Omgevingsverordening volgen geen specifieke aanduidingen die relevant zijn voor het plan.
Wonen
In de verordening is een instructieregel opgenomen over de doorwerking regionale woonagenda. Op grond van het bepaalde in artikel 2.2 van de Omgevingsverordening maakt een bestemmingsplan alleen nieuwe woningen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door gedeputeerde staten vastgestelde woonagenda. Onderhavig plan past hierbinnen. In paragraaf 4.6.2 van de toelichting is dit nader uiteengezet.
Klimaatadaptatie
Artikel 2.65b van de provinciale verordening gaat over klimaatadaptatie. Het artikel bepaalt dat voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving dient te bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In de beschrijving worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
Veranderende klimaatomstandigheden dwingen ons ertoe maatschappelijk aandacht te besteden aan de gevolgen ervan. Door tijdig maatregelen te nemen kunnen wateroverlast, overlast van hitte en aantasting van natuur wellicht in redelijke mate worden voorkomen.
Apeldoornsestraat naast 113: in het kader van klimaatadaptatie worden de volgende maatregelen getroffen:
Heetweg 8-01 en 8-02: op het perceel komt circa 158 m² minder bebouwd oppervlakte. Om het perceel ligt circa één hectare grond en sloten. Er is meer grond waar het regenwater in de grond kan zakken en er zijn voldoende sloten om overtollig water af te voeren.
Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8: het gaat om afwaardering, er komen geen nieuwe woningen of bedrijfswoningen bij en verharding verdwijnt. Per saldo is er een flinke afname aan verhard oppervlakte (forse verbetering qua klimaatadaptatie).
Doorwerking in plangebied
De regels over Glastuinbouw en Water en Milieu vormen geen belemmering voor dit plan. Ook wordt voldaan aan de instructieregels. Het plan is in overeenstemming met de verordening.
In maart 2017 is het “Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016” vastgesteld. Dit betreft een actualisering van de regionale beleidsafspraken over hoe de betrokken gemeenten om willen gaan met het toenemende probleem van leegstand van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. Het beleid stelt (voormalige) agrarische bedrijven in staat om de bedrijfsvoering op een maatschappelijk en ruimtelijk verantwoorde wijze te beëindigen. Daarnaast leidt het tot kwaliteitsverbetering in het buitengebied door de sloopverplichting van overtollige bebouwing en landschappelijke inpassing bij hergebruik / nieuwbouw ten behoeve van nieuwe woonfuncties of niet- agrarische bedrijfsfuncties. Dit regionale beleid is destijds tot stand gekomen als uitwerking van het provinciale functieveranderingsbeleid vanuit het Streekplan 2005. In 2008 is hiervoor de “Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten vastgesteld met in 2012 een “Nadere invulling” daarvan.
Vanuit onder meer de praktijkervaringen van de regiogemeenten en jurisprudentie is de wens ontstaan om de beide beleidskaders uit 2008 en 2012 samen te voegen en te actualiseren. Het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 is dan ook primair geen nieuw beleid. Wel zijn enkele beleidsaanpassingen/-toevoegingen gedaan;
Deelnemende gemeenten
Het regionale beleid voor functieverandering is opgesteld vanuit de samenwerking tussen de gemeenten in het Gelderse gedeelte van de regio Food Valley en de gemeente Putten. Het gebied waarop het regionale beleid van toepassing is omvat de gemeenten Nijkerk, Putten, Barneveld, Scherpenzeel, Ede en Wageningen.
Van sloopmeters naar inzetbare sloopmeters
Om alle sloopmeters gelijkwaardig te maken en de voorgaande systematiek van afroming te vereenvoudigen, worden sloopmeters als eerste stap in een functieveranderingsproces vóór gebruik of verkoop 'omgezet' naar een 'inzetbare sloopmeters'. Bij hergebruik van bestaande bebouwing geldt ditzelfde. De oppervlakte van de te hergebruiken bebouwing wordt eerst berekend als 'sloopmeters', waarna de omzetting plaatsvindt naar 'inzetbare sloopmeters'. Voor het omzetten van de sloopmeters naar inzetbare sloopmeters wordt een korting toegepast (voorheen was dit de afroming), afhankelijk van de grootte van de slooplocatie.
Regionale inzetbaarheid van inzetbare sloopmeters
Het slopen van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen wordt bevorderd door een regionale inzetbaarheid van de sloopmeters. Dit betekent dat er de mogelijkheid is om salderingslocaties te benutten die in een andere regiogemeente liggen dan de locatie waar de meters worden ingezet. De markt voor aankoop en/of verkoop van inzetbare sloopmeters door marktpartijen is daarmee groter.
Basissystematiek
Vanuit het functieveranderingsbeleid zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen door middel van compensatie van inzetbare sloopmeters mogelijk in twee hoofdvormen met een basissystematiek;
De basissystematiek is opgebouwd met een standaard 'recht' voor een nieuwe woning/wooneenheid of niet-agrarisch bedrijf, het woningrecht en het bedrijfsrecht waarvoor een compensatie van inzetbare sloopmeters nodig is. Daarnaast wordt compensatie van inzetbare sloopmeters gevraagd per 1 m³ inhoud van de woning of 1 m² vloeroppervlakte niet-agrarisch bedrijf.
Verbrede mogelijkheden (gemeentelijke keuze)
In het geactualiseerde beleid is evenals in de voorgaande beleidsdocumenten een 'gereedschapskist' aan verbrede mogelijkheden voor de inzet van inzetbare sloopmeters opgenomen. Gemeenten hebben de keuzemogelijkheid uit deze regionaal afgestemde 'gereedschapskist' die onderdelen te kiezen die hen passen. Dit in aanvulling op de hoofdopzet van het beleid. De met de actualisering toegevoegde mogelijkheden geven meer ruimte voor nieuwe (maatwerk) ontwikkelingen. Een toegevoegde mogelijkheid is functieverandering van een woning naar een woongebouw, voor onder meer mogelijk toekomstige mantelzorgsituaties of meergeneratiewoningen. Daarnaast is een maatwerkmogelijkheid toegevoegd om in nog niet uitgewerkte situaties oplossingen te bewerkstelligen die in overeenstemming zijn met de lijn en de systematiek van dit beleid.
Doorwerking in het plangebied
Deze partiële herziening is gebaseerd op het beschreven beleid en zoals deze is opgenomen als wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012". In hoofdstuk 3 van de toelichting is gemotiveerd dat het plan past binnen het functieveranderingsbeleid.
De beeldkwaliteitsplannen functieveranderingen Gelderse Vallei (uit 2008) en Agrarische Enclave Uddel-Elspeet (uit 2009) hebben als primaire functie om de ambities ten aanzien van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit bij functieveranderingen weer te geven (erfbeplanting, oriëntatie en plaatsing bouwmassa’s op het erf, architectuur, materiaalgebruik en dergelijke).
Doorwerking in plangebied
Door initiatiefnemer is een inrichtingsplan, waar ook beeldkwaliteit onderdeel van uitmaakt, ingediend dat is besproken in het overleg voor verzoeken in het buitengebied. Het inrichtingsplan locatie Apeldoornsestraat naast nummer 113 is akkoord bevonden door de landschapsdeskundige, hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de toelichting. Er is voor de nieuwe woning aan de Apeldoornsestraat ten oosten van nummer 113 nog geen bouwplan beschikbaar zodat over de architectuur hiervan verder nog niets kan worden aangegeven.
Ook voor de locaties Heetweg 8-01 en 8-02 (zie bijlage 2 van de toelichting), Hunnenweg 5-7 (zie bijlage 3 van de toelichting) en Joostweg 6-8 (zie bijlage 4 van de toelichting) zijn inrichtingstekeningen van de nieuwe situatie opgesteld. Daar zijn geen bouwplannen voor nu het zgn. afwaarderingsplannen betreft.
In regionaal verband is in 2005 een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld, namelijk het Landschapsontwikkelingsplan Gelderse Vallei. Het belangrijkste doel van het LOP is het stimuleren van initiatieven voor landschaps- en natuurontwikkeling door particulieren, instanties en de gemeente. Hierbij staat het behouden, versterken en verbeteren van de landschappelijke identiteit en de groenblauwe structuur voorop. Het LOP dient er voor om bouwstenen te bieden voor ontwikkelingen in het buitengebied en deze actief te geleiden. Het LOP vormt de basis voor een actief landschapsbeleid. Enkele onderdelen van de visie zijn per landschapstype nader uitgewerkt:
Doorwerking in plangebied
In dit geval is er een inrichtingsplan voor de locatie Apeldoornsestraat, ten oosten van nummer 113 ingediend, waarbij zowel aan de west- als oostzijde (gedeeltelijk) een houtsingel gerealiseerd. Ook komt er een haag ((voorzijde en gedeeltelijk aan de oostzijde). Verder wordt er een solitaire boom (beuk) gepoot. Het inrichtingsplan is akkoord bevonden door de landschapsdeskundige, hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de toelichting. Ook voor de locaties Heetweg 8-01 en 8-02 (zie bijlage 2 van de toelichting), Hunnenweg 5-7 (zie bijlage 3 van de toelichting) en Joostweg 6-8 (zie bijlage 4 van de toelichting) zijn inrichtingstekeningen van de nieuwe situatie opgesteld.
Op 4 december 2020 is het Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe (RAP) ondertekend door de Manifestregio. In de regio werken 28 gemeenten, waterschap Vallei en Veluwe, provincies Utrecht en Gelderland, Vitens, Veiligheidsregio's en Rijkswaterstaat samen op het gebied van klimaatadaptatie.
Met het RAP geeft de regio invulling aan de landelijke opgave voor overheden om vanaf eind 2020 klimaatadaptief te werken om in 2050 klimaatbestendig te zijn. Deze opgave komt voort uit het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.
Het klimaat verandert namelijk snel en merkbaar. Klimaatadaptatie is omgaan met het nieuwe klimaat met extremer weer: heftige buien of juist lange periodes van hitte en droogte. De omgeving waarin we leven, werken en ontspannen, maar ook de manier van leven moeten we daarop aanpassen.
In het RAP zijn de regionale aandachtsgebieden voor de komende jaren bepaald, aanvullend op wat elke partij zelf moet of kan doen. Vooraf zijn voor het hele gebied de kwetsbaarheden van wateroverlast, droogte en hitte in kaart gebracht in een klimaateffectatlas. Tevens zijn risicodialogen met elkaar gevoerd over de gevolgen van klimaatverandering en de opgaven voor de regio.
Het RAP is een strategische agenda rondom 4 thema's: Prettig wonen en werken, Aangenaam recreëren, Basisfuncties (elektriciteit, hoofdwegennet, verpleeghuizen, etc.) veilig stellen en Natuurlijk bodem- en watersysteem. Per thema zijn (hoofd)ambities, speerpunten en maatregelen geformuleerd.
In Werkplannen wordt concreet aangegeven hoe de ambities in het RAP voor telkens een periode van 2 jaar worden uitgewerkt. De opgaven worden regionaal verdeeld en er worden verbindingen gelegd. Van belang is dat ook inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van het aspect water zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
De driedimensionale Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI) is de langetermijnvisie van Waterschap Vallei en Veluwe. Met deze BOVI zet Waterschap Vallei en Veluwe op een geheel nieuwe wijze koers naar een duurzame en waterinclusieve leefomgeving. Daarbij kijkt Waterschap Vallei en Veluwe integraal, grensontkennend, over de grenzen van taken en gebieden heen en werkt vanuit de drie zogenoemde waterprincipes:
Deze principes leiden tot één samenhangende weergave van water in het landschap van Vallei en Veluwe: één kringloop van bron tot monding, door stedelijk en landelijk gebied en van boven- en ondergrond.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de BOVI 2050 zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2022-2027. Het gebied, de maatschappelijke thema's en samenwerking met partners zijn meer centraal gezet dan in voorgaande waterbeheerprogramma's. Het waterbeheerprogramma is een kerninstrument onder de Omgevingswet en bevat naast de verplichte onderdelen van het programma (zoals Kader Richtlijn Water (KRW), Richtlijn Overstromings Risico's (ROR), zwemwaterrichtlijn) ook een niet verplicht deel. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. In het BOP worden doelen uit de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) doorvertaald naar gebiedsgerichte doelen. De hoofddoelen van het BOP zijn hieronder kort beschreven.
Waterveiligheid
Een zo goed mogelijke bescherming tegen overstromingen volgens de wettelijke normen.
Watersysteem
Een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen.
Wonen en zuiveren
Een robuust proces voor het verwerken van extreme neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem.
Circulaire economie
Volledig circulair opereren in 2050 door anders om te gaan met grondstoffen en goed samen te werken met partners en de omgeving.
Energietransitie
Het eerste energieneutrale waterschap van Nederland worden om een voorbeeld te zijn op het gebied van de energietransitie.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van het aspect water zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
De structuurvisie Buitengebied Barneveld is op 21 september 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De Structuurvisie Buitengebied Barneveld bouwt voort op keuzes die gemaakt zijn in de Strategische visie en de Nota van Uitgangspunten voor het buitengebied.
De visie voor het buitengebied is ruimte bieden voor economische ontwikkeling in samenhang met behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteiten landschap, natuur, woon- en leefmilieu.
Er doen zich belangrijke ontwikkelingen voor die bepalend zijn voor de toekomst van het buitengebied. De landbouw heeft niet stil gestaan en past zich aan, aan nieuwe ontwikkelingen. De doorgaande ontwikkeling in de agrarische sector heeft onder andere tot gevolg dat er steeds minder maar wel grotere agrarische bedrijven zijn gekomen en nog zullen komen. Een gevolg hiervan is vrijkomende agrarische erven door functieverandering naar wonen of werken. Ook is steeds vaker sprake van verbreding en verduurzaming. Tevens wordt geconstateerd dat recreatiebedrijven moderniseren en de kwaliteit verhogen. Deze ontwikkelingen zijn van grote invloed op de omgevingskwaliteiten natuur, landschap, cultuurhistorie en woon- en leefomgeving.
Met de visie wordt ruimte geboden voor economische ontwikkeling in samenhang met behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteiten. Dat gaat de gemeente doen door initiatieven mede te beoordelen op de mate waarin ze bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteit, bijvoorbeeld effecten op landschap (beeldkwaliteit), woon- en leefmilieu, verkeer en natuur.
De gemeente wil diverse ontwikkelingen faciliteren. Wat betreft de landbouw gaat dat om zowel schaalvergroting als verbreding en innovatie. Die verbreding verdient mogelijkheden om enerzijds extra inkomsten te bieden aan agrarische ondernemers en anderzijds om duurzame en innovatieve ontwikkelingen ruimte te geven. Verbreding is bovendien interessant voor de beleidsopgave om recreatieve mogelijkheden in het hele buitengebied te benutten en te stimuleren. Innovatie verdient kansen omdat daarmee kan worden gewerkt aan de versterking van de positie van de Regio Foodvalley, aan ondernemingszin en aan klimaatadaptatie. De schaalvergroting en de innovatieve ontwikkelingen moeten echter wel passen in het landschap van de gemeente Barneveld. Die voorwaarde geldt ook voor de locaties waar de agrarische bedrijven juist stoppen en gebruik maken van het beleid voor functieverandering waarmee woningen of (kleine) bedrijven worden gerealiseerd. Het spreekt vanzelf dat ook recreatieve functies moeten bijdragen aan een fraai en herkenbaar landschap. Een landschappelijk fraai buitengebied met goed ingepaste ontwikkelingen. Een buitengebied dat zo wordt ingericht dat het een aangename plek is om er te werken en te recreëren. Dat vergt een goed klimaat om passende werk- en recreatiefuncties daadwerkelijk te kunnen behouden en ontwikkelen.
Het buitengebied als een prettige omgeving om te verblijven geeft ook een meerwaarde voor de talrijke woningen die in het buitengebied aanwezig zijn en is van groot belang als positieve vestigingsfactor voor de (toekomstige) bewoners van de negen woonkernen. Die meerwaarde wil de gemeente graag verder versterken door het ontwikkelen van de relaties tussen de dorpen en het buitengebied. Daarom wil de gemeente initiatieven op het gebied van bijvoorbeeld de lokale voedselvoorziening en het beleven van veehouderij (kijk- en doemogelijkheden) en natuur (rust zoeken en onderhoud) faciliteren.
De hiervoor genoemde aanpak geldt voor het hele buitengebied. Daarnaast is een onderscheid gemaakt in deelgebieden, met beleidsaccenten op grond van landschappelijke kenmerken en zones op grond van een specifieke functie. Zie hiervoor de afbeelding 'Visie ruimtelijke kwaliteit Barneveld'.
De deelgebieden zijn:
Afbeelding: Visie ruimtelijke kwaliteit Barneveld + legenda
Per deelgebied wordt de ontwikkelingsrichting beschreven. Het kwaliteitsbeeld vormt het ruimtelijk toetsingskader. Het stelt eisen die richtinggevend zijn voor ruimtelijke ontwikkeling. Deze (minimum)eisen zijn kaderstellend voor het (bestemmings)plan. De locaties liggen in de volgende deelgebieden en/of zones:
Hieronder staat een toelichting per deelgebied en zone.
Intensieve landbouw is de belangrijkste gebruiksvorm van dit deelgebied. Het beleid is gericht op herstructurering en passende schaalvergroting, waarbij productieruimte beschikbaar komt voor de toekomstgerichte bedrijven die in staat zijn om te groeien en daarin te investeren.
Karakteristiek
Het deelgebied wordt gekarakteriseerd door afwisselend kleinschalig landschap met diverse cultuurhistorische landschapstypes (kampenlandschap, heideontginningslandschap et cetera). Deze verschillende landschapstypen zijn op veel plekken niet langer direct herkenbaar. De agrarische bedrijven zijn op de voorgrond aanwezig in dit gebied. Sommige delen van het gebied zijn dichter dan andere delen door kleinschalige landschapselementen als houtsingels en door erfbeplanting. Daarbij vormen lanen en beken belangrijke landschappelijke elementen. De lanen zijn echter niet altijd consequent doorgezet en daardoor worden routes niet geaccentueerd. De beken vallen in de kleinschaligheid van het landschap nauwelijks op. In het groeiseizoen draagt de maïsteelt bij aan het kleinschalige karakter van het gebied.
Gebruik
Intensieve landbouw is de belangrijkste gebruiksvorm van dit deelgebied. Het beleid is gericht op herstructurering en passende schaalvergroting, waarbij productieruimte beschikbaar komt voor bedrijven die in staat zijn om te investeren. Andere bedrijven zullen stoppen met hun agrarische activiteiten. In het kader van het functieveranderingsbeleid worden, in gevallen van vrijkomende en leegstaande agrarische bebouwing, planologische mogelijkheden geboden voor functiewijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid. Vanwege het primaat van de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, wordt in het landbouwontwikkelingsgebied (LOG) in beginsel geen medewerking verleend aan verzoeken om functiewijziging naar wonen. Voor al aanwezige niet-agrarische bedrijven is het uitgangspunt dat eventuele uitbreiding alleen onder strenge voorwaarden wordt toegestaan. Hervestiging op een bestaand of nieuw bedrijventerreinen in de gemeente Barneveld is wenselijk.
Behoudens de hiervoor genoemde mogelijkheden van functieverandering van stoppende agrarische bedrijven, worden in dit agrarische productiegebied geen nieuwe woningen of niet-agrarische bedrijven toegelaten. Deze functies horen thuis in de kernen. Het streefbeeld voor dit landschap is gericht op vernieuwing.
Bestaande waardevolle natuur- en landschappelijke waarden worden beschermd en zijn nevengeschikt aan de hoofdfunctie landbouw.
Voor dit deelgebied zijn natuur en recreatie de belangrijkste gebruiksvormen. De gemeente streeft naar een goede balans met de economische ontwikkeling van dit gebied.
Karakteristiek
Dit gebied bestaat uit diverse bosmilieus, heidevelden en (deels voormalige) agrarische enclaves rond de dorpen Kootwijk en Garderen. De enclaves zijn te karakteriseren als es- en brinkdorpen landschap. Dit deelgebied is van grote betekenis voor recreatie en toerisme met dag- en verblijfsrecreatie. In de agrarische enclave Garderen is de kalverhouderij van belang. In de enclaves zijn ook een boomkwekerij (Garderen) en een paardenhouderij (Kootwijk) opvallend.
Gebruik
Voor dit deelgebied zijn natuur en recreatie de belangrijkste gebruiksvormen, landbouw is daaraan ondergeschikt. Ook Defensie heeft een belangrijk deel van het gebied in gebruik. Deze defensieterreinen hebben voor een groot deel ook een hoge natuurwaarde.
De gemeente streeft naar het open houden van waardevolle open essen en ondersteunen het behoud en de ontwikkeling van de natuur. De gemeente wil daarbij nadrukkelijk wel de balans zoeken met een duurzame economische ontwikkeling.
Voor de landbouw rondom Garderen worden mogelijkheden geboden voor bedrijfsontwikkeling, zoals beschreven in het uitwerkingsplan van het Reconstructieplan Veluwe. Die uitwerking streeft ook naar reductie van de uitstoot van ammoniak, onder meer door verplaatsing van een aantal bedrijven naar een betere plek en via technische maatregelen. Gebleken is dat verplaatsen niet eenvoudig is, maar de gemeente ondersteunt verplaatsingsinitiatieven. Verder wordt gewerkt aan kavelruil, erfbeplantingen en aan natuurstroken langs de beken. Daardoor verbetert de kwaliteit van het water.
De verblijfsrecreatieterreinen op de Veluwe vallen onder het Groei- & Krimpbeleid van de provincie Gelderland. Groei van deze verblijfsrecreatieterreinen kan uitsluitend plaatsvinden in de groeiclusters Garderen en Kootwijk (Streekplanuitwerking Groei- & Krimpbeleid). De gemeente ondersteunt die groei onder de voorwaarden zoals beschreven in de clustervisies voor Garderen en Kootwijk.
De Veluwe is aangewezen als Natura 2000-gebied. Ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Barneveld mogen geen significant negatieve invloed hebben op de Natura 2000-gebieden. Daarbij gaat het in de gemeente met name om ontwikkelingen in de veehouderij en de recreatiesector. De gemeente zal initiatieven van individuele bedrijven op Natura 2000 toetsen in de vergunningprocedure, in overeenstemming met het Gelderse convenant stikstof en Natura 2000.
Het ruimtelijk beleid richt zich vooral op handhaving en versterking van het functioneren van de bestaande verblijfsrecreatieve sector, primair door verbetering van de kwaliteit van bestaande verblijfsrecreatiebedrijven. Een landschappelijk aantrekkelijke overgang tussen Veluwe en Vallei is wenselijk. Voor het deel van deze zone ten zuiden van de A1 gaat het in hoofdzaak om een toename van klein landschapselementen zodat meer variatie ontstaat. In de gehele zone blijft ruimte voor de aanwezige agrarische bedrijven binnen de kaders van het reconstructieplan.
Doorwerking in plangebied
Het ingekomen verzoek is in overeenstemming met de structuurvisie.
Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:
In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwaterbeleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.
Het Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!' richt zich op een duurzame omgang met hemelwater. Het geeft aan wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van afstromend hemelwater in bestaande situaties en bij nieuwe ontwikkelingen. Het plan zet in op een integrale benadering en meervoudige inrichting van totale openbare ruimte. Barneveld gaat aan de slag met het waterbestendig inrichten van de openbare ruimte om bestand te zijn tegen klimaatverandering.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
De raad heeft in 2015 de Energievisie gemeente Barneveld 2015-2020 ('investeren in Barneveldse bronnen') vastgesteld. Het energievraagstuk staat de laatste jaren landelijk stevig op de (politieke) agenda. Naast het milieumotief en betaalbaarheid zijn ook maatschappelijke verantwoordelijkheid en energie-onafhankelijkheid steeds meer een argument om actie te ondernemen. De gemeente Barneveld voelt de urgentie om een bijdrage te leveren aan een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening en heeft een doelstelling vastgesteld die hoger ligt dan de landelijke energiedoelstellingen.
Woningen en bedrijfspanden moeten de komende jaren fors energiezuiniger worden. Eind 2021 heeft de gemeenteraad "De warmtevisie Barneveld" vastgesteld, dat de basis vormt voor het verminderen van het gebruik (isoleren) en het uitfaseren van het gebruik van aardgas. Vooruitlopend op de nieuwe energiewetgeving en energieneutraliteit in 2050, ziet de gemeente graag dat de woningen en bedrijven aardgasloos en energieneutraal worden gebouwd.
Wettelijke eisen Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG)
Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat aanvragen om een omgevingsvergunning sinds 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG).
Warmtepompen
Er zijn voorbeelden van geluidsoverlast veroorzaakt door warmtepompen, omdat er bij de plaatsing geen rekening gehouden is met het geluidsaspect of de warmtepomp verouderd is. Een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de warmtepomp is noodzakelijk en er moet voldaan worden aan een acceptabel geluidsniveau. Als het geluidniveau op 5 meter van warmtepomp hoger is dan 30 dB(A) of als dit het geval is bij een kortere afstand tot de buurwoning dan is het toepassen van een geluiddempende omkasting nodig. Hiervoor komen steeds meer innovaties op de markt (bijvoorbeeld in een dummy schoorsteen).
Sinds 1 april 2021 worden geluidseisen gesteld aan (nieuw te plaatsen) buiten opgestelde installaties voor warmte- of koude opwekking. Het gaat hierbij om warmtepompen en airco's die worden toegepast bij woningen en woongebouwen. Deze installaties mogen niet meer dan 40 dB geluid veroorzaken bij de buren.
Zonnepanelen en -collectoren
Gebruik van zonne-energie kan significant bijdragen aan de benodigde duurzame energie- en warmteopwekking. In dit plan zijn zonnepanelen opgenomen, die direct bij de bouw worden meegenomen. De zonnepanelen kunnen zijn geïntegreerd in het ontwerp van een gebouw.
Materialen
In het ontwerp van een woning of gebouw kan door een slim ontwerp daglicht optimaal worden benut en zodat de benodigde energie voor verlichting zo laag mogelijk is en de binnen temperatuur zo min mogelijk fluctueert. Ook kunnen groendaken aangelegd worden.
De hoeveelheid materialen wordt zoveel mogelijk beperkt en gebruik van gezonde en duurzame materialen – gezien over de hele levenscyclus - heeft de voorkeur.
Laadpalen
Elektrisch autorijden is beter voor het milieu dan rijden op fossiele brandstoffen. Er wordt namelijk geen CO2 uitgestoten door de auto. De gemeente staat dan ook positief tegenover het plaatsen van laadpalen voor elektrische voertuigen.
Duurzaamheid in het openbaar gebied of op eigen terrein
Er moet aandacht zijn voor energiezuinige openbare verlichting. Daarbij denken we aan een verlichtingsplan, waarbij zo weinig mogelijk lantaarnpalen worden toegepast, uitgevoerd met (dimbare) LED-lampen.
Daarnaast is het vanuit duurzaamheidsoogpunt van belang om de hoeveelheid materiaalgebruik voor wegen en de verharde oppervlakte in het plangebied zo laag mogelijk te houden. Dat kan worden bereikt door de weglengte en -breedte zoveel mogelijk te beperken en doorlatende verharding toe te passen. Bij de keuze voor het materiaalgebruik heeft de gemeente ook hier de voorkeur voor het gebruik van duurzame materialen, bij zowel productie en gebruik en die bij sloop hergebruikt kunnen worden.
Klimaat
Het klimaat verandert met extremer weer als gevolg. We zullen vaker te maken krijgen met hoosbuien / wateroverlast, langere perioden van droogte en hitte. Het veranderende klimaat vraagt om maatregelen op alle schaalniveaus om de gevolgen voor gezondheid, veiligheid, productiviteit en natuur te beperken. Klimaatbestendig handelen en waterrobuust inrichten wordt vanzelfsprekend in het gemeentebrede beleid en handelen vóór 2020. Zodat in 2050 de fysieke ruimte in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is. Eén van de maatregelen is het anders omgaan met het inzamelen van en verwerken van hemelwater dat op verhard oppervlak valt, bijvoorbeeld door het aanleggen van groene daken. Zie voor een verdere beschrijving de waterparagraaf (§ 5.15).
Door op een slimme manier om te gaan met (robuust) groen in de openbare ruimte in relatie tot de positionering van de woningen en de productie van zonne-energie op daken van woningen kan het microklimaat in de woningen en in een gebied op een positieve manier beïnvloed worden.
Doorwerking in plangebied
Er ligt nu nog geen concreet bouwplan voor de nieuwe woning aan de Apeldoornsestraat naast nummer 113. De (voorlopige) duurzame maatregelen die genomen zouden kunnen worden, betreffen:
Bij de Heetweg 8-01 en 8-02 komt 158 m² minder bebouwd oppervlakte. Om het perceel ligt circa één hectare grond en sloten. Er is meer grond waar het regenwater in de grond kan zakken en er zijn voldoende sloten om overtollig water af te voeren.
Wat betreft Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8 verdwijnt agrarische bebouwing en dit levert ook winst op qua klimaat en duurzaamheid (minder verstening).
Ruimte voor Mantelzorg
In de notitie Ruimte voor mantelzorg (uit 2011) is het beleidskader voor woonruimte voor mantelzorg in het buitengebied nader uitgewerkt.
De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten:
Voor het bestemmingsplan betekent dit dat ruimte moet worden geboden voor onderdeel 3. In het voorliggende bestemmingsplan is, gezien de bescheiden ruimtelijke effecten, onderdeel 3 mogelijk gemaakt door middel van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.
Groenstructuurplan
Het Groenstructuurplan (uit 2011) biedt kaders voor de ontwikkeling van de groenstructuren. Dit betreft de inrichting van het openbaar groen om de groenstructuren in en de herkenbaarheid van de kernen te behouden, ontwikkelen en versterken. Bestaande groenstructuren en -elementen worden zoveel mogelijk behouden en verweven met nieuwe structuren. Voor het buitengebied betekent dit dat de bestaande structuren gehandhaafd moeten blijven. Daarvoor is in het voorliggende bestemmingsplan een passende bestemming opgenomen. Bij ontwikkelingen in het buitengebied die de groenstructuur aantasten kan als voorwaarde worden gesteld om passende maatregelen te nemen.
In dit geval is een beplantingsplan voor de locatie Apeldoornsestraat naast 113 opgesteld (zie bijlage 1 van de regels), waaraan een voorwaardelijke verplichting is verbonden. Het bestaande groen blijft intact, en wordt versterkt doordat er extra beplanting bij komt.
Voor de locaties Heetweg 8-01 en 8-02, Hunnenweg 5-7 en Joostweg wordt qua groen verwezen naar paragraaf 5.12 van de toelichting.
Gebiedsvisie functieveranderingswoningen
Op 22 maart 2017 heeft de gemeenteraad het "Functieveranderingsbeleid Regio Foodvalley 2016" vastgesteld. De doelstelling van het beleid is om ruimtelijke kwaliteitswinst in het buitengebied te behalen door sloop en/of hergebruik van de vrijkomende (of vrijgekomen) agrarische bedrijfsgebouwen. Ter compensatie van de sloop van de bebouwing worden nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied toegestaan, die anders niet mogelijk zijn. Bijvoorbeeld het realiseren van een nieuwe woning.
De slooplocatie is echter niet vanzelfsprekend de beste locatie om de nieuwe woning(en) te bouwen. Bijvoorbeeld vanwege het 'slechte' woon- en leefklimaat, vanuit landschappelijk oogpunt of omdat het omliggende agrarische bedrijven mogelijk belemmert in de ontwikkelingsmogelijkheden. Ruimtelijk gezien is dan ook vaker meer winst te behalen door de nieuwe woning te verplaatsen naar een locatie elders. Zoals bijvoorbeeld naar een bebouwingslint of aan de rand van een dorpskern. Met de 'Gebiedsvisie functieveranderingswoningen', vastgesteld op 13 december 2017, worden daarvoor volgens het 'ja-mits' principe verschillende mogelijkheden gegeven. Ja, we bieden ruimte om de woning elders te bouwen, mits dit per saldo een versterking is van de kwaliteiten van het buitengebied oplevert.
Om een goede afweging te kunnen maken van mogelijke locaties en de inpassing van een plan in zijn omgeving geeft de gebiedsvisie richtinggevende afwegingskaders, zoals met betrekking tot geur, fijnstof en landschap. Daarbij is het ook van belang dat de buurt wordt betrokken bij het opstellen van een plan door middel van een omgevingsdialoog.
In de beleidsnotitie 'Kaders herzieningen bestemmingsplan Buitengebied 2012' heeft de gemeenteraad een aantal beleidskeuzes vastgelegd die een aanvulling vormen op de Structuurvisie Buitengebied en het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'. Een deel van deze beleidskeuzes heeft betrekking op de groeimogelijkheden voor agrarische bedrijven. Het gaat hierbij om een herverdeling van de ruimte die nu reeds in het bestemmingsplan geboden wordt. Deze herverdeling wordt bereikt door de introductie van een salderingsregistratie. Deze salderingsregistratie is een gemeentelijke administratie waarin twee elementen worden geregistreerd:
In dit geval verdwijnen er twee agrarisch bedrijven, te weten bij:
Het bouwvlak bedraagt bij Hunnenweg 5-7 6.469 m2 en bij Joostweg 6-8 bedraagt het bouwvlak dat verdwijnt 6.320 m2. Dit is opgenomen in de salderingsregistratie.
Op 29 september 2022 heeft de raad ingestemd met de uitgangspunten en kaders zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Actualisatie Visie Verblijfsrecreatie 'Kansen en Koersen: Visie op de toekomst van de verblijfsrecreatie in de gemeente Barneveld'.
In de uitwerking van de Visie Toerisme en Recreatie 2030, de Visie Verblijfsrecreatie (2022), staat dat de gemeente Barneveld kansen ziet voor de camperaar. Het streven is gericht op een geschikt en divers aanbod. Binnen de gemeente zijn in beginsel maximaal 5 camperterreinen mogelijk, met op elk terrein ten hoogste 8 camperplaatsen. Het realiseren van een dergelijk terrein is altijd maatwerk. Hierbij staat de kwaliteit van het initiatief voorop. We vinden het belangrijk dat een camperterrein in de nabijheid (fietsafstand) van toeristische plaatsen, horeca, middenstand, dagrecreatieve voorzieningen, wandel- en fietsroutes ligt. Het camperterrein draagt daarmee bij aan het recreatieve product van de gemeente Barneveld.
Op het camperterrein moet het ook goed verblijven zijn. Dat betekent dat bijvoorbeeld een ligging aan een drukke weg of bij een bedrijf met veel geluid of geuroverlast niet wenselijk is. Het camperterrein moet goed in de omgeving en het landschap worden ingepast. Een camperterrein mag het woon- en leefgenot van woningen, voorzieningen en scholen niet aantasten. Om onderscheidend te zijn ten opzichte van reguliere verblijfsrecreatieterreinen zijn op camperterreinen in principe geen recreatieve voorzieningen en sanitaire voorzieningen toegestaan. Er gelden ook een aantal (organisatorische) randvoorwaarden.
In Barneveld is het toegestaan een eigen woning te verhuren aan toeristen voor kort verblijf: Particuliere vakantie-verhuur. De woning is in dit geval duidelijk ingericht voor eigen bewoning. Er mogen geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken om particulier te worden verhuurd voor recreatief gebruik. Een woning mag daarom niet meer dan 60 nachten per kalenderjaar worden verhuurd tijdens afwezigheid van de bewoner. Dit kan een aaneengesloten periode zijn of meerdere korte periodes van in totaal 60 nachten. De bewoner van de woning is verantwoordelijk voor de verhuur.
In bijzondere situaties, bijvoorbeeld ten behoeve van het behoud van erfgoed, kan van bovenstaande worden afgeweken. Bij een dergelijk initiatief is altijd sprake van maatwerk waarbij onder andere wordt gekeken of het initiatief aanvullend is op het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod in Barneveld.
Doorwerking in plangebied
De Visie Verblijfsrecreatie is, voor zover er een planologische vertaling noodzakelijk is, doorvertaald. Het gaat over de volgende aspecten:
- bed & breakfast;
- particuliere verhuur;
- camperterrein/-plaats.
Hetgeen over hotels is opgenomen in de Visie Toerisme en Recreatie 2030 is niet planologisch vertaald. Het is de bedoeling om dat met een afzonderlijke planologische procedure te gaan regelen.
Binnen woningen is een bed & breakfast onder voorwaarden toegestaan. In een bijgebouw is alleen met een omgevingsvergunning en onder voorwaarden een bed & breakfast toegestaan. Particuliere vakantie-verhuur en camperterrein/-plaats wordt gefaciliteerd in de algemene gebruiksregels. In hoofdstuk 6 van de toelichting is dit nader uitgewerkt en beschreven.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.
Beoordeling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit vindt (o.a.) plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (PFAS) regio De Vallei en de nota bodembeheer regio De Vallei.
Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.
Uit het bodeminformatiesysteem van de gemeente blijkt dat op het betreffende perceel Apeldoornsestraat naast 113 nog geen verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd. Voor zover bekend hebben er op het betreffende perceel geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden en is het altijd agrarisch (akker/weiland) in gebruik geweest. Het betreft derhalve een onverdacht terrein. Op basis van de Bodemkwaliteitskaart Regio De Vallei ligt dit betreffende deel van de locatie binnen de kwaliteitszone landbouw/natuur. Een bodemonderzoek wordt niet vereist. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het beoogd gebruik. Bouwen op een perceel zonder voorafgaand bodemonderzoek ter plaatse, houdt het risico in dat mogelijk later blijkt dat de grond toch verontreinigd is. De Omgevingsdienst de Vallei vindt dit risico aanvaardbaar. Er kan geen sprake zijn van aansprakelijkheid van de gemeente, als achteraf blijkt dat gebouwd is op verontreinigde grond.
Er is hier geen sprake van een wijziging naar een gevoeliger gebruik (bezien vanuit het aspect bodem). Wanneer de te slopen schuur is voorzien van asbesthoudende dakbedekking die (in het verleden) niet voorzien is van een dakgoot en het maaiveld ter plaatse onverhard is (/was), dan wordt geadviseerd om voor de sloop ter plaatse een verkennend asbestonderzoek te laten uitvoeren conform NEN 5707. Een eventuele sterke bodemverontreiniging met asbest(vezels) ontstaan door afstromend water in de zo genoemde druppelzone, wordt dan op tijd onderkend en voorkomt vertraging bij de voorgenomen herontwikkeling. Voor de sloop van het (bedrijfs)gebouw dient ook vooraf een asbestinventarisatie uitgevoerd te worden. Mogelijk dient er in het kader van de bedrijfsbeëindigingen ook nog een eindsituatie bodemonderzoek plaats te vinden in kader van het Activiteitenbesluit.
Geadviseerd is om ter plaatse van de druppelzone (indien daarvan sprake is) een verkennend asbestonderzoek conform de NEN 5707 uit te laten voeren voorafgaand aan de sloop, zodat een eventuele verontreiniging tijdig aan het licht komt. Het uitvoeren van dit verkennend onderzoek betreft een (streng) advies. Dit kan niet worden opgelegd. Dit rapport is niet uitgevoerd en dat vormt geen belemmering voor vaststelling van dit plan.
In 2018 is er een verkennend en nader bodemonderzoek en asbest in grondonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 5 van de toelichting.
Dit rapport is beoordeeld door de bodemspecialist van de Omgevingsdienst de Vallei. Het uitgevoerde verkennend en nader bodemonderzoek en asbest in grondonderzoek is destijds (in 2018) uitgevoerd in het kader van een onroerend goed transactie. Het plangebied valt binnen de contour van de onderzoekslocatie. Wel dient te worden opgemerkt dat destijds alleen de verdachte deellocaties (te weten: opslag & bewerking bestrijdingsmiddelen en druppellijnen onder de asbesthoudende dakbedekking) zijn onderzocht. Binnen het plangebied is echter ook sprake van een toegangspad richting de schuren en het achtergelegen terrein welke vermoedelijk bestaat uit een puin- en baksteen houdende halfverharding. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat een deel van de onderzoekslocatie matig tot sterk is verontreinigd met OCB. Naar alle waarschijnlijkheid een erfenis van in het verleden op de locatie verhandelde bestrijdingsmiddelen. De bodemverontreiniging met OCB is binnen de kadastrale perceelgrenzen verticaal en horizontaal in voldoende mate afgeperkt. Voor de sanering dient een BUS-melding te worden ingediend bij het bevoegd gezag, de provincie Gelderland. Aanvullend hierop is de eigenaar/initiatiefnemer gewezen op het resultaat van de destijds uitgevoerde risicobeoordeling:
Ter plaatse van vier van de vijf de onderzochte druppellijnen is in de samengestelde mengmonsters, voor analyse op asbest, analytisch asbest gemeten. Het maximale gehalte betrof 31 mg/kg d.s. aan gewogen asbest. De gemeten gehalten aan asbest overschrijdt de saneringsnorm/hergebruiksnorm van 100 mg/kg d.s. derhalve niet. Wel merkt de bodemspecialist van de Omgevingsdienst de Vallei op dat in de fractie < 0,5 mm van deze betreffende mengmonster asbestverdachte vezels zijn aangetoond. Aangezien druppellijnen bij geërodeerde asbestdaken verdacht zijn op de aanwezigheid van respirabele vezels had destijds het verrichten van SEM-analyses niet misstaan.
Vervolgens heeft er een aanvullend verkennend en asbestonderzoek plaatsgevonden, Tevens is ter plaatse van het met puin verharde toegangspad een asbest in puinonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 7 van de toelichting. Dit aanvullende onderzoeksrapport is beoordeeld en akkoord bevonden door de bodemspecialist van de Omgevingsdienst de Vallei. De bodemspecialist van de Omgevingsdienst de Vallei is het eens met de gestelde aanbevelingen in deze rapportage.
Voor Joostweg 6-8 is een verkennend en nader bodemonderzoek en asbest in grondonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6 van de toelichting.
Dit onderzoeksrapport is beoordeeld door de bodemspecialist van de Omgevingsdienst de Vallei. Het uitgevoerde verkennend bodem- en asbestonderzoek is correct uitgevoerd en geeft een voldoende beeld van de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie. Het plangebied valt binnen de contour van de onderzoekslocatie. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de zintuiglijk schone boven- en ondergrond geen verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters zijn gemeten. Het grondwater bevat plaatselijk een matig verhoogde concentratie aan naftaleen en een licht verhoogde concentratie aan barium. Een directe oorzaak van de aangetoonde matig verhoogde concentratie aan naftaleen is niet gevonden. Als voor de voorgenomen sloop- en nieuwbouw op de locatie niet zal worden bemaald vormt de milieuhygiënische kwaliteit van het grondwater geen belemmering. Wel wordt geadviseerd om het grondwater ter plaatse niet op te pompen en te gebruiken voor bijvoorbeeld de beregening van een (moes)tuin of consumptief gebruik. Zintuigelijk is op het maaiveld en in de opgegraven/opgeboorde grond geen asbestverdacht (plaat)materiaal aangetroffen. In de samengestelde mengmonsters, voor analyse op asbest, ter plaatse van de aanwezige druppelzones, is analytisch geen asbest gemeten. De onderzoeksresultaten geven derhalve geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodem- en/of asbestonderzoek of -sanering en zijn voldoende voor de voorgenomen functiewijziging.
Ondanks dat het verkennend bodem- en asbestonderzoek correct is uitgevoerd conform de geldende protocollen/richtlijnen betreft het een steekproefsgewijze benadering van de bodemkwaliteit. Bij de voorgenomen herontwikkeling van het terrein en de daarbij behorende sloop- en grondroerende werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het plaatselijk aantreffen van onvoorziene bodemverontreiniging. De aan-/afvoer van grond, bouwstoffen et cetera naar/van de onderzoekslocatie dient te voldoen aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit en het handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie.
Conclusie
Op basis van het voorgaande zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen partiële herziening en de gevraagde functieverandering (inclusief de afwaarderingslocaties). Alleen voor de locatie Hunnenweg 5-7 moet wel een BUS-melding worden gedaan.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. De gemeente heeft daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. De gemeente beschikt over volgende vastgestelde kaarten:
Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.
In het bestemmingsplan komen uiteenlopende dubbelbestemmingen voor om ruimtelijke kwaliteiten te borgen.
Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Uit deze kaart blijkt dat binnen het plangebied verschillende archeologische verwachtingen gelden (laag, middelhoog en hoog).
De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor de zone met een lage archeologische verwachting archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Voor de zone met een middelhoge archeologische verwachting is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij een oppervlakte van 2.000 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Voor de zone met een hoge archeologische verwachting is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij een oppervlakte van 250 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Voor de zone Historisch boerenerf is archeologisch onderzoek nodig in plangebieden groter dan 100 m² bij bodemingrepen dieper dan 30 cm.
Hieronder staat per adres weergegeven hoe het zit met archeologie.
Apeldoornsestraat naast 113
De archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Barneveld is in 2018 vastgesteld. Deze kaart (zie onderstaande afbeelding) geeft binnen het plangebied (blauwe contour) het volgende aan:
Afbeelding uitsnede archeologische beleidskaart Apeldoornsestraat naast 113 (blauwe contour is plangebied)
Binnen een straat van 800 meter rond het plangebied is geen archeologisch onderzoek bekend. Op circa 780 meter ten noorden van het plangebied bevindt zich mogelijk een neolithische grafheuvel.
Het plangebied is bekeken op historische kaarten. De oudste kaart waarop bebouwing (op de locatie van de huidige bebouwing) te zien is, dateert in 1909 (zie onderstaande afbeelding).
Afbeelding het plangebied is te zien op een topografische kaart uit 1909
Aan de noordzijde van het plangebied is op historische kaarten een verhoging in het landschap gemarkeerd. Op alle 19e eeuwse kaarten is de regio rondom het plangebied onbebouwd geweest (zie onderstaande afbeelding), zoals te zien is op een kaart uit 1870.
Afbeelding uitsnede topografische kaart uit 1870
Het plangebied is bekeken op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3). Daarop is te zien dat binnen het plangebied sprake van een lichte verhoging ten opzichte van de omgeving (dynamische opmaak), maar dat mogelijk het perceel in het verleden geëgaliseerd is geweest, omdat het reliëf in het landschap zo sterk afwijkt van de omgeving (hillshade, zie onderstaande afbeelding).
Afbeelding het plangebied is te zien op het AHN3 (oranje is de contour van het plangebied)
Binnen het plangebied is volgens de archeologische beleidskaart sprake van een zone met een lage archeologische verwachting. Daarbij horen volgens het archeologisch beleid de volgende vrijstellingsgrenzen: 10.000 m2 en 30 cm onder maaiveld. De aangevraagde oppervlakte voor de nieuwbouwwoning 350 m3 en het bijgebouw, vallen binnen de oppervlaktevrijstellingsgrens. Het advies luidt daarom dat er geen archeologisch onderzoek nodig. Wel dient een dubbelbestemming archeologie te worden opgenomen (laag verwachting) en geldt de onderstaande wettelijke meldingsplicht. Nu het voorliggende plan een partiële herziening betreft van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012", blijft de dubbelbestemming van het bestemmingsplan "Parapluherziening Cultuurhistorie - Archeologie" van kracht.
Indien bij de werkzaamheden vondsten als aardewerk, vuursteen, houtskool of opvallende donkere verkleuringen in het gele zand worden gedaan, waarvan men redelijkerwijs mag vermoeden dat deze van archeologische betekenis zijn, dient hiervan onmiddellijk melding te worden gemaakt (artikel 5.10 Erfgoedwet).
Heetweg 8-01 en 8-02
Voor het perceel Heetweg 8-01 en 8-02 geldt volgens de archeologische verwachtingenkaart grotendeels een hoge archeologische verwachting. Daarbij horen de volgende vrijstellingsgrenzen: 250 m2, en 30 cm onder maaiveld. Voor een klein deel geldt een lage en een middelhoge archeologische verwachting. Daarbij horen de volgende vrijstellingsgrenzen: respectievelijk 10.000 m2, 2000 m2 en 30 cm onder maaiveld.
De kaart (zie onderstaande afbeelding) geeft binnen het plangebied (blauwe contour) het volgende aan:
Afbeelding uitsnede archeologische beleidskaart Heetweg 8-01 en 8-02 (blauwe contour is plangebied)
Voor het perceel geldt volgens de archeologische verwachtingenkaart grotendeels een hoge archeologische verwachting. Daarbij horen de volgende vrijstellingsgrenzen: 250 m2, en 30 cm onder maaiveld. Voor een klein deel geldt een lage en een middelhoge archeologische verwachting. Daarbij horen de volgende vrijstellingsgrenzen: respectievelijk 10.000 m2, 2000 m2 en 30 cm onder maaiveld.
Ten behoeve van de functieverandering vinden geen graafwerkzaamheden plaats. Er is geen archeologisch onderzoek nodig. De dubbelbestemmingen qua archeologie (Parapluherziening cultuurhistorie - Archeologie) blijven gehandhaafd.
Hunnenweg 5-7
De archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Barneveld (zie afbeelding 1) geeft binnen het plangebied (blauwe contour) het volgende aan:
Afbeelding uitsnede archeologische beleidskaart (blauwe contour geeft het plangebied aan)
Voor het perceel Hunnenweg 5-7 geldt volgens de archeologische verwachtingenkaart een lage archeologische verwachting. Dit is in het bestemmingsplan "Parapluherziening Cultuurhistorie - Archeologie" vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Daarbij horen de volgende vrijstellingsgrenzen: 10.000 m2, en 30 cm onder maaiveld. Er vinden op dit moment geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaats.
Ten behoeve van deze locatie is geen archeologisch onderzoek nodig. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' kan gehandhaafd blijven en blijft van kracht.
Joostweg 6-8
De archeologische waarden- en verwachtingenkaart (zie afbeelding 1) geeft binnen het plangebied (blauwe contour) het volgende aan:
Afbeelding uitsnede archeologische beleidskaart (blauwe contour geeft het plangebied weer)
Voor het perceel Joostweg 6-8 geldt volgens de archeologische verwachtingenkaart grotendeels een hoge archeologische verwachting. Dit is in het bestemmingsplan "Parapluherziening Cultuurhistorie - Archeologie" vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Daarbij horen de volgende vrijstellingsgrenzen: 250 m2, en 30 cm onder maaiveld. Kleine delen van het plangebied hebben een middelhoge en een lage archeologische verwachtingswaarde. Dit is in het bestemmingsplan "Parapluherziening Cultuurhistorie - Archeologie" vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 1'. Daarbij horen de volgende vrijstellingsgrenzen: respectievelijk 2000 en 10.000 m2, en 30 cm onder maaiveld.
Er vinden op dit moment geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaats.
Er is geen archeologisch onderzoek nodig. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' kunnen gehandhaafd blijven en blijven van kracht.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.
De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'stedebouwkundige waardevolle gebieden' als weergegeven in de 'Historische stedebouwkundige waardenkaart' en de aangegeven 'vast te leggen kenmerken' in de bijbehorende Tabel, en deze te hanteren als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied (alle vier de adressen) heeft volgens deze kaart geen bijzondere waarden.
Bij de bouwkundige monumenten is sprake van rijks- en gemeentelijke monumenten. In het plangebied en omgeving zijn geen monumenten aanwezig. Dit bestemmingsplan is niet strijdig met historische stedenbouwkundige waarden.
De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Cultuurlandschappelijke waardenkaart' als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De locatie Apeldoornsestraat ten oosten van nummer 113 ligt in een gebied dat wordt aangeduid als een zone met cultuurhistorisch waarde met een waarde van 2. Het gaat om een gebied met jonge vochtige landbouwontginningen. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met cultuurhistorische waarden.
De locatie Heetweg 8-01 en 8-02 ligt in een gebied dat wordt aangeduid als bebouwd/sterk veranderd (waarde 0). Het betreft lage cultuurhistorische waarden waarmee geen rekening hoeft te worden gehouden binnen het plan.
De locatie Hunnenweg 5-7 ligt in een gebied dat wordt aangeduid als jonge vochtige landbouwontginningen (waarde 1). Het betreft lage cultuurhistorische waarden waarmee geen rekening hoeft te worden gehouden binnen de huidige planaanvraag.
De locatie Joostweg 6-8 ligt in een gebied dat wordt aangeduid als vochtige kampontginningen (waarde 4). Het betreft hoge cultuurhistorische waarden waarmee rekening dient te worden gehouden binnen de huidige planaanvraag. In dit geval betreft het een afwaarderingslocatie en vindt er geen nieuwe ontwikkeling plaats. Deze waarden die bij het vochtige kampontginningen horen, worden dan ook gehandhaafd.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet strijdig met deze waardering.
De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet.
Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.
Hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van speciale beschermingszones ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Zo'n speciale beschermingszone wordt aangeduid als “Natura 2000-gebied”.
De Wet natuurbescherming bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in zo'n Natura 2000-gebied. Ook zijn er bijzondere nationale natuurgebieden.
Op 27 juni 2014 is de aanwijzing van het gebied Veluwe als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn in werking getreden. Tevens is met dit besluit het besluit tot de aanwijzing van Veluwe als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. Deze twee genoemde speciale beschermingszones vormen samen het Natura 2000-gebied Veluwe, waarbij instandhoudingsdoelstellingen zijn toegevoegd.
Stikstof
Het plangebied Apeldoornsestraat ten oosten van nummer 113 ligt in de nabijheid van een Natura 2000-gebied (zie hiervoor kaart 5 Themakaart Natuur- en landschapsbeleid van de provinciale Omgevingsvisie Gaaf Gelderland).
Er is een voortoets Wet natuurbescherming uitgevoerd, zie bijlage 8 van de toelichting.
Voor zowel de bouwfase (tijdens de bouw, sloop en aanleg) als voor de gebruiksfase zijn de stikstofemissies beoordeeld. Er zijn voor de locatie AERIUS-berekeningen uitgevoerd van de aangevraagde situatie (zie bijlage 9 voor de berekening van de bouwfase en bijlage 10 voor de berekening van de gebruiksfase). Conclusie van het rapport/de uitgevoerde berekeningen is dat er geen effect is met betrekking tot stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Het plangebied Heetweg 8-01 en 8-02 ligt eveneens in de nabijheid van een Natura 2000-gebied (op circa 300 meter van een Natura 2000-gebied). Ook hier zijn voor zowel de bouwfase (tijdens de bouw, sloop en aanleg) als voor de gebruiksfase de stikstofemissies beoordeeld. Er zijn voor de locatie AERIUS-berekeningen uitgevoerd van de aangevraagde situatie (zie bijlage 11 van de toelichting voor een toelichting op de berekening en bijlage 12 van de toelichting voor de berekening zelf). Conclusie van het rapport/de uitgevoerde berekeningen is dat er geen effect is met betrekking tot stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Voor Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8 zijn geen AERIUS-berekeningen uitgevoerd omdat er hier geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden (afwaardering) en deze locaties niet direct grenzen aan een Natura 2000-gebied. De plannen zien op de beëindiging van een intensieve veehouderij en er wordt alleen gesloopt. Er vindt geen nieuwe ontwikkeling plaats, zodat er geen AERIUS-berekeningen zijn uitgevoerd.
Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van bepaalde plant- en diersoorten in Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden én daarbuiten. Er gelden drie beschermingsregimes, te weten voor vogels (Vogelrichtlijn), soorten onder de Habitatrichtlijn (bijlage IV, onderdeel a Habitatrichtlijn, dan wel bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn) en andere (nationale) soorten.
Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, is voor alle vier de deelgebieden een quickscan flora en fauna uitgevoerd.
Er is een quickscan (verkennend onderzoek naar beschermde flora en fauna) uitgevoerd voor de locatie Apeldoornsestraat, zie bijlage 13 van de toelichting van deze partiële herziening.
Binnen het plangebied zijn geen geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen. De werkzaamheden leiden niet tot het overtreden van een verbodsbepaling zoals genoemd in artikel 3.5 lid 1 (doden/verwonden) lid 2 (opzettelijk verstoren) en lid 4 (beschadigen of vernielen van jaarrond beschermde voortplantingsplaatsen of rustplaatsen) van de Wet natuurbescherming ten aanzien van vleermuizen. Er is daarom geen nader onderzoek nodig naar verblijfplaatsen voor vleermuizen.
Verder staat in de quickscan dat er sprake is van lijnvormige structuren in de vorm van de bomenrijen die dienst kunnen doen als vliegroute voor vleermuizen. Er is mogelijk matig geschikt foerageergebied aanwezig vanwege de bomen en groenstructuren in het plangebied. Vervolgonderzoek naar vliegroutes en foerageergebied is niet noodzakelijk, omdat de bomen en groenstructuren behouden blijven en geen negatief effect te verwachten is. Wel dient vanuit de zorgplicht, artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming onnodige lichtverstoring van eventueel foerageergebied voorkomen te worden. Dit kan door tijdens de sloop-, bouwfase en de toekomstige situatie uitstraling van eventuele bouwlampen, buitenverlichting en straatverlichting naar boven te voorkomen. Gebruik bijvoorbeeld afschermende armaturen, beperk de verlichtingshoogte tot maximaal 3 meter, gebruik ‘batlampen’ en plaats niet meer verlichting dan nodig.
Zoogdieren - gebouwbewoond en grondbewoond: het plangebied kan worden gebruikt als leefgebied door algemeen voorkomende soorten zoals bijvoorbeeld konijn, haas en egel. Voor deze soorten geldt een provinciale vrijstelling en is geen nader onderzoek nodig.
Vogels - jaarrond beschermde nesten: het voorkomen van jaarrond beschermde nesten binnen het plangebied is uitgesloten. Vervolgonderzoek naar jaarrond beschermde nesten is niet nodig.
Vogels - algemene broedvogels: tijdens het broedseizoen kunnen nesten van algemene broedvogels in en rondom het plangebied verstoord, beschadigd of vernield worden. Voer werkzaamheden die kunnen leiden tot het vernielen of verstoren van nesten buiten het broedseizoen uit. Het broedseizoen is geen vaste periode maar voor de meeste soorten is de periode half maart - half augustus een goede indicatie. Eerdere of latere broedgevallen zijn niet uitgesloten, met name van duiven. Bezette nesten zijn altijd beschermd, ongeacht de soort of periode.
Overige soorten: nader onderzoek naar overige beschermde soorten is niet aan de orde. Houdt wel rekening met de algemene zorgplicht die geldt voor alle flora en fauna, beschermd of niet.
Deze quickscan is beoordeeld door de ecoloog van de Omgevingsdienst de Vallei en is akkoord bevonden. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande inrit (waarmee ook de bestaande duiker wordt gebruikt), zodat onderzoek naar beschermde soorten in de watergang niet nodig is. Soortenbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van het voorliggende plan op de locatie Apeldoornsestraat ten oosten van nummer 113.
Mogelijk is de te slopen schuur geschikt als verblijfplaats voor gebouw bewonende soorten. Ook kunnen er in de directe omgeving beschermde soorten aanwezig zijn en het landschap gebruiken als leefgebied of er een verblijfplaats hebben.
De schuur wordt gesloopt waardoor vernietiging van verblijfplaatsen in de schuur niet is uitgesloten. Ook kunnen eventuele beschermde soorten in de directe omgeving hinder ondervinden van de werkzaamheden. Vóór start van de werkzaamheden moet een ecologische quickscan naar beschermde soorten in en rondom de planlocatie uitgevoerd worden. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek, kan een nader onderzoek nodig zijn.
Er is door Flora en fauna advies Cozijnsen een quickscan (verkennend onderzoek naar beschermde flora en fauna) uitgevoerd voor de locatie Heetweg 8-01 en 8-02, zie bijlage 14 van de toelichting van deze partiële herziening.
Uit de quickscan volgt dat de invloedsfeer van de uitvoering lokaal is en uitgevoerd wordt op reeds bestaande wegen en verharding. Mogelijk zijn tijdens de werkzaamheden geluid en stof waarneembaar buiten het daadwerkelijke plangebied, deze effecten zijn naar verwachting incidenteel, kortstondig en hebben geen wezenlijke schadelijke invloed op beschermde soorten, rust- of voortplantingsplaatsen buiten het plangebied.
De inrichting maakt het daadwerkelijke plangebied tot een weinig geschikt functioneel leefgebied van beschermde dieren en tot een ongeschikte groeiplaats van beschermde planten. Grondgebonden zoogdieren bezetten er geen vaste rust- en voortplantingsplaats. Amfibieën bezetten er een geen (winter)rustplaats. Er nestelen geen vogels in het plangebied en vleermuizen bezetten er geen vaste rust- of voortplantingsplaats. Aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Gedurende het broedseizoen zijn de nesten en de functionele leefomgeving van algemeen voorkomende vogelsoorten beschermd. Het broedseizoen vangt aan onder bepaalde klimatologische omstandigheden en betreft indicatief de periode 15 maart tot en met 15 augustus. Indien de beoogde werkzaamheden in het broedseizoen worden opgestart dient de locatie voorafgaand aan de werkzaamheden geïnspecteerd te worden door een ter zake deskundige.
In het kader van de zorgplicht is de initiatiefnemer verplicht om schadelijke gevolgen voor in het wild levende dieren en planten zo veel mogelijk te voorkomen. Voor sommige algemene veel voorkomende soorten is er in de provincie geen ontheffing vereist en nader onderzoek is niet noodzakelijk. Wel geldt voor deze soorten de algemene zorgplicht. Te denken valt aan het aanpassen van de werkwijze zodat onverhoopte aanwezige soorten de gelegenheid krijgen om veilig weg te komen.
Veel algemene en beschermde diersoorten (bijvoorbeeld vleermuizen) zijn vooral actief gedurende de vroege ochtend, late avond en nacht. Indien er extra verlichting gebruikt gaat worden dan dient deze afgewend te worden van aanwezige groenstructuren om eventuele aanwezige soorten niet negatief te beïnvloeden en wordt geadviseerd natuurvriendelijk te verlichten door amberkleurige lichtbronnen te gebruiken.
Deze quickscan is beoordeeld door de ecoloog van de Omgevingsdienst de Vallei en is akkoord bevonden. Soortenbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van het voorliggende plan op de locatie Heetweg 8-01 en 8-02.
Daarnaast heeft de initiatiefnemer qua biodiversiteit aangegeven dat de eigenaar in plaats van mais, luzerne op het achterliggende perceel verbouwt. Dit is een vlinderbloemige plant. Alle huidige beplanting blijft. Hier zitten ook ruige stukjes grasland en dood hout bij. Kasten voor mussen en zwaluwen worden toegepast. Dit alles draagt bij aan de biodiversiteit.
Er is een quickscan (verkennend onderzoek naar beschermde flora en fauna) uitgevoerd voor de locatie Hunnenweg 5-7, zie bijlage 15 van de toelichting van deze partiële herziening. De invloedsfeer van de uitvoering is lokaal en wordt uitgevoerd op reeds bestaande wegen en verharding. Mogelijk zijn tijdens de werkzaamheden (sloop) geluid en stof waarneembaar buiten het daadwerkelijke plangebied, deze effecten zijn incidenteel, kortstondig en hebben geen wezenlijke schadelijke invloed op beschermde soorten, rust- of voortplantingsplaatsen buiten het plangebied.
Uit de rapportage volgt dat er geen (potentiële) vast rust en/of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten aangetroffen. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Deze quickscan is beoordeeld door de ecoloog van de Omgevingsdienst de Vallei en is akkoord bevonden. Soortenbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van het voorliggende plan op de locatie Hunnenweg 5-7.
Voor de locatie Joostweg 6-8 is een quickscan uitgevoerd, zie bijlage 16 van de toelichting van deze partiële herziening.
In de quickscan is aangegeven dat er geen nadelige gevolgen zijn voor wat betreft streng en strikt beschermde soorten of hun beschermde verblijfplaats(Wnb-soorten). Een juridische borging door instrumenten (gedragscode, ontheffing of vrijstelling) is niet noodzakelijk en ook is vermeld dat de zorgplicht altijd van toepassing is. Wel zijn er een aantal adviezen opgenomen in de quickscan. Zo moet tijdens de werkzaamheden voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna (algemene zorgplicht). Schadelijke effecten door uitvoering van de werkzaamheden op bezette nesten van vogels met niet jaarrond beschermde nesten en algemene vogels zijn te voorkomen (in gebruik zijnde vogelnesten mogen in principe nooit worden verstoord) door buiten het broedseizoen te werken (buiten grofweg de periode 1 maart – 15 augustus). Werken binnen het broedseizoen is mogelijk indien er geen bezette nesten worden verstoord. Tijdens de werkzaamheden zal dit onderzoek op locatie aanwezig moeten zijn. Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige. Door het uitvoeren van bovengenoemde maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen worden overtreden en aan de zorgplicht wordt voldaan. Het terrein leent zich er uitstekend voor om een plus te creëren voor wat betreft het verbeteren van de biodiversiteit door middel van het aanbrengen van leefgebied, bloemenmengsels en nestgelegenheden.
De quickscan is beoordeeld door de ecoloog van de Omgevingsdienst de Vallei en is akkoord bevonden. Een nader onderzoek is niet nodig. Vanuit de ecoloog van de Omgevingsdienst is geadviseerd om (naast het uitvoeren voor een broedvogelcheck wanneer de werkzaamheden net voor of binnen het broedseizoen worden uitgevoerd) om - gezien er in en rondom het woonhuis mussen verblijven, gebouw 2b en gebouw 4 buiten het broedseizoen van de huismus (oktober t/m februari) te slopen. Dit omdat de werkzaamheden effect kunnen hebben op het broedsucces van de huismus. Daarnaast heeft de ecoloog benadrukt dat de andere maatregelen genoemd in de quickscan opgevolgd moeten worden.
Algemene zorgplicht
Voor de uitvoering van werkzaamheden geldt de algemene zorgplicht. Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Het verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Verstorende werkzaamheden dienen niet tijdens de broedperiode (grofweg maart - augustus) uitgevoerd te worden, tenzij geconstateerd is dat er geen vogelbroedgeval aanwezig is.
Een ieder is verplicht om voldoende zorg in acht te nemen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
De bescherming van houtopstanden conform hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming heeft als doel om het aanwezige areaal bossen en beplantingen in Nederland te behouden. Daarmee wordt de functie van bossen en beplantingen gegarandeerd als habitat voor dieren en planten, als recreatiegebied en als groene long.
Onder houtopstanden vallen alle zelfstandige eenheden van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend van een oppervlakte van tien are of meer of rijbeplanting die twintig (of meer) bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.
Een herplantplicht is niet aan de orde, want er worden geen bomen gekapt. Dit geldt voor alle locaties, te weten:
Geconcludeerd kan worden dat de Wet natuurbescherming uitvoering van het onderhavige plan niet in de weg staat.
Het plangebied ligt niet binnen de EHS. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de EHS. Met het bestuursakkoord Natuur is de realisatie en het beheer van het NNN de verantwoordelijkheid van de provincies geworden.
In de periode tot 2027 willen Rijk en provincies een forse extra stap zetten op weg naar realisatie van de doelen van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Hierbij moet maximale synergie worden bereikt tussen natuur- en watermaatregelen. De provincies geven elk in hun eigen provincie uitwerking aan het natuurbeleid op basis van het Natuurpact.
Voor de EHS zijn in de Omgevingsvisie twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats gekomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO.) Het plangebied ligt niet in de GNN of GO. Voor de toetsing wordt verwezen naar 4.3.1.2.
Conclusie
Het aspect GNN en GO vormt geen belemmering voor uitvoering van het voorliggende plan.
Doel
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt zo nodig het groepsrisico verantwoord.
Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt: april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jaar) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jaar) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Binnen het werkveld externe veiligheid wordt sinds jaren gewerkt met twee risiconormen, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de ontwikkeling van het Basisnet is hieraan een derde voorwaarde toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Hiermee wordt het effectgebied weergegeven van het scenario met de grootste kans van voorkomen: de plasbrand. In deze gebieden moet er in samenhang met mogelijkheden van plasbrandbestrijding en bouwtechnische maatregelen beargumenteerd worden waarom er gebouwd wordt.
Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het Basisnet spoor heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over het hoofdspoorwegennet. Op basis van de wet- en regelgeving omtrent het Basisnet worden, rekening houdend met te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in met name stedelijke kernen, afspraken gemaakt over de risicoruimte.
Beleidsvisie externe veiligheid
In 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Beleidsvisie externe veiligheid' vastgesteld. In deze visie is onder meer vastgelegd hoe in Barneveld nabij risicobronnen zal worden omgegaan met het veiligstellen van een acceptabel niveau van risico's externe veiligheid en beheersbaarheid.
Beoordeling risicobronnen
Ten aanzien van het aspect externe veiligheid geldt dat er geen risicobronnen in de directe nabijheid aanwezig zijn.
Alleen bij de Apeldoornsestraat liggen overigens enkele propaantanks en er loopt een hoogspanningskabel. Echter lopen de contouren van de veiligheidszones niet over het perceel van Apeldoornsestraat naast 113. Externe veiligheid is derhalve geen relevant milieuaspect.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij het vaststellen van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van deze wet aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen; het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, dan wel reconstructie van gezoneerde (spoor-)wegen; het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen en herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.
De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor-)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen en bestemmingsplannen, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen of spoorwegen, of binnen de zone van een industrieterrein, is akoestisch onderzoek vereist.
De nieuwe woonfunctie aan de Apeldoornsestraat is op grond van de Wet geluidhinder aangewezen als geluidgevoelige bestemming. Daarom dient de geluidbelasting vanwege het wegverkeer te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder in samenhang met het geldende geluidsbeleid "Beleidsregels hogere grenswaarden Wet geluidhinder Barneveld 2009".
Bij de overige locaties (Heetweg 8-01 en 8-02, Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8) komt er geen geluidgevoelige bestemming bij. Hiervoor vormt het aspect geluid geen belemmering.
Er is op 12 oktober 2023 een akoestisch rapport naar wegverkeerslawaai ingediend, zie bijlage 3 van de toelichting. Dit rapport is beoordeeld door de geluidsspecialist van de Omgevingsdienst de Vallei en is akkoord bevonden. Er is één dove gevel en een hogere waarde van 53 dB benodigd. De geluidsdeskundige heeft aangegeven dat het past binnen het geluidbeleid. Wel is er nog een gevelwering onderzoek nodig. Dit onderzoek zal nog aangeleverd moeten worden, maar dit kan bij de aanvraag omgevingsvergunning (en hoeft niet bij de planologische procedure).
Uit het rapport volgt dat er hogere waarden moeten worden vastgesteld. Dit heeft tot gevolg dat er een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vastgesteld moet worden. Dit is een afzonderlijk besluit van het college.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan toetst het bevoegde gezag enerzijds of in het plangebied een qua geur acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is. Anderzijds is het uitgangspunt dat met het plan de omliggende bedrijven niet vergaand in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt.
Uitgangspunt voor de toetsing zijn de normen zoals die in of op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn vastgelegd. De Wgv maakt het mogelijk om bij verordening af te wijken van de wettelijke geurnormen. De gemeente Barneveld heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt (bij besluit van 7 oktober 2008). Op 18 oktober 2008 is de Verordening geurhinder en veehouderij in werking getreden, waarbij voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Op 15 december 2021 is er een nieuwe Verordening door de raad vastgesteld en is de Verordening geur en veehouderij (vastgesteld op 7 oktober 2008) ingetrokken. Deze nieuwe Verordening geurhinder en veehouderij is in werking getreden op 24 december 2021, waarbij opnieuw voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Het plan is getoetst aan de normen die zijn vastgesteld in deze verordening, voor zover deze normen van toepassing zijn in of rond het plangebied.
Veel bedrijven hebben geen omgevingsvergunning milieu meer nodig, maar vallen onder algemene milieuregels zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aangezien de geurnormen uit de Wgv vrijwel één op één zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit, kunnen bedrijven die onder dit besluit vallen ook gewoon worden meegenomen in de Wgv-toets.
Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
In de omgeving van Apeldoornsestraat 113 ligt één veehouderij, te weten aan de Apeldoornsestraat 121. De afstand van de grens van het nieuwe bestemmingsvlak voor de woning moet ten opzichte van het agrarische bedrijf (agrarisch bouwvlak) tenminste 200 meter zijn. Uit de inrichtingstekening blijkt dat aan die afstand voldaan is. Geur vormt daarom geen belemmering.
De agrarische nevenactiviteit wordt bij Heetweg 8-01 en 8-02 van het bestemmingsvlak 'wonen' geschrapt. Dit heeft geen gevolgen voor het beschermingsniveau van de woningen qua geur; een woning bij een voormalige veehouderij (gestopt na 19 maart 2000) heeft hetzelfde beschermingsniveau als een woning bij een veehouderij. Er komen geen gevoelige objecten bij. Vanuit geur / agrarische zonering is het plan akkoord.
Bij zowel de Hunnenweg 5-7 als Joostweg 6-8 wordt de agrarische bestemming gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'. Ook dit heeft geen gevolgen voor het beschermingsniveau van de woningen qua geur; een woning bij een voormalige veehouderij (gestopt na 19 maart 2000) heeft hetzelfde beschermingsniveau als een woning bij een veehouderij. Er komen geen gevoelige objecten bij. Vanuit geur / agrarische zonering is het plan akkoord.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor uitvoering van dit plan.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro).
De ontwikkeling van de bouw van één woning (en het afwaarderen van bestemmingen) valt niet onder 'stedelijke ontwikkeling'. Daarom is geen verdere toelichting vereist. Geconcludeerd wordt dat in deze situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.
Conclusie
De ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor uitvoering van dit plan.
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van dit bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.
Conclusie
Het aspect leidingen en laagvliegroutes vormt geen belemmering voor het plan.
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De ontwikkelingen in het plangebied zijn dermate kleinschalig, dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld te worden gebracht.
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen heeft betrekking op de vraag of de gevolgen van een plan voor de luchtkwaliteit dienen te worden onderzocht. In het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) dient de luchtkwaliteit ter plaatse van nieuwe gevoelige bestemming die gelegen zijn op een afstand van minder dan 300 m vanaf de rand van een rijksweg of minder dan 50 m vanaf de rand van een provinciale weg te worden beoordeeld. In dit geval is er geen sprake van een plan waar een gevoelige bestemming in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk wordt gemaakt. Toetsing aan dit besluit behoeft derhalve niet plaats te vinden.
Tevens dient te worden beoordeeld of het mogelijk maken van nieuwe woningen, gelet op de bestaande luchtkwaliteit ter plaatse, in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Alleen bij Apeldoornsestraat naast nummer 113 wordt in het plan een nieuwe woning mogelijk gemaakt. Er is gekeken naar de luchtkwaliteit ter plaatse. Een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse kan verkregen worden door te kijken naar de optredende achtergrondconcentraties van de voor luchtkwaliteit belangrijkste parameters, te weten: PM10, PM2,5 en NO2. In dit geval blijkt uit de monitoringstool dat de achtergrondconcentraties van deze stoffen ruim beneden de grenswaarden zijn gelegen. Een onderzoek luchtkwaliteit is dan ook niet nodig.
Conclusie
Op basis van het voorgaande vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor uitvoering van dit plan.
Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r.-procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen.
De Wet milieubeheer maakt onderscheid in een m.e.r.-procedure voor plannen (planMER) en voor besluiten (besluitMER of projectMER). Voor een bestemmingsplan kan zowel de plan-m.e.r.-plicht als de besluit-m.e.r.-plicht gelden.
Er zijn drie sporen waarlangs de m.e.r.-plicht kan ontstaan:
Besluit milieueffectrapportage
De lijst van activiteiten in de onderdelen C en D van het Besluit bestaat uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele drempelwaarden.
Wettelijk kader
Voor de vraag of een bestemmingplan besluit-m.e.r.-plichtig is, geldt dat het Besluit milieueffectrapportage onderscheid maakt naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Onderdeel C van de bijlage bij dit Besluit vermeldt voor welke activiteiten altijd verplicht een MER moet worden opgesteld, voordat een (m.e.r.-plichtig) besluit mag worden genomen. In onderdeel D is vermeld welke activiteiten beoordelingsplichtig zijn. Voor dergelijke activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of op basis van 'belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben', een m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Daarbij geldt dat een bestemmingsplan alleen besluit-m.e.r.-plichtig is, als het bestemmingsplan in kolom 4 wordt genoemd.
Voor de vraag of een bestemmingsplan plan-m.e.r.-plichtig is, geldt dat dit het geval is als het plan genoemd is in kolom 3 en activiteiten mogelijk maakt die in onderdeel C en D, kolom 1 vermeld zijn en voldoen aan de in kolom 2 genoemde drempelwaarden.
Als een bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die Besluit-m.e.r.-plichtig is op grond van de uitkomst van een toets van een activiteit die onder de drempelwaarden blijft, dan is dat bestemmingsplan alsnog plan-m.e.r.-plichtig. Het maakt dan immers een (besluit) m.e.r.-plichtige activiteit mogelijk.
Voor zowel de plan-m.e.r.- als besluit-m.e.r.-plicht geldt dat als de activiteit onder de drempelwaarden uit kolom 2 van bijlage D blijft, met een vormvrije m.e.r. beoordeeld moet worden of alsnog een MER moet worden opgesteld. De centrale vraag die daarbij beantwoord moet worden is of er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Daarbij moet in ieder geval worden getoetst aan de criteria die opgenomen zijn in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als dergelijke milieugevolgen kunnen optreden, geldt alsnog de betreffende plan- en/of besluit-m.e.r.-plicht.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing Besluit m.e.r.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De verandering is dermate klein dat deze ruim onder de drempelwaarden in kolom 2 blijft. Voor activiteiten onder de drempelwaarden geldt in principe een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
De bouw van één woning (Apeldoornsestraat naast nummer 113) én locaties waarbij de agrarische bestemming wordt gewijzigd naar een bestemming 'Wonen' dan wel de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' wordt verwijderd, valt niet onder het begrip stedelijke ontwikkeling als bedoeld in Bijlage D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie is gebleken dat niet iedere ontwikkeling van woningen valt onder het begrip stedelijke ontwikkeling. Kleinschalige woningbouwprojecten vallen niet onder dit begrip. Dat geldt ook voor de bouw van één woning. De conclusie is dat het plan om één woning te bouwen (Apeldoornsestraat) niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is.
Passende beoordeling via de Wet natuurbescherming
Voor het vaststellen van plannen die significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben, dient een passende beoordeling gemaakt te worden (artikel 7.2a Wet milieubeheer juncto artikel 2.8, eerste lid Wet natuurbescherming). Uit de beoordeling van het aspect ecologie (zie paragraaf 5.3) blijkt dat er voor dit plan geen passende beoordeling nodig is. De plan-m.e.r-plicht op grond van de noodzaak van een passende beoordeling voor de Wet natuurbescherming is hier niet aanwezig.
Er is voor dit plan geen passende beoordeling nodig.
Provinciale milieuverordening
Provinciale Staten kunnen in de provinciale milieuverordening extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aanwijzen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.-plichtig zijn (artikel 7.6 Wet milieubeheer). Dit is dus aanvullend op de m.e.r.-plicht op basis van onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. (en dus ook aanvullend op de verplichting vanuit de Europese richtlijnen) én conform dezelfde systematiek.
Provinciale staten van Gelderland hebben geen extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en zo m.e.r.-plichtig zijn).
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.
In dit kader zijn voor het onderhavige plan de volgende bedrijven en aspect van belang:
- Er is aan de Hunnenweg 16 een (voormalig) golfterrein gelegen. Deze locatie heeft de bestemming 'Sport'.
- Daarnaast is er op de locatie Apeldoornsestraat 121 een agrarisch bedrijf gevestigd.
Tussen de nieuwe woonbestemming (grens woonperceel) én de bestemming 'Sport' (met de aanduiding 'golfbaan' (perceel Hunnenweg 16)) geldt een richtafstand van 10 meter. Deze afstand (van 10 meter) mag met een stap worden verminderd naar 0 meter. Dit omdat het hier niet gaat om een gebied dat valt aan te merken als 'rustige woonwijk'.
Verder moet de afstand van het plan en het agrarische bedrijf (agrarisch bouwvlak) aan de Apeldoornsestraat 121 tenminste 200 meter zijn. Uit de inrichtingstekening blijkt dat aan die afstand voldaan is. Voor de locatie Apeldoornsestraat naast 113 zijn er geen belemmeringen vanuit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
Er wordt hier geen nieuwe woonfunctie mogelijk gemaakt. Milieuzonering is niet aan de orde. Enkel de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' wordt op de verbeelding geschrapt met dit plan.
- Er is aan de Hunnenweg 16 een (voormalig) golfterrein gelegen. Deze locatie heeft de bestemming 'Sport'. Dit ligt aan de overzijde van de weg.
- Er is een detailhandelsbestemming gelegen aan de Apeldoornsestraat 105.
Er wordt hier geen nieuwe woonfunctie mogelijk gemaakt (nu het een afwaarderingslocatie betreft). Milieuzonering is niet aan de orde.
- Op Joostweg 12 is een groothandel in akkerbouwprodukten en veevoeders gevestigd.
- Op Hulstweg 16 is een agrarisch loonbedrijf met buitenopslag gevestigd;
- Op Hulstweg 20 is een agrarisch bedrijf gevestigd.
Er wordt hier geen nieuwe woonfunctie mogelijk gemaakt. Milieuzonering is niet aan de orde.
Veiligheidszone - Activiteitenbesluit
Binnen de grenzen van het bestemmingsplan is geen gasdrukmeet- en regelstation aanwezig. In het Activiteitenbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen die moeten worden aangehouden tussen kwetsbare respectievelijk beperkt kwetsbare objecten en (onder andere) een gasdrukmeet- en regelstation (4-6 meter). Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten volgens het Activiteitenbesluit zijn dezelfde objecten als die genoemd zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het gaat dan om onder andere woningen, ziekenhuizen en bedrijven.
Dit plan voldoet aan de voorgeschreven afstand.
Binnen de veiligheidsafstand kunnen eveneens geen beperkt kwetsbare objecten worden opgericht. Er wordt voldaan aan de voorgeschreven afstand van 4 meter die geldt voor beperkt kwetsbare objecten.
Liander heeft op 11 december 2023 aangegeven geen belangen in het gebied te hebben wat betreft Heetweg 8-01 en 8-02 én Joostweg 6-8.
Voor Apeldoornsestraat naast nummer 113 geldt er een beïnvloedingsgebied van een hoogspanningsverbinding. Voor Liander is het niet geheel duidelijk of dit over het plangebied ligt. Vanuit de specialist externe veiligheid van de Omgevingsdienst de Vallei is aangegeven dat de contouren van de veiligheidszones niet over het perceel van Apeldoornsestraat naast 113. Zie paragraaf 5.4 van de toelichting. Dit vormt dan geen belemmering voor dit plan.
Voor Hunnenweg 5-7 heeft Liander aangegeven dat deze ontwikkeling deels valt binnen de invloedsfeer van een schakelstation. Nu er geen sprake is van het toevoegen van nieuwe kwetsbare objecten, vormt dit geen belemmering. Er zijn in dit bestemmingsplan geen veiligheidsafstanden opgenomen.
Conclusie
Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het plan.
Apeldoornsestraat naast 113
Met een voorwaardelijke verplichting in de planregels wordt ervoor gezorgd dat de landschappelijke inrichting wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Er wordt zowel aan de west- als oostzijde (gedeeltelijk) een houtsingel gerealiseerd. Ook komt er een haag (voorzijde en gedeeltelijk aan de oostzijde). Verder wordt er een solitaire boom (beuk) gepoot.
In hoofdstuk 3 van de toelichting is nader ingegaan op het aspect natuur en landschap. Verwezen wordt daarom naar hoofdstuk 3 van de toelichting voor een beschrijving qua natuur en landschap.
Heetweg 8-01 en 8-02
Het verzoek bij Heetweg 8-01 en 8-02 betreft een afwaarderingsplan waarbij de agrarische nevenactiviteit verdwijnt. De meest westelijke schuur wordt gesloopt. Binnen de zone waar de sloopwerkzaamheden plaatsvinden bevinden zich geen bomen. Een BEA of compensatie is dan ook niet nodig. Tijdens de sloopwerkzaamheden dienen wel bepaalde richtlijnen voor het werken rondom bomen te worden nageleefd. Dit is met name relevant voor de bomen op het terrein aan de noordzijde.
Aan de zuidzijde van het terrein is een bomenrij aanwezig. Op het erf zijn enkele bomen en wat struiken aanwezig. Op dit terrein is ten aanzien van biodiversiteit nog wel wat winst te behalen.
In dit geval heeft de initiatiefnemer aangegeven dat deze qua biodiversiteit in plaats van mais, luzerne op het achterliggende perceel verbouwt. Dit is een vlinderbloemige plant. Alle huidige beplanting blijft. Hier zitten ook ruige stukjes grasland en dood hout bij. Kasten voor mussen en zwaluwen worden toegepast. Dit alles draagt bij aan de biodiversiteit.
Hunnenweg 5-7
Door de grote hoeveelheid aanwezige bomen is het terrein al goed landschappelijk ingepast. Op de locatie kan nog winst behaald worden ten aanzien van biodiversiteit door bijvoorbeeld:
- de aanwezige graslanden ecologisch te beheren en in te zaaien met een kruidenrijk/bloemrijk mengsel;
- langs de randen van de houtsingels inheemse struweelvormers aan te planten.
Dit is een advies dat meegegeven is.
Op de inrichtingstekening d.d. 3 mei 2023 is de nieuwe situatie weergegeven en is akkoord vanuit landschap. Verder wordt er een bestaande groenstructuur bestemd als 'Groen' in deze partiële herziening.
Joostweg 6-8
Aan de voorzijde van het erf bevinden zich enkele bomen. Om deze duurzaam te behouden moeten specifieke richtlijnen voor het werken rondom bomen worden nageleefd. Er wordt nieuw groen aangeplant. Andere mogelijkheden die passen bij het landschap zijn:
- beplanten perceelsgrenzen;
- de weides/graslanden inzaaien met een bloemrijk/kruidenrijk zaadmengsel en ecologisch beheren. Dit is ten aanzien van biodiversiteit waardevol.
Dit is een advies dat meegegeven is. Zie bijlage 4 van de toelichting voor de nieuwe, gewenste situatie en is akkoord vanuit landschap.
Conclusie
Het aspect natuur en landschap vormt geen belemmering voor dit plan.
Gemeente Barneveld heeft voor haar gehele grondgebied een historisch vooronderzoek uit laten voeren naar de aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog.
Volgens dit vooronderzoek van Expload met kenmerk RN-14037-2.0 van 27 oktober 2015 blijkt dat locaties Apeldoornsestraat naast nummer 113, Heetweg 8-01 en 8-02, Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8 niet verdacht zijn van Ontplofbare Oorlogsresten, zijnde afwerpmunitie.
Conclusie
Er is geen aanvullend onderzoek naar Ontplofbare Oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog nodig. Het aspect Ontplofbare Oorlogsresten vormt geen belemmering voor het plan.
Veiligheid
Om een veilige omgeving te creëren of te behouden is er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de 'Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' een uitgave van Brandweer Nederland worden deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.
Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.
Situatie
Nieuwe ontwikkelingen zullen worden getoetst aan de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid, het Besluit veiligheidregio’s en aan de eisen van de aangewezen hoofd- en subaanrijdroutes. Dit zal gebeuren bij de bouwplannen en inrichtingsplannen.
Conclusie
Er zijn voor wat betreft de eisen voor de veiligheid geen belemmeringen voor deze partiële herziening.
Gezondheid
De aanwezigheid van een intensieve veehouderij kan invloed hebben op de gezondheid van omwonenden. Uit het onderzoek Veehouderij Gezondheid Omwonenden (VGO) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is gebleken dat longontsteking vaker voorkomt bij mensen die in veedicht gebied wonen. Een deel van de longontstekingen is geassocieerd met het wonen in de buurt van een geitenhouderij. De oorzaak is niet duidelijk. Met andere woorden: het wonen in de buurt van een geitenhouderij verhoogt de kans op een longontsteking, maar we tasten nog in het duister wat deze verhoogde kans veroorzaakt.
Eind oktober 2020 kwam de GGD met de richtlijn 'Veehouderij en gezondheid'. De richtlijn gebruikt de GGD bij de advisering over ruimtelijke plannen. De GGD heeft twee uitgangspunten bij zijn adviezen.
De eerste is voorzorg: wees terughoudend met het plaatsen van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen, en ziekenhuizen) en veehouderijen binnen 250 meter van elkaar (bij geitenhouderijen binnen 2 kilometer).
Het tweede uitgangspunt is het streven om de uitstoot van geur, stof, endotoxinen (kleine stukjes bacteriën) en ammoniak van veehouderijen te verminderen.
De GGD-richtlijn betreft een niet-bindende aanbeveling en deze bevat geen harde normen. De richtlijn heeft geen bindende status. De GGD heeft niet willen uitsluiten dat er nieuwe woningen komen in de omgeving van geitenhouderijen. De GGD adviseert doorgaans aan gemeenten om in hun besluitvorming het risico van longontsteking zorgvuldig mee te wegen.
Volgens de GGD is het risico op longontsteking het hoogst binnen een straal van 500 meter. Buiten die straal loopt het verhoogde risico af. Omdat we niet weten waardoor de longontstekingen rondom geitenhouderijen wordt veroorzaakt, ontbreekt het inzicht in effectieve bronmaatregelen om gezondheidsrisico's te voorkomen.
Conclusie
Alleen op de locatie Apeldoornsestraat naast nummer 113 wordt een nieuwe woonfunctie mogelijk gemaakt. Op de andere locaties (Heetweg 8-01 en 8-02, Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8) in het plangebied niet. Het plangebied (alle vier de locaties) bevindt zich niet in de invloedssfeer van geitenhouderijen.
De Apeldoornsestraat is een gemeentelijk weg (een 80 km/uur-weg), en geen provinciale weg. Hoewel het ontsluiten van dit perceel op een 80 km/uur-weg niet de voorkeur heeft (vanwege de doorstromingsfunctie en verkeersveiligheid), is er hier geen redelijk alternatief om op een andere wijze te ontsluiten. Bovendien is er al sprake van een bestaande uitweg naar het agrarische perceel zelf (daar wordt gebruik van gemaakt in de nieuwe situatie). Er komt geen extra uitweg bij. Daarnaast worden er drie goed bereikbare parkeerplaatsen gerealiseerd en wordt de uitweg (maximum) 4 meter breed. Er is een positief advies vanuit het aspect verkeer, op voorwaarde dat de uitweg goed herkenbaar wordt gemaakt en maximum 4 meter breed wordt. Op de inrichtingstekening is dat ook specifiek aangegeven.
Het slopen van een schuur en het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' heeft geen invloed op de verkeersgeneratie en parkeervraag. Vanuit het aspect verkeer zijn er geen belemmeringen.
Het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' (met bouwvlak) naar een woonbestemming heeft geen invloed op de verkeersgeneratie en parkeervraag. Vanuit het aspect verkeer zijn er geen belemmeringen.
Het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' (met bouwvlak) naar twee woonbestemmingen heeft geen invloed op de verkeersgeneratie en parkeervraag. Vanuit het aspect verkeer zijn er geen belemmeringen.
Waterparagraaf algemeen
Deze waterparagraaf vormt het resultaat van het procesinstrument watertoets. De watertoets betreft het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen. Het is wettelijk verplicht de watertoets toe te passen. Hiermee krijgt water een evenwichtige plaats in het ruimtelijk planproces. Uiteindelijk vormt de waterparagraaf in het bestemmingsplan het resultaat van de watertoets.
De watertoets heeft betrekking op het grond-, oppervlakte-, afval- en hemelwater. Het behandelt alle relevante waterhuishoudkundige aspecten zoals ontwatering, wateroverlast en waterkwaliteit. De waterparagraaf beschrijft het relevante waterbeleid, de betrokkenheid en het advies van de waterbeheerder en de waterhuishoudkundige uitwerking van het plan.
Waterparagraaf specifiek voor Apeldoornsestraat naast 113
Huidige situatie: het perceel aan de Apeldoornsestraat 113 te Voorthuizen heeft een agrarische bestemming. Het perceel is nu grasland zonder enige bebouwing. Langs het perceel en de Apeldoornsestraat loop een C- watergang. Verder ligt er drukriool in de straat.
Toekomstige situatie: in de toekomstige situatie wordt er een woning gebouwd aan de Apeldoornsestraat 113. Voor deze uitbreiding is compenserende waterberging nodig met een minimum van 30 mm per vierkante meter verharding die wordt gebouwd. Het te bergen regenwater wordt opgevangen door middel van het toepassen van infiltratiekratten. Het totaal verhard oppervlak is 500 m2 er wordt totaal 15 m3 waterberging gerealiseerd met de infiltratiekratten. De overloop van de infiltratiekratten gaat naar de C-watergang. Deze uitlaat wordt voorzien van een taludbescherming.
Het vuilwater kan wordt aangesloten op het vuilwaterriool (drukriool) in de Apeldoornsestraat. Hiervoor dient een aanvraag te worden ingediend bij de gemeente voor een aansluiting.
Waterparagraaf Heetweg 8-01 en 8-02
Huidige en toekomstige situatie: op het perceel Heetweg 8-01 en 8-02 wordt het bestemmingsplan aangepast. Hier betreft het enkel een functieverandering (verwijdering van een aanduiding voor de agrarische nevenactiviteit) en er wordt enkel bebouwing gesloopt of huidige bebouwing gehandhaafd.
In de toekomstige situatie wordt er enkel bebouwing gehandhaafd of gesloopt. Er is geen sprake van nieuwbouw of aanbouw. Verder verandert er niets aan de werkelijke situatie. Wanneer er wel gebouwd gaat worden, moet er worden voldaan aan het vigerende beleidskader van zowel de Gemeente Barneveld als het Waterschap Vallei en Veluwe. Dit geldt ook voor aanpassingen aan watergangen en kunstwerken (duikers, stuwen etc.). De ontwikkeling sluit aan bij de waterhuishoudkundige doelen van de gemeente en het waterschap.
Waterparagraaf Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8
De locaties Hunnenweg 5-7 en Joostweg 6-8 liggen in het buitengebied van Barneveld. Hier is sprake van drukriolering.
Er wordt agrarische bebouwing gesloopt, de woonvoorziening blijft in stand. Het (afstromend) verhard oppervlak neemt af. Bij neerslag treedt een langzamere afstroming van het hemelwater naar eventueel aanwezige watergangen op. Dit is een positieve ontwikkeling.
Het hemelwater dat op het resterende verharde oppervlak valt, wordt net als in de huidige situatie op eigen terrein geborgen en/of geïnfiltreerd. Het mag niet op de drukriolering worden aangesloten.
De waterhuishoudkundige doelen van de gemeente en het waterschap komen niet in het gedrang door deze partiële herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012".
Deze partiële herziening is gebaseerd op het moederplan "Buitengebied 2012" (met identificatienummer NL.IMRO.0203.1056-0004), vastgesteld op 28 mei 2013 en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Deze regels zijn opgesteld op basis van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP). Dit is een landelijke norm die onderdeel uitmaakt van de 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.
Bevoegdheid
Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk of de provincie het bevoegd gezag is. Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
Begrippen
In artikel 1 van de partiële herziening zijn de begrippen plan en bestemmingsplan "Buitengebied 2012" gedefinieerd. Het kan bij een partiële herziening voorkomen dat er een begrip wordt toegevoegd.
Er wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
In hoofdstuk 2 van de partiële herziening zijn de bestemmingsregels opgenomen. De regels van hoofdstuk twee worden niet (partieel) herzien. De regels van de bestemmingen ''Agrarisch', 'Groen' en 'Wonen' van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" worden niet herzien.
Wel wordt er een voorwaardelijke verplichting toegevoegd voor het deelgebied Apeldoornsestraat, ten oosten van nummer 113, zie paragraaf 6.4 van de toelichting.
Zie verder de toelichting bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2012".
In hoofdstuk 3 is aangegeven dat de algemene regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012", en zoals nadien door het college gewijzigd en in werking getreden, door de raad herzien en in werking getreden en zoals gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad, niet worden herzien.
Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de voorgeschreven Anti-dubbeltelregeling opgenomen.
In Artikel 5 van de regels bij deze partiële herziening is een schakelbepaling opgenomen, waarin nader is aangegeven wat er in de regels en op de verbeelding verandert. Dit is ook in paragraaf 6.3 van de toelichting van dit plan toegelicht.
De verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" wordt gewijzigd. De volgende aanpassingen vinden plaats:
Deelgebied Apeldoornsestraat, ten oosten van nummer 113
Er is één bestemmingsvlak 'Wonen' (met bouwvlak) toegevoegd waar ter plaatse de bestemming 'Agrarisch' vervalt.
Daarnaast is de maatvoeringsaanduiding 'maximum volume (m3)' toegevoegd, met het getal 350. Hierdoor mag de inhoud van de woning 350 m3 bedragen. Ook is de gebiedsaanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' aan dit hele deelgebied toegekend.
Deelgebied Heetweg 8-01 en 8-02
Hier wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' van de verbeelding verwijderd.
Deelgebied Hunnenweg 5-7
Het gehele agrarische bouwvlak en de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' vervalt. Er wordt één bestemmingsvlak 'Wonen' toegevoegd ter plaatse van de aanwezige (voormalige bedrijfs)woning waar de bestemming 'Agrarisch' vervalt. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt een bestemmingsvlak 'Groen' toegevoegd waar ter plaatse de bestemming 'Agrarisch' vervalt.
Ook wordt de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' toegevoegd (bij het bestemmingsvlak 'Wonen'), waarbij deze oppervlakte dan 198 m2 wordt. Standaard bedraagt de oppervlakte aan bijgebouwen per woning niet meer dan 80 m2. Door deze aanduiding op te nemen mag het maximum oppervlakte aan bijgebouwen bij Hunnenweg 7 daardoor 198 m2 bedragen nu dit specifiek is aangeduid op de verbeelding.
Deelgebied Joostweg 6-8
Het gehele agrarische bouwvlak en de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' vervallen. Er worden twee bestemmingsvlakken 'Wonen' toegevoegd ter plaatse van de aanwezige (voormalige bedrijfs)woningen waar de bestemming 'Agrarisch' vervalt.
Verder wordt de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' toegevoegd (bij het bestemmingsvlak 'Wonen'), waarbij Joostweg 6 een oppervlakte krijgt van 88 m2 en Joostweg 8 een oppervlakte krijgt van 400 m2. Hiermee mag de maximum oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedragen dan 88 m2 bij Joostweg 6 en mag het maximum oppervlakte aan bijgebouwen bij Joostweg 8 niet meer bedragen dan 400 m2.
De algemene aanduidingsregels bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende gebiedsaanduiding is toegepast:
Bij wijzigingen van het bestemmingsplan is het veelal noodzakelijk afspraken met betrekking tot het slopen van gebouwen of het realiseren van inrichtingsmaatregelen dan wel andere voorwaarden vast te leggen. Om dit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierbij worden aan het bestemmingsplan specifieke regels toegevoegd die de verzoeker verplichten om bij gebruikmaking van de toegestane ontwikkeling ook de inrichtingsmaatregelen te realiseren of bebouwing te slopen.
In deze partiële herziening is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die verband houdt met de landschappelijke inpassing en verplichte erfinrichting op de locatie Apeldoornsestraat, ten oosten van nummer 113.
In het laatste hoofdstuk zijn de regels ten aanzien van het overgangsrecht opgenomen. Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van voorliggende partiële herziening.
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (zoals in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijking van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2016 heeft de gemeente de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, VTH-beleid vastgesteld. In dit VTH-beleid staat beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders op hoofdlijnen omgaat met de uitvoering van VTH-taken en welke prioriteiten hieraan zijn toegekend. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de VTH-taken en heeft de uitvoering van deze taken met ingang van 1 april 2013 grotendeels belegd bij de Omgevingsdienst de Vallei.
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
In het moederplan (bestemmingsplan "Buitengebied 2012"), en daarmee ook in deze partiële herziening, is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het moederplan (bestemmingsplan "Buitengebied 2012") opgenomen afwijkingsmogelijkheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen.
Nu deze partiële herziening de bouw van een hoofdgebouw (de bouw van een woning ten oosten van Apeldoornsestraat 113, een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is opgenomen) mogelijk maakt, is dit aan de orde.
Doordat er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro, behoeft er op grond van artikel 6.2.1a, onder b Bro in dit geval geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. De inhoud voldoet aan die van een anterieure overeenkomst in de zin van artikel 6.24 Wro. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.
De procedure voor het gedeeltelijk herzien van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Conform artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft het college op 7 december 2023 in de Barneveldse Krant en Barneveld Huis-aan-Huis en langs elektronische weg kennis gegeven van het voornemen om de voorliggende partiële herziening van het geldende bestemmingsplan voor te bereiden. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van de partiële herziening opgestart.
Participatie gaat over het goede gesprek tussen initiatiefnemers, de samenleving en de beslissers. Het is de bedoeling om elkaar zo vroeg mogelijk te betrekken in het proces ter voorbereiding van een besluit en gezamenlijk te zoeken naar de beste oplossingen. Dit is verankerd in beleid dat moet leiden tot plannen met een hogere kwaliteit en een breder draagvlak. Op 20 april 2022 heeft de raad het "Participatiebeleid Gemeente Barneveld" vastgesteld.
Het beleid onderscheidt drie sporen:
Het beleid is in werking getreden op 1 januari 2023, met uitzondering van de participatieverplichting uit spoor 1 want die is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet (op 1 januari 2024).
In het beleid is de participatieladder opgenomen. Die ladder gaat over verschillende gradaties van meedoen en is er om de rol van de deelnemers duidelijk te communiceren. Er zijn vier treden op de ladder:
In dit geval is spoor 1 Participatie bij ruimtelijk initiatieven relevant en trede 1 (meeweten/informeren) van de participatieladder.
Bij spoor 1 is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de participatie. Zolang spoor 1 niet in werking is getreden, stimuleren we als gemeente participatie en veel initiatiefnemers passen participatie ook toe. Dat is in dit geval wel van toepassing.
In dit geval is trede 1 gebruikt. Er heeft overleg met omwonenden plaatsgevonden. Er is geen participatieverslag toegevoegd bij de toelichting van het bestemmingsplan. Hieronder is een korte weergave van de participatie vermeld.
Hieronder is per adres weergegeven wat er qua participatie is gedaan.
Apeldoornsestraat naast 113: er heeft overleg met omwonenden plaatsgevonden, waarbij zij op de hoogte zijn gebracht van het plan. Aangegeven is vanuit de adviseur dat de buren positief tegenover het plan staan.
Heetweg 8-01 en 8-02: er is overleg geweest met de omgeving. Aangezien het plan een zogenaamd afwaarderingsplan (zonder nieuwbouw) is, heeft de initiatiefnemer uitsluitend direct aanwonenden geïnformeerd.
Hunnenweg 5 en 7: Aangezien het plan een zogenaamd afwaarderingsplan (zonder nieuwbouw) is, hoeven uitsluitend direct aanwonenden geïnformeerd te worden. In dit geval is er overleg geweest met de eigenaar/bewoner van Hunnenweg 7. Het plan sluit aan bij de overige woonbebouwing in de omgeving en kan ook in dat kader als gunstig worden ervaren door omwonenden.
Joostweg 6 en 8: er is overleg geweest met de omgeving. Aangezien het plan een zogenaamd afwaarderingsplan (zonder nieuwbouw) is, heeft de initiatiefnemer uitsluitend direct aanwonenden geïnformeerd. Dit voorstel wordt gezien als een verbetering.
Het ontwerpbestemmingsplan ligt, zoals gebruikelijk, van 22 december 2023 tot en met 1 februari 2024 ter inzage, zie paragraaf 8.4. Dit komt overigens overeen met trede 2 (meedenken/raadplegen) uit de participatieladder. Dit heeft geleid tot geen enkele reactie.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Dit plan is gebaseerd op het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 en voldoet daar ook aan. Geconcludeerd kan worden dat er hier geen provinciale belangen in het geding zijn die om vooroverleg vragen.
Verder is er geen sprake van provinciale belangen, zodat ook is afgezien van vooroverleg met de provincie Gelderland. Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan derhalve worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen.
Het Waterschap Vallei & Veluwe heeft aangegeven dat geen vooroverleg nodig is indien de toename van de verharding kleiner is dan 4.000 m² en de waterhuishoudkundige doelen van het waterschap niet in het geding komen door een bestemmingsplan. Hier is sprake van zo een geval. Om die reden heeft geen vooroverleg met het waterschap plaatsgevonden.
Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Op 15 december 2009 heeft het college besloten dat bij bestemmingsplannen alleen inspraak wordt gevoerd bij plannen waarbij maatschappelijke belangen een rol spelen, die politiek gevoelig liggen of waarbij inspraak een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit en/of snellere doorlooptijd van het plan.
Het ontwerp voor de partiële herziening ligt van 22 december 2023 tot en met 1 februari 2024 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn geen reacties ingediend.
Het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.1056-0004), welk bestemmingsplan is vastgesteld op 28 mei 2013 (en onherroepelijk geworden op 16 september 2015), is inmiddels gewijzigd door het college, herzien door de raad en gewijzigd door een intrekkingsbesluit van de raad. In eerste instantie is een tweetal uitspraken verwerkt:
Daarnaast is het intrekkingsbesluit "Wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" door het intrekken van enkele onderdelen" (IMRO-idn. NL.IMRO.0203.IB1056-0001), vastgesteld op 11 november 2014, verwerkt, waardoor enkele onderdelen (diverse locaties) van het moederplan "Buitengebied 2012" zijn ingetrokken. Daarnaast is het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" inmiddels vervangen door een aantal bestemmingsplannen (met op zichzelf staande bestemmingsplanregelingen, de zogenaamde postzegelplannen) en tevens een provinciaal inpassingsplan "Rondweg Voorthuizen N303" (met IMRO-idn. NL.IMRO.9925.IPN303Voorthuizen-VST1). Deze plannen zijn niet relevant, in die zin dat ze geen planologische gevolgen hebben, voor voorliggend plan.
Verder is een aantal uiteenlopende wijzigingsplannen door het college - met toepassing van de binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" opgenomen wijzigingsbevoegdheden - en partiële herzieningen door de raad vastgesteld en verwerkt. De wijzigingsplannen en een deel van de partiële herzieningen zijn op perceelsniveau doorgevoerd en hebben geen directe invloed op (op het gehele grondgebied van) voorliggend plan. De volgende partiële herzieningen zijn doorgevoerd, waarbij ook de regels van het moederplan c.q. het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" zijn gewijzigd en daarmee wel van invloed zijn op voorliggend plan:
Naam partiële herziening |
IMRO-identificatie- nummer |
Datum vastgesteld |
4e partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1268-0002 | 13-4-2016 |
Achterveldseweg IV, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1637-0002 | 20-4-2022 |
Apeldoornsestraat-Kieftveen, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1368-0002 | 14-12-2016 |
Bosbergerweg I, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1580-0002 | 3-2-2021 |
Dronkelaarseweg III, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1611-0002 | 26-5-2021 |
Elzenkamperweg I, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1467-0002 | 4-7-2018 |
Essenerweg XVII, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1459-0002 | 8-2-2023 |
Esvelderweg IV, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1397-0002 | 30-1-2019 |
Esvelderweg-Vinkekampweg, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1484-0002 | 22-5-2019 |
Garderbroekerweg XXVII, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1726-0002 | 26-4-2023 |
Garderbroekerweg-Harskamperweg, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1371-0002 | 24-5-2017 |
Garderbroekerweg-Kapweg, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1692-0002 | 8-2-2023 |
Grote Muntweg I, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1414-0002 | 31-1-2018 |
Harremaatweg I, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1366-0002 | 1-2-2017 |
Kapweg II, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1623-0002 | 6-10-2021 |
Kerkendelweg IV, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1440-0002 | 25-4-2018 |
Kerkweg III, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1510-0002 | 9-10-2019 |
Lange Zuiderweg V, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1475-0002 | 14-11-2018 |
Meentweg-Valkseweg, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1439-0002 | 7-3-2018 |
Overhorsterweg II, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1485-0002 | 10-7-2019 |
Parapluherziening Cultuurhistorie-Archeologie | NL.IMRO.0203.1515-0002 | 22-3-2023 |
Parapluherziening De Puurveense Molen | NL.IMRO.0203.1248-0002 | 30-9-2014 |
Parapluherziening Molenbiotopen | NL.IMRO.0203.1598-0002 | 21-4-2021 |
Parapluherziening functieveranderingsbeleid 2016 en woninginhoud | NL.IMRO.0203.1391-0002 | 5-7-2017 |
partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1241-0001 | 25-2-2014 |
Plaggenweg I, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1370-0002 | 1-2-2017 |
Plaggenweg IV, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1667-0002 | 31-5-2023 |
Sleedoornweg II, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1626-0002 | 6-10-2021 |
Tolnegenweg I, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1596-0002 | 18-3-2021 |
Tweede partiele herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1253-0003 | 8-7-2014 |
Vergroten inhoud woningen, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1376-0002 | 1-2-2017 |
Verzamelherziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1349-0002 | 8-11-2017 |
Vinkelaar II, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1421-0002 | 7-3-2018 |
Vrouwenweg I, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1501-0002 | 10-7-2019 |
Welgelegenweg III, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1503-0002 | 10-7-2019 |
Zeumerseweg I, partiële herziening Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0203.1529-0002 | 11-12-2019 |