direct naar inhoud van 4.2 Provincie
Plan: Hoevelakenseweg V
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1064-0003

4.2 Provincie

4.2.1 Streekplan Gelderland 2005

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Het provinciale streekplan is vervangen door de provinciale structuurvisie. De provincie Gelderland heeft geen nieuwe provinciale structuurvisie gemaakt, maar de streekplannen van rechtswege, beleidsneutraal, omgezet. Hierdoor is het beleid, zoals opgenomen in het streekplan nog steeds van toepassing.

De provincie stuurt in het Streekplan Gelderland 2005, kansen voor de regio`s, meer op hoofdlijnen, waarbij ruimtelijke kwaliteit voorop staat. Ruimtelijke kwaliteit wordt vertaald in de begrippen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Met een plan dient ingespeeld te worden op de specifieke omstandigheden van de plek, waardoor de ruimtelijke identiteit versterkt wordt.

Ruimtelijke plannen dienen aan basiskwaliteitsnormen te voldoen. Hiermee wordt gedoeld op de condities van de ruimte die voor de gezondheid en veiligheid van alle burgers van belang zijn.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en –knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
  • optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).

De provincie Gelderland is in het streekplan opgedeeld in regio's om zodoende gebiedsspecifiek beleid op kunnen voeren. Per regio is een regionale structuurvisie opgesteld door de regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten. Zij hebben bouwstenen aangereikt in de vorm van regionale structuurvisies. Deze visies zijn gebaseerd op een analyse van ruimtelijke structuren, de waardering daarvan (het zogenaamde 'ruimtelijk structuurbeeld') en de ruimtelijke opgaven of ambities (het programma) voor de accommodatie van de ruimtebehoefte. De visies zijn verwoord in beleidsaanbevelingen en -kaarten en geven de – door de regio's – gewenste ruimtelijke ontwikkeling weer voor de komende streekplanperiode, vaak met een doorkijk naar de langere termijn. De visies gaan vooral in op de gewenste verstedelijking en de daarbij passende positie van de stedelijke kernen en netwerken en op de opgaven voor het landelijk gebied. De regionale structuurvisies zijn opgesteld voor:

  • KAN;
  • Stedendriehoek (stedelijk netwerkgebied en het overige deel van de regio);
  • Vallei (incl. Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal (WERV));
  • Noord-Veluwe ;
  • Achterhoek;
  • Rivierenland.

Het plangebied behoort tot de regio Vallei. Figuur 3 geeft een uitsnede van de compositiekaart regio Vallei weer. Hierin wordt het plangebied aangeduid als `multifunctioneel platteland`.

Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie Gelderland en omvat de steden, dorpen en buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. Vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten, onder andere gericht op vitale steden en dorpen. Elke regio heeft namelijk buiten een stedelijk netwerk of een regionaal centrum vele verspreid liggende steden, dorpen en buurtschappen die tezamen het voorzieningenniveau bepalen. In en bij deze bebouwde gebieden moet de regionale behoefte aan ‘dorps’ wonen geaccommodeerd kunnen worden, waarbij wordt gestimuleerd dat met dit ruimtelijke programma tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van de groene en recreatieve omgevingskwaliteit. Tevens moeten samenwerkende gemeenten zich richten op nieuwe economische dragers, waardoor werkgelegenheid buiten de landbouw wordt geboden. Deze nieuwe economische dragers kunnen vooral worden geaccommodeerd in en bij bestaande kernen en in vrijgekomen agrarische bebouwing. Het plangebied is aangewezen als multifunctioneel platteland (wit in de afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1064-0003_0005.png"  
Figuur 3 Uitsnede compositiekaart Streekplan. Bron: provincie Gelderland  

Doorwerking plangebied

Het plangebied werd vroeger gebruikt voor agrarische doelen. De bijhorende agrarische bebouwing is inmiddels al gesloopt. Volgens het provinciaal beleid kunnen nieuwe economische dragers (voor werkgelegenheid buiten de landbouw) het beste geaccommodeerd worden in de gebieden die aangeduid worden als `multifunctioneel platteland`, nabij bestaande kernen en in vrijgekomen agrarische bebouwing. Onderhavig plan sluit aan bij het streekplanbeleid van de provincie Gelderland.

4.2.2 Reconstructieplan Gelderse Vallei

Het reconstructieplan moet de problemen die zich voordoen in het landelijk gebied (de 'gestapelde' problematiek) in de concentratiegebieden integraal aanpakken en moet een goede ruimtelijke structuur bevorderen, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur.

Daarnaast moet de reconstructie het woon-, werk- en leefklimaat en de economische structuur verbeteren. De problematiek binnen de bebouwde kom van dorpen en steden in het gebied is geen onderdeel van dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1064-0003_0006.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1064-0003_0007.png"  
Figuur 4 Uitsnede Reconstructieplan. Bron: provincie Gelderland  

Het plangebied is aangewezen als verwevingsgebied (zie figuur 4). Het beleid voor verwevingsgebieden is gericht op het bevorderen van een passende combinatie van landbouw, natuur, landschap, recreatie, werken en wonen met bijbehorende kwaliteiten.

Onderhavig plan zal, rekening houdend met de bestaande kwaliteiten en functies nabij het plangebied, ingepast worden. Zo zal het bouwwerk op voldoende afstand van de achterliggende beek en groen gesitueerd worden zodat hier geen aantasting plaatsvindt van de reeds aanwezige natuur. Tevens sluiten de bedrijfsactiviteiten horende bij onderhavige ontwikkeling aan bij de bestaande bedrijfsactiviteiten van het naastgelegen bedrijf aan de Hoevelakenseweg 204. Ten slotte zullen omliggende woningen geen hinder (milieuhygiënisch) ondervinden van de bedrijfsactiviteiten aan de Hoevelakenseweg 198/200. In de paragraaf over milieuzonering in hoofdstuk wordt dit nader beschreven. Geconcludeerd wordt dat er bij onderhavige ontwikkeling sprake is van een passende combinatie van natuur, wonen en werken.

Beleidsvisie "Functieverandering en nevenactiviteiten"

De gemeenten Ede, Wageningen, Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel hebben in het kader van het gemeentelijk samenwerkingsverband Regio De Vallei, voor hun complete buitengebieden een eigen beleidsinvulling ontwikkeld voor functieverandering, nevenfuncties op agrarische bedrijven en uitbreiding van niet-agrarische bedrijven. De gemeenten zijn van mening dat de karakteristiek van hun buitengebied dermate specifiek is, dat een eigen beleidsinvulling wenselijk is.

Functieverandering, nevenactiviteiten en uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven kunnen niet zondermeer worden toegestaan. De gemeenten hebben een aantal criteria die meewegen bij de beoordeling van de specifieke situatie.

Naast de voorwaarden voor functieverandering zoals vermeld in het Streekplan, zullen de gemeente uit de Regio Vallei de volgende criteria meenemen bij de beoordeling van functieveranderingsmogelijkheden:

  • de functieverandering wordt ingepast in het omringende landschap, bijvoorbeeld door de aanleg (en zo nodig bestemmen) van natuur- en landschapselementen. Daarbij moet aansluiting gezocht worden bij bestaande plannen voor natuur en landschap, zoals het Reconstructieplan en Landschapsontwikkelingsplannen. De initiatiefnemer zal daartoe een erfinrichtingsplan dienen te overleggen;
  • de functieverandering moet bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke en economische vitaliteit door middel van sloop van bebouwing al dan niet in combinatie met verbetering van publieke functies zoals natuurontwikkeling, bijdragen aan recreatieve routes of waterberging en dergelijke op plaatsen waar dit wenselijk is;
  • ingeval van sloop van bestaande legale bebouwing geldt als peildatum voor het aanwezig zijn van bestaande voormalige bedrijfsgebouwen: 2 jaar voor de datum dat de aanvraag voor functieveranderingen wordt ingediend. Voor deze methode met verschuivende datum is aan de ene kant gekozen om daarmee te voorkomen dat nieuwe bedrijfsbebouwing gebouwd worden, met als doel deze in te zetten voor het bereiken van sloopnormen in het kader van functieverandering. Aan de andere kant maakt het mogelijk dat ook relatief jonge gebouwen ingezet kunnen worden voor functieverandering, wat in de huidige economische tijd met snelle veranderingen gevraagd zal gaan worden;
  • opslag van goederen buiten gebouwen wordt niet toegestaan;
  • detailhandel wordt niet toegestaan, tenzij het betreft detailhandel in ter plaatse of in de regio geproduceerde producten;
  • de functieverandering mag niet leiden tot milieuhinder voor de omgeving;
  • in geval van vrijgekomen gebouwen van een stoppend agrarisch bedrijf dient de milieuvergunning te zijn ingetrokken;
  • indien sprake is van vervangende nieuwbouw en verbouw, zal de gemeentelijke Welstandsnota als toetsingskader gelden;
  • nevenactiviteit mag geen beperking opleveren voor omliggende agrarische bedrijven.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling betreft geen functieverandering maar een wijziging van de nevenactiviteiten die plaatsvinden. Er is sprake van wijziging van "stalling en opslag" naar "opslag veevoederbenodigdheden". De huidige nevenactiviteit "stalling en opslag" sluit aan op bovengenoemde criteria, de nieuwe nevenactiviteit "opslag veevoederbenodigdheden" sluit tevens aan bij de bovengenoemde criteria.

Doorwerking plangebied

Het beleid vanuit het Reconstructieplan Gelderse Vallei voor verwevingsgebieden is gericht op een passend combinatie tussen diverse functies. Onderhavig plan past binnen dit beleid aangezien het hier om de functie werken gaat. Daarnaast wil de provincie terughoudend omgaan met de ontwikkelingsmogelijkheden van een intensieve veehouderij in het verwevingsgebied. Onderhavig plan sluit hierbij aan, er is namelijk geen sprake van ontwikkelingen binnen de intensieve veehouderij.

Vanuit de beleidsnota "Functieverandering en nevenactiviteiten" ligt onderhavige ontwikkeling in lijn met de beoordelingscriteria zoals deze geformuleerd zijn door de verschillende gemeenten. Feit is dat de bebouwing op het perceel reeds gesloopt is waardoor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door het slopen van voormalige agrarische gebouwen, in het verleden al heeft plaats gevonden. Deze bebouwing is destijds gesloopt om hier nieuwbouw te kunnen plegen. Vanuit dit oogpunt wordt de ruimtelijke kwaliteitsverbetering toegeschreven aan onderhavig plan.