direct naar inhoud van Artikel 18 Verkeer
Plan: Buitengebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1056-0004

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen waarbij geldt dat wegen uit maximaal 2 rijstroken (2x1) dienen te bestaan, uitgezonderd ter plaatste van de aanduiding 'maximum aantal rijstroken' want daar geldt dat het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is weergegeven, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten;
  • b. voorzieningen voor verkeer waaronder tunnels, viaducten en bruggen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' voor spoorwegen, inclusief spoorwegovergangen;
  • d. voet-, ruiter en rijwielpaden;
  • e. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • h. faunapassages en ongelijkvloerse kruisingen;
  • i. bermen en bermsloten.

met de daarbij behorende:

  • j. gebouwen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. werken, geen bouwwerken zijnde.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van geluidswerende voorzieningen is niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van palen, masten, verwijsborden, portalen voor de geleiding en viaducten mag niet meer bedragen dan 12 m bij rijks-, provinciale en spoorwegen en niet meer dan 10 m bij overige wegen;
  • c. ten behoeve van de bestemming is ondergronds bouwen toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

18.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. de gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. de sociale veiligheid;
    • d. de milieusituatie;
    • e. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • f. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 36.1 van toepassing.

18.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 18.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde (geen geluidswerende voorziening zijnde) tot een bouwhoogte van 20 m, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden;
    • c. de verkeersveiligheid;
    • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden, tenzij hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 18.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde en toestaan dat een geluidswerende voorziening wordt gebouwd met een maximale hoogte van 5 m, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden;
    • c. de verkeersveiligheid;
    • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden, tenzij hieraan door het nemen van maatregelen voldoende tegemoet kan worden gekomen.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Gebruik strijdig met de bestemming

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt aangemerkt het verharden van onverharde wegen.