direct naar inhoud van REGELS
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22d Landgoed De Wellen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.tam0004-ont1

REGELS

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie 'Landgoed de Wellen, Deventerstraat 459 en omgeving in Apeldoorn' en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22d Landgoed De Wellen) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Apeldoorn.
Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening https://www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk '22d van het omgevingsplan van gemeente Apeldoorn. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer 22d gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22d' gelezen worden.

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in artikel 2 daarvan is afgeweken;

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

2.1 TAM-omgevingsplan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22d Landgoed De Wellen met identificatienummer NL.IMRO.0200.tam0004-ont1, zoals opgenomen als hoofdstuk 22d in het omgevingsplan.

2.2 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.3 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.4 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

2.5 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

2.6 achtererfgebied

Achtererfgebied zoals bepaald in artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

2.7 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

2.8 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

2.9 antennedrager

Antennedrager zoals bepaald in artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

2.10 antenne-installatie

Antenne-installatie zoals bepaald in artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

2.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.12 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

2.13 berging

Een bijbehorend bouwwerk geschikt en bestemd voor opslagdoeleinden van huishoudelijke aard behorende bij het wonen.

2.14 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een hoofdgebouw (inclusief bijbehorende bouwwerken) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.15 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan.
2.16 functiegrens

De grens van een functie.

2.17 functievlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.

2.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

2.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

2.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

2.21 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

2.22 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

2.23 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

2.24 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

2.25 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

2.26 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

2.27 gezamenlijk geluid

gezamenlijk geluid als bedoeld in artikel 3.39 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

2.28 huishouden

een zelfstandig(e), dan wel samenwonend, persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid, die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.

2.29 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

2.30 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

2.31 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

2.32 openbaar toegankelijk gebied

Openbaar toegankelijk gebied zoals bepaald in artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

2.33 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

2.34 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

2.35 perceel

De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

2.36 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  • a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of;
  • b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
2.37 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

2.38 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

2.39 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

2.40 voorerfgebied

Voorerfgebied zoals bepaald in artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

2.41 voorkant

De gevel van de hoofdmassa van het hoofdgebouw die het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied, tenzij er een gevellijn aanwezig is. Indien een aanduiding gevellijn aanwezig is, betreft de voorgevel de gevel van de hoofdmassa die het dichtst is gelegen bij deze lijn. Ondergeschikte aan- of uitbouwen aan de voor- of zijgevel worden buiten beschouwing gelaten.

2.42 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

2.43 wonen

permanente huisvesting van één of meerdere personen behorende tot één afzonderlijk huishouden in een woning.

2.44 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

2.45 woonadres

Het adres waar:

  • a. betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • b. waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
2.46 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

2.47 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van thermische zonne-energie.

2.48 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 3 Meet - en rekenbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als volgt gemeten:

3.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per perceel gemeten.

3.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

3.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

3.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

3.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Artikel 4 Toepassingsbereikbepaling

4.1 Toepassingsbereik

De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid van dit artikel.

4.2 Relatie met hoofdstuk 22

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit TAM-omgevingsplan.

4.3 Geometrische toepassingsbereik

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie behorend bij dit TAM- omgevingsplan, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.tam0004- zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Hoofdstuk 2 FUNCTIES EN ACTIVITEITEN

Artikel 5 Cultuur en ontspanning

5.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Cultuur en ontspanning.

5.2 Functieomschrijving

Een als Cultuur en Ontspanning aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  • a. musea;
  • b. ateliers.
5.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 5.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. voorzieningen voor de waterhuishouding.
5.4 Specifieke functieregels
5.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

Gebruik van het niet bebouwde voorerfgebied als opslagterrein is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

Artikel 6 Groen

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Groen.

6.2 Functieomschrijving

Een als Groen aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  • a. openbaar groen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. hondenuitlaatplaatsen.
6.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 6.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding.

Artikel 7 Horeca

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Horeca.

7.2 Functieomschrijving

Een als Horeca angewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functie:

7.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 7.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. terrassen;
  • b. ontsluitingswegen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor de waterhuishouding.
7.4 Specifieke functieregels
7.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

Gebruik van het niet bebouwde voorerfgebied als opslagterrein is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

Artikel 8 Kantoor

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Kantoor.

8.2 Functieomschrijving

Een als Kantoor aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  • a. kantoren;
8.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 8.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ontsluitingswegen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen voor de waterhuishouding.
8.4 Specifieke functieregels
8.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

Gebruik van het niet bebouwde voorerfgebied als opslagterrein is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Maatschappelijk.

9.2 Functieomschrijving

Een als Maatschappelijk aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst;
9.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 9.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ontsluitingswegen;
  • c. parkeervoorzieningen.
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. tuininrichting en/of erfinrichting;
  • f. voorzieningen voor de waterhuishouding;

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Verkeer - Verblijfsgebied.

10.2 Functieomschrijving

Een als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

10.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 10.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding.

Artikel 11 Water

11.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Water.

11.2 Functieomschrijving

Een als Water aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  • a. water;
  • b. vijvers en sloten ten behoeve van waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
  • c. water- en oeverrecreatie
11.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 11.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, oeverbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.

Artikel 12 Wonen

12.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Wonen.

12.2 Functieomschrijving

Een als Wonen aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  • a. wonen, waaronder begeleid wonen;
  • b. beroepsuitoefening aan huis, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de specifieke functieregels zoals opgenomen in artikel 12.4:
  • c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de specifieke functieregels, zoals opgenomen in artikel 12.4.
12.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 12.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. tuininrichting en/of erfinrichting;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. parkeervoorzieningen.
12.4 Specifieke functieregels
12.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin of erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt; gebruik van de niet bebouwde grond ten behoeve van bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

12.4.2 Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van gebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, met een gezamenlijk maximum van 50m² per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen ernstig nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen ernstig nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij dit hoofdstuk behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis, dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

Artikel 13 Woongebied

13.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Woongebied.

13.2 Functieomschrijving

Een als woongebied aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  • a. wonen, waaronder begeleid wonen;
  • b. beroepsuitoefening aan huis, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de specifieke functieregels zoals opgenomen in artikel 13.4:
  • c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de specifieke functieregels, zoals opgenomen in artikel 13.4.
13.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 13.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. tuininrichting en/of erfinrichting;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. parkeervoorzieningen.
13.4 Specifieke functieregels
13.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin of erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt; gebruik van de niet bebouwde grond ten behoeve van bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

13.4.2 Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van gebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, met een gezamenlijk maximum van 50m² per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen ernstig nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen ernstig nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij dit hoofdstuk behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis, dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

Artikel 14 Waarde - Gezamenlijk geluid

14.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - gezamenlijk geluid.

14.2 Functieomschrijving

Een als Waarde - gezamenlijk geluid aangewezen locatie heeft de functie om, gebruikmakend van 5.78ad Bkl respectievelijk artikel 8.0b joo artikel 5.78ad Bkl, het gezamenlijk geluid op de gevel ingevolge de Omgevingswet vast te leggen op die locatie om daarmee de binnenwaarde van een geluidgevoelig gebouw te borgen.

14.3 Vast te leggen waardes

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.tam0004-ont1_0023.png"

De hieronder aangegeven waardes zijn voor de hieronder genoemde cluster vastgelegd:

Cluster   Vastgelegd gezamenlijk geluid in dB (Lden)  
A   57  
B   57  
C   50  
D   57  
E   57  
F   57  
G   57  
H   57  
I   57  
J   57  
K   57  
L   57  
M   50  
N   50  
O   57  
P   57  
Villa   57  

Artikel 15 Waarde - Bijzondere boom

15.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - Bijzondere boom.

15.2 Functieomschrijving

Een als Waarde - Bijzondere boom aangewezen locatie heeft als doel het behoud en bescherming van de bijzondere bomen.

15.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
15.3.1 bouwen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsverguning binnen een afstand van 10 meter uit het hart van een bijzondere boom:

  • a. bebouwing te realiseren.
15.3.2 uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning binnen een afstand van 5 meter uit het hart van een bijzondere boom:

  • a. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;
  • b. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
  • c. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;
  • d. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  • e. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.
15.4 Uitzonderingen vergunningplichtige gevallen

Het onder artikel 15.3.2 opgenomen verbod geldt niet voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan;
15.5 Beoordelingsregels
  • a. De omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld onder artikel 15.3.1 wordt slechts verleend indien door het bouwen van bebouwing dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de bijzondere boom niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
  • b. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld onder artikel 15.3.2 wordt slechts verleend indien door het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de bijzondere boom niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
15.6 Bijzondere aanvraagvereisten
  • a. In aanvulling op de aanvraagvereisten uit artikel 22.35 van het omgevingsplan, dient de aanvrager een boomeffectanalyse te overleggen, waarin het behoud van de bijzondere boom waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. In afwijking van het onder a genoemde is het overleggen van een boomeffectanalyse niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd het behoud van de betreffende bijzondere boom op voorhand voldoende is vastgesteld.

Artikel 16 Waarde - Karakteristiek

16.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - Karakteristiek.

16.2 Functieomschrijving

Een als Waarde - Karakteristiek aangewezen locatie heeft de functie van behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden.

16.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd verleende omgevingsvergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het slopen van (delen van) karakteristieke bebouwing.
16.4 Uitzonderingen vergunningplichtige gevallen

Het verbod, zoals opgenomen in artikel 16.3, geldt niet:

  • a. als de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden worden uitgevoerd als dit het gevolg is van aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. als er eerder een omgevingsvergunning is afgegeven voor het slopen van bebouwing;
  • c. als het slopen van (delen van) bebouwing in redelijkheid kan worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is;
  • d. als de bebouwing als aangewezen als een rijksmonument op grond van de Erfgoedwet respectievelijk op grond van de Monumentenverordening is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument;
  • e. als (delen van) de bebouwing niet cultuurhistorisch waardevol is.
16.5 Beoordelingsregels
  • a. De onder 16.3 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend wanneer uit een nadere onderbouwing van de aanvraag blijkt dat handhaving van de bebouwing redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat het overleggen van een deskundigenrapport niet nodig is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist.
16.6 Bijzondere aanvraagvereisten
  • a. In aanvulling op de algemene wettelijke aanvraagvereisten, dient de aanvrager een rapport te overleggen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie.
  • b. In afwijking van het onder a genoemde is het overleggen van een rapport niet nodig indien met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie afdoende zijn vastgesteld.

Artikel 17 Dientsverlening - Zakelijk

17.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Dienstverlening - Zakelijk.

17.2 Functieomschrijving

Een als Dienstverlening - Zakelijk aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  • a. zakelijke dienstverlening
17.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 17.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. ontsluitingswegen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen voor de waterhuishouding.
17.4 Specifieke functieregels
17.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

Gebruik van het niet bebouwde voorerfgebied als opslagterrein is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

Artikel 18 Hoofdgebouw bouwen

18.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel hebben betrekking op het bouwen van een hoofdgebouw.

18.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwen - algemeen

De omgevingsvergunning voor het bouwen van het hoofdgebouw wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het aangevraagde hoofdgebouw is gelegen binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte niet hoger is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte;
  • c. de goothoogte niet hoger is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte;
  • d. het bebouwd oppervlak in totaal niet groter is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwd oppervlak;
  • e. voor zover sprake is van een ondergrondse bouwlaag onder het hoofdgebouw: deze niet dieper is dan 3,50 meter en het gebruik daarvan past binnen de toegestane functie;
  • f. als het te bouwen hoofdgebouw tevens is gelegen binnen het werkingsgebied van artikel 14 Waarde - Gezamenlijk geluid, er minimaal één verblijfsruimte is gesitueerd aan een geluidsluwe gevel van het te bouwen hoofdgebouw.
  • g. er wordt voldaan aan de locatiespecifieke voorwaarden die worden gesteld aan het bouwen van een hoofdgebouw, zoals opgenomen in de artikelen 18.3 en 18.4.
  • h. er wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in artikel 28.
  • i. er wordt voldaan aan de algemene bouwregels, zoals opgenomen in artikel 29.
18.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwen - functie Wonen

De omgevingsvergunning voor het bouwen van het hoofdgebouw op een locatie die is aangewezen als Wonen wordt alleen verleend als tevens aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het maximum aantal woningen niet meer is dan de waarde ter plaatse van de aanduiding maximum aantal woningen;
18.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwen - functie Woongebied

De omgevingsvergunning voor het bouwen van het hoofdgebouw op een locatie die is aangewezen als Woongebied wordt alleen verleend als tevens aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het maximum aantal woningen niet meer is dan de waarde ter plaatse van de aanduiding maximum aantal woningen;
  • b. de afstand tussen zijgevels van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 5 meter;
18.5 Bijzondere aanvraagvereisten - functie Woongebied

In aanvulling op de aanvraagvereisten uit artikel 22.35 van het omgevingsplan, dient de aanvrager een situatietekening te overleggen, met daarop aangegeven voor het betreffende werkingsgebied het bestaande, vergunde bebouwd oppervlak aan hoofdgebouwen, inclusief maatvoering, en het nieuw op te richten bebouwd oppervlak aan hoofdgebouwen.

Artikel 19 Bijbehorend bouwwerk bouwen - uitbreiden hoofdgebouw

19.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel hebben betrekking op het bouwen van een bijbehorend bouwwerk - uitbreiden hoofdgebouw.

19.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwen

De omgevingsvergunning voor het uitbreiden van het hoofdgebouw wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de aangevraagde uitbreiding van het hoofdgebouw is gelegen binnen het bouwvlak, achter de voorkant van het bestaande hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte niet hoger is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte;
  • c. de goothoogte niet hoger is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte;
  • d. voor zover sprake is van een ondergrondse bouwlaag onder het hoofdgebouw: deze niet dieper is dan 3,50 meter en het gebruik daarvan past binnen de toegestane functie.
  • e. als het uit te breiden hoofdgebouw tevens is gelegen binnen het werkingsgebied van artikel 14 Waarde - Gezamenlijk geluid, er minimaal één verblijfsruimte is gesitueerd aan een geluidsluwe zijde van het te uit te breiden hoofdgebouw.
  • f. er wordt voldaan aan de locatiespecifieke voorwaarden die worden gesteld aan het bouwen van een hoofdgebouw, zoals opgenomen in artikel 19.3.
  • g. er wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in artikel 28.
  • h. er wordt voldaan aan de algemene bouwregels, zoals opgenomen in artikel 29.
19.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwen - functie Woongebied

De omgevingsvergunning voor het uitbreiden van het hoofdgebouw op een locatie die is aangewezen als Woongebied alleen verleend als tevens aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bebouwd oppervlak in totaal niet groter is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwd oppervlak;
  • b. de afstand tussen zijgevels van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 5 meter;
19.4 Bijzondere aanvraagvereisten - functie Woongebied

In aanvulling op de aanvraagvereisten uit artikel 22.35 van het omgevingsplan, dient de aanvrager een situatietekening te overleggen, met daarop aangegeven voor het betreffende werkingsgebied het bestaande, vergunde bebouwd oppervlak aan hoofdgebouwen, inclusief maatvoering, en het nieuw op te richten bebouwd oppervlak aan hoofdgebouwen.

Artikel 20 Bijbehorend bouwwerk bouwen - bergingen

20.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als overige zone - bergingen.

20.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bijbehorend bouwwerk - bergingen

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk - bergingen wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte niet hoger is dan 3 meter, tenzij de berging wordt geïntegreerd in een parkeergebouw, als benoemd in artikel 21, dan geldt de bouwhoogte als genoemd in artikel 21.2 onder a;
  • b. de goothoogte niet hoger is dan 3 meter, tenzij de berging wordt geïntegreerd in een parkeergebouw, als benoemd in artikel 21, dan geldt de goothoogte als genoemd in artikel 21.2 onder b;
  • c. de totale oppervlakte niet meer dan 125 m² bedraagt;
  • d. er wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in artikel 28.
  • e. er wordt voldaan aan de algemene bouwregels, zoals opgenomen in artikel 29.

Artikel 21 Bijbehorend bouwwerk bouwen - parkeergebouw

21.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als overige zone - parkeergebouw.

21.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning - parkeergebouw

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk - parkeergebouw wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte niet hoger is dan 7 meter;
  • b. de goothoogte niet hoger is dan 3,5 meter;
  • a. de oppervlakte van het parkeergebouw niet groter is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum oppervlakte;
  • b. er wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in artikel 28.
  • c. er wordt voldaan aan de algemene bouwregels, zoals opgenomen in artikel 29.

Artikel 22 Bouwwerk, geen gebouw zijnde bouwen

22.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel hebben betrekking op het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

22.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwwerk, geen gebouw zijnde - functie Groen

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde op een locatie die is aangewezen als Groen wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte van speel- en klimtoestellen niet hoger is dan 6 meter en hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd en dit voor omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
  • b. de bouwhoogte van afrasting van hondenuitlaatplaatsen niet hoger is dan 1,20 meter en hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd.
  • c. er wordt voldaan aan de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 29.
22.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwwerk, geen gebouw zijnde - functie Water

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde op een locatie die is aangewezen als Water wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen bouwwerk zijnde, niet meer bedraagt 2,5 meter;
  • b. de bepaling zoals bedoeld onder a geldt niet voor bruggen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.

Artikel 25 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning te bouwen:

  • 1. een hoofdgebouw;
  • 2. een bijbehorend bouwwerk; en
  • 3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

als niet wordt voldaan aan de algemene regels, bedoeld in artikel 22.27 en 22.36 van het omgevingsplan.

Artikel 26 Voorwaardelijke verplichting - Archeologie

26.1 Verbodsbepaling

Het is verboden om bodemingrepen plaats te laten vinden in de oranje omlijnde gebieden waarin de proefsleuven zijn aangegeven, zoals weergegeven in bijlage 3 (puttenplan) van het Programma van Eisen.

26.2 Uitzondering verbodsbepaling

Het verbod, zoals opgenomen in artikel 26.1 geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. bodemingrepen mogen plaatsvinden in de gebieden, zoals aangegeven in bijlage 3 (puttenplan) van het Programma van Eisen, nadat er inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven heeft plaatsgevonden en de resultaten van dat inventariserend veldonderzoek in een rapport zijn vastgelegd en waarin de archeologische waarden van de gronden naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld en een selectiebesluit is genomen;
  • c. in aanvulling op hetgeen onder b geldt dat indien uit het proefsleuvenonderzoek naar voren komt dat sprake is van een behoudenswaardige vindplaats, dient deze vindplaats in situ dan wel ex situ behouden te blijven. Indien in situ behoud niet mogelijk is, dient de vindplaats opgegraven te worden (behoud ex situ). De archeologische onderzoeksverplichting omvat het laten uitvoeren van het veldwerk, het opstellen van de rapportage en de benodigde analyses om dat te kunnen doen, tot en met het conserveren en deponeren van vondsten en documentatie bij het Archeologisch Depot Gelderland. Dit geldt voor zowel het archeologisch proefsleuvenonderzoek als voor de eventueel daaruit voortvloeiende opgraving. Voor zowel het proefsleuvenonderzoek als de eventueel benodigde opgraving dient, voorafgaand aan uitvoering van het onderzoek, een door bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen opgesteld te worden.

Artikel 27 Parkeervoorzieningen

27.1 gebruik

Er is sprake van strijdig gebruik ten aanzien van het gebruik van gronden of bouwwerken, indien niet in voldoende mate ruimte aanwezig is voor het parkeren van auto's en fietsen en het laden en lossen van goederen. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren 2024' zoals vastgesteld op 13 juni 2024, die is opgenomen in bijlage 30 van de Bijlagen.

27.2 bouwen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte aanwezig is voor het parkeren van auto's en fietsen en het laden en lossen van goederen. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren 2024' zoals vastgesteld op 13 juni 2024, die is opgenomen in bijlage 30 van de Bijlagen, dan wel haar rechtsopvolger.

Artikel 28 Beeldkwaliteit

28.1 bouwen

In aanvulling op artikel 22.29 van het omgevingsplan geldt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk of ander gebouw slechts wordt verleend indien wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de gestelde beeldkwaliteitseisen aan bouwwerken, zoals beschreven in 'Beeldkwaliteitsplan Landgoed de Wellen' d.d. 04-10-2024, opgenomen in bijlage 31 van de Bijlagen.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Algemene regels

Voor bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de functie;
  • b. daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, is overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter bedraagt;
  • d. Daar waar in dit TAM-omgevingsplan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat indien het gebouwen betreft de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft, de oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
29.2 Afdekking van gebouwen
29.2.1 Afdekbepaling

Gebouwen waarvoor een aangegeven waarde voor maximum goothoogte en maximum bouwhoogte geldt, worden vanaf de aangegeven goothoogte afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer bedraagt dan 60 graden, tenzij de maximum goothoogte en bouwhoogte gelijk zijn, met dien verstande dat:

  • a. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60 graden en de voorgeschreven maximum goothoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies zijn toegestaan;
  • b. geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 60 gradenlijn door gedeelten van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen schoorstenen en dakkapellen, is toegestaan;
  • c. goten, druiplijnen, boeiborden en daarmee gelijk te stellen constructiedelen die boven de aangegeven goothoogte liggen, maar die zijn gelegen binnen de (denkbeeldige) dakvlakken als bedoeld onder a, zijn toegestaan.
29.2.2 Aanwezige afwijkende afdekking

Voor zover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan niet voldoet aan de onder 29.2.1 voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

Artikel 30 Maatwerkvoorschriften bouwwerk, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften opnemen voor de situering en de omvang van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. het in het TAM-omgevingsplan beoogde straatbeeld, zoals weergegeven in bijlage 31;
  • c. de bescherming van het openbaar groen.

Artikel 31 Vergunningplicht voor afwijken

31.1 Afwijkingsbepaling afdekbepaling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels gesteld in artikel 29.2, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de afwijking doet geen onevenredige afbreuk aan de stedenbouwkundige en/of landschappelijke kwaliteit, zoals door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd.
31.2 Afwijkingsbepaling diverse bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. het bouwwerk kan in redelijkheid niet worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing;
  • b. indien het gebouwen betreft, is de inhoud maximaal 60m³ en de goothoogte maximaal 3 meter, van deze maximale inhoud zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen;
  • c. in het bouwwerken geen gebouwen betreft, is de oppervlakte maximaal 10m² en de bouwhoogte maximaal 4 meter, van deze maximale bouwhoogte zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen en van deze maximale oppervlakte zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
31.3 Afwijkingsbepaling situering hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten behoeve van het verkleinen van afstand tussen zijgevels van hoofdgebouwen binnen de functie Woongebied tot ten minste 2 meter, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd, wordt niet onevenredig aangetast;
  • b. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
31.4 Afwijkingsbepaling situering vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten hoeve van de situering van vrijstaande bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied binnen de functie Woongebied, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd, wordt niet onevenredig aangetast;
  • b. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
31.5 Afwijkingsbepaling antenne-installaties

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten behoeve van de bouwhoogte van antenne-installaties, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de bouwhoogte is maximaal 40 meter;
  • b. de aangevraagde bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik.
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd, wordt niet onevenredig aangetast;
  • d. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
31.6 Afwijkingsbepaling uitmeting terrein

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten behoeve van de functiegrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. afwijking is noodzakelijk ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
31.7 Afwijkingsbepaling doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. afwijken is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing;
  • b. de afwijking bedraagt maximaal 10 meter ten opzichte van hetgeen is aangegeven in het TAM-omgevingsplan;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • d. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
31.8 Afwijkingsbepaling 10%

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten behoeve van het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten, met uitzondering van het bebouwd oppervlak, en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de afwijkingen bedragen maximaal 10% van de in het TAM-omgevingsplan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit, zoals beschreven in bijlage 31, die met het TAM-omgevingsplan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
31.9 Afwijkingsbepaling jeugd-ontmoetingsplaatsen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten behoeve van het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplekken, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 20m² en de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter.
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.

 

Hoofdstuk 4 ALGEMENE PROCEDUREREGELS

Artikel 32 Maatwerkvoorschriften

Een beslissing omtrent het stellen van maatwerkvoorschriften, zoals opgenomen in artikel 30 wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden, als bedoeld in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van maatwerkvoorschriften en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen maatwerkvoorschriften bij burgemeester en wethouders in te dienen.