direct naar inhoud van 4.3 Ruimtelijke opzet en structuur
Plan: Bestemmingsplan Het Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.777-0301

4.3 Ruimtelijke opzet en structuur

Het stuwwallandschap van de Veluwe is in de vorm van een aantal 'groene wiggen' verweven met het stedelijke gebied van Arnhem. Het plangebied van het project 3Noord waaronder Het Dorp maakt deel uit van de Groene wig West en behoort daarmee tot de stedelijke hoofdgroenstructuur. De herstructurering maakt een betere balans mogelijk tussen groene en rode functies en kwaliteiten.

De draagkracht van het gebied voor ontwikkeling wordt gevormd door de groene en landschappelijke kwaliteiten. Het groene casco vormt het integraal landschapsconcept. In het groene, landschappelijke casco wordt de ruimte voor de toekomstige vernieuwing van het gebied en ontwikkeling van de instellingen gedefinieerd. De grenzen van de fysieke groei worden daarmee vastgelegd. Het groencasco bezit de volgende kenmerken:

  • Het groencasco voorziet in een ruimtelijke basisstructuur waarin ecologische, landschappelijke en recreatieve/gebruiksbelangen zijn veiliggesteld;
  • De landschappelijke waarde van het totale gebied is hoog door het sprekende reliëf, het bos en individuele grote bomen en boomgroepen.In de planuitwerking worden deze waarden gerespecteerd en uitgebouwd;
  • Het groencasco moet bereiken dat het gehele plangebied als 'bosachtig' wordt ervaren. Uitgekiende zichtlijnen en aaneengesloten boseenheden zijn hierbij middelen, naast het waarborgen van een zo aaneengesloten mogelijk bomendak in de functionele openbare ruimte. De beeldkwaliteit van alle inrichtingsingrepen dienen te passen in en bij het na te streven bosbeeld met plaatselijke open ruimtes;
  • In het groene casco kan in een bosachtig dan wel boomrijk groen milieu, een bepaald programma ingevuld worden. De potentie voor het meest betekenisvolle deel van het groencasco is gelegen aan de zuidzijde van het plangebied, waar een ecologische overgang in oostwestrichting met Mariëndaal gerealiseerd kan worden. Om stevigheid en ecologisch functioneren te garanderen is een aaneengesloten gebied met een breedtemaat van minimaal circa. 70 m zonder verstorende onderbrekingen cruciaal, naast een inrichting met de juiste biotopen (zie hierna bij ecologische structuur). Hiertoe is het uitplaatsen van bepaalde bebouwing zoals o.a. de sporthal een belangrijke factor.
  • Het groencasco bestaat verder uit boom- en boszones van de zuidelijke rand naar de groene zone langs de Amsterdamseweg. De dieper gelegen slenken met bosmassa op de hellingen zijn het meest sprekende deel hierin en kunnen een prominente plek krijgen in de beleving van het gebied. Hiertoe zijn uitgekiende zichtlijnen relevant ten einde de dramatiek van het reliëf te kunnen ervaren.
  • Het plangebied ligt ruim ingebed in groene randen. De overgang naar het landgoed Mariendaal bestaat uit een landschappelijke boszone. De Amsterdamseweg heeft een groene inrichting in de vorm groenstroken, laanbomen en halfopen bosachtige randen, waardoor 'inkijk' en presentatie van het gebied wordt geboden. Het aangrenzende gebied rond Rosorum is een sprekend gebied met veel open groen en clusters van bomen. Deze openheid moet blijven en de lange sprekende zichtlijnen met vergezichten zijn hier zeer waardevol. Natuurlijke hoogteverschillen moeten worden benut zonder deze aan te tasten, en waar mogelijk wordt aangetast reliëf in oorspronkelijke of meer natuurlijke vorm hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.777-0301_0012.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0202.777-0301_0013.jpg"

figuur 8, ruimtelijke impressie

Positie in de stad en relatie met de omgeving

Het overheersende beeld en de beleving zijn 'bosachtig'. De bebouwingen van 3Noord en dus ook Het Dorp zijn daarom te typeren als “bebouwingen in het bos/groen”. Clustering van de bebouwing en samenhang met het groene casco zijn van groot belang. De relatie met de omliggende wijken is onderscheiden; er wordt geen fysieke bebouwingscontinuïteit gewenst. Wel zijn (verbetering van de) functionele relaties met de aangrenzende wijken nodig door middel van doorgaande verbindende routes en gebruiksrelaties (voorzieningen).

Stedenbouwkundig en landschappelijke zonering, structuur en verkavelingstypologie

Zonering

De bebouwingsopzet wordt bepaald door het groene (bosachtige) karakter van de locatie. Bebouwing is daarom gespreid en vormt tezamen een 'losse enclave'. Het gespreide bebouwingsbeeld is geen gelijkmatige spreiding, maar wordt geclusterd in een goede balans/verweving met de boom- en bosachtige elementen. De bebouwingsclusters krijgen structuur door de groepering aan plekken. Door een stelsel van routes en plekken worden de bebouwingsclusters tot een samenhangende 'enclave' gevormd.

Er wordt een zonering nagestreefd, die verloopt van intensief aan de zijde van de Amsterdamseweg naar extensief aan de zijde van Heijenoord. De functionele zonering betreft aan de noordzijde de concentratie/clustering van publieksaantrekkende functies en voorzieningen. In de overgangszone worden de woonfunctie en woonondersteunende voorzieningen beoogd. Aan de zuidzijde zijn extensieve vormen van wonen en (passief-) recreatieve voorzieningen passend.

Het bebouwingsbeeld heeft in elke zone eigen kenmerken:

  • Aan de noordzijde gestapelde bebouwingsvormen. De onderlinge bebouwingsafstand moet worden afgestemd met de bebouwingshoogte/omvang en de ruimtelijke tussenmaat (die landschappelijk van karakter moet zijn). Daarom is deze zone ondanks een hoge gemiddelde bebouwingsdichtheid wat betreft de ruimtelijke beleving toch relatief open;
  • De bebouwingsopzet van de middenzone betreft geclusterde groeperingen van halfopen lage bebouwingen;
  • De bebouwingsopzet grenzend aan de zuidelijke zone sluit zoveel mogelijk aan op de bouwclusters uit de middenzone.

Deze zonering wijkt ten westen van de Heijenoordseweg af. Door het gekozen en deels al gerealiseerde concept van concentratie van bebouwingen in compacte en hoge bebouwingen zijn hier geen

kleinschalige bebouwingselementen meer gewenst. De inzet is om de verspreide bebouwingen op te heffen ten gunste van enkele grotere gecombineerde bouwvolumes, met een open, parkachtige middenruimte passend bij de grotere schaal van deze bebouwingen. Deze inzet zal een langjarig traject zijn, maar moet door een strategie met een aantal stadia/fasen worden geborgd.

Ruimtelijke concept

Het Dorp is nu een structuralistische compositie: de aaneenschakeling van woningen creëert de stedenbouwkundige structuur. De straten werden om de gebouwen gelegd, wat overbleef was bebouwing. Het nieuwe plan draait de volgorde om. Het groene casco vormt de basis van de bijzondere gewone wijk. De geomorfologische structuur vormt de fysieke onderlegger van het masterplan. De centrale vallei in het midden van Het Dorp wordt daarom weer doorgetrokken tot aan de Amsterdamseweg. Voorbijgangers kunnen zo genieten van het imposante beukenbos dat nu nog achter bebouwing schuil gaat . Routes worden aangelegd die het gebied in haar omgeving verankeren. Het groene casco en de routes definiëren de bebouwingsclusters die op een ontspannen manier in het landschap liggen.Het veld richting Rosorum houdt zijn open karakter. De vele hekken doen daar afbreuk aan. Het is daarom de bedoeling om de kinderboerderij in het midden van het veld te concentreren, zodat er een toegankelijke parkrand met bloemrijke velden en solitaire bomen ontstaat. Voor de volkstuintjes wordt in combinatie met de kinderboerderij een alternatieve locatie gezocht.

Het nieuwe Dorpsplein manifesteert zich als een 'balkon' naar de stad. Het is de spin in het web van wandel- en fietsroutes die Het Dorp met de omliggende wijken verbinden. Het plein is een compositie van enkele alzijdige gebouwen waarin dagelijkse voorzieningen zijn gevestigd, zoals het wijkknooppunt, een mini-market, kinderopvang en het café-restaurant. Bewoners en bezoekers parkeren hun auto onder het plein en wandelen vervolgens naar de zonnige parkeertuin op -_. Daar kunnen zij de hellingbaan en/of lift naar het plein nemen. Iedereen komt dus op het plein boven om vervolgens naar één van de woningen, voorzieningen of bedrijven te wandelen. Hierdoor ontstaat er 'traffic'. Dat is essentieel voor de levendigheid en sociale veiligheid in het gebied en voor de aanloop bij de publieksgerichte voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.777-0301_0014.jpg"

figuur 9, Dorpsplein

De gebouwen definiëren de pleinruimte met behoud van de zichtlijnen naar de prachtige omgeving. De kleinere volumes bestaan uit maximaal drie lagen met een kap (3+). Zij refereren aan de menselijke schaal en geven rugdekking aan het gezellige terras dat heerlijk op de zon ligt. Vanaf hier is het uitzicht over het veld met de kinderboerderij en volkstuintjes prachtig. Omgekeerd moet het uitzicht vanuit het veld naar het plein ook harmonisch zijn. De volumes langs de Amsterdamseweg hebben daarom een getrapte opbouw, vier lagen met een kap (4+) aan het veld en zeven lagen met een kap (7+) in de tweede lijn. Dit spelen met hoogte en rooilijn is kenmerkend voor alle bebouwing langs de Amsterdamseweg. Hier geen wandvorming, maar een ritme van losse objecten en clusters in het landschap waar het karakteristieke reliëf weer beleefbaar wordt gemaakt. De afstand tussen de gebouwen varieert van 30 tot 60 meter, zodat er brede zichtlijnen tot diep in het gebied ontstaan. De hogere bebouwing is zodanig geprojecteerd dat het beeld van groen en bos dominant blijft en de bouwhoogte niet de boomgrens overschrijdt.

Het Dorpsplein ligt op de kruising van de nieuwe Dreef en Wentel. In de 'oksel' van deze routes ligt het maaiveld een flink stuk lager. Dit biedt de kans om dichtbij de drukste plek van Het Dorp een besloten tuin te maken, bijvoorbeeld voor het kinderdagverblijf. Het thema 'druk versus rust' is kenmerkend voor de omgeving van het plein, want ook de kinderboerderij en volkstuintjes zijn voorzieningen die het centrum compleet maken. Plein en veld maken samen het hart van Het Dorp: rood én groen, yin én yang.

Binnen het groene casco ontstaan verschillende gebieden met elk een eigen sfeer en karakter. Het Dorpsplein en de Dorpsbrink vormen de schakels in het netwerk van fiets- en wandelroutes dat het gebied in haar omgeving verankert. De golvende lijnvoering lijkt te refereren aan een _9e eeuws landgoed, maar komt vooral voort uit de wens om alle routes voor rolstoelers en fietsers toegankelijk te maken. De routes zoeken als het ware de weg van de minste weerstand, met prachtig curves en zichtlijnen als resultaat. Wandelaars en fietsers hebben het primaat in Het Dorp, de auto is er te gast. Het masterplan voorziet in een nieuwe oost-west verbinding die de ruggengraat van het gebied gaat vormen. Deze nieuwe Dreef loopt over de bestaande voetgangersbrug en schakelt verschillende sferen aan elkaar: het open veld, het nieuwe Dorpsplein, de bosrijke vallei, de nieuwe Dorpsbrink en verder richting landgoed Mariëndaal. Zo ontstaan er drie oost-west verbindingen in de groene wig: Amsterdamseweg, de nieuwe Dreef en de route over de Tra die op termijn vooral een wandel- en fietsroute zal worden.

De Dreef biedt ter hoogte van het Dorpsplein een prachtig uitzicht over het veld met de kinderboerderij. Door het aanwezige hoogteverschil kan de route niet recht worden doorgetrokken, maar nemen wandelaars, rolstoelers en fietsers de zig-zag naar beneden. Zij kunnen ook gebruik maken van de Wentel. Deze deels bestaande route leidt met een sierlijke boog naar het Dorpsplein, vanwaar men richting de Dorpsbrink of naar het tunneltje onder de Amsterdamseweg kan wandelen of fietsen. De nieuwe Wentel is daarmee dé verbinding tussen Sterrenberg, Het Dorp en Heijenoord. Het maakt het Dorpsplein tot de uitgelezen plek voor voorzieningen en bedrijvigheid die zich niet alleen richten op de bewoners van Het Dorp, maar ook voor de buren interessant zijn.

Het plan biedt aan kinderen uit Sterrenberg een veilige fietsroute naar de populaire Heijenoordschool. Zij kunnen gebruik maken van het tunneltje onder de Amsterdamseweg om vervolgens bij het Dorpsplein de Dreef op te fietsen. Ter hoogte van de Dorpsbrink slaan zij af naar de nieuwe Wildbaan die in het verlengde van de Gentiaanstraat ligt. Op die manier ontstaat er een logische en veilige route naar school. Dat is ook prettig voor Het Dorp. Dit alledaagse fietsverkeer draagt bij aan de gewenste levendigheid in het gebied. Hopelijk verleidt het ouders bovendien om eens wat vaker de auto te laten staan. Dat is een eerste vereiste om de verkeerssituatie rond de school te verbeteren. De gemeente doet daarnaast onderzoek naar aanvullende maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van een zoen & zoef circuit.

Voorts voorziet het plan, naast de realisering van een hoofdnet voor wandelaars en fietsers, in de aanleg van recreatieve natuurpaden. Ook deze paden voldoen aan de toegankelijkseis; de helling is nooit steiler dan 5%. Ze leiden bewoners en bezoekers als vanzelf naar de mooiste plekjes in het gebied, zoals het speelveld aan de Tra, de waterbekkens in de vallei en de kinderboerderij en volkstuintjes op

De nieuwe Dreef verbindt het Dorpsplein en de Dorpsbrink met elkaar. Ook de Dorpsbrink vormt een schakel in het wandel- en fietsnetwerk, maar het contact met de stad is hier minder. De locatie is vooral interessant als 'stepping stone' tussen Het Dorp, RMC Groot Klimmendaal en de scholen ten westen van de Heijenoordseweg. Een vestiging van ROC Rijn IJssel is hier de gedroomde kandidaat, omdat studenten en docenten letterlijk de verbinding tussen deze instellingen leggen. Het markante gebouw op de brink geldt daarom als een reservering voor het ROC of een vergelijkbare functie. Dit alzijdige gebouw bestaat uit zeven lagen met een kap (7+) en manifesteert zich als een solitair object tegen de verbrede bosrand. Parkeren wordt in of onder het volume opgelost, zodat de ruimte rondom het gebouw echt openbaar is.

Alle nieuwe gebouwen volgen de karakteristieke hoogtelijnen van de voormalige landgoederen en accentueren het reliëf: hoger langs de Amsterdamseweg, lager richting de Tra. Dit is goed te zien rondom de centrale vallei. Op de kop bij de Amsterdamseweg is er ruimte voor een duurzaam icoon van zeven lagen met een kap (7+). Tussen Heijenoordseweg en Tra ligt een bosvilla van vier lagen met een kap (4+). Langs de vallei liggen de Tuinen. Dit zijn mini-buurtjes met woningen en nevenfuncties op een gemeenschappelijk erf. De woningen bestaan uit maximaal drie lagen met een kap (3+), maar omdat het maaiveld afloopt verdwijnen ze als het ware in het parkbos. De Tuinen hebben een fijnmazige verkaveling met paden en doorkijkjes die de groene dooradering benadrukken. Parkeren wordt binnen de buurtjes opgelost, waarbij er langs openbare routes nooit achterkanten ontstaan

Bebouwingshoogte en oppervlak

Het bebouwingsoppervlak wordt aangegeven door de mogelijkheden in de bebouwingsclusters.

De maximale bouwhoogte is afhankelijk van de zonering zoals hierboven aangegeven. Als algemeen uitgangspunt geldt dat vanwege het beeld van de groene wig en het doorlopende bomendak, bebouwing onder de kruinhoogte van volgroeide bomen blijft (22- 25 meter). In geval van meerdere bouwlagen zoals in de hogere bebouwing aan de Amsterdamseweg (duurzaam icoon) wordt dit aangetoond met projecties/inmetingen.

Bebouwingstypologie

Vanwege de nagestreefde bosachtige sfeer voor het gehele terrein is de manier waarop bebouwing is opgezet en de manier waarop buitenruimtefuncties worden vormgegeven van grote invloed.
In het bestemmingsplan en het nog op te stellen beeldkwaliteitplan is, respectievelijk wordt, uitgegaan van de volgende principes ten aanzien van de bebouwing:

  • Compacte 'footprint' en benutten mogelijkheden van stapeling;
  • De omvang van bebouwingen (de schaal/'korrel') mag een doorgaande beleving van de bossfeer niet blokkeren;
  • Clusters hebben aan alle zijden een representatieve gevel (geen 'achterkanten') waarbij er wel verschil mag zijn tussen openbare en privé/collectieve delen van de gevels;
  • Clusters kennen geschakelde bouwmassa's. Deze hebben indicatief een lengte van 25 meter, er worden geen straatwanden gecreëerd;
  • Clusters hebben zoveel mogelijk interne buitenruimte. Hoofdbouwmassa's zijn aan de randen van de clusters gesitueerd, buitenruimte aan de binnenzijde van de clusters;

Buitenruimten

De omgeving waarin zich de bebouwing bevindt, moet als 'bosachtig' worden ervaren. Het gaat daarbij ook om buitenruimtefuncties zoals wegen en paden, autoparkeren, fietsenstalling, logistiek, openbare pleinen en plekken. Dit impliceert specifieke oplossingen, waarvan de volgende elementen in principe noodzakelijk zijn:

  • Door de situering van bomen/boomgroepen wordt bijgedragen aan de vorming van een 'bomendak';
  • De parkeerfunctie moet in grote mate buiten beeld blijven.
  • Verhardingen en grootschalige open plekken zoveel mogelijk worden voorkomen;

Recreatieve kwaliteit en gebruikswaarde

Het gebied is openbaar toegankelijk. De recreatieve kwaliteit is gebaseerd op de landschappelijke kwaliteit van de groene ruimte: zij biedt aanleiding voor verblijf, ontmoeten en sportieve recreatie.

De recreatieve gebruiksruimte moet onderdeel zijn van de op te stellen plannen. Routes voor fietsers en voetgangers tussen de omliggende woonwijken en de centrale ontsluiting van de nieuwbouw moeten logisch aansluiten en hebben een hoogwaardige inrichting en functioneel en ecologisch goede verlichting. De aansluitpunten voor deze verbindingen zijn de Amsterdamseweg ter hoogte van de Bauerstraat, de Hertshoornstraat en de Gentiaanstraat. Voor voetgangers en minder validen loopt door de park- en bosstructuur ook een onverlicht padennetwerk met een goede aansluiting op de mindervalide route binnen landgoed Mariëndaal.

Bestaande (volks)tuincomplexen in de oostelijke parkzone (nabij Rosorum) blijven behouden.Onderzoek is gewenst naar mogelijke samenwerking tussen deze (volks)tuincomplexen en de volkstuin in het plangebied van Het Dorp. Vanuit de doelstelling van wisselwerking en integratie kan dit een kans zijn.

Het gebied biedt een evenwichtige verdeling van veilige, formele en informele speel- en ontmoetingsruimte in spreiding en kwaliteit voor de verschillende doelgroepen. Per hectare netto woongebied zal 300m2 (= 3%) moeten worden gereserveerd voor speelruimte. Voor de drie doelgroepen (0 t/m 6 jaar, 7 t/m 12 jaar en 13 jaar en ouder) worden loopafstanden tot aan de speelvoorzieningen aangehouden. De speelvoorzieningen hebben de vorm van spelaanleidingen (passend in een bosachtige omgeving). Bij het ontwerpen en realiseren van speelplekken wordt rekening gehouden met medegebruik van de doelgroep met een beperking.

Plekken en langzaam verkeerroutes

Op stads(deel)niveau zal een aantal routes en plekken worden gecreëerd of verbeterd:

  • De hoofdfietsverbinding tussen Sterrenberg en Heijenoord (vanaf het tunneltje) moet worden verbeterd en als toegangsroute voor 3Noord worden ingericht.
  • De uitstraling van het tunneltje (veiligheid, onderhoud) dient te worden verbeterd;
  • De verbindingen met Heijenoord via de Hertshoornstraat en de Gentiaanstraat moeten worden verbonden met de hoofdroutestructuur
  • Vanuit Rosorum moet een (wandel)padenstelsel worden aangelegd naar Mariëndaal, aanhakend op de routestructuur door 3Noord.

Het Dorp kan 'de spin in het web' van Arnhem-West worden. Om dat te bereiken zal het wandel- en fietsnetwerk fors worden uitgebreid. Fietsers van oost (stad) naar west (landschap) krijgen de keuze uit verschillende routes, langs de Amsterdamseweg óf door de groene wig. Deze routes zijn voor iedereen toegankelijk. Dit eenvoudige principe heeft verregaande consequenties. Rolstoelers en fietsers overbruggen een helling van maximaal 5%. Een toegankelijk wandel- en fietsnetwerk bestaat daarom uit golvende lijnen die de hoogtelijnen in het veld volgen en de huidige rechthoekige structuur van Het Dorp doorsnijden.

De Heijenoordseweg is en blijft een cruciale verbinding van noord (Sterrenberg) naar zuid (Heijenoord). De vernieuwing wordt aangegrepen om het aantal aansluitingen op de weg te verminderen en de resterende aansluitingen en oversteken veilig vorm te geven. Het is daarnaast de bedoeling om aantrekkelijke wandel- en fietsroutes tussen het tunneltje onder de Amsterdamseweg en de Hertshoornstraat en Gentiaanstraat te realiseren. Ook deze routes volgen het reliëf en zijn dus voor iedereen toegankelijk. De gemeente onderzoekt de mogelijkheden om van het tunneltje een prettige verbinding te maken.

Het nieuwe netwerk keert het gebied 'van binnen naar buiten'. De situering van voorzieningen volgt diezelfde logica. Deze worden niet verstopt in het plangebied, maar komen op het kruispunt van wandel- en fietsroutes die Het Dorp met de rest van Arnhem verbinden. Het nieuwe Dorpsplein ligt op zo'n kruispunt. Hier komen publieksgerichte voorzieningen voor inwoners van Het Dorp én de omliggende wijken. De nieuwe Dorpsbrink ligt ook op zo'n kruispunt en wordt een 'stepping stone' tussen Het Dorp en de instellingen ten westen van de Heijenoordseweg.

Ecologische structuur

Het planontwerp moet een betere ecologische verweving tussen bestaande en nieuwe groengebieden tot stand brengen. Het ecologisch raamwerk is robuust, versnippering van groen moet worden voorkomen.

De basis van de ecologische structuur bestaat uit het bestaande biotoop oud beukenbos aan de zuid- en westzijde, bosbeplanting langs de Heijenoordseweg, aan de oostzijde van het complex en in de slenken.Naar het oosten toe gaat het gesloten bos over in een biotoop van bloemrijke droog grasland, weiden en tuinen met boom en struweel beplanting. De bebouwing is een biotoop op zich.

Het is het leefgebied van diverse bestaande bijzondere en beschermde diersoorten, zoals de groene- en grote bonte specht, de ransuil en diverse vleermuissoorten. Daarnaast is er potentie voor de doelsoorten zwarte specht en eekhoorn. Bij de bebouwing zal rekening worden gehouden met voorzieningen voor specifieke stadsnatuur, zoals vleermuizen.

Een verlichtingsplan zal een zonering laten zien van onverlicht in de boszones en beperkte verlichting in de parkzone. In de woon- en gebruiksgebieden staat voorkomen van strooilicht voorop.

Bij mogelijke verstoring van leefgebieden zal initiatiefnemer een ontheffing op basis van Flora en Faunawet moeten aanvragen. Dit is gekoppeld aan maatregelen om effecten te voorkomen of te beperken. Bij de toevoeging van beplanting wordt aangesloten op de Potentieel Natuurlijke Vegetatie van het droog wintereiken beukenbos.