Plan: | Bestemmingsplan Burgemeesterswijk - Transvaalbuurt 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.766-0302 |
In dit hoofdstuk worden per beleidsthema de milieu- en omgevingsaspecten van de bestaande bestemmingen in het bestemmingsplan 'Burgemeesterswijk - Transvaalbuurt 2013' beschreven. De milieu- en omgevingsaspecten van deze bestemmingen zijn geactualiseerd naar de huidige maatstaven, kennis en inzichten. Ook worden de milieu- en omgevingsaspecten van veranderingen in het plangebied (ruimtelijk of juridisch) in de achterliggende periode beschreven. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Omdat geen nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen in dit bestemmingsplan wordt gerealiseerd leggen de Wet geluidhinder en het "Arnhemse beleidsplan geluid" geen belemmeringen op voor het vaststellen van het bestemmingsplan "Burgemeesterswijk en Transvaalbuurt".
Mocht wel sprake zijn van nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen dan zal nader onderzoek worden verricht en geldt eventueel de noodzaak van ontheffingprocedures in het kader van de Wet Geluidhinder.
Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt. Er vinden geen (planologische) wijzigingen plaats waardoor luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Bij nieuwe planologische ontwikkelingen mag geen verslechtering van de luchtkwaliteit plaats vinden maar daar is bij dit gebied (nog) geen sprake van.
Voor ultra fijnstof, dat schadelijk is voor de gezondheid, is wetgeving nog in de maak. Heel Arnhem wordt gemonitoord door modellen en metingen. Prioritering ligt bij knelpunten.
Dit gebied valt hier niet onder. Mocht dat in de toekomst wel zo zijn zal ook hier alle aandacht naar uitgaan om een gezonde luchtkwaliteit te waarborgen.
Het plangebied Burgemeesterswijk-Transvaalbuurt wordt in het kader van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering 2009 gezien als een gemengd gebied (omgevingstype). Dit betekent een matige tot sterke functiemenging. Direct naast wonen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Het gaat hierbij om activiteiten die op basis van bovengenoemde VNG brochure milieucategorie 1 en 2 bedrijven zijn. Dit betekent dat er ten opzichte van woningen rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 10 meter. Bij ontwikkelingen binnen deze richtafstand kan er gemotiveerd van deze afstand worden afgeweken.
Het bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In verband met dit transport zijn er voor dit gebied op verschillende momenten externe veiligheidsberekeningen uitgevoerd. Daarnaast wordt er een Basisnet spoor opgezet, waarbij de verschillende spoortrajecten in Nederland een risicoplafond krijgen.
Omdat hier sprake is van een beheersbestemmingsplan is het transport gevaarlijke stoffen over het spoortraject niet in het externe veiligheidsonderzoek betrokken. Er vinden namelijk geen ontwikkelingen plaats. Bovendien geldt dat, omdat het plangebied tegen het spoor ligt waarover dit transport plaatsvindt, er geen 10-6 PR contour geldt die op de plankaart opgenomen zou moeten worden. Ook in het kader van het groepsrisico spelen er geen ontwikkelingen binnen het invloedsgebied (200 meter) van het spoor. Dit betekent dat er ook geen wijziging van het groepsrisico is en daarom ook geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.
Een andere externe veiligheidsfactor, ook buiten het plangebied gelegen, is een handelsonderneming met groothandel in jacht-, sport- en schietsportartikelen waarbij er opslag van klein kaliber munitie (ADR 1.4S) plaatsvindt. Deze opslag is verdeeld over een drietal opslagruimtes. Iedere opslagruimte is voorzien van een sprinklerinstallatie. Op 2 mei 2006 is er voor deze firma een milieuvergunning verleend. Tegen deze milieuvergunning zijn omwonenden in beroep gegaan bij de Raad van State onder ander op het aspect risico's voor de omgeving. De uitspraak was op 9 mei 2007 en het beroep van omwonenden is ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat de opslag van (kleinkaliber)munitie met klasse 1.4S bij een eventuele brand geen gevaar oplevert voor de omgeving.
Dit betekent dan dat er geen rekening met een veiligheidszone behoeft te worden gehouden.
Nieuw Sleutel Project Arnhem Centraal en uitvoeringsovereenkomst (2005)
In 2003 is er in het kader van het Nieuw Sleutel Project (NSP) Arnhem Centraal een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. Uit dit onderzoek volgt dat er geen 10-6 PR contour is. De oriënterende waarde voor het groeprisico wordt met een factor 5 overschreden.
Om ervoor te zorgen dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet meer wordt overschreden zijn er op basis van allerlei bronmaatregelen aanvullende berekeningen uitgevoerd. Hierbij zijn onder andere de transporthoeveelheden verlaagd.
De transporthoeveelheden waarbij de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet meer wordt overschreden zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst (2005) voor Arnhem Centraal.
Op basis van het NSP Arnhem Centraal mag de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet worden overschreden en geen bebouwing aanwezig zijn, binnen de 10-6 PR contour.
Basisnet Spoor (2012)
In 2006 is de nota Vervoer gevaarlijke stoffen aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze nota vormt de agenda voor een toekomst waarin vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is binnen kaders van veiligheid, milieu en leefomgeving. Hoofdpunt uit de nota is dat het transport van gevaarlijke stoffen, waaronder het spoor, de komende jaren met tientallen procenten zal stijgen en dat gevaarlijke stoffen vervoerd worden over vaste routes door middel van het Basisnet.
Met dit Basisnet ligt de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening vast. Het Basisnet spoor is sinds juli 2010 gereed maar nog niet in werking getreden. Als het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) definitief is (2012) zal het Basisnet in werking treden. Door dit Basisnet geldt er voor ieder spoortraject een risicoplafond. Het uitgangspunt voor het Basisnet in Arnhem zijn de NSP afspraken. Voor Arnhem geldt dat er geen bebouwing binnen de 10-6 PR mag ontstaan en dat daarnaast de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet mag worden overschreden.
Verantwoording groepsrisico
Het gaat hier om een beheerbestemmingsplan. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien waardoor het groepsrisico zal toe en/of afnemen. Dit betekent dat er geen verantwoording van het groepsrisico zal plaatsvinden.
Voor het bestemmingsplan zijn de volgende voorwaarden gesteld:
Waardevolle bomen
Het gaat daarbij om waardevolle bomen die, vanwege de waarden en kenmerken die zij bezitten, als zodanig zijn aan te merken. De waardevolle bomen zijn globaal onder te verdelen in monumentale bomen en markante bomen. In dit bestemmingsplan gaat het om twee bomen gelegen achter Bouriciusstraat 9 (witte paardenkastanje) en Bouriciustraat 15 (Noorse esdoorn). Deze bomen zijn waardevol en daarnaast ook aan te merken monumentaal om de boom zelf en niet om de plek waar ze staan. De bomen zijn op de plankaart en de cultuurhistorische waardenkaart aangeduid.
Afbeelding 16. esdoorn en kastanjeboom achter de Bouriciusstraat |
De aanduiding is overeenkomstig een kadastrale kaart waarop de bomen precies op de plek zijn ingemeten. In de regels is de bescherming van deze bomen geregeld door de opname van een beschermingszone. Deze zone is direct van invloed op mogelijke bouwtitels van de onderliggende bestemmingen. Ook in het aangrenzende bestemmingsplan “Arnhem Centraal 2011” is de bescherming van de bomen (eveneens door opname van een beschermingszone) geregeld.
In de begrippenlijst (artikel 1 van de regels) is een definitie van een beschermingszone opgenomen.
Naast deze twee waardevolle (en tevens als monumentaal aan te merken) bomen zijn nog een aantal andere waardevolle bomen in het bestemmingsplan opgenomen. Dit zijn de bomen die door de raad zijn aangewezen als markante boom en als zodanig ook in het bestemmingsplan beschermd moeten worden via opname van een beschermingszone op de plankaart en via extra bepalingen in de regels.
Natuurwaarden
Veel vogels (appelvink, boomklever, glanskop, zwarte mees), enkele amfibieën (gewone pad) en zoogdieren (o.a. egel, eekhoorn en vleermuizen) maken gebruik van de gebouwen, de groene (binnen-) tuinen en de groenstructuur. Rosse vleermuizen die in park Sonsbeek verblijven gebruiken de Van Pallandtstraat – Frombergstraat als vliegroute van en naar de uiterwaarden om te foerageren.
De beek aan De La Reystraat is onderdeel van park Sonsbeek en is daarmee een groene drager van de stad. De gewone pad komt hier voor (overwintert in de tuinen) en in de oever broedt de knobbelzwaan.
De gebouwen vormen verblijven voor vleermuizen (spouwmuur of daklijsten) en vogels (huismus, gierzwaluw). Aan de Sonsbeekweg broeden in verschillende woningen onder de dakrand ieder jaar vele huiszwaluwen. Tuinen met bloeiende planten vormen leefgebieden voor diverse insecten (bijen, hommels en vlinders).
De groene gebieden binnen de groene dragers hebben de bestemming park of bos. Andere gebieden met een maatschappelijke, woon of recreatieve functie hebben een dubbelbestemming met behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden.
Beschrijving ontwikkelingen
Toekomstige ontwikkelingen zullen getoetst worden aan het beleid en de geldende wet- en regelgeving. Afhankelijk van het effect van de ingreep of activiteit, kan hieraan een natuurwaardenonderzoek en een groenbalans ten grondslag liggen.
Oppervlaktewater
De Burgemeesterswijk is gelegen op de westelijke helling van het dal van de Sint Jansbeek. In dit gedeelte van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
De Transvaalbuurt is gesitueerd op de voet van de oostelijke helling aan het eind van het dal van de Sint Jansbeek. Door deze wijk stroomt in de De La Reystraat, gedeeltelijk als open water en gedeeltelijk overkluist, de Sint Jansbeek.
Grondwater
Het plangebied van de Burgemeesterswijk, kent een groot hoogteverschil; namelijk van 59 m. + N.A.P. in het noordwesten tot 20 meter boven N.A.P. in het zuidoosten. Het hoogteverschil van de Transvaalbuurt is kleiner; van 34 meter boven N.A.P. in het noordoosten tot 19 meter boven N.A.P. in het zuiden. Het grondwater stroomt globaal van Noord naar Zuid van circa 15 meter boven N.A.P. tot circa 11 meter boven N.A.P. Omdat het plangebied ligt op de rand van de stuwwal, komt er in de zandige bodem leem voor. Leem is moeilijk tot niet doordringbaar is voor water. Door deze leemlagen is het mogelijk om de Sint Jansbeek te voeden met grondwater. Om de aanvoer van water naar de beek te behouden, zijn geen werkzaamheden toegestaan die de leemlagen beschadigen. Dit wordt beschermd door de beekbeschermingszone met een aanlegvergunningstelsel.
Afvalwatersysteem
Van oudsher is er in het plangebied een gemengd rioolstelsel aangelegd. Dit houdt in dat hemelwater en afvalwater gezamenlijk door één buis wordt getransporteerd. Tegenwoordig is het grootste deel van de Burgemeesterswijk gescheiden gerioleerd. Door middel van horizontale infiltratiebuizen wordt het apart ingezamelde hemelwater, in de bodem geïnfiltreerd. In de Zijpendaalseweg ligt een hemelwaterriool. Via een lamellenfilter aan de zuidwestkant van park Sonsbeek, wordt het water op de Sint Jansbeek geloosd.
In de Transvaalbuurt is alleen De La Reijstraat gescheiden gerioleerd. Dit doormiddel van een hemelwaterriool die net als de Zijpendaalseweg, via een lamellenfilter loost op de Sint Jansbeek.
Overleg gemeente en waterbeheerders
Opmerkingen van waterschap Rijn en IJssel zijn in deze paragraaf verwerkt.
Conclusie.
In het bestemmingsplan is aandacht besteed voor de op de waterattentiekaart (zie afbeelding 17) aangegeven voorzieningen. Deze zullen niet beperkt worden in hun functioneren.
Een groot deel van plangebied valt onder de beschermingszone van de Sint-Jansbeek. Dit betekent dat leemlagen in deze zone niet doorbroken zullen worden. Om het gebied als zodanig te beschermen is in de regels (artikel 22) een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
De beschermingszone van de Sint-Jansbeek is aangegeven op de plankaart en aan deze zone is de bestemming “Waarde - Geomorfologie" gegeven.
Afbeelding 17. Attentiekaart water
Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied
Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.
Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:
Adres | BISnr. | Aangetoond of potentieel geval | Omschrijving |
Amsterdamseweg 38 e.o. | 0032 | Aangetoond | VOCl-verontreiniging (oplosmiddelen). Sanering is zo goed als afgerond. Monitoring loopt nog. In de ondergrond en het grondwater blijft een sterke restverontreiniging met VOCl achter. |
Van Lawick van Pabststraat | 4219 | Aangetoond | PAK-verontreiniging onder de verharding van de openbare weg |
Bakenbergseweg 20-22 | 0626 | Aangetoond | Ophooglaag met zware metalen en PAK. Verontreiniging is niet volledig afgeperkt. |
De bodemsanering van de VOCl-verontreiniging tpv 'Amsterdamseweg 38 e.o.' (BISnr 0032) loopt. Het betreft een verontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl) in grond en grondwater. De verontreiniging wordt 15 jaar gemonitord. Nazorg Amsterdamseweg Arnhem BV is verantwoordelijk voor de uitvoering van de sanering. Ten behoeve van de systemen zijn putten, leidingen, peilbuizen en verzamelpunten aanwezig die intact moeten blijven.
Ter plaatse van de Lawick van Pabststraat is ter plaatse van de openbare weg, onder de verharding, een verontreiniging met PAK aangetoond. Ter plaatse van de Bakenbergseweg 20-22 is een ophooglaag met sterk verhoogde concentraties zware metalen en PAK aanwezig die niet volledig is afgeperkt. Beide verontreinigingen zijn in een bijlage weergegeven.
Ter plaatse van de Transvaalbuurt zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend.
Op basis van de zoneringskaart (zone 2) zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK te verwachten in de Burgemeesterwijk en Transvaalbuurt.
Conclusie.
Vanuit het aspect bodem zijn er geen beperkingen gesteld voor het bestemmingsplan.
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Ter plaatse van de Burgemeesterswijk is een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig: de Amsterdamseweg 38 e.o. Ter plaatse van de Transvaalbuurt zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied, mits er voldaan wordt aan intact blijven van de systemen van de bodemsanering van de Amsterdamseweg 38 e.o., zoals putten, leidingen, peilbuizen en verzamelpunten.
Het plangebied heeft 3 verschillende archeologische verwachtingskansen te weten archeologisch waardevol gebied; hoge archeologische verwachting en middelhoge archeologische verwachting.
Dit betekent dat conform de Erfgoedverordening in deze zone archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd bij bodemingrepen >500 m2 en die daarbij ook dieper dan 40 cm reiken. Dit is vertaald naar de archeologische verwachtingenkaart (zie hieronder) en in de regels (volgens de modelregels voor archeologie in bestemmingsplannen).
Afbeelding 18. Archeologische waardenkaart
Het grootste gedeelte van het bestemmingsplangebied bestaat uit het gebied dat wordt aangewezen als Rijks beschermd stadsgezicht Sonsbeekpark e.o. In paragraaf 4.2 is beschreven welke waarden in aanmerking komen om op basis van dit beschermd stadsgezicht beschermd te worden. Voor deze waarden wordt naar dit hoofdstuk verwezen. Voor een nadere typering van de cultuurhistorische waarden wordt verwezen naar de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht Sonsbeekpark e.o.
De Burgemeesterswijk en de Transvaalbuurt zijn van bijzonder belang vanwege de hoge (stedenbouwkundige en architectonische) kwaliteit van de wijken en de sterke samenhang tussen het open parkgebied en de omringende bebouwing.
De in paragraaf 4.2 genoemde cultuurhistorische waarden worden beschermd via dit bestemmingsplan dat het Rijk als beschermend bestemmingsplan zal moeten aanmerken. Daarnaast zijn de cultuurhistorische waarden vertaald in een cultuurhistorische waardenkaart die als bijlage 2 bij de regels van het bestemmingsplan is gevoegd.
In de cultuurhistorische waardenkaart zijn naast de cultuurhistorische waarden tevens gemeentelijke en Rijksmonumenten opgenomen (bij aanduidingen). De monumenten staan ook vermeld op een lijst die als bijlage 1 (separaat) bij de toelichting is gevoegd.