Plan: | Achterveldseweg-Laageinderweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1176-0003 |
Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Wij hebben een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het perceel aan de adres een lage archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm
De locatie aan de Laageinderweg 34 valt onder deze vrijstelling zodat geen nader onderzoek noodzakelijk is.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.
Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Wij hebben een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het perceel aan de adres een hoge archeologische verwachting geldt.
De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm
De locatie Achterveldseweg 41 heeft een hoge archeologische verwachting waarvoor een ondergrens van 250 m2 geldt. De locatie ligt op een oostwest gerichte dekzandrug aan de noordzijde van de Modderbeek. Bodemkundig betreft het een laarpodzol met gwt VI. De landschappelijke ligging rechtvaardigt de hoge archeologische verwachting. Resten vanaf de Steentijd kunnen hier aanwezig zijn.
Het erf dateert van na 1931. Alleen de schaapskooi is ouder (tussen 1870 en 1890). Er worden een kapschuur en twee stallen evenals enkele kleinere schuren gesloopt. Deze zijn niet onderkelderd en veelal licht gefundeerd. Bij de bouw van deze opstallen is de bodem ten behoeve van de aanleg van de fundering en vloeren deels verstoord. Een en ander betekent dat wanneer de sloop zich beperkt tot het verwijderen van de funderingen uit de funderingsleuven, de poeren en het verwijderen van de vloeren zonder verder graafwerk geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Daarnaast worden twee bijgebouwen en een woning gerealiseerd, waarbij een bijgebouw deels op de plaats van een te slopen stal wordt geplaatst. De laatste bodemverstoring zal daarom geen onevenredige aantasting van eventuele archeologische resten betekenen.
Voor de bouw van de woning met bijgebouw geldt dat het totale oppervlak naar schatting 150 m2 zal bedragen. Dit blijft beneden de ondergrens van 250 m2. Archeologisch onderzoek is om deze reden formeel niet vereist. Om toch duidelijkheid te krijgen of de hoge verwachting hier gerechtvaardigd is dienen amateurarcheologen echter de mogelijkheid te krijgen om het uitgraven van de betreffende bouwputten te begeleiden. Zij worden in de gelegenheid gesteld om eventuele archeologische resten te documenteren doormiddel van foto's en het tekenen van de grondsporen.
Indien bij de werkzaamheden vondsten worden gedaan waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij van archeologische betekenis zijn (scherven, vuursteen funderingen of opvallende verkleuringen in de gele bodem). Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.
De in het plangebied voorkomende monumenten en bijbehorende gronden zijn op de verbeelding niet als rijksmonument/gemeentelijk monument aangeduid. De reden hiervoor is dat de aanduiding van monumenten op de verbeelding geen verdere juridische betekenis heeft. De bescherming van monumenten geschiedt op basis van de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening 2003, en de regeling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De schaapskooi is een gemeentelijk monument welke wordt behouden in de planvorming. De omgeving van de schaapskooi wordt niet wezenlijk aangetast. De storende elementen achter de schaapskooi worden verwijdert waardoor deze meer tot zijn recht komt.