direct naar inhoud van 5.3 Ecologie
Plan: Hoevelakenseweg VII
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1136-0004

5.3 Ecologie

De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet 1998 bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.

Het plangebied aan de Hoevelakenseweg ligt niet in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet. De relevante natuurbeschermingswetgeving beperkt zich tot soortbescherming via de Flora- en faunawet. Het Natuurloket geeft nagenoeg geen recente informatie over het voorkomen van beschermde (lijst)soorten in het bewuste kilometerhok.

Het voorste gedeelte, Hoevelakenseweg 122, dat zich bevindt binnen de bebouwde kom van Terschuur, is op 23 juli 2008 bezocht. Op 4 juni 2007 is reeds het gedeelte achter Hoevelakenseweg 122 bezocht en bekeken of nader onderzoek noodzakelijk is. Vervolgens is op 4 juni 2010 het onderhavige plangebied bezocht.

Het plan houdt onder andere in dat gebouwen gesloopt dan wel verbouwd of geheel vernieuwd zullen worden. De te slopen gebouwen lijken door de gesloten vorm geen natuurwaarden (fauna) te herbergen. Mogelijk kan een broedgeval van een vogel voorkomen in klimop tegen een muur of onder een dakrand. Bomen behoeven (zeer waarschijnlijk) niet te worden gekapt en watergangen worden niet wezenlijk aangetast, maar wel plaatselijk enigszins gewijzigd. Na de sloop en nieuwbouw is er geen beperking in eventueel areaal aan jachtgebied van vleermuizen.

Daarnaast moet hier opgemerkt worden dat aan drie zijden rondom het terrein een watergang loopt. Hiermee in verbinding wil verzoeker een vijver aanleggen, en in de watergang een cascade plaatsen. Dit kan een verbetering inhouden voor waterminnende flora en fauna.

Conclusie:
Een natuurtoets door een extern bureau is niet nodig omdat niet te verwachten valt dat de bepalingen uit de Flora- en faunawet door de voorgenomen wijzigingen gevaar lopen te worden overtreden. Mochten er tijdens de bouw/sloop/rooi-activiteiten ecologische waarden welke nu niet voorzien zijn, alsnog verstoord dreigen te raken, dan dient onverwijld met de bouw(planning) te worden gestaakt en dient nader onderzoek te worden uitgevoerd.

Zorgplicht:
Niet uitgesloten kan worden dat vogels (tijdens de broedtijd) in beplanting, (en eventueel in of aan de te slopen gebouwen) verstoord kunnen raken. Derhalve dienen de werkzaamheden, kappen en verwijderen van beplanting, buiten het voortplantingsseizoen van vogels te geschieden (dat wil zeggen meestal grofweg vanaf 15 juli tot 15 maart daaropvolgend). Dit tenzij geconstateerd is dat er geen broedgevallen aanwezig zijn.

Aanbeveling:
Een natuurvriendelijke ontwikkeling op deze locatie zou kunnen zijn dat er bij de nieuwbouw broedmogelijkheden voor vogels en schuilgelegenheden voor vleermuizen mogelijk worden gemaakt. Dit kan onder andere bijvoorbeeld door het toepassen van gierzwaluwdakpannen en/of huismussendakpannen. Ook kan de "vogelschroot" één rij omhoog geplaatst worden. Daarnaast kunnen overstekken worden toegepast waar huiszwaluwen een nestgelegenheid kunnen vinden. Voor vleermuizen kan er een "vleermuizenkwartier" geplaatst worden.