Plan: | Agrarische Enclave wijziging 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.wp1010-vas1 |
behorende bij het wijzigingsplan Agrarische Enclave wijziging 3
Sinds lange tijd is de locatie direct ten noorden van de bedrijfslocatie Elspeterweg 63 in Uddel al in beeld als plek voor een bedrijventerrein. Al in het gemeentelijk Structuurplan Landelijk Gebied uit 1994 is de behoefte aan de aanleg van een bedrijventerrein beschreven.
De ontwikkeling van het bedrijventerrein is overgelaten aan particulier initiatief en is bedoeld voor bedrijvigheid met een binding aan de Agrarische Enclave.
In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bedrijventerrein mogelijk te maken met een omvang van circa 3,7 ha. Er is een verzoek ingediend tot medewerking aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid door de eigenaar van het zuidelijke gedeelte van de locatie waar de wijzigingsbevoegdheid geldt. Dit om ter plaatse een bedrijventerrein te realiseren met een omvang van 0,93 ha.
Deze ontwikkeling betreft een zelfstandige ontwikkeling. Mogelijk wordt in een later stadium ook overgegaan tot het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid voor de gronden ten noorden van het plangebied. Dit valt echter buiten de scope van dit wijzigingsplan en medewerking omtrent de vervolgfase(n) wordt afzonderlijk afgewogen op het moment dat hier een concreet verzoek voor wordt ingediend.
Luchtfoto plangebied en omgeving
Het plangebied ligt ten noorden van Uddel. De locatie wordt begrensd door:
- de Elspeterweg aan de oostzijde met daarachter enkele woonpercelen;
- de percelen Elspeterweg 61 en 63 (transportbedrijf, horeca en kantoor) aan de zuidzijde;
- het perceel Markveldweg 18 (agrarisch bedrijf met 2 bedrijfswoningen) aan de westzijde;
- agrarische gronden met daarachter het perceel Elspeterweg 75 aan de noordzijde (mini-camping met bedrijfswoning).
Het plangebied bestaat uit het woonperceel Elspeterweg 67 (voormalige agrarische bedrijfslocatie) en de daarachter gelegen ongenummerde agrarische percelen, kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie A, nummers 6918 en 6917.
Ligging ten opzichte van Uddel
Rood omlijnde gedeelte betreft het plangebied
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Agrarische Enclave dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 13 juni 2013. Het plangebied bevat voor het grootste gedeelte de bestemming Agrarisch en voor het woonperceel Elspeterweg 67 de bestemming Wonen. De gronden zijn daarmee in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijvigheid en voor het perceel Elspeterweg 67 om ter plaatse te wonen.
Daarnaast zijn de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' van toepassing in het plangebied. Deze aanduidingen komen slechts aan de orde bij de afwijkingsbevoegdheid voor het vergroten van de bestaande oppervlakte aan bebouwing van grondgebonden veehouderijen. Aangezien voor de agrarische gronden geen bouwvlak is opgenomen, hebben deze aanduidingen geen betekenis voor het geldend recht binnen het plangebied.
De gronden in het plangebied zijn tevens aangeduid met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'. Hiermee is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn het plan te wijzigen door de gronden om te zetten in bestemmingen en aanduidingen toe te kennen, die voorzien in de realisatie van een bedrijventerrein.
Het opgelichte gedeelte betreft de wijzigingsbevoegdheid
Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting bevat onder andere een beschrijving van het relevante beleidskader, de bestaande ruimtelijke situatie, de voorgestane ruimtelijke invulling van het plangebied en de juridische opzet van het plan. Ook wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.
Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.
Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor tranformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.
Omgevingsvisie
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners vooral op:
Het tweede doel is het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
Omgevingsverordening
Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Hierin zijn regels opgenomen waarmee uitvoering wordt gegeven aan de Omgevingsvisie. De ontwikkeling van het bedrijventerrein op de planlocatie wordt in het kader van de omgevingsverordening aangemerkt als een bestaand recht waardoor concrete toetsing aan hoofdstuk 2 van de verordening niet aan de orde is.
Deze structuurvisie gaat met name in op die onderdelen van het ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied die een regionale afstemming en uitwerking vragen. Binnen de opgenomen kernendifferentiatie is Uddel aangemerkt als 'levendig dorp'. In de visie is opgenomen dat er plannen zijn voor een kleinschalig bedrijventerrein, voor bedrijvigheid gekoppeld aan de agrarische enclave. Hierbij is aangesloten op de provinciale zoekzones die van toepassing waren ten tijde van het Streekplan 2005.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent locale duurzaamheid.. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
Het initiatief om een bedrijventerrein aan de Elspeterweg in Uddel te realiseren sluit aan op de ambities van de Structuurvisie Apeldoorn biedt ruimte.
In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:
De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkecono-mie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelands-ontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.
Voor het plangebied is met name het speerpunt verstevigen van de plattelandseconomie van belang. Door de realisatie van een lokaal bedrijventerrein aan de Elspeterweg wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de plattelandseconomie van de Agrarische Enclave.
In december 2007 is de dorpsvisie voor Uddel afgerond. Deze visie is onder verantwoordelijkheid van de dorpsraad Uddels Belang tot stand gekomen en is positief ontvangen door de gemeenteraad. In vervolg hierop heeft de gemeenteraad in 2011 de structuurvisie 'Uddel, een dorp met toekomst!' vastgesteld.
Dorpsvisie
In de dorpsvisie is geconstateerd dat Uddel momenteel nog een leefbaar dorp is. In de toekomst willen de Uddelsen dat graag behouden. Nu nog is het voor veel dorpsbewoners mogelijk in het dorp te wonen en daar of in de nabije omgeving te werken, te winkelen, de vrije tijd door te brengen, zorg te krijgen en zelf ondersteuning te verlenen aan de eigen gemeenschap. In Uddel wordt echter gevreesd dat dit over een tijd niet meer zo zal zijn. Door een gebrek aan woningen en/of werkgelegenheid zullen jongeren wegtrekken, waarna ook het (economische) draagvlak voor de winkels afneemt. De sociale voorzieningen verdwijnen door gebrek aan vrijwilligers en door de te lage inwonersaantallen. Op deze wijze dreigt Uddel te vervallen tot een vergrijzend buurtschap, waarbij de eigen identiteit en vitaliteit verloren gaat. Volgens de Uddelsen is voldoende lokale werkgelegenheid een van de voorwaarden, die zo'n neerwaartse spiraal kan keren en kan bijdragen aan een evenwichtige ontwikkeling van het dorp.
In de dorpsvisie is de volgende tekst opgenomen: “Veel kleine productiebedrijven in Uddel zijn gehuisvest in schuren of garages, verspreid over het dorp en het buitengebied. Deze verspreiding heeft enerzijds nadelige gevolgen voor het woonklimaat in het dorp, omdat voor aan- en afvoer van goederen vrachtwagens door het dorp en over wegen rijden die hiervoor niet geschikt zijn. Bovendien kan een aantal bedrijven op hun huidige locatie niet uitbreiden. In het kader van de toekomstige regeling Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) kunnen weliswaar sommige bedrijven gebruik maken van voormalige agrarische bebouwingen waarbij functieverandering is toegestaan. Voor een aantal andere bedrijven biedt deze VAB-regeling onvoldoende mogelijkheden.
Daarom is de grote wens van de Uddelse ondernemersvereniging om een eigen bedrijventerrein te creëren waar in de eerste plaats de eigen ondernemers zich kunnen vestigen, en waarbij de milieucategorie van het bedrijventerrein aansluit bij de milieucategorieën van de bedrijven uit Uddel. De ondernemersvereniging heeft reeds geïnventariseerd, welke bedrijven naar het bedrijventerrein willen verhuizen.
Uddel wil ook andere bedrijven uit de regio de gelegenheid bieden zich te vestigen op het beoogde bedrijventerrein, mits zij passen binnen het kleinschalige karakter van dit terrein. Zodoende kan de werkgelegenheid in het dorp groeien.
Een bedrijventerrein buiten de dorpskern bevordert ook de leefbaarheid in Uddel. Door verplaatsing van bedrijven die momenteel milieuhinder en verkeersoverlast veroorzaken wordt de veiligheid en het woongenot verbeterd. Ook kunnen door verplaatsing nieuwe bouwlocaties voor woningbouw worden gecreëerd.”
Structuurvisie 'Uddel, een dorp met toekomst!'
In de structuurvisie worden de opgaven voor het woningbouwprogramma, dorpshart, recreatie en toerisme, zorg en welzijn, economie en openbare ruimte beschreven. Hierbij speelt het creëren van een dorpshart een centrale rol waarbij uitbreiding en verplaatsing van winkels, herinrichting van de openbare ruimte en het oplossen van de parkeerproblemen aan de orde komen. In de structuurvisie wordt het plangebied aangemerkt als concrete locatie voor een bedrijventerrein waarmee een bijdrage geleverd kan worden aan het realiseren van de doelstellingen van de structuurvisie.
In de structuurvisie Uddel staat namelijk in vervolg op de dorpsvisie beschreven dat Uddel in de toekomst een vitale dorpsgemeenschap wil blijven met eigen identiteit en voldoende sociaal-economische perspectieven om de eigen bewoners te voorzien van woningen, werk, winkels, sociale voorzieningen en recreatiemogelijkheden.
In de structuurvisie is ondermeer de volgende tekst opgenomen in paragraaf 4.2 Economie: "Ontwikkelen bedrijventerrein en uitbreidingsruimte bestaande bedrijven. Bedrijven die nu in de dorpskern en het buitengebied zitten kunnen daar ook blijven. De bedrijven dragen bij aan de levendigheid van het dorp en de omgeving. Om ruimte te bieden aan bedrijven die op hun huidige locatie niet meer kunnen uitbreiden en voor nieuwvestiging van bedrijven wordt een bedrijventerrein van ca. 4 ha aan de Elspeterweg, ten noorden van het dorp gerealiseerd. Het gaat om bedrijven die een niet al te grote ruimtevraag hebben, maximaal 3.500 m2. Verder is er ruimte voor enige kantoren."
Om inzicht te krijgen in de bestaande ruimtelijke situatie, zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving, wordt deze in dit hoofdstuk beschreven.
Het plangebied ligt ten noorden van het dorp Uddel, daar waar de kern overgaat in landelijk gebied. De omgeving heeft een landelijk beeld van agrarische gronden, bossen en diverse bebouwingsvormen.
De Elspeterweg heeft ter plaatse in belangrijke mate de bebouwingsstructuur bepaald. Aan de oostzijde bestaat deze hoofdzakelijk uit op deze weg georienteerde, vrijstaande woningen op kavels met een oppervlak tussen de 1.000 en 4.000 m2. Aan de westzijde van de weg wordt bebouwing afgewisseld met agrarische percelen. De bebouwing aan de westzijde van de Elspeterweg kenmerkt zich door kleinschalige bouwmassa's direct aan de weg, in de vorm van onder andere bedrijfswoningen, met daarachter wat grootschaliger bouwvormen. Zuidoostelijk van het plangebied bevindt zich op het perceel van het bedrijf Alpuro wat forsere bebouwing, welke enigszins van de Elspeterweg af is gelegen.
Het plangebied zelf is momenteel in gebruik als landbouwgrond. Er bevindt zich enige bebouwing van een voormalig agrarische bedrijf, waaronder een bedrijfswoning die met de actualisatie van het bestemmingsplan een reguliere woonbestemming heeft gekregen. De overige agrarische bedrijfsopstallen zijn reeds gesloopt.
Functioneel gezien heeft de omgeving van het plangebied een divers karakter. De agrarische functie overheerst. Direct ten westen van het plangebied bevindt zich een agrarisch bedrijf met twee bedrijfswoningen. Verder bevindt zich in de directe omgeving een transportbedrijf, een veevoederfabriek, woningen, horeca, een accountantskantoor, een kleinschalige camping met een bedrijfswoning en een bos.
Aan de hand van enkele navolgende foto's wordt de planlocatie in haar omgeving in beeld gebracht.
Het plangebied ligt in de open enclave van Uddel-Meerveld binnen het Veluwemassief. Het plangebied zelf ligt op rand van die enclave richting de gesloten bosgebieden van de Veluwe. Daarmee ligt het plangebied op de hooggelegen stuwwal, als een glooiing van sneeuwsmeltwater-afzettingen en als een infiltratiegebied van droge zandgronden. Verderop naar het westen helt het gebied af naar het dal van de Staverdensche beek.
Het plangebied maakt deel uit van het kampenlandschap, dat in zijn algemeenheid wordt gekenmerkt door bosjes, houtwallen, bomenrijen etc. Het gebied ligt in de nabijheid van het dorp Uddel en direct aan de Elspeterweg en kent een agrarisch gebruik. Landschappelijk zijn er geen bijzondere waarden toe te kennen aan dit terrein. Wel maakt het plangebied, aldus de omgevingsverordening Gelderland, onderdeel uit van het Nationaal landschap Veluwe. Er rust geen gebiedsbescherming op het plangebied in de vorm van Gelders Natuurnetwerk, Groene Ontwikkelzone of Natura 2000. Op geringe afstand zijn deze vormen van gebiedsbescherming wel aanwezig.
Het gebied kent evenmin bijzondere natuurwaarden. Het intensieve agrarische gebruik (akker- en weiland) biedt geen plek aan beschermde plantensoorten of mogelijkheden voor vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren.
Kaartuitsnede Natuur omgevingsverordening Gelderland
Het plangebied is op de archeologische beleidskaart aangemerkt als een gebied met een lage trefkans. Dit houdt in dat een archeologische quickscan is vereist en dat afhankelijk van de resultaten daarvan eventueel vervolgonderzoek wordt aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Het plangebied is op de cultuurhistorische beleidskaart aangemerkt als een gebied met een lage attentiewaarde. Dit houdt in dat een cultuurhistorische quickscan naar objecten verplicht is en aanbevolen wordt om de cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
De Elspeterweg vormt de oostelijke grens van het plangebied. Deze provinciale weg (N310) vormt de verbinding tussen Uddel en Elspeet. De maximale rijsnelheid ter hoogte van het plangebied is 50 km/u en gaat na ongeveer 50 meter in noordelijke richting over in een maximale snelheid van 80 km/u. De verkeersintensiteit is circa 6300 mvt/etm. Verder liggen er in de directe omgeving van het plangebied geen openbare wegen. Op ongeveer 85 meter ten zuiden van het plangebied is aan de Elspeterweg een bushalte gelegen van de buslijn Apeldoorn-Harderwijk .
Aan beide zijden van de Elspeterweg ligt een vrijliggend fietspad. Ter hoogte van het plangebied hebben een groot aantal percelen een eigen ontsluiting op de Elspeterweg.
Dit hoofdstuk gaat in op de ruimtelijke opzet van het plangebied. Onder andere wordt ingegaan op de ruimtelijke inpassing, afstemming ten opzichte van de omgeving en .
Locatie
Aan de ontwikkeling van het bedrijventerrein ligt een specifieke reden ten grondslag, namelijk binnen de Agrarische Enclave een plek bieden aan bedrijvigheid die een binding heeft met de enclave. Met een bedrijventerrein kunnen aan zowel startende bedrijven als bestaande bedrijven uit de enclave, die op hun bestaande locatie onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden hebben, bijvoorbeeld door de ligging in een dorpskern, ruimte worden geboden. Een dergelijk bedrijventerrein is op dit moment niet aanwezig in de enclave.
Met zo'n mogelijkheid voor dergelijke bedrijvigheid kan deze behouden blijven voor de Agrarische Enclave, wat een positieve bijdrage levert aan de leefbaarheid van het gebied. Werkgelegenheid blijft behouden en bijgedragen wordt aan het instandhouden van het voorzieningenniveau. Bijkomend voordeel van een bedrijventerrein is dat er een geschikte verplaatsingsmogelijkheid ontstaat voor bedrijven die nu nog in de dorpskernen gevestigd zijn. Met het vrijkomen van die locaties kunnen deze een ruimtelijk beter passende invulling krijgen.
Al in 1994 is het nu aan de orde zijnde plangebied aangewezen als geschikte locatie voor een kleinschalig bedrijventerrein. In 2001 is dat bevestigd in het bestemmingsplan Buitengebied Agrarische Enclave, waarin de locatie is aangewezen als plek voor een bedrijventerrein ten behoeve van de bedrijvigheid uit de Agrarische Enclave. Als reden hiervoor wordt in het bestemmingsplan uit 2001 opgegeven het ontbreken van een terrein waar het niet-agrarische, Agrarische Enclave-gebonden bedrijfsleven initiatieven kan ontplooien, die thans op de huidige locatie niet mogelijk zijn. Enerzijds worden bepaalde bedrijven op locaties binnen dorpen belemmerd omdat een ontplooiing milieuhygiënisch niet inpasbaar is. Anderzijds zijn er thans in het buitengebied bedrijven gevestigd waar de planologische situatie uitbreiding niet toelaat en/of er sprake is van het niet inpasbaar zijn van huidige activiteiten.
De planvorming voor een bedrijventerrein op de locatie aan de Elspeterweg heeft een vervolg gekregen in de gemeentelijke structuurvisie voor Uddel (vastgesteld in 2011). Hierin wordt gesteld dat bedrijven bijdragen aan de levendigheid van het dorp en de omgeving. Om ruimte te bieden aan bedrijven die op hun huidige locatie niet meer kunnen uitbreiden en voor nieuwvestiging van bedrijven wordt in de structuurvisie de realisatie van een bedrijventerrein van ca. 4 ha aan de Elspeterweg aangekondigd. Daarbij wordt aangegeven dat het gaat om bedrijven die een niet al te grote ruimtevraag hebben, maximaal 3500 m2 en dat er ruimte is voor enige kantoren op de locatie.
Zoals aangegeven is het doel van het bedrijventerrein om bedrijvigheid met een directe binding aan de Agrarische Enclave een passende plek te bieden. De locatie van het bedrijventerrein is zodanig gesitueerd dat een goede bereikbaarheid vanuit de Agrarische Enclave verzekerd is. Het terrein grenst direct aan de Elspeterweg. Deze provinciale weg vormt één van de hoofdwegen van de Agrarische Enclave. Ook de ligging nabij het dorp Uddel en het feit dat de locatie op dit moment geen hoge ruimtelijke waarde kent, maken de plek geschikt als bedrijventerrein.
Functionele en ruimtelijke inrichting
Gezien de vraag onder bedrijven zal bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein een niet te specifiek profiel geformuleerd moeten worden. De behoefte bestaat vooral bij lokale bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 3.1. in verschillende bedrijfscategorieën. Desondanks worden er op een deel van het bedrijventerrein ook bedrijven in de milieucategorie 3.2 toegestaan om flexibel te kunnen inspelen op de marktvraag.
Kavels worden in verschillende groottes aangeboden. Afhankelijk van de vraag kan de grootte van een kavel variëren van ca. 500 tot ca. 2.000 m², waarmee flexibel kan worden ingespeeld op vragen uit de markt. Het maximale bebouwingspercentage is 70%. Vanwege de verplichting het parkeren en laden/lossen op eigen terrein op te lossen en de in acht te nemen onderlinge afstand tussen gebouwen van ten minste 5 meter zal het feitelijke bebouwingspercentage lager zijn (tussen 50 en 70%). Op het terrein zijn geen dienstwoningen toegestaan, m.u.v. de nu aanwezige woning Elspeterweg 67.
Het te ontwikkelen bedrijventerrein zal gezien de vraag als een gemengd, modern terrein ontwikkeld moeten worden. Het gaat daarbij vaak om een werkplaats met een opslagruimte en/of kantoorruimte.
Er is een inrichtingsplan opgesteld dat de ruimtelijke inrichting van het plangebied in hoofdlijnen vastlegt. Uitgangspunten bij het opstellen van het plan waren:
Dat heeft geresulteerd in de volgende ruimtelijke invulling (dit is aangepast naar aanleiding van zienswijzen die op het ontwerpbestemmingsplan naar voren zijn gebracht).
Met onderstaande impressies wordt een nader beeld gegeven van de planopzet en inpassing.
Het plangebied ligt in een gebied ten noorden van het dorp Uddel, daar waar de kern overgaat in landelijk gebied. Dat gebied vormt daarmee als het ware de " toegang" van Uddel aan de noordzijde. De voorkant van het bedrijventerrein aan de Elspeterweg is daarin sterk beeldbepalend en vraagt dan ook om een zorgvuldige invulling. Dit wordt vormgegeven door een relatief kleinschalige bouwmassa op de kavel direct langs de Elspeterweg. Deze kleinschalige representatieve bebouwing wordt in een brede groenstrook geplaatst, welke de overgang vormt tussen de bebouwing en de weg. De groenstrook heeft tevens een waterbergende functie.
Achter deze bebouwing zijn de overige bedrijfskavels gesitueerd. Op deze kavels kunnen wat grootschaliger bouwvolume's worden gerealiseerd, waarmee op een passende wijze de ruimte zo optimaal mogelijk wordt benut. Het oppervlak van de kavels is zoals hiervoor is aangegeven variabel. De voorkanten van de te vestigen bedrijven zijn georiënteerd op de er langs lopende ontsluitingsweg. De rooilijn van de voorgevels ligt minimaal 5,0 meter terug, gemeten vanuit de perceelsgrens langs de ontsluitingsweg. De ruimte kan representatief zijn voor het bedrijf en/of gebruikt worden voor parkeren.
Het plangebied grenst aan de west- en noordzijde aan agrarisch gebied. Het bedrijventerrein wordt in deze context gevoegd door op de overgang tussen deze gebieden een groenstrook aan te leggen. Langs de noordgrens wordt een groenstrook van 3 meter vanaf de kavelgrens gerealiseerd en aan de westzijde komt een strook van 11 meter. Hierin wordt tevens de waterberging (wadi) voor de opvang van hemelwater opgenomen. Beide groenstroken en waterberging worden voorzien van bermgras en voorzien van een bomenrij welke qua boomsoort en onderlinge afstanden aansluit op de bestaande bomenrij aan de westzijde. Het bedrijventerrein wordt daarnaast aan de west- en noordzijde (tegen de perceelsgrens) voorzien van een doorgaande beukenhaag met een hoogte van 1,2 meter.
Beeldkwaliteit
Naast de stedenbouwkundige opzet is ook de beeldkwaliteit van de te realiseren bebouwing van groot belang voor het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit. Voor het bedrijventerrein is om die reden een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan zal als ontwikkelingsgericht welstandsbeleid het toetsingskader voor de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit gaan vormen bij de beoordeling van bouwplannen. Het beeldkwaliteitsplan is gericht op de ontwikkelingen die in het gebied gaan plaatsvinden en heeft mede als uitgangspunt het faciliteren, stimuleren en prikkelen van kwaliteit door het scheppen van goede voorwaarden. Het beeldkwaliteitsplan geeft onder andere eisen voor de bebouwingsvorm en het materiaalgebruik van de nieuwbouw.
Uitgangspunt bij planvorming is geweest om het aantal ontsluitingen op de Elspeterweg te beperken. Dit om de doorgaande verkeersfunctie van deze provinciale weg zo min mogelijk te belasten. Als eerste is nagegaan of een ontsluiting van het bedrijfsterrein aan de westzijde mogelijk is, waarbij aangesloten wordt op de Markveldweg. Nog los van het feit dat vanwege noodzakelijke grondverwerving de uitvoerbaarheid van het plan daarmee in het geding komt is een dergelijke optie ruimtelijk ook niet wenselijk omdat daarmee een ontsluiting ontstaat op een woonstraat, wat leidt tot een niet gewenste belasting van de woonbuurt door extra (vracht)verkeer.
In ruimtelijk en verkeerskundig opzicht is een ontsluiting van het bedrijfsterrein aan de voorkant, direct op de Elspeterweg logischer. In het verkavelingsplan is dan ook daarvoor gekozen. De opzet van de ontsluitingsstructuur is zodanig dat volstaan kan worden met één ontsluiting. Het verwachte aantal verkeersbewegingen tengevolge van het bedrijfsterrein is zodanig dat één ontsluiting voldoende is.
Gerekend is met een verkeersgeneratie van 403-483 mvt/etmaal (incl. vrachtverkeer). Hiervan is 81% licht verkeer, 7,6% middelzwaar vracht verkeer en 11,4% zwaar vrachtverkeer. In absolute aantallen is dit:
- licht verkeer 326-391 mvt/etmaal;
- middelzwaar vrachtverkeer 31-37 mvt/etmaal;
- zwaar vrachtverkeer 46-55 mvt/etmaal.
De verkeersintensiteit op de Elspeterweg is zodanig dat dit extra verkeer op een goede wijze, zonder capaciteitsverhogende infrastructurele maatregelen verwerkt kan worden.
Voor een optimale bereikbaarheid van het bedrijventerrein door de hulpdiensten is een tweede ontsluiting wenselijk. Deze wordt aan de zuidzijde van het plangebied mogelijk gemaakt via het naastliggende terrein Elspeterweg 63. De ontsluiting is uitsluitend toegankelijk voor hulpdiensten. De bedrijfskavels ontsluiten uitsluitend via de interne ontsluitingsweg.
Het bedrijventerrein dient voor bedrijvigheid met een binding aan de Agrarische Enclave. Door de ligging aan en directe ontsluiting op één van de hoofdwegen van de enclave is het bedrijventerrein goed bereikbaar vanuit dit gebied. Niet alleen voor het gemotoriseerde verkeer maar zeker ook voor het langzaam verkeer. Het terrein is tevens bereikbaar met het openbaar vervoer. De buslijn Apeldoorn-Harderwijk heeft op ongeveer 85 meter afstand een halte aan de Elspeterweg. Vanwege de aard en schaal van het bedrijfsterrein heeft het voeren van mobiliteitsmanagement geen reële toegevoegde waarde.
Parkeren zal plaatsvinden op de bedrijfskavels. De gemeentelijke parkeernormen worden daarbij in acht genomen. Per 100 m2 bruto-vloeroppervlak aan bedrijfs- en kantoorruimte wordt minimaal 0,8 respectievelijk 1,6 parkeerplaats gerealiseerd.
Het plangebied is in het bestemmingsplan Agrarische Enclave aangeduid als 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'. Hiermee is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn het plan te wijzigen door de gronden om te zetten in bestemmingen en aanduidingen toe te kennen, die voorzien in de realisatie van een bedrijventerrein.
Bij deze wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. het betreft bedrijfsactiviteiten tot ten hoogste milieucategorie 3.2;
b. de oppervlakte van het bedrijventerrein bedraagt niet meer dan 4 ha;
c. de ontsluiting van het terrein plaatsvindt vanaf de Elspeterweg;
d. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van opgaande beplanting;
e. wordt gekomen tot een zorgvuldige inpassing binnen de bestaande ruimtelijke structuur;
f. de belangen van de omliggende, agrarische bedrijven worden, mede in verband met het aspect geur, niet geschaad.
In de paragrafen 4.1 en 4.2 is gemotiveerd dat voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd onder a t/m e. Uitsluitend bedrijfsactiviteiten in categorie 1 t/m 3.2 worden mogelijk gemaakt, het oppervlak van het totale terrein bedraagt 0,93 ha en de ontsluiting vindt uitsluitend plaats vanaf de Elspeterweg. Daarnaast gaat het plan uit van een goede landschappelijke inpassing en zorgvuldige inpassing binnen de bestaande ruimtelijke structuur.
In paragraaf 5.1 wordt ingegaan op de milieuaspecten, waaronder het aspect milieuzonering. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de voorwaarde genoemd onder f, de belangen van de omliggende agrarische bedrijven worden niet geschaad.
In Uddel blijkt er behoefte te bestaan bij een aantal lokale bedrijven voor een bedrijfskavel vanwege uitbreiding of verplaatsing. Binnen de Agrarische enclave zijn geen inbreidingslocaties beschikbaar voor de vestiging van een bedrijventerrein. Tevens bieden vrijgekomen bestaande bedrijfslocaties onvoldoende ruimte om de gepeilde behoefte te kunnen accommoderen, zoals blijkt uit Bijlage 6 van de Bijlagen bij de toelichting.
Met voorliggend plan kan de aanwezige bedrijvigheid in en rondom Uddel blijven behouden wat ten goede komt aan de vitaliteit en leefbaarheid van het dorp. Dit wordt als waardevol ervaren zoals omschreven in de structuurvisie ‘Uddel, een dorp met toekomst!’.
In het Regionaal Programma Bedrijventerrein Stedendriehoek (RPB) is door de Stedendriehoek gemeenten de planning en programmering van bedrijventerreinen aangegeven. In het RPB hanteert de regio en de provincie als vertrekpunt de volgende behoefteraming:
- uitbreidingsvraag volgens Transatlantic Market scenario: 196 ha;
- vervangingsvraag als gevolg van transformatie bedrijventerreinen: 88 ha.
De totale vraag in het TM-scenario bedraagt in de periode tot 2025 hiermee maximaal 284 hectare. Op basis van dit scenario maakt de regio en de provincie afspraken (in het RPB) met als doel vraag en aanbod in evenwicht te houden. Het programma is op 13 augustus 2013 door Gedeputeerde Staten vastgesteld.
Uitgangspunt is kwantitatief en kwalitatief voorzien in de behoefte aan bedrijventerreinen in de verschillende segmenten. Een van de segmenten betreft de lokale bedrijvigheid in en rondom dorpen. De locatie aan de Elspeterweg waar de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan Agrarische Enclave voor de realisatie van een bedrijventerrein van toepassing is (3,8 ha), wordt in de komende actualisatie van het RPB meegenomen. Dit is tussen het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn en gedeputeerde staten van Gelderland afgestemd bij brief van 12 november 2014.
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan (aangemerkt als de 1e fase van de bedrijvenstrook = 0,93 ha) past in de totale regionale behoefte. Een specifiek marktonderzoek rond de Agrarische Enclave geeft aan dat er acht bedrijven uit Uddel en omgeving plannen hebben om zich binnen drie jaar te vestigen op die locatie, zie Bijlage 6 Behoefteraming Quadraat van de Bijlagen bij de toelichting. Daarnaast hebben er zich eind 2014/begin 2015 diverse gegadigden bij de initiatiefnemer van het bedrijventerrein gemeld die interresse hebben in het afnemen van een bedrijfskavel. De vraag naar oppervlak uitgeefbare grond overstijgt hiermee de te vergeven oppervlakte in het plangebied.
In de afweging voor medewerking aan dit project zijn de stappen uit de Ladder voor duurzame verstedelijking meegenomen. De bedrijvenstrook, die zich richt op lokale bedrijvigheid, past binnen de actuele regionale marktbehoefte zoals vastgelegd in het RPB, zoals onder meer blijkt uit het behoefteonderzoek. Tevens blijkt dat er binnen het bestaand stedelijk gebied in Uddel e.o. geen ruimte is om te kunnen voorzien in de gesignaleerde vraag en de locatie is daarnaast goed bereikbaar met de auto, fiets en bus. De realisatie van een bedrijventerrein op de gewenste locatie aan de Elspeterweg voldoet daarmee aan de uitgangspunten van duurzaam ruimte gebruik.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het wijzigingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een ruimtelijk plan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het wijzigingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. april 2008, opgesteld door adviesbureau Vink en opgenomen als Bijlage 5 van de Bijlagen bij de toelichting zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. De resultaten uit dit vooronderzoek op basisniveau en verkennend bodemonderzoek zijn hieronder weergegeven. Uit het vooronderzoek en het veldwerk bleek dat de locatie niet verdacht is op het voorkomen van asbest in de bodem. Zintuiglijk is er tijdens het veldwerk geen asbest aangetroffen.
De resultaten van het verkennend bodemonderzoek geven aan dat de boven- en ondergrond niet zijn verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater bevindt zich dieper dan 5 m-mv en is conform NEN 5740 niet onderzocht.
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek zijn er geen bezwaren voor het wijzigen van de bestemming en wordt de bodem geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
De planlocatie bevindt zich in een overgangsfase van een landelijke omgeving naar een kleinschalig industrieterrein voor relatief lichte niet-agrarische bedrijvigheid. In de omgeving van de planlocatie bevinden zich verspreid woningen van derden en (agrarische) bedrijven en is de doorgaande provinciale weg N310 (Elspeterweg) gelegen. De Elspeterweg bepaalt voor een groot gedeelte de typering van het gebied in het kader van de milieuzonering.
Ten behoeve van een zo optimaal mogelijke milieuhygiënische inpassing in de omgeving is er voor de woningen op grotere afstand van de Elspeterweg (o.a. Markveldweg 18) voor gekozen om de in de bedrijvenlijst opgenomen afstanden te baseren op de bovengenoemde omgevingstypen “rustige woonwijk” en “rustig buitengebied” en dus geen correctie toe te passen. Voor de woningen direct langs de Elspeterweg, kan worden uitgegaan van gemengd gebied en is een afstandcorrectie toegepast.
Op basis van de aan te houden afstanden uit de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 is het bedrijventerrein ingedeeld in de milieuzones 1, 2, 3.1 en 3.2. Tot aan de woning Markveldweg 18 geldt een minimaal aan te houden afstand van 10, 30, 50 en 100 meter voor respectievelijk categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 bedrijven. Ten opzichte van de woningen aan de Elspeterweg is een afstand aangehouden van respectievelijk 30 en 50 meter voor categorie 3.1 en 3.2-bedrijven.
Een deel van het terrein (westelijke deel), buiten het bouwvlak, heeft de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – vrachtwagenstalling'. Een vrachtwagenstalling valt op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" in milieucategorie 3.2, waarbij de richtafstand wordt bepaald door het aspect geluid. Binnen de richtafstand van een milieucategorie 3.2 bedrijf ligt de woning Markveldweg 18. Op grond van de VNG publicatie is om die reden een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om een vrachtwagenstalling op die plek toch in te passen. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 9 van de Bijlagen bij de Toelichting. In het onderzoek is als uitgangspunt een norm van 50 dB(A)-etmaalwaarde voor het gemiddelde geluidsniveau en 70 dB(A) etmaalwaarde voor het maximale geluidsniveau gehanteerd. Boven deze normen wordt de geluidssituatie onaanvaardbaar geacht. Uit dit onderzoek blijkt dat alleen kan worden voldaan aan deze normen als er een geluidswal met een hoogte van 5 meter wordt gerealiseerd tussen het bedrijventerrein en Markveldweg 18. Deze geluidswal wordt dan ook mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan en is een onderdeel van het inpassingsplan dat voorwaardelijk is voorgeschreven in de regels van dit wijzigingsplan.
In de regels van dit wijzigingsplan is een Lijst van toegelaten bedrijfstypen opgenomen welke is gebaseerd op de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. De lijst geeft aan welke bedrijfstypes per milieuzone toegestaan zijn. Overigens is de lijst ten opzichte van de basislijst uit de VNG-uitgave wel ingeperkt. Typen die wel op de basislijst van de VNG voorkomen maar die om planologische redenen geen bedrijfsbestemming krijgen zijn niet overgenomen. Het gaat hier om detailhandels- en horecabedrijven, maatschappelijke dienstverlening en bepaalde sport- en recreatieactiviteiten. Omdat deze typen een heel andere uitstraling op de omgeving hebben dan gewone bedrijven worden hiervoor specifieke bestemmingen gebruikt. Ze zijn daarom niet in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen opgenomen. De lijst bevat overwegend reguliere bedrijvigheid en bevat geen zelfstandige kantoren. Ter plaatse van de aanduiding Kantoor is de vestiging van een kantoor wel mogelijk. Daarnaast zijn, in het kader van natuurbescherming, bedrijven die mogelijk luchtverontreiniging kunnen veroorzaken ter hoogte van het nabijgelegen Natura 2000gebied uit de bedrijvenlijst gehaald (zie ook paragraaf 5.3). Het betreffen de bedrijven die in de basislijst van de VNG-uitgave zijn aangeduid met de letter L.
Tot slot is in de beleidsvisie milieu-veiligheid Apeldoorn van 2011 bepaald dat nieuwe risicovolle bedrijven buiten de grote industrieterreinen in Apeldoorn niet wenselijk zijn. Het beoogde bedrijventerrein in Uddel is niet zo'n industrieterrein. De bedrijven die in de basislijst van de VNG-uitgave zijn aangeduid met de letter R, zijnde bedrijfsactiviteiten die mogelijk onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen, zijn daarom uit de bedrijvenlijst verwijderd.
Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij worden gebouwen, waar personen permanent of met een daarmee vergelijkbare periode aanwezig kunnen zijn, aangemerkt als geurgevoelige objecten. Omdat bedrijfsgebouwen daar ook toe worden gerekend is onderzoek gedaan naar de geurcontouren van het agrarische bedrijf aan Markveldweg 18 en de invloed daarvan op het bedrijventerrein. Op 14 februari 2014 is voor de locatie Markveldweg 18 een omgevingsvergunning verleend voor het houden van vleeskalveren. Kalveren hebben op grond van de Wet geurhinder en veehouderij een geuremissiefactor. In het kader van dit quickscan-onderzoek is een geurberekening uitgevoerd met het programma V-stacks Vergunningen. In Bijlage 3 van de Bijlagen is het onderzoek opgenomen. Uit deze indicatieve berekening blijkt dat op de geplande bedrijfsbestemming in het plangebied de geurbelasting lager is dan de wettelijke norm. De veehouderij vormt geen belemmering voor de realisatie van het bedrijventerrein op de planlocatie. Tevens is onderzoek uitgevoerd naar de gecumuleerde geurbelasting, de resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen als Bijlage 4 van de Bijlagen. De gecumuleerde geurbelasting op de locatie wordt aanvaardbaar geacht in relatie tot een goed woon- en leefklimaat op het bedrijventerrein.
Bij vaststelling van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Een onderdeel van het plan is de realisatie van een verkeersweg op een bedrijventerrein nabij geluidgevoelige bestemmingen. Op grond van de Wet geluidhinder moet inzicht worden gegeven in de geluidbelasting vanwege de nieuwe weg. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening en op grond van de Wet geluidhinder ook inzicht worden gegeven in de akoestische gevolgen van het plan en de fysieke wijziging van de Elspeterweg (kruispunt met de nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein) bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van de verkeersaantrekkende werking. Er worden in het plangebied geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt en zodoende hoeft het plan op dit punt niet te worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. Daarnaast worden geen geluidshinderlijke bedrijven toegelaten (bedrijven als genoemd in Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht). Hiermee geldt de wettelijke verplichting om gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan, een geluidzone rond dit terrein vast te stellen niet.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
In de rapportage d.d. 11 maart 2015, opgesteld door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel en opgenomen als Bijlage 8 van de Bijlagen bij de toelichting is de geluidsbelasting ten gevolge van de nieuwe weg in het plan en de Elspeterweg berekend. Hieruit blijkt dat er wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder. Verder kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe en bestaande geluidgevoelige bestemmingen.
Naar aanleiding van zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan is het plan aangepast door ondermeer geen bedrijfsbebouwing meer mogelijk te maken op het achterste perceelsgedeelte van het bedrijventerrein. Dit onbebouwde terrein zal nu worden ingezet voor de stalling van vrachtwagens van het direct naast de planlocatie gelegen transportbedrijf. Voor deze ontwikkeling is in aanvulling op bovengenoemde akoestische rapportage, specifiek akoestisch onderzoek uitgevoerd waaruit kan worden opgemaakt dat de stalling uitvoerbaar is. Deze rapportage d.d. 19 november 2015, opgesteld door Adviesbureau De Haan, is opgenomen als Bijlage 9 van de Bijlagen bij de toelichting.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
In de rapportage d.d. 19 juni 2014, opgesteld door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel en opgenomen als bijlage Bijlage 10 van de Bijlagen bij de toelichting is de invloed van het plan op de luchtkwaliteit berekend. Hieruit blijkt dat er wordt voldaan aan de eisen uit de Wet milieubeheer (hoofdstuk luchtkwaliteitseisen).
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stosffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) met als uitvloeisel het Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR-contour zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
Bevi
In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor het plan. Nieuwvestiging van risicobedrijven is in dit plan niet toegestaan.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich de Elspeterweg (N310), een provinciale weg. Provinciale wegen zijn aangewezen als doorgaande routes voor gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N310 is echter dermate beperkt dat er geen significante EV risico's zijn rond deze weg, zo blijkt uit de beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor wat betreft dit aspect.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het wijzigingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het wijzigingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een wijzigingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
De ontwikkeling betreft het realiseren van een bedrijventerrein. Deze ontwikkeling valt binnen categorie D 11.3 van het Besluit m.e.r., namelijk de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein, maar de drempelwaarden van D11.3, een bedrijventerrein van 75 ha of groter, zal niet worden overschreden. Wel geldt een vergewisplicht. Het bevoegd gezag moet zich ervan vergewissen dat de activiteit daadwerkelijk geen aanzienlijke milieugevolgen kan hebben. In deze toelichting van dit bestemmingsplan wordt op de verschillende milieuaspecten ingegaan in de voorgaande paragrafen. Hieruit blijkt dat op basis van de beschikbare gegevens en de kenmerken van de voorgenomen activiteiten op de voorgestelde locatie geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de beschouwde milieuthema's worden verwacht. Het doorlopen van een m.e.r.-(beoordelings)procedure is om deze reden niet aan de orde.
Grondwater
De gemeente Apeldoorn heeft verschillende peilbuizen in beheer waarin de grondwaterstanden 2-wekelijks worden opgenomen. In de omgeving van het plangebied zijn 2 peilbuizen geraadpleegd. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt op ca.
30 mNAP. Het maaiveldniveau van de Elspeterweg (ten oosten van het plangebied) ligt op ca. 33.60 – 34.00 m + NAP. Op basis hiervan wordt verwacht dat de grondwaterstanden geen belemmering vormen voor de geplande bouwactiviteiten. Ook betekent dit dat infiltratie van hemelwater waarschijnlijk goed mogelijk is, een en ander afhankelijk van de bodemopbouw.
Bovenstaande grondwaterstanden zijn indicatief en afkomstig van peilbuizen gelegen buiten het plangebied. De ontwikkelaar is verantwoordelijk voor het uitvoeren van een gedegen en op de projectlocatie toegespitst geohydrologisch ondezoek.
Eventuele kelders onder grondwaterniveau dienen waterdicht te worden uitgevoerd. Eventuele tijdelijke grondwaterstandsverlagende maatregelen tijdens de bouw dienen afgestemd te worden met de gemeente en de provincie. De provincie is het bevoegd gezag voor het verlenen van onttrekkingsvergunningen in het kader van de Grondwaterwet.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen.
Riolering
In de Elspeterweg is een gemeentelijk hoofdriool aanwezig. De riolering is onderdeel van het gemengde stelsel. De diameters van de bestaande riolering zijn 200 en 300 mm.
De capaciteit van de riolering is voldoende om het toegenomen debiet als gevolg van de lozing van huishoudelijk afvalwater van de nieuwbouw te verwerken. Opgemerkt wordt dat dit alleen geldt als er alleen huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd (toiletten e.d.). Indien zich specifieke bedrijven vestigen welke meer afvalwater aanbieden dan moeten aanvullende maatregelen worden getroffen.
Regenwater
Traditioneel wordt in het bestaand stedelijk gebied het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak afgevoerd naar het gemengd gemeentelijk rioolstelsel. Vervolgens wordt het gezamenlijk met het (huishoudelijk) afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinrichting getransporteerd. Sinds de introductie van het vernieuwde waterbeleid hanteert de gemeente Apeldoorn bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er geen hemelwater op de bestaande gemengde riolering mag worden aangesloten. Voor dit project worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen (zoals parkeerplaatsen) en straten wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltatiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltatievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
Voor hemelwater afkomstig van afvoerende verharde oppervlakken dient een hemelwatervoorziening met een berging ter grootte van minimaal 36 mm per afvoerende m2 verharding aangelegd te worden. De in de planopzet opgenomen wadi's hebben niet voldoende capaciteit om al het afstromend hemelwater op te vangen. Daarom is een combinatie van maatregelen nodig. Het ligt voor de hand dat er wordt gekozen voor waterdoorlatende verhardingen om wateroverlast tegen te gaan en om aan de norm te voldoen.
Indien er grotere buien vallen kan de infiltratie- of bergingsvoorziening overlopen naar gemeentelijk terrein. De uiteindelijke keuzes hierin dienen met de Gemeente Apeldoorn afgestemd te worden.
Voor de nieuwbouw mag géén gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen die het hemelwater kunnen verontreinigen (DAF-prestaties). Voorbeelden zijn zink en koper.
Notitie waterberging
Naar aanleiding van de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan die ingaan op het aspect waterhuishouding is een plan voor de waterhuishouding nader uitgewerkt. De resultaten hiervan zijn opgenomen in een notitie waterberging dat is opgenomen als Bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting.
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.
Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
Gebiedsbescherming
Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelzone (voormalige Ecologische Hoofdstructuur). Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd. Dit is niet het geval. Het plangebied ligt buiten Natura-2000 gebied en buiten het Gelders Natuur Netwerk en niet in een Groene Ontwikkelingszone.
Bos- en natuurcompensatie
Bos en natuur worden ook beschermd door de Boswet. Met het plan wordt er geen bestemming 'Bos' of 'Natuur' aangetast en dus gelden er geen compensatieregels.
Econsultancy heeft een quickscan Flora en Fauna opgesteld die is opgenomen als Bijlage 12 van de Bijlagen bij de toelichting. De quickscan heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora - en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd, of deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel die is opgenomen in de rapportage van Econsultancy. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Natura 2000
De onderzoekslocatie ligt binnen de invloedsfeer van het Natura-2000 gebied de Veluwe. Indien er een effect te verwachten valt dan zal dit een extern effect zijn. Vastgesteld zal moeten worden of er op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen, significante gevolgen kan hebben voor de aangewezen gebieden. Significante gevolgen bij Natura 2000-gebieden zijn gevolgen die in strijd zijn met de instandhoudingsdoelen van het gebied.
Voor een dergelijk onderzoek kan in eerste instantie worden volstaan met een zogenaamde "voortoets". In 2010 is er door Regelink Ecologisch Onderzoek reeds een voortoets opgesteld, de rapportage is opgenomen als Bijlage 11 van de Bijlagen bij de. Hier in is het volgende geconcludeerd:
Op grond van de toetsing wordt geconcludeerd dat aanleg, gebruik en onderhoud van het geplande bedrijventerrein geen negatief effect zullen hebben op de habitattypen, habitatsoorten en vogelsoorten waarvoor het Natura 2000-gebied Veluwe aangewezen is. Gezien de ligging en de schaal van het bedrijventerrein en de daarop te verwachten bebouwing (vooral kantoorruimten en loodsen) kan er vanuit worden gegaan dat de bedrijven die zich hier zullen vestigen geen verontreinigingen door middel van luchtverontreiniging en bodemverontreiniging of verdroging door wateronttrekking zullen veroorzaken. En kan er ook vanuit gegaan worden dat de verkeersaantrekkende werking niet zo groot is dat er significante negatieve gevolgen op zullen treden door uitstoot van emissies.
Om invloeden maximaal uit te sluiten wordt bovendien als randvoorwaarde bepaald dat te vestigen bedrijven:
- Geen grondwater aan het gebied onttrekken;
- Geen luchtverontreiniging veroorzaken door emissie van bijvoorbeeld stikstof- of fosfaathoudende stoffen;
- Geen verontreiniging van oppervlaktewater veroorzaken.
In vervolg op deze voortoets is aan Langelaar milieuadvies gevraagd inzicht te geven in de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden als gevolg van de verkeersgeneratie van de te realiseren bedrijven. De uitkomsten hiervan zijn vervat in Bijlage 13 van de Bijlagen. Om inzicht te geven is de nieuwe situatie gemodelleerd, de stikstofemissie en de stikstofdepositie berekend en is om inzicht in de stikstofdepositie te verkrijgen de 0,0 mol N/ha/jr-contour weergegeven op kaart. Dit geeft inzicht in de mate van de stikstofdepositie afkomstig van de plannen, in relatie tot de omliggende Natura 2000-gebieden in de omgeving.
De conclusie uit de rapportage is dat gelet op stikstofdepositie afkomstig van de bedrijvenstrook er geen sprake is van een plan dat voor Natura 2000-gebieden, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Op de archeologische beleidskaart 2014 staat voor het plangebied een lage archeologische verwachting aangegeven (categorie 5: Zones met een lage archeologische verwachting). De resultaten uit het bureau- en verkennend booronderzoek (Bijlage 14 van de Bijlagen bij de toelichting) geven geen aanleiding deze archeologische verwachting bij te stellen. Dit betekent dat bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 35 cm een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Het gaat hierbij om allerhande grondwerkzaamheden, dus niet alleen voor sloop- en bouwwerkzaamheden. Als deze werkzaamheden tezamen leiden tot een bodemverstoring over een groter oppervlak dan 2.500 m2 en dieper dan 35 cm dan is een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk.
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorischewaarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
- Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quickscan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
Het plangebied is op de cultuurhistorische beleidskaart aangemerkt als een gebied met een lage attentiewaarde. Uit nadere beschouwing blijkt dat het plangebied en de daarbinnen gelegen objecten een geringe cultuurhistorische waarde hebben. De locatie maakt deel uit van een agrarisch gebied dat in de eerste kwart van de twintigste eeuw is ontgonnen. Met de voorgestelde ontwikkeling komen geen cultuurhistorische objecten en/of waarden in het geding. Nader onderzoek danwel een nadere regeling in het bestemmingsplan is op basis hiervan niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan betreft een particulier initiatief. De locatie is in bezit van de initiatiefnemer en uit Bijlage 6 Behoefteraming Quadraat blijkt dat er in de omgeving voldoende behoefte is aan bedrijfskavels met de locatiekenmerken zoals omschreven in hoofdstuk 4. Daarnaast zijn er begin 2015 enkele concreet gegadigden bij de initiatiefnemer in beeld gekomen voor het afnemen van enkele kavels en is initiatiefnemer van plan om zijn kantoor te vestigen op de kavel direct aan de Elspeterweg.
Door de initiatiefnemer is een exploitatieopzet aangeleverd met daarin een overzicht van de zich voordoende kosten en opbrengsten bij de voorbereiding en het in exploitatie nemen van het bedrijventerrein. Hieronder is van de exploitatieopzet een samenvatting gegeven. De opzet is beoordeeld en de conclusie daarvan is dat het een reëel beeld geeft van de kosten en opbrengsten en de gehanteerde uitgangspunten voldoende reëel zijn. Gelet hierop en gelet op de aangetoonde behoefte aan bedrijfskavels kan worden gesteld dat de financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in het geding is.
Omschrijving | Bedrag |
Plankosten | € 042.500 |
Ruimtelijke procedure | € 024.500 |
Kostenverhaal gemeente | € 106.214 |
Verwervingskosten | € 084.230 |
Sloop en sanering | € 010.900 |
Voorbereiding en uitvoering Infra | € 244.700 |
Verkoopkosten | € 011.000 |
Subtotaal | € 524.044 |
Onvoorzien 10% | € 052.404 |
Totaal | € 576.448 |
BTW 21% | € 121.054 |
Totaal generaal kosten | € 697.502 |
Totaal opbrengsten | € 731.000 |
Restant (opbrengsten - kosten) | € 033.498 |
Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst over grondexploitatie als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening gesloten. Hierin is geregeld dat de de kosten die de gemeente maakt ter uitvoering van het initiatief voor rekening komen van de initiatiefnemer. Naast het kostenverhaal zijn in deze overeenkomst afspraken vastgelegd over zaken als een eventuele overdracht van toekomstig openbaar gebied aan de gemeente, de aanleg en het beheer van de groenstroken en locatie-eisen t.a.v. het bouw- en woonrijp maken van het plangebied. Alle met dit wijzigingsplan samenhangende kosten komen dus ten laste van de initiatiefnemer. Dit wijzigingsplan heeft derhalve geen financiële gevolgen voor de gemeente.
Het betreft een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Met het afsluiten van een anterieure overeenkomst voor vaststelling zijn de te verhalen kosten echter anderszins verzekerd. Het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13 lid 1 Wro is niet noodzakelijk en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13 lid 2 is eveneens niet noodzakelijk. Hierdoor is er geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit wijzigingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
Wijzigingsplan Agrarische Enclave wijziging 3 is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Bedrijventerrein
Op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 t/m 3.2. Dit voor zover voorkomend op de bij de toelichting opgenomen Lijst van bedrijfstypen. Door middel van aanduidingen is aangegeven welke milieucategorieën op welke plek zijn toegestaan. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten. Daarnaast zijn ontsluitingen in de vorm van paden, wegen alsmede groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen toegestaan.
Het bedrijventerrein mag slechts als zodanig in gebruik worden genomen wanneer voorzien is in de landschappelijke inpassing van het terrein. Om dit te borgen is door middel van een specifieke gebruiksregel (artikel 3.5.4) het gebruik als bedrijventerrein niet toegestaan wanneer niet in de landschappelijke inpassing wordt voorzien zoals is weergegeven in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing.
Mogelijk wordt op termijn gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in bestemmingsplan Agrarische Enclave om op de gronden direct ten noorden van het plangebied eveneens bedrijfskavels te realiseren. Om de ontsluiting van deze kavels in de toekomst ook via de ontsluitingsweg van onderhavig plangebied te laten lopen, is een afwijkingsbevoegdheid in Artikel 3 (sublid 3.6.3) opgenomen om maximaal twee ontsluitingswegen toe te staan met een maximale breedte van 8 meter waarbij geldt dat toepassing alleen mogelijk is voor zover de in het wijzigingsplan beoogde landschappelijke inpassing niet onevenredig wordt aangetast.
Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, net als detailhandel in de vorm van postorderactiviteiten en/of verkoop via internet en detailhandel in auto’s, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
Door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. Bij de toetsing kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het afwijken is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.
Het maximale oppervlak per bedrijfskavel is middels een specifieke gebruiksregel gemaximeerd op 3.500 m2. De gedachte hierachter is dat bedrijven met een grotere ruimtevraag moeten uitwijken naar een regionaal bedrijventerrein. Het bedrijventerrein is namelijk specifiek bedoeld voor lokale bedrijven uit de Agrarische Enclave. Dit ook in aansluiting op hetgeen in de provinciale omgevingsverordening ten aanzien van het verschil tussen lokale en regionale bedrijventerreinen is gesteld.
Overtreding van dit verbod wordt aangemerkt als een strafbaar feit. De reden hiervoor is dat het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen voor deze gebruiksregel en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
Aanduiding kantoor
Binnen de bestemming bedrijventerrein is voor de kavel langs de Elspeterweg de aanduiding 'Kantoor' opgenomen. Op deze kavel zijn daarmee kantoren, zakelijke dienstverlening, congres- en vergaderruimten, nutsvoorzieningen, tuinen en erven toegestaan, inclusief bouwwerken en parkeervoorzieningen.
Aanduiding bedrijfswoning
Daar waar een bedrijfswoning is toegestaan is dat met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Dit betreft voor het plangebied uitsluitend de bestaande woning Elspeterweg 67. Voor het overige is binnen het plangebied geen bedrijfswoning toegestaan.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de bedrijfswoning en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen.
Binnen de bestemming Bedrijventerrein is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Het is dan ook overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis. Voor alle duidelijkheid is in deze bestemming wel vastgelegd dat het uitoefenen van een beroep aan huis is toegestaan.
Voor alle duidelijkheid is aangegeven dat beroepsuitoefening aan huis is toegestaan. Aangezien het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel is toegelaten, is het overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis of een oppervlaktebeperking voor beroepsuitoefening aan huis op te nemen.
Groen en Groen - Landschapselement
Het structurerende groen in het plangebied is ondergebracht in twee bestemmingen. Hiermee wordt de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein geborgd. Het betreft de bestemming Groen en Groen - Landschapselement. Langs de noordgrens komt een groenstrook van ca. 3 meter vanaf de kavelgrens. Aan de westzijde komt een strook van ca. 11 meter waarin tevens de waterberging (wadi) voor de opvang van hemelwater wordt opgenomen. Dit betreft de bestemming Groen - Landschapselement. Langs de Elspeterweg wordt de strook tot de rooilijn eveneens als groenstrook met waterberging ingepast. Dit heeft de bestemming Groen gekregen.
Beide bestemmingen zijn bedoeld voor groenvoorzieningen en voorzieningen voor de waterhuishouding. Het verschil tussen de bestemmingen is dat de bestemming Groen - Landschapselement ook bedoeld is voor instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle landschapselementen. Om hier invulling aan te geven is binnen deze bestemming een voorwaardelijke verplichting opgenomen die de aanleg en instandhouding van de beplanting zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan verplicht. Wanneer niet aan de voorwaardelijke verplichting wordt voldaan, is het gebruik van de gronden binnen de bestemming bedrijventerrein als zodanig niet toegestaan. Hiertegen kan handhavend worden opgetreden. Tevens is binnen de bestemming Groen - Landschapselement het gebruik als verblijfsgebied toegestaan. Dit om toepassing te kunnen geven aan de afwijkingsbevoegdheid van artikel 3 om in de toekomst de ontsluiting van mogelijke bedrijfskavels direct ten noorden van het plangebied mogelijk te maken, dit zoals hiervoor omschreven bij de toelichting op de bestemming bedrijventerrein.
Daarnaast is het verschil tussen deze bestemmingen dat binnen de bestemming Groen ook de uitrit van de bedrijfswoning Elspeterweg 67 is toegestaan. Binnen de bestemming Groen - Landschapselement is geen ontsluitingsweg toegestaan.
Binnen beide bestemmingen zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten met een maximale bouwhoogte van 1 meter. Deze bouwwerken moeten dan uiteraard wel ten dienste staan van het gebruik dat binnen de bestemmingen zijn toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan het gedeelte van het plangebied dat een verblijfsfunctie heeft. Dit betreft de ontslutingsweg van het bedrijventerrein met een aansluiting op de Elspeterweg. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Hierbij wordt in voorkomend geval verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit wijzigingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit wijzigingsplan.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 8 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 3 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. In het laatste onderdeel van dit lid is bepaald dat het oprichten van reclame-uitingen en verwijzingsborden op gronden met de bestemmingen Groen - Landschapselement niet is toegestaan.
In artikel 9 staan de algemene gebruiksregels. In lid 9.1.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 9.1.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In artikel 13 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het wijzigingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 14 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het wijzigingsplan.
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft geen voorontwerp van dit wijzigingsplan ter inzage gelegen met de mogelijkheid een reactie te geven. Wel is door de initiatiefnemer op 8 december 2014 een informatiebijeenkomst georganiseerd voor gebruikers en bewoners van omliggende percelen.
Op diverse momenten heeft er overleg plaatsgevonden met de provincie Gelderland ten aanzien van de planvorming. Aangezien het plan als een bestaand recht wordt aangemerkt binnen het kader van de Omgevingsverordening Gelderland is echter geen formele overlegreactie ex artikel 3.1.1. Bro gevraagd aan de provincie Gelderland.
In 2008 heeft er al overleg plaatsgevonden met de provincie over de ontwikkeling van een bedrijventerrein op deze locatie. Daarbij heeft de provincie specifieke aandacht gevraagd voor de verkeersontsluiting op de Elspeterweg en de invloed van het bedrijventerrein op het nabijgelegen Natura-2000 gebied. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Agrarische Envlave in 2013 is er geen reactie gekomen van de provincie ten aanzien van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid om een bedrijventerrein van 3,8 ha mogelijk te maken.
Bij de uitwerking van de plannen in 2014 heeft er op diverse momenten afstemming met de provincie plaatsgevonden over de ontsluitingsweg van het terrein en de aansluiting hiervan op de Elspeterweg. Hierbij zijn concrete afspraken gemaakt tussen de initiatiefnemer en de provincie (als eigenaar en beheerder van de weg) over het ontwerp van de benodigde wegaanpassing en het kostenverhaal hieromtrent. Daarnaast heeft er in november 2014 afstemming plaatsgevonden met Gedeputeerde Staten van Gelderland over het meenemen van het bedrijventerrein in de actualisatie van het Regionaal Programma Bedrijventerreinen.
Tevens wordt een melding ex artikel 3.8 lid 1 onder b Wro bij de provincie gedaan van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Deze melding wordt ook gedaan voor de afstemming met het waterschap Veluwe. Het voorontwerp van het eerdere bestemmingsplan is in 2008 toegezonden aan het waterschap. Hierop heeft het waterschap gereageerd dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft voor op- of aanmerkingen. Om deze reden is specifiek vooroverleg over dit wijzigingsplan achterwege gelaten.
Het plan wordt niet toegezonden aan de Rijksdiensten aangezien met dit plan geen nationale belangen in het geding zijn.