direct naar inhoud van 5.4 Ecologie
Plan: Landgoed Westerveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1057-0004

5.4 Ecologie

De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.

5.4.1 Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.

5.4.2 Flora- en faunawet

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door middel van een quick scan flora- en fauna (inclusief veldbezoek)3 is door ingenieursbureau Oranjewoud (nr. 184837, datum juli 2011) een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.

Molweg 32

Het plangebied maakt geen deel uit van de beschermende status in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied aan de Molweg 32 maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. (EHS). Het grootste deel van het plangebied ligt in EHS-natuur; het gedeelte langs de Esvelderbeek is aangewezen als EHS-verweving. Volgens de streekplanherziening juli 2009 van de Provincie Gelderland ligt de locatie waar de landgoedwoningen zijn gepland in EHS- natuur.

In het plangebied komen geen streng beschermde dier- of plantsoorten voor die de voorgenomen ingreep wezenlijk beïnvloeden. Voor de oppervlakte aan EHS die verloren gaat door de bouw van de landhuizen, kan de saldobenadering worden gekozen. Voorwaarde is dan wel dat de plannen als één ruimtelijk plan worden ingediend en dat met die plannen een beter functionerende EHS ontstaat.

De verzoeker heeft overleg gevoerd met de SVGV. Aan de hand van het voorontwerpbestemmingsplan hebben initiatiefnemer en gemeente gezamenlijk contact opgenomen met de provincie en de SVGV over de saldobenadering. Op 25 november 2010 hebben de gemeente, de provincie en de SVGV een bezoek gebracht aan de locatie. Het nieuwe inrichtingsvoorstel voor de landhuizen is akkoord bevonden.

Bij de sloop van de bebouwing aan de Molweg 32 gaan mogelijk tijdelijke rustplekken verloren van de kerkuil en de steenuil. Tijdens de terreinbezoeken zijn echter geen aanwijzingen aangetroffen dat deze locaties gebruikt worden als broedlocatie, de locaties zijn dan ook niet beschermd onder art. 11 Flora-en Faunawet. Het verdwijnen van de bebouwing heeft geen effect op de gunstige staat van instandhouding van de kerkuil en de steenuil in het gebied.

Omdat de aanwezige flora en fauna tot de algemene soorten worden gerekend, geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Er behoeft daarmee geen ontheffing in het kader van de Flora en faunawet te worden aangevraagd voor uitvoering van de werkzaamheden.

Conclusie

Samengevat bevinden zich in het plangebied geen strikt beschermde dier-of plantensoorten, die de voorgenomen ingreep wezenlijk kunnen beïnvloeden.

Voor de oppervlakte aan EHS die hier verloren gaat door de bouw van de landhuizen, kan de saldobenadering worden gekozen. Voorwaarden is dan wel dat de plannen als één ruimtelijk plan worden ingediend en dat met die plannen een beter functionerende EHS ontstaat. De saldobenadering is toepasbaar omdat binnen de EHS een kwaliteitsslag wordt gemaakt:

  • het oppervlak natuur neemt toe, doordat er functiewijziging plaatsvindt (landbouwgrond naar natuur), welke tevens ter compensatie kan dienen voor het EHS-areaal welke niet meer beschikbaar is door de bouw van vier landhuizen;
  • er ontstaat een beter functionerende EHS door de aanleg van gevarieerde natuur, lijnelementen (houtwallen) welke het landgoed doorsnijden en een stapsteen amfibie;
  • er wordt een ruimtelijke barrière opgeheven door de aanleg van een natuurvriendelijke oever met beekbegeleidende beplanting langs de Esvelderbeek.


Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt een zogenaamde 'algemene zorgplicht'. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen zal nemen om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden, zoals de winterslaap en de voortplantingstijd. Voor de volledige beschrijving van het onderzoek wordt verwezen naar de natuurtoets, die als bijlage bij dit bestemmingsplan is toegevoegd.