direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw Omgevingsplan Rietgrachtstraat 32
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.1042-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Chw Omgevingsplan Rietgrachtstraat 32 met identificatienummer NL.IMRO.0202.1042-0301 van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan:

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, bestaande uit geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, met uitzondering van beroep aan huis, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen alsook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang – het verkopen en/of leveren van de ter plaatse vervaardigde, geproduceerde of bewerkte goederen.

1.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een functievlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 bedrijf

Een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.9 bedrijven creatieve sector

Bedrijven hoofdzakelijk gericht op:

  • 1. creatieve zakelijke dienstverlening: design- en grafische bedrijven;
  • 2. toegepaste kunsten: audiovisuele en fotografiebedrijven, dienstverlenende bedrijven t.b.v. de kunsten, mode en interieurbedrijven etc.;
  • 3. autonome kunsten: beeldend kunstenaars, muzikanten, theatermakers etc.
1.10 bed and breakfast

Overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.11 beroep aan huis

Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt uitgeoefend.

1.12 bestaand
  • a. bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan en bouwwerken die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
  • b. bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan dat na de inwerkingtreding van het plan niet langer onderbroken is dan een jaar.
1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.

1.15 bijgebouw

Een zelfstandig bouwwerk dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw. Het bijgebouw wordt via een aparte toegangsdeur bereikt. Het kan tegen een hoofdgebouw worden aangebouwd. Voorbeelden van een bijgebouw zijn een garage en een schuur.

1.16 bijzondere woonvorm

Een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwlaag

Een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 buurtvoorzieningen

Een voorziening in een wijk of buurt die de leefbaarheid van de omgeving bevordert, bijvoorbeeld een buurthuis, verenigingsruimte of huiskamer voor de wijk.

1.22 cultuurhistorische waarde

De kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, de stedenbouwkundig structuur en/of de architectuur.

1.23 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ter verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf, internetverkoop en bezorgservices of bezorgdiensten worden hieronder niet begrepen.

1.24 dienstverlenende bedrijven

Bedrijven met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, die naar aard, verschijningsvorm en gevolgen voor de omgeving als verwant aan detailhandel kunnen worden aangemerkt, zoals een reis- of uitzendbureau, kap- of schoonheidssalon, zonnestudio, hypotheekwinkel, baliefunctie van banken en van andere kantoren, alsmede andere vormen van dienstverlening met een overwegende baliefunctie. Horeca, detailhandel, bezorgservices of bezorgdiensten zoals dark stores, seksinrichting en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen.

1.25 dunning

Velling die uitsluitend is bedoeld als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bo(o)m(en), bos of houtopstand.

1.26 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 gebruiksoppervlakte

De vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580 met dien verstande dat daarbij aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor bewoning geschikte ruimtes niet worden meegeteld.

1.28 gezondheids- en welzijnszorg

Onder gezondheids- en welzijnszorg valt:

  • 1. geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
  • 2. medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
  • 3. apotheken;
  • 4. verpleeg- en verzorgingshuizen;
  • 5. dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
  • 6. maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.
1.29 hoofdgebouw

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige toegestane activiteiten van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is.

1.30 horeca - 1

Een horecabedrijf gericht op het verstrekken van etenswaren, niet zijnde maaltijden, en het schenken van (zwak-alcoholische) dranken, met openingstijden overwegend tijdens de dagperiode, zoals lunchrooms, broodjeszaken, koffiezaken, juicebars en ijssalons.

1.31 horecabedrijf

Een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.32 hospes/hospita

De 100% economisch en juridisch eigenaar die zélf daadwerkelijk in het gebouw woont en minimaal 50% van de gebruiksoppervlakte van het gebouw gebruikt voor zijn eigen huishouden en maximaal 2 onzelfstandige wooneenheden verhuurt. Kenmerkend voor de hospes/hospita is dat de huurder van een wooneenheid de toiletruimte, badruimte en de keuken deelt met de eigenaar van de woning. De onzelfstandige wooneenheden mogen niet beschikken over eigen voorzieningen, als badgelegenheid, keuken en/of toilet.

1.33 huishouden

Eén of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen, met de intentie om zelfstandig, bestendig, voor onbepaalde tijd, in gezinsverband of in een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband te wonen.

1.34 huiskamer voor de wijk

Een sociaal-maatschappelijke ontmoetingsruimte waar horeca en detailhandel ondergeschikt zijn.

1.35 internetverkoop

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media verloopt.

1.36 kamergewijze bewoning

Een gebouw waarin zich 3 onzelfstandige wooneenheden bevinden of meer.

1.37 kantoorvoorzieningen

Voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch, softwarematig, ontwerptechnisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen functie.

1.38 normaal onderhoud en beheer

Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen.

1.39 ondergeschikte horeca

Een horecavoorziening welke dient ter ondersteuning van de hoofdactiviteit en daar onderdeel van uitmaakt, waarbij de horecavoorziening qua oppervlakte, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, de horecavoorziening uitsluitend te bereiken is via de entree van de hoofdactiviteit en de openingstijden van de horecavoorziening niet afwijken van de openingstijden van de hoofdactiviteit, zoals een kantine of restaurant/café.

1.40 onzelfstandige wooneenheid

Een onzelfstandig gedeelte van een gebouw bedoeld voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend voor de wooneenheid is het gezamenlijk gebruik (met andere wooneenheden) van een toiletruimte, badruimte en/of een keuken. Een wooneenheid kan uit meerdere ruimten bestaan.

1.41 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.42 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
1.43 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.45 straatmeubilair

Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.46 verenigingsruimte

Een ruimte voor politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs en de daarmee te vergelijken activiteiten.

1.47 verkameren

Het gebruiken van een (gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan als kamergewijze bewoning. Hieronder wordt tevens verstaan het toevoegen van onzelfstandige wooneenheden aan bestaande gevallen van kamergewijze bewoning.

1.48 wonen

Voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen mede begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen.

1.49 woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.50 woningsplitsing

Het bouwkundig en/ of functioneel splitsen van één woning of (een gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan tot twee of meer zelfstandige woningen.

1.51 woonwagen

Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.52 zelfstandige woning

Een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen, waaronder minimaal een toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Functies

Artikel 3 Woongebied

3.1 Toegelaten activiteiten
  • 1. De gebieden ter plaatse van het werkingsgebied 'Woongebied' hebben de functie woongebied.
  • 2. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 4 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
  • 3. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 5 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor in de regels aangewezen locaties.
  • 4. De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan met inachtneming van de in hoofdstuk 3 genoemde waarden en de voor de afzonderlijke activiteiten gegeven regels.

Hoofdstuk 3 Waarden

Artikel 4 Waarde - Archeologie - Verwachting

4.1 Doelstelling
  • 1. De gebieden met de aanduiding 'Waarde - Archeologie - Verwachting' hebben een Archeologische verwachtingswaarde.
  • 2. Deze waarde is gericht op de bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.
  • 3. Voor de gronden met een archeologische verwachting gelden aanvullende regels voor bouwen en voor werken en werkzaamheden.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - Waardevol gebied

5.1 Doelstelling
  • 1. De gebieden met de aanduiding 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied' zijn archeologisch waardevol.
  • 2. Deze waarde is gericht op het bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied met bekende archeologische vindplaatsen.
  • 3. Voor de gronden met een archeologisch waardevol gebied gelden aanvullende regels voor bouwen en voor werken en werkzaamheden.

Artikel 6 Waarde - Rijksbeschermd stadsgezicht - Spijkerkwartier-Boulevardkwartier

6.1 Doelstelling
  • 1. De gebieden met de aanduiding 'Waarde - Rijksbeschermd stadsgezicht - Spijkerkwartier-Boulevardkwartier' zijn aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht
  • 2. Deze waarde is gericht op het behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende architectonische, stedenbouwkundige en groene kwaliteiten van het rijksbeschermd stadsgezicht.
  • 3. Voor de gronden met deze waarde gelden aanvullende regels voor bouwen en voor werken en werkzaamheden.

Hoofdstuk 4 Activiteiten

Artikel 7 Algemene regels over activiteiten

7.1 Gebruik conform maatvoering

Indien op de verbeelding omgevingsnormen zijn opgenomen, is gebruik uitsluitend toegestaan met inachtneming van deze normen.

7.2 Bijbehorende activiteiten

De volgende activiteiten zijn in het gehele plangebied toegestaan:

  • a. groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • b. voorzieningen voor het laden en lossen en hulpdiensten;
  • c. overige voorzieningen en bijbehorende activiteiten, die qua aard, oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit zoals nutsvoorzieningen. Hieronder worden geen ondergeschikte horeca en detailhandel verstaan.

Artikel 8 Activiteit gebouwde parkeervoorziening

8.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Activiteit gebouwde parkeervoorziening' is het parkeren in een gebouwde parkeervoorziening toegestaan.

Artikel 9 Activiteit gemeenschappelijke buitenruimte

9.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Activiteit gemeenschappelijke buitenruimte' zijn activiteiten toegestaan met betrekking tot:

  • a. de aanleg, beheer, onderhoud en gebruik van groenvoorzieningen, wandelpaden, terrassen, straatmeubilair, speelvoorzieningen en andere infrastructurele voorzieningen.
9.2 Verboden activiteiten

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van en het in gebruik laten nemen van bouwwerken overeenkomstig lid 12.1 onder a, zonder de realisatie en instandhouding van minimaal 750 m2 groenvoorzieningen.

Artikel 10 Activiteit gemengde functies

10.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Activiteit gemengde functies' zijn alleen op de begane grond en de eerste verdieping met een totale maximale oppervlakte van 30 m² de volgende activiteiten toegestaan:

Artikel 11 Activiteit tuin

11.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Activiteit tuin' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. de aanleg, instandhouding en gebruik van een tuin;
  • b. uitbreiding van de direct aangrenzende woningen, mits ter plaatse de onder artikel 22 genoemde bouwactiviteit is toegestaan;
  • c. het gebruik van bergingen ten behoeve van de woningen, mits ter plaatse de onder artikel 22 of artikel 23 genoemde bouwactiviteit is toegestaan.
11.2 Verboden activiteiten
  • a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de functie, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden voor:
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, tenzij het gaat om een ondergeschikte oppervlakte aan functionele verharding;
    • 2. het gebruik van een tuin voor parkeeractiviteiten.
  • b. De in lid 11.2 onder a genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

Artikel 12 Activiteit wonen

12.1 Toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Activiteit wonen' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
  • b. beroep aan huis.
12.2 Specifieke gebruiksregels

Beroep aan huis, waaronder mede begrepen bed and breakfast, is uitsluitend toegelaten tot maximaal 33% van het vloeroppervlakte van de woning, mits:

  • a. dit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • b. dit geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse of een onevenredige parkeerdruk tot gevolg heeft en;
  • c. het geen detailhandel, internetverkoop hiervan uitgezonderd, prostitutie of horeca betreft.
12.3 Verboden activiteiten

Onder gebruik van de locaties en opstallen in strijd met het wonen wordt in elk geval begrepen:

  • a. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte, anders dan voor beroep aan huis;
  • b. het bewonen, of laten bewonen, van een kamergewijze bewoning door meer dan één persoon per 18 m² gebruiksoppervlakte;
  • c. het verschaffen van kortdurend verblijf van maximaal 3 maanden, te vergelijken met logies, al dan niet als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden aan werknemers in een kamergewijze bewoning;
  • d. het gebruik van bijgebouwen als onzelfstandige wooneenheid in een kamergewijze bewoning.

Hoofdstuk 5 Bouwen, werken en werkzaamheden

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bouwen passend binnen functie/activiteit

Bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht, voor zover deze passen binnen de functies dan wel activiteiten zoals omschreven in deze regels.

13.2 Bouwen binnen bouwvlak
  • a. Indien op de verbeelding een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  • b. Indien geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende activiteitenregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.
13.3 Bouwen conform maatvoering
  • a. Indien op de verbeelding ter plaatse van een locatie maatvoeringsaanduidingen zijn opgenomen, mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de ter plaatse van deze locatie gegeven maximum, minimum, dan wel verplichte maten of aantallen.
  • b. Voor een locatie waar geen maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding zijn opgenomen, mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de eventueel in de regels opgenomen maten, die van toepassing zijn op de betreffende locatie.
13.4 Bebouwingspercentage
  • a. Indien in een bouwvlak geen maatvoeringsaanduiding met betrekking tot een bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel worden bebouwd.
  • b. Indien een bouwvlak en een maatvoeringsaanduiding met betrekking tot een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de locatie binnen het bouwvlak.
  • c. Indien in een werkingsgebied, respectievelijk bouwvlak slechts één maatvoeringsaanduiding met betrekking tot een bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele werkingsgebied, respectievelijk bouwvlak.
  • d. Indien in een werkingsgebied, respectievelijk bouwvlak meerdere maatvoeringsaanduidingen met betrekking tot bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het werkingsgebied, respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.
13.5 Afwijkende maatvoering
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart of van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in het plan is toegelaten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in het plan is toegelaten, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  • b. ingeval van herbouw is het bepaalde in lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in artikel 40.1 niet van toepassing.
13.6 Bouwen voorwaardelijke verplichting

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd, indien voor het bouwen van de hoofdgebouwen gebruik wordt gemaakt van Stage V materieel.

13.7 Bouwen geluidluwe buitenruimtes

Ter plaatse van woningen met een hogere geluidsbelasting dan 53 dB moeten de buitenruimtes geluidluw te worden gebouwd.

Artikel 14 Bouwregel archeologie - lage verwachting

14.1 Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel archeologie - lage verwachting' mogen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    • 2. bouwwerken waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 2000 m2 bedraagt of
    • 3. bouwwerken waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte meer dan 2000 m2 bedraagt, de daarmee gepaard gaan bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm en die zonder heiwerkzaamheden kan worden gebouwd.

Artikel 15 Bouwregel archeologie - waardevol gebied

15.1 Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone -bouwregel archeologie - waardevol gebied' mogen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    • 2. bouwwerken waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 30 m2 bedraagt of
    • 3. bouwwerken waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte meer dan 30 m2 bedraagt, de daarmee gepaard gaan bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm en die zonder heiwerkzaamheden kan worden gebouwd.

Artikel 16 Bouwregel daktuin

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels, gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel daktuin' de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend op de tweede bouwlaag bij een daktuin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals tuinmeubilair en verlichting;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bestaande uit spanten mag ten hoogste 7 m bedragen gemeten vanaf de vloer van de tweede bouwlaag;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen gemeten vanaf de vloer van de tweede bouwlaag.

Artikel 17 Bouwregel parkeergarage

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel parkeergarage' de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot gebouwde parkeervoorzieningen mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 18 Bouwregel gemeenschappelijke buitenruimte

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel gemeenschappelijke buitenruimte' de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bij een gemeenschappelijke buitenruimte passende bouwwerken, zoals straatmeubilair, speeltoestellen en verlichting worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 19 Bouwregel natuurinclusief bouwen

19.1 Natuurinclusief bouwen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van nieuwe woningen wordt ter plaatse van de 'overige zone - Bouwregel Natuurinclusief bouwen' slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat voldoende natuurinclusieve maatregelen worden getroffen.
  • b. Aan het bepaalde onder a wordt geacht te zijn voldaan indien er voldoende punten worden gehaald door de genomen maatregelen zoals opgenomen in het puntensysteem natuurinclusief bouwen zoals opgenomen in de beleidsregels natuurinclusief bouwen van de gemeente Arnhem.
19.2 Beleidsregels
  • a. Burgemeester en wethouders passen deze regels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het natuurinclusief bouwen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder lid 19.1 onder a en onder b.
  • b. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

Artikel 20 Bouwregel nutsvoorziening

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel nutsvoorziening' de volgende regels:

  • a. uitsluitend op deze gronden mag een bouwwerk ten behoeve van een nutsvoorziening worden gebouwd, mits deze voldoet aan de volgende maatvoering:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 2. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 15 m².

Artikel 21 Bouwregel tuin

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels, gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel tuin' de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bij een tuin passende bouwwerken, zoals tuinmeubilair en speeltoestellen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 22 Bouwregel uitbouw en berging

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels, gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel uitbouw en berging' de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de aangrenzende woningen bergingen en uitbouwen worden gebouwd;
  • b. een berging moet voldoen aan de volgende maatvoering;
    • 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,4 m;
    • 2. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 6 m²;
  • c. een uitbouw moet voldoen aan de volgende maatvoering:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 20 m².

Artikel 23 Bouwregel vrijstaande berging

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel vrijstaande berging' dat:

  • a. een vrijstaande berging ten behoeve van de woningen in het plangebied, mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 2,40 m bedraagt.

Artikel 24 Bouwregel woningen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13 en de eventuele overige ter plaatse geldende bouwregels, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Bouwregel woningen' dat:

  • a. het totale maximum aantal te bouwen woningen 74 bedraagt;
  • b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning wordt uitsluitend verleend indien ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken wordt voldaan aan de beeldkwaliteitscriteria zoals is aangegeven in Bijlage 1.

Hoofdstuk 6 Maatwerkvoorschriften

Artikel 25 Maatwerkvoorschrift archeologische waarden

25.1 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - maatwerkvoorschrift archeologische waarden' ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken maatwerkvoorschriften stellen ten behoeve van de instandhouding en versterking van archeologische kwaliteiten. 

Artikel 26 Maatwerkvoorschrift Rijksbeschermd stadsgezicht - Spijkerkwartier Boulevardkwartier

26.1 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Rijksbeschermd stadsgezicht maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot:

  • 1. de afmetingen van hoofd en bijgebouwen;
  • 2. de kaphelling van daken;
  • 3. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen;
  • 4. de situering, vormgeving en/of materiaalgebruik van speel- en nutsvoorzieningen.

Hoofdstuk 7 Omgevingsplanactiviteiten

Artikel 27 Algemene omgevingsplanactiviteit

27.1 Afwijkingsregels bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in deze regels opgenomen bouwregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumoppervlak en de maximuminhoud, mits
    • 1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten en;
    • 2. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de privacy van omwonenden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in artikel 13.2 mits:
    • 1. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 2 m, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    • 2. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      • a. een diepte van 6 m niet wordt overschreden;
      • b. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      • c. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      • d. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    • 1. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 m;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      • a. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 m;
      • b. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 m boven de aangegeven maximum bouwhoogte;
    • 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  • d. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 m boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    • 1. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    • 2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
27.2 Afwegingskader

De in lid 27.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de belangen zoals genoemd in hoofdstuk 3.

Artikel 28 Omgevingsplanactiviteit afwijken beeldkwaliteit

28.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Omgevingsplanactiviteit afwijken beeldkwaliteit' zonder een omgevingsvergunning af te wijken van Artikel 24 aanhef en onder b ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken uit het omgevingskwaliteitsplan, opgenomen in Bijlage 1.

28.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning bedoeld onder 28.1 kan worden verleend indien dit van belang is voor de beeldkwaliteit of het voldoen aan de regels ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 29 Omgevingsplanactiviteit afwijken instandhoudingsverplichting natuurinclusief bouwen

29.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om ter plaatse van de 'overige zone - omgevingsplanactiviteit afwijken instandhoudingsverplichting natuurinclusief bouwen' zonder een omgevingsvergunning een woning te gebruiken of laten gebruiken zonder de natuurinclusieve maatregelen die genomen zijn in het kader van de vergunningverlening als bedoeld onder 14.1 aan te brengen en in stand te houden.

29.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning bedoeld in 29.1 kan worden verleend indien indien op andere wijze kan worden voorzien in het treffen van voldoende natuurinclusieve maatregelen.

Artikel 30 Omgevingsplanactiviteit archeologie - lage verwachting

30.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om ter plaatse van de 'overige zone - omgevingsplanactiviteit archeologie - lage verwachting' zonder omgevingsvergunning :

  • a. de volgende werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 2. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. af te wijken van het bepaalde in lid 14.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  • c. een reeds aanwezig bouwwerk te slopen indien het oppervlak groter is dan 2000 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze ligt in een beschermd stadsgezicht.
30.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod, als bedoeld in lid 30.1 onder 1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 2000 m2 of een omvang van 2000 m1;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
30.3 Beoordelingsregels
  • a. De omgevingsvergunning, bedoeld in lid 30.1, onder 1 en 2, kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad ofwel dat er geen sprake meer is van archeologische waarden, bijvoorbeeld na beëindiging van opgravingen of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
  • b. Voorts kan een omgevingsvergunning, bedoeld in lid 30.1, onder 2 worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 31 Omgevingsplanactiviteit archeologie - waardevol gebied

31.1 Aanwijzing vergunningplichtige activiteiten

Het is verboden om ter plaatse van de 'overige zone - omgevingsplanactiviteit archeologie - waardevol gebied' zonder omgevingsvergunning :

  • a. de volgende werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. af te wijken van het bepaalde in lid 15.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  • c. een reeds aanwezig bouwwerk te slopen indien het oppervlak groter is dan 30 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze ligt in een beschermd stadsgezicht.
31.2 Uitzoderingen vergunningsplicht

Het verbod, als bedoeld in lid 31.1 onder 1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 of een omvang van 50 m1;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
31.3 Beoordelingsregels
  • a. De omgevingsvergunning, bedoeld in lid 31.1, onder 1 en 2, kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad ofwel dat er geen sprake meer is van archeologische waarden, bijvoorbeeld na beëindiging van opgravingen of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
  • b. Voorts kan een omgevingsvergunning, bedoeld in lid 31.1, onder 2 worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 32 Omgevingsplanactiviteit gemeenschappelijke buitenruimte

32.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Omgevingsplanactiviteit gemeenschappelijke buitenruimte' zonder omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van de gemeenschappelijke buitenruimte uit te voeren.

32.2 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 32.1 kan worden verleend indien de activiteit voldoet aan de eisen zoals aangegeven in het inrichtingsplan in Bijlage 2.

Artikel 33 Omgevingsplanactiviteit parkeren en laden/lossen

33.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - omgevingsplanactiviteit parkeren en laden/lossen' zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 39.1 en 39.2.

33.2 Gevallen die in aanmerking komen voor een omgevingsvergunning

Gevallen die in aanmerking komen voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.1 zijn:

  • a. indien het voldoen aan lid 39.1 en/of 39.2 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of
  • b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte zoals bedoeld in lid 39.1, dan wel laad- of losruimte zoals bedoeld in lid 39.2, wordt voorzien.
33.3 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.1 kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.
33.4 Beleidsregels
  • a. Burgemeester en wethouders passen deze regels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 30.1.
  • b. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

Artikel 34 Omgevingsplanactiviteit tuin

34.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Omgevingsplanactiviteit tuin' zonder omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in lid 11.2 een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden in de zin van oppervlakteverhardingen uit te voeren.

34.2 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 34.1 kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde en de waardevolle groenelementen binnen de tuin.

Artikel 35 Omgevingsplanactiviteit verkamering 1

35.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-omgevingsplanactiviteit verkamering 1' zonder omgevingsvergunning een (gedeelte) een gebouw te verkameren (vanaf drie onzelfstandige wooneenheden).

35.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod, als bedoeld in lid 35.1 is niet van toepassing indien sprake is van verkameren door een hospita.

35.3 Beoordelingsregels
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 35.1 kan worden verleend ten behoeve van verkamering, indien:
    • 1. de gebruiksoppervlakte van de bestaande woning gelijk is aan of groter is dan 110 m2, en;
    • 2. het gebouw niet opgedeeld wordt in meer dan één onzelfstandige wooneenheid per 18m2 gebruiksoppervlakte; en;
    • 3. het verkamerde gebouw minimaal beschikt over een bergingsruimte met een oppervlakte van ten minste 3 m2 ten behoeve van de stalling van fietsen, afvalcontainer(s) of afvalzakken. Vanaf 4 onzelfstandige wooneenheden geldt als aanvullende eis dat 1m2 bergingsruimte per wooneenheid wordt toegevoegd.
  • b. De omgevingsvergunning wordt in ieder geval niet verleend indien:
    • 1. sprake is van verkameren met als doel het verschaffen van kortdurend verblijf van maximaal 3 maanden, te vergelijken met logies, al dan niet als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden, aan werknemers; of
    • 2. indien zich binnen een straal van 50 meter rondom het te verkameren pand, gemeten vanaf de kortste afstand tussen de hoofgebouwen, reeds legale kamergewijze bewoning bevindt (bijvoorbeeld toegestaan door middel van een omgevingsvergunning); of
    • 3. indien een bijgebouw in gebruik wordt genomen als onzelfstandige wooneenheid.

Artikel 36 Omgevingsplanactiviteit woningsplitsing 2

36.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone-omgevingsplanactiviteit woningsplitsing 2' zonder omgevingsvergunning een (gedeelte) van een gebouw te splitsen naar twee of meerdere zelfstandige woningen.

36.2 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 36.1 kan worden verleend ten behoeve van woningsplitsing, indien:

  • 1. de gebruiksoppervlakte van de bestaande woning gelijk is aan of groter is dan 110 m2, en;
  • 2. de gebruiksoppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van splitsing ontstaat niet kleiner is dan 70 m2, en;
  • 3. de gesplitste woningen over een bergingsruimte met een oppervlakte van ten minste 5 m2 per woning en;
  • 4. de gesplitste woningen beschikken over een buitenruimte.

Hoofdstuk 8 Algemene regels

Artikel 37 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 38 Strijdige activiteiten

Onder gebruik van locaties in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. het gebruik van de locaties ten behoeve van prostitutie en seksinrichtingen;

Artikel 39 Overige regels

39.1 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken - waarvoor een omgevingsvergunning is benodigd - daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.
  • b. Of er 'in voldoende mate' wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's zoals bedoeld onder a, wordt geacht te zijn aangetoond als minimaal voldaan wordt aan de volgende normen:
    • 1. grondgebonden woning/rijwoning: 1,28 parkeerplaats per woning, inclusief 0,2 voor bezoekers;
    • 2. sociale huurappartement tot 60 m²: 0,64 parkeerplaats per woning, inclusief 0,2 voor bezoekers;
    • 3. koop en middenhuurappartement tot 75 m²: 0,64 parkeerplaats per woning, inclusief 0,2 voor bezoekers;
    • 4. appartement met gebruiksoppervlakte van 75 m² tot 120 m²: 1,1 parkeerplaats per woning, inclusief 0,2 voor bezoekers;
    • 5. appartement met gebruiksoppervlakte vanaf 120 m²: 1,37 parkeerplaats per woning, inclusief 0,2 voor bezoekers.
  • c. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's.
  • d. Aan het bepaalde onder a. wordt eveneens geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de in lid 39.6 bedoelde beleidsregels daartoe opgenomen normen.
39.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

39.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in lid 39.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in lid 39.6.

39.4 Omgevingsplanactiviteit parkeren en laden of lossen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 39.1 en 39.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  • b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
39.5 Voorwaarden

Afwijken van de regels, als bedoeld in de leden 39.1 en 39.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.
39.6 Beleidsregels
  • a. Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  • b. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken
40.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
40.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 40.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 40.1.1 met maximaal 10%.

40.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in lid 40.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

40.2 Overgangsrecht gebruik
40.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

40.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 40.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

40.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 40.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

40.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 40.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Chw Omgevingsplan Rietgrachtstraat 32'.