direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Laan van Spitsbergen 89
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.ov1021-vas1

Ruimtelijke onderbouwing

behorende bij de Laan van Spitsbergen 89 op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 30 Wabo

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Inleiding

Er is op 24 mei 2013 een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen voor het gebruik van het perceel Laan van Spitsbergen voor detailhandel in de vorm van een Welkoop-vestiging (inclusief bijbehorende voorzieningen als parkeerplaatsen en buitenruimte).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1021-vas1_0001.jpg"

Locatie Laan van Spitsbergen 89

Het perceel maakte deel uit van het plangebied van bestemmingsplan Werkgebied Brouwersmolen (vastgesteld door de gemeenteraad op 10 augustus 1978) en heeft daarin de bestemming Werkgebied. Dit bestemmingsplan laat het voorgenomen gebruik niet toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1021-vas1_0002.jpg"

Uitsnede plankaart bestemmingsplan Werkgebied Brouwersmolen

Op 26 juli 2013 is het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen, waar het perceel Laan van Spitsbergen 89 deel van uitmaakt, onherroepelijk geworden. Dit plan is op 30 mei door de gemeenteraad vastgesteld. Voor het perceel Laan van Spitsbergen is de bestemming Bedrijventerrein-1 opgenomen. Dit bestemmingsplan laat het voorgenomen gebruik niet bij recht toe.

Onderdeel van bestemmingsplan Brouwersmolen vormt een wijzigingsbevoegdheid, welke het college van B&W de bevoegdheid geeft onder andere ter plaatse van het perceel Laan van Spitsbergen 89 de bestemming zodanig te wijzigen dat perifere detailhandel wordt toegestaan. Aan de bevoegdheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • 1. geen milieuhygiënische belemmeringen;
  • 2. geen verkeerskundige belemmeringen;
  • 3. voldoende parkeergelegenheid;
  • 4. de vestiging van het betreffende bedrijf op de gekozen plaats brengt geen structurele verstoring van de voorzieningenstructuur met zich mee.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1021-vas1_0003.jpg"

Uitsnede plankaart bestemmingsplan Brouwersmolen

1.2 Wettelijk kader omgevingsvergunning

Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 30 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) kan voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan een omgevingsvergunning worden verleend mits dat gebruik niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Burgemeester en wethouders zijn pas bevoegd deze omgevingsvergunning te verlenen, nadat de gemeenteraad heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. De gemeenteraad mag deze verklaring alleen weigeren in het belang van een goede ruimtelijke ordening. De gemeenteraad heeft op 11 juli 2013 een ontwerp-verklaring van geen bedenkingen afgegeven voor het aan de orde zijnde project. Dit stuk vormt de ruimtelijke onderbouwing van het project.

Hoofdstuk 2 ONTWIKKELINGSPLAN

In dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling toegelicht.

2.1 Bestaande situatie

Het perceel Laan van Spitsbergen 89 maakt deel uit van bedrijventerrein Brouwersmolen. Dit bedrijventerrein, waar naar aard en schaal diverse vormen van bedrijvigheid voorkomt, is gesitueerd in het zuidwestelijke deel van de stad en wordt doorsneden door twee hoofdontsluitingswegen, te weten de Europaweg en de Laan van Spitsbergen (onderdeel Ring van Apeldoorn). Naast reguliere bedrijvigheid is verspreid over het gebied ook enige detailhandel aanwezig. Enige concentratie daarvan bevindt zich in het blok begrensd door de Laan van Spitsbergen-Europaweg- Dijkgraafweg.


Het perceel Laan van Spitsbergen 89 ligt binnen dit blok. Het bestaande pand op het perceel staat momenteel leeg. Het overige deel van het perceel is verhard en biedt ruimte voor parkeren. Op korte termijn wordt het gebouwencomplex waar het pand Laan van Spitsbergen 89 deel van uitmaakt gerenoveerd. Het perceel ligt direct aan en ontsluit op de Laan van Spitsbergen en de Dijkgraafweg.


afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1021-vas1_0004.jpg"

2.2 De ontwikkeling

De aanvraag voor omgevingsvergunning betreft de vestiging van een Welkoopwinkel in het bestaande pand met een oppervlak van circa 1.450 m2 aan de Laan van Spitsbergen 89 (met bijbehorende voorzieningen als parkeerplaatsen en buitenruimte). Onderdeel van de winkel betreft opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. Het betreft overwegend een verandering in het gebruik van het perceel. De bouwwerkzaamheden beperken zich grotendeels tot enige interne aanpassingen in het pand. De strijdigheid van de aanvraag met het bestemmingsplan beperkt zich tot het gebruik in de vorm van een Welkoopwinkel.


De Laan van Spitsbergen 89 maakt deel uit van een cluster welke is aangewezen als vestigingsplaats voor perifere vormen van detailhandel, met name gericht op de lokale markt. De formule en het assortiment van de beoogde Welkoopwinkel past binnen deze beoogde ontwikkeling (zie hoofdstuk 3 voor nadere toelichting).


Het perceel Laan van Spitsbergen 89 is voor zowel consumenten als bevoorrading op een goede wijze bereikbaar, mede vanwege de directe ligging aan de Laan van Spitsbergen en Dijkgraafweg. De bestaande parkeermogelijkheden bieden voldoende capaciteit voor het voorgestane gebruik en passen binnen de gemeentelijke parkeernormen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1021-vas1_0005.jpg"

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER

In dit hoofdstuk wordt het provinciale en gemeentelijke beleidskader behandeld. Aan de orde komt het meest relevant geachte ruimtelijke beleid. Tevens wordt de beoogde vestiging van de Welkoopwinkel getoetst aan het beleidskader.

Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.

De provincie wil wat betreft detailhandel ruimte bieden om veranderingen in vraag en aanbod mogelijk te maken. Dit onder de voorwaarde dat de bestaande voorzieningenstructuur niet duurzaam wordt aangetast. Het doel van het beleid is het behoud van een duurzame en fijnmazige detailhandelsstructuur in Gelderland. De positie van de bestaande winkelgebieden heeft prioriteit. Specifiek voor bovenlokale, perifere, thematische en grootschalige detailhandelsontwikkelingen zijn beleidsuitgangspunten geformuleerd.

Een perifere detailhandelslocatie is een locatie buiten bestaande dan wel bestemde winkelgebieden. Onder detailhandel die op een perifere locatie kan worden toegestaan wordt verstaan detailhandel in volumineuze goederen zoals bijvoorbeeld tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels, en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kan worden gevestigd. Alleen detailhandel is toegestaan die vanwege de specifieke ruimtelijke eisen moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden.

Nieuwe locaties voor detailhandel dienen niet ten koste te gaan van de bestaande detailhandelstructuur. Hieronder wordt zowel de leefbaarheid en de economische vitaliteit van stadscentra en wijken als de beschikbaarheid van een voldoende voorzieningenniveau op voor bewoners van een bepaald gebied aanvaardbare afstand verstaan.

Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek . Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied.

Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op

een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale

verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en

omtrent de daarbij behorende toelichting. Er is in december 2010 door provinciale staten van Gelderland een Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld waarin regels zijn opgenomen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels met een rechstreekse doorwerking naar onder andere gemeenten hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op het streekplan. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is onder andere het volgende geregeld:

In een bestemmingsplan gaan nieuwe locaties voor detailhandel niet ten koste van de bestaande detailhandelsstructuur. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe een nieuwe detailhandelsontwikkeling zich verhoudt tot dit bepaalde.

Op 30 mei 2013 is de gemeentelijke structuurvisie Apeldoorn biedt ruimte vastgesteld. De visie stelt ondermeer het volgende.

Ondanks de schaalvergroting en toenemende mobiliteit van de afgelopen decennia kent Apeldoorn nog steeds een zeer fijnmazige voorzieningenstructuur, zowel in de kern Apeldoorn als in de dorpen. Deze nabijheid van voorzieningen vormt een van de belangrijke kwaliteiten van de Buitenstad. Waar zich ook maar enigszins kansen aandienen, zullen wij inzetten op behoud en versterking ervan.

Sommige voorzieningen zijn te grootschalig om in traditionele centra onder te brengen. Dat geldt bijvoorbeeld voor bouwmarkten en andere vormen van detailhandel met een groot vloeroppervlak. Ook deze voorzieningen zijn van groot belang voor het functioneren van de Buitenstad. Apeldoorn telt veel perifere detailhandel, vaak ook op plekken waar hun toekomstperspectief moeizaam is. Clustering rondom Omnisport en aan de Europaweg biedt kansen, zowel in economisch opzicht als voor verbetering van ruimtelijke kwaliteit.

In 2003 is de gemeentelijke Detailhandelsvisie 'Een boodschap voor iedereen' vastgesteld. Het belangrijkste doel van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument (het verzorgingsniveau) als vanuit de optiek van het bedrijfsleven (het economische functioneren). De visie beoogt daarmee het bepalende beleid te zijn voor de uitwerking van (deel)plannen op wijk- en buurtniveau en voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen. In de nota is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Essentie is dat binnen de mogelijkheden die de gemeentelijke overheid daarvoor heeft, wordt gekozen voor het handhaven en versterken van een fijnmazige structuur van de detailhandel op buurtniveau in plaats van deze op te heffen ofwel opschaling. Dit betekent het behoud van winkelcentra op buurtniveau.

In februari 2010 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn de beleidsnotitie " Perifere en grootschalige detailhandel gemeente Apeldoorn, herijking van beleid" vastgesteld. Op basis van de gewenste detailhandelsstructuur, een verkenning van de marktmogelijkheden (uitbreiding), de mening van de markt en de inschatting van de clusteringsmogelijkheden van bestaande perifere winkels bevat de beleidsnotitie ondermeer de volgende punten:

  • 5. Inzetten op clustering van winkelvoorzieningen voor de verschillende koopmotieven (dagelijks, recreatief, doelgericht, regionaal). Verspreide perifere bewinkeling wordt zoveel mogelijk tegen gegaan (in lijn met detailhandelsvisie 2003).
  • 6. Realisatie van een stevig winkelcluster bij De Voorwaarts met een bovenlokale /regionale verzorgingsfunctie. Met winkels van minimaal 1.500 m2 met een doelgericht karakter (geen dagelijkse en geen recreatieve winkels)
  • 7. Realisatie PDV cluster aan de Europaweg met een stedelijk/stadsdeelverzorgende functie, wat betreft segmentering laag- tot middenkwaliteit, ruimte biedend aan kleinschaliger specialismen, complementair aan het grootschalige doelgericht cluster. Europaweg moet zich richten op de traditionele PDV-branches, waarbij er geen ondergrens wordt gesteld aan de omvang van de winkels, wel aan de branchering.

Perifere detailhandelsvestigingen (PDV) wordt in de notitie omschreven als winkels die vanwege hun aard en omvang over het algemeen niet in de traditionele winkelcentra (binnenstad, buurt- en wijkcentra) gevestigd kunnen worden. Het gaat hierbij vooral over de volumineuze aard van de goederen. De volgende branches vallen in Apeldoorn onder deze categorie: grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, auto's, boten en caravans, bouwmarkten, tuincentra, detailhandel in woninginrichting, meubelen, sanitair en grootschalige fietsenwinkel.

Overeenkomstig de nota 'Perifere en grootschalige detailhandel, herijking van beleid' en de Nota van Uitgangspunten voor bestemmingsplan Brouwersmolen (vastgesteld door de raad op 8 maart 2012) is in het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen een cluster opgenomen waar perifere detailhandelsvestigingen worden toegestaan. Voor het bedrijventerrein Brouwersmolen wordt in het bestemmingsplan uitgegaan van een concentratiegebied voor perifere detailhandel op de gronden tussen de Dijkgraafseweg, Europaweg en Laan van Spitsbergen.

In bestemmingsplan Brouwersmolen is de volgende definitie voor perifere detailhandel opgenomen: detailhandel in: auto's, motoren, boten, caravans en grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, meubels, vloerbedekking, zonwering en woningtextiel, tuincentra en bouwmarkten en artikelen die naar aard en omvang met de hiervoor genoemde gelijkgesteld kunnen worden, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een zodanig grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling en voor de bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, dat ze niet binnen het centrum of de wijkwinkelcentra gevestigd kunnen worden.

De nota 'Perifere en grootschalige detailhandel, herijking van beleid' is met de beleidsnotitie 'Definitie perifere detailhandel' (vastgesteld door de raad op 11 juli 2013) nader geduid. Hierin is beschreven dat agrarisch gerelateerde detailhandel als perifere detailhandel kan worden beschouwd.

Toetsing aan beleidskader

Het perceel Laan van Spitsbergen 89 maakt deel uit van een cluster welke is aangewezen voor de vestiging van perifere detailhandel. De ruimtelijk relevante gronden tot aanwijzing zijn vermeld in onder andere de nota 'Perifere en grootschalige detailhandel, herijking van beleid'.

De formule en het assortiment van een Welkoopwinkel kan als volgt worden omschreven. Van oorsprong is de formule afkomstig uit de agrarische omgeving. Dit is zichtbaar in het assortiment dat agrarische producten bevat (onder andere artikelen voor grootvee, schrikdraad, veiligheidsschoenen). Daarnaast bevat het assortiment van Welkoop artikelen voor de aanleg en onderhoud van tuinen (planten, gereedschap, kleding, speeltoestellen, tuinmeubelen, bestrating, erfafscheiding) en voeding en huisvesting voor huis- en erfdieren.

Volgens de actuele inzichten en beleid (waaronder de beleidsnotitie 'Definitie perifere detailhandel') past een Welkoopwinkel binnen het perifere detailhandelscluster. De omvang en de aard van de gevoerde artikelen vraagt een zodanig grote oppervlakte voor de uitstalling en voor de bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, dat de Welkoopwinkel redelijkerwijs niet binnen het centrum of de wijkwinkelcentra gevestigd kan worden.

Met een distributie-planologisch onderzoek (zie bijlage) is aangetoond dat vestiging van de Welkoopwinkel geen structurele verstoring van de voorzieningenstructuur met zich meebrengt.

Op dit moment is in Apeldoorn geen Welkoop of een winkel van vergelijkbare aard gevestigd. Vanuit deze optiek is het een gewenste aanvulling op het bestaande aanbod waarmee de keuzemogelijkheden voor de consumenten in (voornamelijk) Apeldoorn worden vergroot.

Voor het overige dient nog vermeld te worden dat met de vestiging op deze binnenstedelijke locatie een bestaand leegstand pand in gebruik wordt genomen, waarmee de ruimtelijke kwaliteit van het gebied opgewaardeerd wordt.

Algehele conclusie is dat de ontwikkeling past binnen het beleidskader.

Hoofdstuk 4 UITVOERBAARHEID

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.


Onderzoeksresultaten

De Laan van Spitsbergen 89 ligt aangrenzend aan de locatie Europaweg 200 en Laan van Spitsbergen 93-99. Bodemtechnisch gezien wordt het gezien als één locatie. Volgens de Milieuatlas van de provincie Gelderland bevindt zich op deze locatie een bodemverontreiniging maar betreft het geen ernstig en urgent geval. Het gaat om met PER verontreinigd grondwater. Volgens de provincie is de locatie voldoende onderzocht en is verder bodemonderzoek niet noodzakelijk voor een bestemmingsplan- en/of functiewijziging en de aanvraag van een omgevingsvergunning. Voorwaarde is wel dat de huidig vloer in tact blijft en er geen grondgebonden werkzaamheden gaan plaatsvinden.


Aan de orde is een wijziging in de gebruiksmogelijkheden van het perceel aan de Laan van Spitsbergen 89. Aan de voorwaarden wordt voldaan.

4.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.


Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.


Onderzoeksresultaten
Voor de inventarisatie van bestemmingen in de omgeving van de planlocatie is onder andere veldonderzoek verricht. Het veldonderzoek bestaat uit een gevelinventarisatie en het ter plaatse vaststellen van het omgevingstype. Bij twijfel over de aanwezige activiteiten is contact gezocht met de betreffende eigenaar/bewoners.In onderstaande tabel zijn de uitgangspunten van het milieuonderzoek aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1021-vas1_0006.jpg"

De gewenste activiteit op de planlocatie is detailhandel en opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. De geldende afstanden volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' voor deze gewenste activiteit zijn weergegeven in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1021-vas1_0007.jpg"

Voor de gewenste activiteit op de planlocatie geldt na correctie een aan te houden milieuzone van 10 meter. Voor de opslag van consumentenvuurwerk tot een hoeveelheid van 10.000 kg geldt een aan te houden afstand, gemeten vanuit de bewaarplaats tot een (beperkt) kwetsbaar object, zoals een woning of bedrijfsgebouw van derden, van 8 meter. Op 70 meter van de planlocatie bevindt zich op het perceel Europaweg 192 een woning. Dit gevoelige object bevindt zich buiten de milieuzone. Binnen 10 meter, gemeten vanaf de vuurwerkbewaarplaats, zijn er geen (beperkt) kwetsbaar object aanwezig.


Op grond van het bestemmingsplan Brouwersmolen is de bestemming van het betreffende perceel Bedrijventerrein 1. Op grond van deze bestemming en op grond van de ligging van het perceel zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 4.2 toegestaan. Dit houdt in dat bedrijven met een milieuzone van 300 meter zijn toegestaan.


Het hierboven staande houdt in dat de beoogde activiteit qua invloed een veel minder belastende activiteit betreft dan is toegestaan. De gewenste activiteit levert daarom geen extra belemmeringen op voor omliggende functies.

4.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij het verlenen van omgevingsvergunningen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. De aan de orde zijnde ontwikkeling laat geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen onderzoek te worden uitgevoerd naar de de akoestische gevolgen op het perceel Laan van Spitsbergen 89.


Wel maakt de Laan van Spitsbergen 89 deel uit van het bedrijventerrein Brouwersmolen, wat een geluidgezoneerd industrieterrein betreft. Er is bij besluit van 19 januari 1990 een geluidzone vastgesteld. De geluidzone (het aandachtsgebied) ligt rond het bedrijventerrein. Buiten de geluidzone mag de geluidbelasting van alle bedrijven tezamen niet meer dan 50 dB(A) bedragen. In de zone gelden grenswaarden voor de geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen (maximale ontheffingswaarde 55 dB(A)). Op het bedrijventerrein zelf wordt er vanuit gegaan dat er in principe geen burgerwoningen aanwezig zijn. De aanwezige bedrijfswoningen worden in het kader van de Wet milieubeheer niet beschermd tegen geluidoverlast.


In het kader van het zonebeheer worden aanvragen om milieuvergunning en meldingen getoetst op inpasbaarheid binnen de geluidzone. In de huidige situatie wordt rekening gehouden met alle aanwezige bedrijven dus ook de 'kleine lawaaimakers'. Het hele bedrijventerrein is namelijk aangewezen geluidgezoneerd bedrijventerrein.


Onderzoeksresultaten

Op 24 mei 2013 is een melding ontvangen op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) voor de Laan van Spitsbergen 89. Toetsing heeft plaatsgevonden aan de geluidzone van het industrieterrein. Daaruit is naar voren gekomen dat voldaan kan worden aan de geluidzone en het stellen van maatwerkvoorschriften voor het aspect geluid niet noodzakelijk is. Bij brief van 10 juli 2013 is de melding geaccepteerd.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • 1. woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • 2. woningbouwlocaties met niet meer dan dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • 3. kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • 4. kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.

Toepasbaarheidsbeginsel

Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").

Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het plan valt niet onder de situaties die zijn vastgelegd in de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” en is niet opgenomen in het NSL, maar uit de berekeningen volgens de NIBM-tool van Infomil blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt en dat er wordt voldaan aan de Wet milieubeheer. De berekening is als bijlage opgenomen.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving te weten Wet Basisnet en Besluit transport gevaarlijke stoffen, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Nota milieu-veiligheid Apeldoorn

In december 2011 is de Nota Milieuveiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze nota is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

In de nota is tevens vastgelegd dat wanneer bijzonder kwetsbare objecten (objecten met verminderd zelfredzame personen zoals scholen en zorginstellingen) mogelijk worden gemaakt binnen het invloedsgebied van een risicobron de besluitvorming op dit punt expliciet bij de gemeenteraad en het college van B&W wordt voorgelegd.

Onderzoeksresultaten

Het Projectbureau externe veiligheid van de Regio Stedendriehoek heeft beoordeeld welke externe veiligheidsconsequenties voortvloeien uit de aan de orde zijnde ontwikkeling. Als bijlage is een uitgebreide beoordeling van de binnen en nabij het plangebied gelegen risicobronnen opgenomen. Het betreft de “Notitie – Beoordeling externe veiligheid ten behoeve van het Bestemmingsplanwijziging Laan van Spitsbergen 89” van 7 maart 2013 (zie bijlage).

Figuur 1 geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen binnen en nabij het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.ov1021-vas1_0008.png"

Figuur 1 overzicht risicobronnen omgeving planlocatie

Plaatsgebonden risico risicovolle bedrijven Bevi

Nabij de planlocatie is het Shell LPG tankstation gelegen. Uit de beoordelingsresultaten valt af te leiden dat de risicocontouren van het LPG tankstation niet over de planlocatie zijn gelegen.

Plaatsgebonden risico mobiele risicobronnen

Binnen en/of nabij de planlocatie is de spoorlijn Amersfoort – Deventer gelegen.

Uit de beoordelingsresultaten valt af te leiden dat de spoorlijn geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar heeft.

Plaatsgebonden risico hogedrukaardgasbuisleidingen

Op 10 meter afstand van het plangebied is de hogedrukaardgastransportleiding N552-75 gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van buisleiding N552-69. De huidige en toekomstige externe veiligheidsrisico's van de buisleiding zijn met Carola doorgerekend. De rapportage Kwantitatieve Risicoanalyse Bestemmingsplan Laan van Spitsbergen 89 (projectbureau Externe Veiligheid Stedendriehoek, 7 maart 1013) is als bijlage toegevoegd.

Uit de risicoberekeningen blijkt dat de contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar is gelegen op de buisleiding. Het plaatsgebonden risico van de buisleidingen levert derhalve geen belemmering voor plan.

Groepsrisico

Het plangebied is buiten het invloedsgebied van het LPG tankstation gelegen. Uit het onderzoek externe veiligheid Transport gevaarlijke stoffen door spoorzone Apeldoorn', Oranjewoud, 2172-195105, 24 november 2010 komt naar voren dat ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Amersfoort - Deventer geen groepsrisico aanwezig is. Het groepsrisico levert derhalve geen belemmering op.

Uit de groepsrisicoberekeningen blijkt dat het groepsrisico van buisleiding N552-75 weliswaar iets toeneemt maar zowel in de huidige als toekomstige situatie ruimschoots onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijft.

Verantwoording van het groepsrisico

Conform artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen dient bij het toelaten van een beperkt kwetsbaar object het groepsrisico te worden verantwoord. Conform artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen mag de verantwoording van het groepsrisico beperkt worden uitgevoerd wanneer het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

De beperkte verantwoording van het groepsrisico bestaat uit de volgende onderdelen:

    • a. het aantal personen binnen het invloedsgebied;
    • b. de hoogte van het groepsrisico ten gevolge van de buisleiding;
    • c. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of calamiteit;
    • d. de mogelijkheden van personen die zich binnen het invloedsgebied bevinden om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.

Onderdelen a en b zijn nader uitgewerkt in de eerdergenoemde rapportage die als bijlage is toegevoegd.

De verandering van de functie van het pand tot detailhandel heeft geen invloed op de mogelijkheden om een adequate bestrijding van een ramp of calamiteit aan de aardgastransportleiding in te zetten.

Het pand aan de laan van Spitsbergen is goed ontsloten. Aanwezige personen kunnen het gebied eenvoudig verlaten via de laan van Spitsbergen, Dijkgraafweg en de Europaweg.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.

Wanneer een omgevingsvergunning een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer de vergunning een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een omgevingsvergunning voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Onderzoeksresultaten

Het plan maakt een activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (categorie D 11.2, 11.3) maar de drempelwaarde wordt niet overschreden. Aangezien het hier om een relatief kleine ontwikkeling gaat en in de paragrafen hiervoor de milieueffecten zijn beschreven, kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Het is daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

4.2 Waterhuishouding

De aan de orde zijnde gebruikswijziging van het perceel heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding of de riolering. Voor nader overleg en/of onderzoek is er dan ook geen aanleiding.

4.3 Natuurwaarden

4.3.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.

Gebiedsbescherming

Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur.

Aan de orde is een wijziging in het gebruik van een al bestand pand. Er vindt geen sloop en/of nieuwbouw plaats. Er treden geen strijdigheden met de Flora en Faunawet op. De planlocatie ligt binnen stedelijk gebied en niet binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied of de EHS. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Veluwe. Het uitvoeren van nader onderzoek is niet nodig.

4.4 Cultuurhistorie

4.4.1 Cultuurhistorische waarden

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. De locatie ligt in een gebied met een lage cultuurhistorische attentiewaarde. Dat maakt verder onderzoek niet noodzakelijk.

4.4.2 Archeologische waarden

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. Volgens deze kaart ligt de Laan van Spitsbergen 89 in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
Onderzoeksplicht in dergelijke gebieden bestaat bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, grondwerkzaamheden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m² en het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m².


De ontwikkeling voorziet niet in dergelijke werkzaamheden. Nader onderzoek is dan ook niet aan de orde.

4.5 Financieel-economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De kosten van de planrealisatie en de plankosten c.q. procedurekosten zijn voor rekening van de aanvrager, zodat er voor de gemeente geen kosten aan zijn verbonden.


Het betreft bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er is geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan. Met de op 24 mei 2013 afgesloten anterieure overeenkomst zijn de kosten anderszins verzekerd.