Plan: | Kootwijkerbroekerweg I |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1094-0003 |
Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten of archeologisch waardevolle resten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. De gemeente Barneveld heeft een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeentelijke grondgebied. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente (zie figuur 8) blijkt dat voor het perceel aan de Kootwijkerbroekerweg 86 gedeeltelijke een lage- en gedeeltelijk een middelmatige archeologische verwachting geldt. Dit betekent dat nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is in de vorm van een gedetailleerd bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek.
In het plangebied is door ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het rapport is uitgebracht op 20 april 2010 en bij dit plan toegevoegd onder bijlage 1.
In het bureauonderzoek is geconstateerd dat in het hele plangebied direct aan of onder het maaiveld archeologische resten kunnen worden verwacht uit alle archeologische perioden. Het vondstniveau wordt verwacht in de eerste circa 30 cm beneden het maaiveld. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen, waterputten etc.) worden binnen circa 50 cm beneden het maaiveld verwacht. De verwachte archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit aardewerk - of vuursteenstrooiïngen. Binnen het plangebied worden in het noordelijke en centrale deel bodemverstoringen verwacht ter plaatse van de huidige bebouwing.
Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een booronderzoek (specificatie VS03) uitgevoerd. Hierbij zijn 5 verkennende boringen in het plangebied ter hoogte van de geplande ontwikkeling gezet. Hierna zijn op dezelfde locaties 5 karterende boringen uitgevoerd en de opgeboorde grond is gezeefd.
In het plangebied is sprake van een deels intacte bodemopbouw, vooral in het gebied rond boring 3. Tijdens het booronderzoek is vastgesteld dat een plaggendek aanwezig is. Bij het karterende booronderzoek is geen archeologisch materiaal in situ aangetroffen. Een booronderzoek is echter geen geschikte methode voor het opsporen van archeologische resten onder een plaggendek.
ADC ArcheoProjecten adviseert om in het hele plangebied een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, dateringen conservering van archeologische resten te onderzoeken.
Het betreft enkele sleuven die verspreid over het plangebied uitgevoerd worden, waarbij 5 tot 10% van het plangebied opgegraven wordt. Onder de huidige bebouwing worden geen archeologische waardenin situ verwacht, en deze zones van het plangebied zijn niet geselecteerd voor vervolgonderzoek.
Selectiebesluit
Naar aanleiding van het ingediende archeologische rapport heeft het bevoegd gezag, de gemeente Barnveld, een herbeoordeling gedaan. Op basis daarvan heeft het bevoegd gezag (de gemeente Barneveld), gelet op het door de regioarcheoloog uitgebrachte advies van 28 april 2010, een selectiebesluit genomen:
Op grond van de volgende argumenten wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk bevonden:
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed RCE) verplicht.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.