direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Harselaar West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1002-0003

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 1 tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1 tot en met categorie 3.1';
  • b. bedrijven van categorie 2 tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2 tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijven van categorie 2 tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2 tot en met categorie 3.2';
  • d. bedrijven van categorie 2 tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2 tot en met categorie 4.1';
  • e. bedrijven van categorie 2 tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2 tot en met categorie 4.2';

met dien verstande dat:

  • f. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn uitgesloten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - eierdrogerij' tevens een eierdrogerij is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - lunchroom' is tevens een lunchroom toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. wegen en paden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • l. gebouwen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast' voor een reclamemast;
  • o. terreinen;
  • p. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ''maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven;
              • c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
              • d. de onderlinge afstand tussen de gebouwen mag niet minder dan 5 m bedragen;
              • e. de afstand van een gebouw tot een weg mag niet minder dan 5 m bedragen;
              • f. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven.

4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  • b. op de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw is artikel 4.2.1, sub f van overeenkomstige toepassing;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning, die geen onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw, mag niet meer dan 6 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 11 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' want daar gelden de maten zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

4.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien een bijgebouw geen onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw, dan mag van het bijgebouw de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de totale oppervlakte van bijgebouwen die horen bij de bedrijfswoning mag niet meer dan 45 m² bedragen.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. per bouwvlak is één overkapping toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 5% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast' mag de bouwhoogte niet meer dan 20 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;

4.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. een goede milieusituatie;
    • c. de verkeersveiligheid;
    • d. de sociale veiligheid;
    • e. de externe veiligheid; en
    • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 16.1 van toepassing.

4.4 Afwijking van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1, sub b en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 100%.
  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1, sub c, d, en/of e mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
  • 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1, sub f en toestaan dat de bouw- en/of goothoogte van een bedrijfsgebouw, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m;
  • 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.4, sub a ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
  • 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.4, sub e ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
  • 6. Het afwijken van de bouwregels kan slechts plaatsvinden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. de sociale veiligheid;
    • d. de milieusituatie; en
    • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels
  • 1. De opslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 4.2.1, sub c, d en e.
  • 2. Per bedrijf mag de maximale oppervlakte in gebruik voor kantoor maximaal 40 procent van de bruto vloeroppervlakte van het bedrijf bedragen, tenzij anders op de verbeelding is opgenomen.
  • 3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - lunchroom' zijn de activiteiten van de lunchroom uitsluitend toegestaan op de begane grond.

4.6 Afwijking van de gebruiksregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in artikel 4.1 bedoelde bedrijven, mits het geen Wgh-inrichtingen betreft.
  • 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 ten behoeve van bedrijven die volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten van één hogere categorie zijn, mits omliggende woningen en het functionere van bedrijven niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
  • 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 ten behoeve van bedrijven die volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten van één hogere categorie zijn, mits omliggende woningen en het functioneren van bedrijven niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
  • 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 ten behoeve van bedrijven die volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten van één lagere categorie zijn, mits het functioneren van omliggende bedrijven niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
  • 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
      • productiegebonden detailhandel;
      • detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
      • detailhandel in volumineuze goederen;
      • bouwmarkten;
      • detailhandel in meubelen en woninginrichting;

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen;

  • 6. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.7 Wijzigingsbevoegd
4.7.1 Bestemmingswijziging in Verkeer

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op de gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Bedrijventerrein' te wijzigen in ‘Verkeer’ onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijziging noodzakelijk is ten behoeve van de herinrichting van de openbare weg dan wel de aanleg van een tunnel onder de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn ter hoogte van de Handelsweg;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. nadere regels met betrekking tot het bouwen worden toegepast, die gebaseerd zijn op het van toepassing zijnde artikel 7 van het onderhavige bestemmingsplan.

4.7.2 Gebouwen buiten bouwvlak gelegen langs A1 en spoorlijn Amersfoort - Apeldoorn

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op de gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen door het verleggen van de bouwgrens ten behoeve van het bouwen van gebouwen die bij het aangrenzende bedrijf behoren en gelegen zijn op gronden langs de A1 (tussen de Nijkerkerweg en de Ambachtsweg) en de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn, onder de voorwaarden dat:

  • 1. het bebouwingspercentage niet meer dan 50% mag bedragen te berekenen over de gronden gelegen buiten het bouwvlak, met in achtneming van het hieronder bepaalde:
    • a. langs één zijdelingse perceelsgrens van het bouwvlak en langs de perceelsgrens, die van de weg is afgekeerd, waaraan het bouwvlakis gelegen, dient over de volle lengte een aaneengesloten strook grond van overal ten minste 5 meter breedte onbebouwd te blijven, tenzij het bereiken van de bebouwing op een andere wijze even voldoende kan worden gewaarborgd;
    • b. op eigen terrein dient voldoende ruimte voor parkeergelegenheid te worden gereserveerd;
  • 2. de hoogte van de bouwwerken maximaal 15 meter bedraagt voor zover de gronden gelegen zijn langs de A1 en 10 meter voorzover de gronden gelegen zijn langs de spoorlijn;
  • 3. vaststaat dat door de initiatiefnemer groenvoorzieningen worden aangelegd van 20 meter breed (langs de A1) en 5 meter breed (langs de spoorlijn) om de bedrijven goed landschappelijk in te passen. Het gaat hier om zowel hoogopgaand groen als onderbegroeiing;
  • 4. in geval de gronden gelegen zijn langs de spoorlijn de Nederlandse Spoorwegen zijn gehoord;
  • 5. in geval de gronden gelegen zijn langs de A1 dRijkswaterstaat is gehoord;
  • 6. voldaan wordt aan het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal' bouwen en afstemming met de waterbeheerder plaats vindt;
  • 7. wat betreft de milieucategorie voldaan wordt aan de uitgangspunten van de brochure 'Bedrijven en milieuzonering', zoals nader uitgewerkt in paragraaf 4.10 van de toelichting bij dit bestemmingsplan;
  • 8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;