direct naar inhoud van 5.7 Bodem
Plan: Centrumring Rond deel oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.731-0301

5.7 Bodem

Er is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd. De inventarisatie bestaat uit drie deelrapporten:

- Historisch vooronderzoek milieu Centrum Ring Rond, Stadsingenieurs gemeente Arnhem, projectnummer 33942, 2009 (zie Bijlage 2);

- Quick Scan Johan de Wittlaan/Boulevard Heuvelink, Stadsingenieurs gemeente Arnhem, projectnummer 33783, 17 september 2008 (zie Bijlage 3);

- Historisch onderzoek Eusebiusbuitensingel te Arnhem, Stadsingenieurs gemeente Arnhem, projectnummer SI 0698, 25 juli 2008 (zie Bijlage 4);

Historische informatie en uitgevoerd bodemonderzoek

Op de projectlocatie, dat wil zeggen op de lokaties waar verharding en groen worden aangelegd of gewijzigd, zijn drie lokaties bekend met een ernstig geval van bodemverontreiniging:

- Boulevard Heuvelink 5-5a (voormalig benzinestation, lokatienummer op kaartje: 14): hier is in recent onderzoek (2009) de verontreinigingssituatie vastgelegd. Het betreft een ernstige verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten, waarbij het gaat om 45 m3 grond > I en 605 m3 grondwater > I.;

- Eusebiusbuitensingel 19-20 (voormalig benzinestation; 9), betreft een ernstige verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten, waarbij het gaat om ca 75 m3 grond >I en ca 200 m3>I grondwater;

- Eusebiusbuitensingel 52 (Gewab; 6), is gesaneerd, in projectgebied restverontreiniging (zware metalen en PAK in grond) langs singel en Westervoortsedijk.

De volgende verdachte lokaties zijn verdacht in verband met bodemverontreiniging maar zijn

nog niet onderzocht:

- Lauwergracht (demping)l Molenbeek (demping) en Rietgrachtstraat (demping), in de MAS aangegeven met lokatienummers resp. 22, 25 en 29.

De volgende lokaties grenzen aan de projectlokatie en zijn verdacht in verband met mobiele stoffen in het grondwater:

- Eusebiusbuitensingel: 7 (tank), 8 (tank), 9 (tank), 10-11 (petroleumopslag); 15-16 (drukkerij); 0 (tank) en 41 (tank).

Overige bodeminformatie

In het projectgebied is, met uitzondering van de Boulevard Heuvelink, op basis van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart van de gemeente Arnhem licht tot matig verontreinigde grond te verwachten (zone 3). Boulevard Heuvelink ligt in zone 5, met tot sterk verontreinigde grond.

Bespreking bodemkwaliteit en gevolgen voor plangebied

De milieuaspectenstudie (MAS) bevat een overzichtskaart van verdachte lokaties en verontreinigingsgevallen.

Uit de inventarisatie blijkt, dat op het grootste deel van het plangebied licht tot matig (Boulevard

Heuvelink: sterk) verontreinigde grond te verwachten is. Op een aantal plaatsen lag vroeger

een waterloop en is nu verontreinigd dempingsmateriaal te verwachten.

Verder zijn in het plangebied (dat wil zeggen in het tracé waar werkzaamheden plaats zullen vinden) drie bekende gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. In één geval gaat het om zware metalen en PAK in de grond. De andere twee gevallen betreffen minerale olie en aromaten in zowel de grond als het grondwater.

Dit betekent dat als er werkzaamheden plaatsvinden in deze drie gevallen, dit als sanering wordt gezien. Vooraf is toestemming nodig van het bevoegd gezag (afdeling Milieu). Verder zijn er kosten gemoeid met het regelen van deze toestemming, het begeleiden en het vastleggen van de werkzaamheden.

Voor de MAS zijn er voldoende bodemgegevens voorhanden. Gezien de aard van de werkzaamheden (aanleg en wijzigen verharding en groen) leveren deze beperkte meerkosten op als er gewerkt wordt in verontreinigde grond. Daarnaast vormen de bekende en eventueel nieuwe bodemverontreinigingsgevallen geen beletsel voor het toekomstig gebruik als groenstrook of (weg) verharding.

Wel is voorafgaand aan de werkzaamheden onderzoek nodig. Gezien de verdachte lokaties op

(dempingen) en naast (tanks) het tracé, dient de bodemkwaliteit in beeld gebracht te worden met een verkennend onderzoek. Hiervoor geldt het protocol NEN5740 en het “draaiboek bodemonderzoek voorafgaand aan rioolvervanging” van de sector SI.

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voor de MAS voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Voor de ontwikkeling van het tracé zijn plaatselijk sanerende maatregelen nodig. Er zijn drie gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Mogelijk zijn er meer verontreinigingsgevallen. Gezien de aard van de werkzaamheden levert dit in dat geval beperkte meerkosten op.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling

en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

- voorafgaand aan de werkzaamheden is verkennend onderzoek nodig;

- bij graven in ernstig verontreinigde grond is toestemming nodig van het bevoegd gezag (beschikking Wbb);

- voor afvoer en hergebruik van grond (ook als het niet-ernstige gevallen betreft) gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit en/of Actief Bodembeheer.