Plan:
Bouwhof/De Heeze
Status:
onherroepelijk
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 2.1 Algemene bepalingen omtrent bebouwen van de grond

1 Algemene bepalingen
  1. De bebouwing dient te voldoen aan de aanwijzingen op de plankaart en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bebouwingsvlakken, tenzij in deze voorschriften anders is bepaald.
  3. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. Daar waar op de plankaart de aanduiding "Bijzondere boom" voorkomt dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.
  5. Daar waar volgens deze voorschriften bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  6. In afwijking van het in dit lid sub b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bebouwingsgrens door ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, met een maximale diepte van 1,20 m en een maximale hoogte van 3,50 m toegestaan.
  7. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwtjes betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m3 en geen grotere goothoogte dan 4 meter, en -indien het andere betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2 en geen grotere hoogte dan 4 meter.
  8. Voor zover (delen van) bouwwerken op het moment van ter inzage leggen van het ontwerp van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangend voorschrift. Deze bepaling geldt niet voor bij woningen behorende bijgebouwen.

2 Vrijstellingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen:

  1. voor het verkleinen van de in lid 1 sub d genoemde afstand tot minimaal 5 meter uit het hart van de boom, mits zulks geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

3 Verwijzing procedure vrijstellingen

Waar in dit hoofdstuk vrijstellingen worden genoemd is de in artikel 3.5 lid 1 opgenomen procedure van toepassing.

4 Verwijzing procedure wijzigingen en uitwerkingen

Waar in dit hoofdstuk wijzigingsbevoegdheden ex artikel 11 WRO worden genoemd is de in artikel 3.5, lid 2 opgenomen procedure van toepassing.