Plan: | Bestemmingsplan MFC Klarendal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.755-0301 |
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
1. Begrippen:
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
2. Wijze van meten
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Op de plankaart zijn bouwhoogten en bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd.
De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke).
Omdat bij het opstellen van het bestemmingsplan de plaats en definitieve bouwhoogte van de nieuwbouw nog niet bekend zijn, het terrein overal een andere hoogteligging heeft, en van het terrein slechts globale hoogteligginggegevens beschikbaar zijn, is gekozen voor een methodiek die uitgaat van een referentiehoogte. Voordeel van deze methodiek is, dat de hoogteaanduidingen op de kaart zonder rekenen al een globale hoogte indruk geven, en flexibiliteit bij de bouwplanuitwerking geeft.
Het peil van de referentiehoogte is bepaald op de hoogteligging van het terrein ter plaatse van de entreepoort aan de Klarendalseweg: ca. 34,50 meter + NAP.
Het terrein loopt vanuit dit punt in noordelijke en oostelijke richting op tot ca. 36,00 meter + NAP ter hoogte van het bordes van het bestaande grote kazernegebouw. Dit gebouw zelf ligt op een terrasniveau van ca. 37,00 meter + NAP. Het talud ten noorden van het gebouw loopt daarna steil op tot een hoogte van ca. 42,00 meter. Binnen de bouwzone bestaat dus een hoogteverschil van ca. 2,50 meter.
De bestaande bebouwing heeft vanaf maaiveld een goothoogte van ca. 9,00 meter en een maximale hoogte van ca. 11,50 meter.
Omdat de nieuwbouw een stedenbouwkundig ensemble moet vormen met de bestaande bebouwing is de maximale goot- en bouwhoogte afgeleid van de bestaande bebouwingen.
Uitgedrukt ten opzichte van het referentiepeil bedraagt de bestaande goothoogte 9,00+2,50 = ca. 11,50 meter en de maximale bouwhoogte 11,50+2,50= ca. 14,00 meter.
De maximale toegestane hoogte voor bebouwing binnen de bouwzone is bepaald op 15,00 meter boven het referentiepeil, de goothoogte op 12,00 meter boven referentiepeil.
Dit “hoogteplafond” geeft afhankelijk van de plaats op het terrein (terreinhoogte) een variabele feitelijke maximale bouwhoogte, maar de bestaande bebouwingen passen hier in, en de nieuwbouw zal maximaal van gelijke hoogte zijn als de bestaande bebouwing.
In dit bestemmingsplan is ten aanzien van de hoogte verder nog bepaald dat deze nooit meer dan 51 meter boven NAP mag liggen. Deze beperking is opgenomen, vanwege de heuvelachtige gesteldheid van de bodem. Op deze manier is de maat voor de maximale te realiseren hoogte objectief te bepalen. Deze hoogtemaat refereert aan de maximale hoogte van de bestaande en te handhaven bebouwing.
Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwvlakken. De wijze waarop deze bouwvlakken in dit bestemmingsplan zijn bepaald wordt in hoofdstuk 6.3.1 nader toegelicht. .
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.