Plan: | Oranjerie |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1494-ont1 |
Het voornemen bestaat om de locatie genaamd de 'Oranjerie' in het centrum van Apeldoorn te herontwikkelen. De betreffende locatie betreft een winkelcentrum globaal gelegen tussen de Mariastraat, de Hoofdstraat, de Brinklaan en de Nieuwstraat. Tevens maken de panden aan de Hoofdstraat 71-73 en de Hoofdstraat 77 onderdeel uit van het plangebied. Het plangebied heeft een monofunctionele inrichting en de winkelpanden in het plangebied hebben al jaren te kampen met forse leegstand. De wens is om de winkelleegstand terug te dringen en de levendigheid in de binnenstad te laten toenemen, onder andere door het aantal woningen te vergroten. Met de beoogde ontwikkeling wordt het bestaande complex gesloopt en wordt een nieuw stadspark en een cluster van winkels, woningen, een hotel en overige centrumvoorzieningen gerealiseerd. Voorliggend plan transformeert het gebied tot een levendig, gemengd, stedelijk en groen woon-, werk- en voorzieningengebied. Het plan is op onderdelen, waaronder de functies en maatvoering, in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld. Een bestemmingsplan bestaat uit het juridische bindend deel, de regels en verbeelding, en uit een toelichting. Voorliggend document voorziet in een toelichting van het bestemmingsplan.
Het plangebied ligt in het centrum van de kern Apeldoorn, in de gelijknamige gemeente. De beoogde ontwikkeling is voorzien aan de Brinklaan 10, de Hoofdstraat 71-73, de Hoofdstraat 77 en op de huidige locatie van de 'Oranjerie'. Het ligt in een centrum-/winkelgebied, dat voornamelijk voetgangersgebied is. Aan de noordzijde van het complex is de Mariastraat gelegen, ten oosten ligt de Hoofdstraat en aan de zuidkant ligt de Brinklaan. Deze drie winkelstraten zijn voetgangersgebieden met aan beide zijden detailhandel, waarbij soms op de verdieping gewoond wordt. Tot slot bevindt zich aan de westelijke grens van het plangebied de Nieuwstraat, een straat met gemengde functies die toegankelijk is voor gemotoriseerd verkeer. Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Globale ligging plangebied, aangeduid met rode ster (bron: PDOK Viewer).
Globale begrenzing plangebied aangeduid met rode lijn (bron: PDOK Viewer).
Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan "Binnenstad-West herziening 1", dat op 24 maart 2011 is vastgesteld door de gemeenteraad van Apeldoorn. Tevens gelden ter plaatse ook de thematische paraplubestemmingsplannen "Parapluherziening begeleid wonen" en "Parapluherziening parkeren". Tot slot gelden ook de voorbereidingsbesluiten "Flitsbezorgsupermarkt" en "Hyperscale datancenters". Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan "Binnenstad-West", met daarop het plangebied globaal rood omlijnd.
Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan "Binnenstad-West", het plangebied is rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Enkelbestemmingen
Op grond van het vigerende bestemmingsplan kent het plangebied de enkelbestemmingen 'Centrumdoeleinden 1' (oranje) en 'Verblijfsgebied' (grijs).
Centrumdoeleinden 1
De voor 'Centrumdoeleinden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, horeca (uitsluitend in horecacategorie 1 en 2), publieksgerichte dienstverlening (uitsluitend op de begane grond) en maatschappelijke doeleinden (uitsluitend op de begane grond). Op de verdiepingen zijn woningen toegestaan. Verder zijn tuinen, erven, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak. De huidige toegestane maximum bouwhoogte is 10 meter aan de Hoofdstraat en Brinklaan en 16 meter voor het overige deel.
Verblijfsgebied
De voor 'Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, parkeervoorzieningen, watergangen en groenvoorzieningen.
Dubbelbestemmingen
Daarnaast ligt in het zuidoostelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Straalverbindingstraject (met hoogteaanduiding in meters boven NAP)'.
Straalverbindingstraject (met hoogteaanduiding in meters boven NAP)
De op de plankaart voor de dubbelbestemming 'Straalverbindingstraject' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende hoofdbestemming, mede bestemd voor het daarboven gelegen straalverbindingstraject. Dit betekent dat de hoogte van een bouwwerk of ander werk mag niet meer bedragen dan op de plankaart in meters boven Normaal Amsterdams Peil is aangegeven. Ter plaatse van deze aanduiding in het plangebied betreft het 34 meter.
Strijdigheid met het geldende bestemmingsplan
De beoogde ontwikkeling is op diverse punten in strijd met het geldende bestemmingsplan. Het toekomstige plan dient woningen op de begane grond mogelijk te maken, terwijl woningen op de begane grond volgens het vigerende bestemmingsplan juridisch-planologisch niet zijn toegestaan. Ook in ruimtelijk opzicht is de beoogde ontwikkeling in strijd met het geldende plan, omdat het huidige bestemmingsplan de beoogde nieuwbouw qua oppervlakte en bouwhoogte niet toestaat. Met voorliggend bestemmingsplan worden deze functie en afmetingen wel mogelijk gemaakt.
In artikel 7c, Besluit Uitvoering Chw, is de mogelijkheid opgenomen om bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte vast te stellen en daarmee te experimenteren met de Omgevingswet. Voorliggend plan sorteert voor op de komst van de Omgevingswet, door de regels op te stellen in de systematiek en het karakter van een omgevingsplan. Dit heeft mede als voordeel dat er striktere eisen worden gesteld aan het beroepschrift. Hierdoor dienen onder andere alle beroepsgronden in het beroepschrift te worden opgenomen. Bovendien kunnen de beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer worden aangevuld en zijn de (beroeps-)procedures korter. Voor voorliggend plan duurt de beroepsprocedure maximaal een half jaar, in plaats van de normale termijn van een jaar.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Deze toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de historie, de bestaande situatie en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 omvat de toetsing aan de planologische haalbaarheidsaspecten en milieuaspecten. De toelichting besluit met hoofdstukken over de opbouw van de planregels (Hoofdstuk 5) en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 6).
De bouw van het winkelcentrum de Oranjerie is gestart in 1992 en is geopend in 1994. Het pand aan de Hoofdstraat 71-73 is gerealiseerd in de jaren '50 van de vorige eeuw. Op onderstaande afbeelding is het plangebied en de directe omgeving weergeven, met daarop het bouwjaar van de bebouwing.
Uitsnede kaart bouwjaar bebouwing (bron: Atlas leefomgeving).
De Oranjerie
Het huidige winkelcentraam Oranjerie is circa 30 jaar geleden gebouwd en heeft 20.302 m2 aan winkeloppervlakte, verdeeld over twee bouwlagen. Momenteel is slechts iets meer dan de helft van de totale winkelruimte (10.344 m2) verhuurd. Met name de eerste verdieping heeft te maken met structurele leegstand. In navolgende afbeeldingen is een impressie gegeven van de twee hoofdingangen van het winkelcentrum. De eerste foto betreft de ingang aan de Hoofdstraat en de tweede foto geeft de ingang aan de Mariastraat weer.
Ingang Oranjerie aan de Hoofdstraat (bron: Google Street View).
Ingang Oranjerie aan de Mariastraat (bron: Google Street View).
Hoofdstraat 71-73
Het pand aan de Hoofdstraat is ongeveer 70 jaar geleden gebouwd en bestaat uit drie bouwlagen. In het pand zijn twee adressen gevestigd met daarin twee afzonderlijke winkels. Momenteel zit aan de Hoofdstraat 71 de winkel 'Jack & Jones' en aan de Hoofdstraat 73 de winkel 'Siebel'. De totale winkeloppervlakte voor dit pand is 467 m2. In navolgende afbeelding is het gevelaanzicht van het pand weergegeven.
Impressie Hoofdstraat 71-73 (bron: Google Street View).
Het voornemen bestaat om het plangebied te transformeren van uniform winkelgebied tot een gemengd gebied, waarbij 450 woningen in een stadspark worden gecombineerd met detailhandel, een hotel en centrumvoorzieningen. In de navolgende afbeelding is een impressie gegeven van de toekomstige situatie ter plaatse.
Impressie toekomstige situatie (bron: Stedenbouwkundig plan).
Het ontwerp wordt gekenmerkt door een structuur van vier alzijdige bouwblokken die qua maat en schaal aansluiten bij de bestaande structuur. De bebouwing kent een afwisselende bouwhoogte. De bebouwing wordt grotendeels maximaal 17,5 meter hoog, met als uitzondering de twee hoogteaccenten aan het centrale plein met een hoogte van 35,5 en 70 meter.
In onderstaande tabel is het programma weergegeven.
Functie | Grootte |
Detailhandel | 14.000 m2 BVO |
Woningen | 35.000 m2 BVO |
Hotel | 4.000 m2 BVO |
Voorzieningen | 2.000 m2 BVO |
Detailhandel
In de toekomstige situatie wordt de huidige detailhandelsvloeroppervlakte van 28.000 m2 BVO gehalveerd tot 14.000 m2. Aangezien er momenteel sprake is van structurele leegstand, zal de toekomstige situatie beter aansluiten op de detailhandelbehoefte in Apeldoorn.
Woningen
Het plangebied biedt in de toekomstige situatie ruimte aan circa 450 woningen. Het volledige programma bestaat uit appartementen. Het woningbouwprogramma wordt als volgt:
Type woningen Aantal
Huur midden/goedkoop 112
Koop goedkoop 113
Koop midden 175
Koop duur 100
Hotel
In het plangebied is een hotel voorzien met een oppervlakte van maximaal 4.000 m2 BVO. Dit moet ruimte bieden voor maximaal 100 hotelkamers. Het betreft een vier sterren hotel, bedoeld voor zowel zakelijke gasten als toeristen.
Overige centrumvoorzieningen
In de toekomstige situatie komen centrumvoorzieningen met een totale oppervlakte van circa 2.000 m2 BVO. Hier zijn horecavoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, cultuur en ontspanning, kleinschalige bedrijvigheid en sportvoorzieningen mogelijk.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving met ambities. In deze NOVI worden de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Er worden vier prioriteiten voor Nederland geformuleerd:
Om beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren en afwegen van de verschillende belangen en opgaven;
Toetsing
Met voorliggend plan wordt voorzien in een multifunctionele inrichting van een gebied dat momenteel monofunctioneel is. Het plan sluit aan op de directe omgeving en is passen op deze locatie, in de binnenstad van Apeldoorn. Momenteel is er sprake van winkelleegstand en woningtekort in Apeldoorn. Door voorliggende ontwikkeling krijgt het gebied een toekomstbestendige invulling. Gelet op voorgaande, wordt geconcludeerd dat dit plan volledig aansluit bij het gedachtegoed van de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Natuurnetwerk Nederland (NNN), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij het NNN en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van het NNN is bepaald dat niet het Rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen. Door de nationale belangen vooraf in juridisch-planologische procedures te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Toetsing
Het voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het bepaalde in het Barro.
Op 1 oktober 2012 is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Bro in werking getreden, waarbij de Ladder voor duurzame verstedelijking is aangepast. De (gewijzigde) Ladder is in artikel 3.1.6 Bro lid 2 vastgelegd en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.
Wat onder 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' wordt verstaan is in het Bro opgenomen en is verder uitgekristalliseerd in jurisprudentie. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het Bro 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'bestaand stedelijk gebied' verstaat het Bro een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Toetsing
Stedelijke ontwikkeling
Allereerst moet de vraag worden beantwoord of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling betreft de herontwikkeling van de Oranjerie en twee naastgelegen panden in de binnenstad van Apeldoorn. Relevant is of deze ontwikkeling is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Bij de beantwoording van deze vraag moet volgens de Afdeling in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande plan, voorziet in een functiewijziging en welk planologische beslag op de ruimte het voorliggende plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande plan.
Woningen
Uit jurisprudentie1 blijkt dat een woningbouwplan dat voorziet in de realisatie van maximaal 11 woningen binnen een dorpskern niet hoeft te worden aangemerkt als woningbouwlocatie of een andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Een woningbouwplan dat voorziet in de ontwikkeling van 12 woningen wordt daarentegen wel aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling2. Gelet op het woningbouwprogramma van het plan en het feit dat wonen momenteel ter plaatse niet mogelijk is, wordt gesteld dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Hotel
Ten aanzien van de realisatie van een hotelfunctie binnen het plangebied geeft jurisprudentie3 aan dat een hotel, bestaande uit 160 hotelkamers, met bijbehorende voorzieningen een substantiële omvang kent. Daarbij komt dat de Afdeling in haar uitspraak aangeeft dat in de betreffende casus ook sprake is van een dusdanige functiewijziging (van kantoren en detailhandel naar hotel) dat qua aard en omvang sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het hotel in voorliggend plan biedt ruimte aan 100 hotelkamers. Gelet op het aantal hotelkamers in combinatie met het feit dat een hotelfunctie momenteel ter plaatse niet mogelijk is, wordt gesteld dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Detailhandel en overige centrumfuncties
De ontwikkeling van de commerciële ruimten en overige centrumfuncties is op grond van het bestemmingsplan reeds toegestaan. Jurisprudentie4 wijst uit dat wanneer een plan voorziet in een ontwikkeling waarvan de bouw en het gebruik op grond van het vorige bestemmingsplan reeds is toegestaan, maar een andere situering kent, geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft.
Gelet op het voorgaande is voorliggende ontwikkeling binnen het plangebied aan te merken als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro.
Verzorgingsgebied
Wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient de behoefte aan de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt te worden beschreven. De behoefte dient te worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen. Het verzorgingsgebied moet van geval tot geval worden bekeken en kan sterk verschillen per functie.
Woningen
De kwantitatieve en kwalitatieve vraag wordt mede bepaald door de omvang van het marktgebied. Het marktgebied verschilt per ontwikkeling en valt niet per se samen met de bestuurlijke regio. Een belangrijke indicator voor de omvang van de marktregio is het aantal verhuisbewegingen binnen en naar de betreffende regio of gemeente. Wanneer de verhuisbewegingen voor de gemeente Apeldoorn worden geanalyseerd, blijkt uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat het grote merendeel (60,9 %) van alle gevestigde personen uit de gemeente zelf afkomstig is.
Tabel: Totaal aantal verhuisbewegingen gemeente Apeldoorn in 2021
Verhuisbewegingen Apeldoorn | Aantal | Aandeel (%) | |
Binnen gemeente Apeldoorn | 10.765 | 60,9 % | |
Vanuit andere gemeenten | 5.938 | 33,6 % | |
Vanuit het buitenland | 976 | 5,5 % | |
Totaal aantal verhuizingen | 17.679 | 100,0 % |
Tabel: Verhuisbewegingen naar Apeldoorn naar herkomst in 2021
Gemeente | Aantal | Aandeel (%) | |
Apeldoorn | 10.765 | 60,9 % | |
Arnhem | 451 | 2,6 % | |
Deventer | 326 | 1,8 % | |
Amsterdam | 248 | 1,4 % | |
Epe | 240 | 1,4 % | |
Zutphen | 230 | 1,3 % | |
Voorst | 220 | 1,2 % | |
Utrecht (gemeente) | 214 | 1,2 % | |
Brummen | 179 | 1,0 % | |
Elders | 4.806 | 27,2 % | |
Totaal | 17.679 | 100,0 % |
(Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek)
Daarnaast zijn er verhuisrelaties met de gemeenten uit de omgeving van Apeldoorn, namelijk de gemeente Arnhem, Deventer, Epe en Zutphen. In mindere mate is er ook een verhuisrelatie met andere gemeenten uit de omgeving, zoals Voorst en Brummen. Ondanks de geografische afstand bestaat er ook een relatief grote verhuisrelatie met de gemeente Amsterdam. De hiervoor opgenomen tabel laat de meest relevante verhuisbewegingen naar de gemeente Apeldoorn vanuit andere gemeenten zien. Aangezien veruit de meeste verhuisbewegingen binnen de gemeente Apeldoorn zelf plaatsvonden, kan worden gesteld dat het marktgebied zich primair richt op de gemeente Apeldoorn.
Hotel
Het plangebied biedt ruimte voor de realisatie van een hotel. De ligging nabij het NS-station maakt de bereikbaarheid voor binnen- en buitenlandse gasten uitstekend. Daarnaast is de ligging van het hotel in de binnenstad van Apeldoorn optimaal. Uitgangspunt is dat het hotel zich richt op zowel de toeristische als de zakelijke gast en behoort tot het midden- en hoog segment (4 sterren).
Voor het bepalen van het marktgebied van de beoogde hotelfunctie is van het belang om te kijken waar de potentiële gasten vandaan komen. De "Kerncijfers Toerisme Veluwe 2017" (uitgegeven door VisitVeluwe in samenwerking met het Bureau Economisch Onderzoek van de provincie Gelderland) geeft inzicht in de toerismecijfers voor de regio. Allereerst blijkt dat 13% van de binnenlandse vakantiegangers op de Veluwe in Apeldoorn verblijven. Van de binnenlanden toeristen komen de meeste toeristen uit Zuid-Holland (29,4%), Noord-Holland (17,8%) en Noord-Brabant (10%), maar komen in feite verspreid uit heel Nederland. Voor de buitenlandse toeristen geldt dat het merendeel van de gasten uit de buurlanden Duitsland en België afkomstig zijn. Ten aanzien van het zakelijk bezoek blijkt dat het toename van het aantal zakenreizen op de Veluwe flink toeneemt (15%), boven het landelijk en provinciaal niveau, maar dit aantal sterk achterblijft bij de toeristen.
Uit deze gegevens van de herkomst van verblijfsgasten blijkt dat slechts een beperkt deel van de gasten uit de regio zelf afkomstig is, waarbij de nadruk ligt op de toeristische gast. Het merendeel van de gasten is afkomstig uit andere delen van Nederland. Daarom wordt overig Nederland' gezien als het primaire marktgebied van het beoogde hotel.
Gelet op het voorgaande kan worden gesteld dat het marktgebied voor de woningen zich primair richt op de gemeente Apeldoorn met een uitloop richting andere (buur)gemeenten. Voor de hotelfunctie wordt heel Nederland als verzorgingsgebied aangehouden.
Behoefte wonen
Aangetoond moet worden dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte binnen het markt- of verzorgingsgebied. Bij het bepalen van de behoefte is zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve behoefte van belang.
Kwantitatieve behoefte
Bevolkings- en huishoudensontwikkeling
De vraag naar woningen wordt in belangrijke mate bepaald door de demografische ontwikkelingen die binnen het marktgebied spelen. Voor de kwantitatieve woningbehoefte geldt dat het sterk afhankelijk is van de ontwikkeling van het aantal inwoners. Op basis van cijfers die Primos heeft gepubliceerd, blijkt dat het bevolkings- en huishoudensaantal in de gemeente Apeldoorn de komende decennia doorgroeit. In onderstaande grafieken zijn de prognoses weergegeven.
Bevolkingsprognose gemeente Apeldoorn (bron: Primos).
Huishoudensprognose gemeente Apeldoorn (bron: Primos).
Uit de voorgaande informatie van Primos is af te leiden dat de gemeente Apeldoorn de komende jaren een positieve bevolkings- en huishoudensprognose kent. De verwachting is dat het aantal inwoners tussen 2022 en 2050 met minstens 13.000 zal toenemen. Voor het aantal huishoudens wordt tussen 2022 en 2050 een toename van 8.500 huishoudens geprognosticeerd.
Woonagenda Cleantech Regio 2018 (en de Addendum uit 2020)
In de subregionale woonagenda voor de Cleantech regio (en de Addendum uit 2020) is voor de periode tot en met 2030 een indicatieve kwantitatieve verdeling voor de toevoeging van woningen gemaakt. Daaruit volgt dat de gemeenten op subregionaal niveau tot 2030 circa 15.650 woningen aan de voorraad willen toevoegen. De gemeente Apeldoorn heeft daarbij de grootste kwantitatieve opgave, namelijk 7.950 woningen. De navolgende tabel geeft de indicatieve verdeling van de toevoeging van woningen weer.
Gemeente | Richtlijn 2020 tot 2030 |
Apeldoorn | 7.950 |
Brummen | 900 |
Deventer | niet bekend |
Epe | 1.350 |
Heerde | 475 |
Lochem | 1.300 |
Voorst | 975 |
Zutphen | 2.700 |
Totaal | 15.650 |
Richtlijn indicatieve verdeling toevoeging woningen binnen de subregio Cleantech
(bron: Woonagenda Cleantech Regio; bewerkt door SAB).
Omgevingsvisie en Woonagenda Apeldoorn
De gemeente Apeldoorn formuleert in haar "Omgevingsvisie Woest aantrekkelijk Apeldoorn" de ambitie om door te groeien naar minimaal 180.000 inwoners. In de omgevingsvisie wordt beschreven dat, op basis van de huishoudensprognoses, het Apeldoornse woningbouwprogramma al is bijgesteld van 5.550 (2018-2027) naar 7.950 woningen (2020-2029). Op de langere termijn, de omgevingsvisie heeft een tijdshorizon tot 2040, is de verwachting dat meer woningen nodig zijn, zowel voor de autonome bevolkingsgroei als de vraag van buiten de gemeente. Daarom gaat Apeldoorn tussen 2020 en 2039 uit van zo'n 12.500 woningen, zowel door inbreiding als uitbreiding. De gemeente stelt dat 2/3 van de woningbouwopgave binnen de stedelijke gebieden, met name de centrumgebieden, moet worden opgelost.
Hittekaart woningmarkt
De afgelopen tijd is er in de media steeds meer aandacht voor de toenemende druk op de woningmarkt, voornamelijk in het Randstedelijk gebied. Zo is ook een 'hittekaart' van de woningmarkt 2022 verschenen.
Hittekaart van de woningmarkt 2022 (bron: BPD).
De gemeente Apeldoorn heeft laten weten dat de ontwikkeling van voorliggend plan kwantitatief gezien afgestemd is binnen de provincie en regio en is opgenomen in de (regionale) woningbouwprogrammering.
Een hoge score (rood is hoog, blauw is laag) op de hittekaart kenmerkt zich door hoge prijzen en of veel huizenverkopen, maar ook een sterke (verwachte) huishoudensgroei. Amsterdam, Utrecht en Rotterdam zijn traditioneel gezien de meest populaire woonlocaties. Aangrenzende gemeenten kleuren rood mee, maar de hittekaart laat ook zien dat de vraag op de woningmarkt zich geleidelijk als een olievlek uitbreidt van de Randstad richting de provincie. De gemeente Apeldoorn is op de hittekaart ook een gemeente met een hoge score en kent dan ook een hoge druk op de woningmarkt.
Gelet op de positieve bevolkings- en huishoudensontwikkeling binnen de gemeente Apeldoorn, het feit dat het plan kwantitatief is opgenomen in de regionaal afgestemde woningbouwprogrammering en de druk op de woningmarkt in Apeldoorn hoog is, wordt geconcludeerd dat het plan plast binnen de kwantitatieve woningbehoefte van het marktgebied.
Kwalitatieve behoefte
Leeftijdsspecifieke bevolkingsontwikkeling
Naast de kwantitatieve behoefte, bepaalt ook de kwalitatieve behoefte de woningvraag. De kwalitatieve behoefte richt zich op doelgroepen, woningtypen, prijsklassen en dergelijke. Deze behoefte is sterk afhankelijk van de huishoudensopbouw qua leeftijd en samenstelling. De gemeente Apeldoorn heeft het "Trendoverzicht 2019: focus op de strategische thema's en demografische ontwikkelingen" gepubliceerd. Hierin is een grafiek opgenomen die de bevolking naar leeftijd weergeeft voor 1 januari van het desbetreffende jaar.
Bevolking Apeldoorn naar leeftijd op 1 januari in % (bron: BRP).
Uit het trendoverzicht blijkt dat de afgelopen jaren de daling van het aantal kinderen (ontgroening) in Apeldoorn iets is afgevlakt. Ook valt op dat zowel het aandeel 18-24 jarigen als 25-39 jarigen de afgelopen jaren iets is toegenomen. Daarnaast valt op dat de vergijzing in de gemeente doorzet. De toename van het aantal 65-plushuishoudens en het aandeel eenpersoonshuishoudens die hieruit volgen, hebben gevolgen voor de toekomstige woningbehoefte.
Woonagenda Cleantech Regio 2018 (en de Addendum uit 2020)
Naast de kwantitatieve afspraken die de gemeente Apeldoorn in de Cleantech Regio heeft gemaakt, zijn er ook kwalitatieve afspraken gemaakt ten aanzien van woningbouwontwikkelingen. Zo maakt het behouden en versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de regio een belangrijk onderdeel uit van de regionale woonagenda. Een speerpunt daarbinnen is bijvoorbeeld het vinden van oplossingen van ruimtelijke en maatschappelijke knelpunten door transformatie of sloop van leegstaand vastgoed. Op het gebied van wonen is vraaggericht bouwen met een rol van de consument in de ontwikkeling een van de richtinggevende principes binnen de regionale woonagenda.
Meer specifiek wordt in de regionale woonagenda voor de gemeente Apeldoorn benoemd dat onder meer wordt ingezet op het sneller bouwen van meer woningen, waarbij de focus ligt op de schaalsprong naar 180.000 inwoners en de aanvulling van de plancapaciteit. Het oplopende woningtekort levert spanning op met de ambitie om de woningbehoefte binnen de bestaande stad op te vangen. Concreet bevat de regionale agenda een tiental richtinggevende principes (zie navolgende afbeelding).
Richtinggevende principes (Bron: Cleantech Regio).
Voorliggend initiatief sluit bij het merendeel veel van de principes aan. Zo wordt met het initiatief gerealiseerd in het centrum van Apeldoorn (1). Momenteel is sprake van leegstand in de Oranjerie (2). Door verschillende functies ter plaatse te combineren wordt de leefbaarheid in het plangebied vergroot (3). Het plan is ontworpen met respect voor de huidig aanwezige beeldbepalende waarden in het gebied (bijvoorbeeld monument aan de Hoofdstraat 77) en het gebied krijgt een duurzame invulling (4 en 5). De woningvoorraad in het plan wordt evenwichtig opgebouwd en er wordt vraaggericht gebouwd, om zo tot een juist woonmilieu te komen (6, 8 en 9). Zo draag dit initiatief bij aan het realiseren van verschillende regionale woonambities uit de regionale woonagenda.
Woonagenda Apeldoorn
De gemeente Apeldoorn spreekt in haar Woonagenda van een primaire doelgroep, bestaande uit huishoudens die vanwege een lager inkomen aangewezen zijn op de sociale huursector. Daarnaast wordt specifiek ingegaan op ouderen. Deze groep zal de komende jaren namelijk naar verwachting flink groeien (vergrijzing). Bovendien blijven ouderen door het beleid in het sociaal domein langer zelfstandig thuis blijven wonen. In de Omgevingsvisie beschrijft de gemeente dat het ambieert een gevarieerd aanbod woningen te realiseren. Stedelijke woonmilieus in de binnenstad, spoorzone en kanaalzone. En meer ontspannen woonmilieus in de dorpen en aan de randen van de stad. De focus daarbij ligt op de doorstroming op de woningmarkt, door te bouwen voor verschillende levensfasen en prijsniveaus, zowel huur als koop. Voorliggend initiatief sluit aan op deze gemeentelijke wensen.
Gelet op de kwalitatieve bevolkingsontwikkeling met bijbehorende woonwensen kan gesteld worden dat het plan met haar programma van onder andere relatief kleine appartementen aansluit bij de demografische ontwikkelingen in de gemeente. Bovendien sluit de herontwikkeling van de Oranjerie goed aan op de subregionaal geformuleerde kwaliteitscriteria voor nieuwbouwplannen in de Cleantech Regio en de gemeente Apeldoorn. Dit tezamen maakt dat de ontwikkeling voorziet in een kwalitatieve behoefte van het marktgebied.
Behoefte hotel
In de "Horecavisie Apeldoorn 2019-2023" beschrijft de gemeente dat er behoefte is aan een hotel in het centrum van Apeldoorn. Het huidige hotelaanbod in de gemeente ligt bij de snelweg en aan de rand van de stad. In de dorpen liggen veel kleinere toeristische hotels. In de huidige situatie zijn in het centrum van Apeldoorn drie kleine hotels gelegen met in totaal 29 kamers. Het blijkt dat Apeldoorn de enige stad met een intercitystation is zonder een hotel van enig formaat op loopafstand van het station. Steden met een vergelijkbaar inwonertal hebben allemaal één of meerdere grotere hotels in de binnenstad. Het gevolg is dat bezoekers in Apeldoorn vrijwel geen keus hebben als zij in de binnenstad willen overnachten en/of met de trein komen. Die keuze wenst de gemeente wel te bieden. Daartoe heeft de gemeente de ambitie geformuleerd om hotelcapaciteit in de binnenstad te realiseren en wenst één of twee hotels met in totaal 100 hotelkamers toe te voegen. Als er meer aantrekkelijk aanbod van hotelkamers in de binnenstad komt, zullen er meer toeristische en zakelijke bezoekers in de binnenstad overnachten. Nieuw hotelaanbod moet duidelijk bijdragen aan de ambitie om de binnenstad van Apeldoorn economisch sterker op de kaart te zetten; mogelijkheden te bieden voor een langer bezoek en bij te dragen aan de beleving en de kwaliteit van de binnenstad. Daarbij wordt specifiek de locatie "Hoofdstraat-zuid" benoemd: Een locatie dicht bij het station, prima voor een middelgroot (stads)hotel. Voorliggend plan sluit aan bij de wens van de gemeente op een hotel in de binnenstad te realiseren, met de focus op zakelijke en toeristische bezoekers. Dit hotel biedt bezoekers de kans om langer in Apeldoorn te verblijven en draagt bij aan de beleving van de binnenstad. In onderstaande afbeelding is de spreiding van het huidig hotelaanbod in de gemeente Apeldoorn weergeven. Het valt op dat het hotelaanbod sterk verspreid ligt over de gemeente. Dat komt omdat veel hotels die zich richten op toeristen en snelwegen, in de dorpen en het buitengebied liggen. Met de komst van het hotel uit voorliggend plan, wordt ook gefaciliteerd in de behoefte aan hotelkamers in het centrum .
Spreiding hotels in de gemeente Apeldoorn (bron: Gemeente Apeldoorn).
Met de toevoeging van maximaal 100 hotelkamers vind een forse toename plaats in de middenklasse/luxe hotelsector in Apeldoorn. Gelet op de beschreven, positieve ambities van de gemeente Apeldoorn, is de verwachting gerechtvaardigd dat de behoefte aan de populaire logiesvorm van een hotel verder toe zal nemen. Gelet op de groeiende hotelsector en de positieve ontwikkeling in de bezettingsgraad is de kans daarmee reëel en gerechtvaardigd dat nieuw aanbod in Apeldoorn ook vraag genereert. De toevoeging van nieuw aanbod zou daarmee ook een groeiende ontwikkeling in het aantal overnachtingen in Apeldoorn teweeg kunnen brengen, zonder dat daarbij de bezettingsgraad zal afnemen. Bovendien wordt het hotel gerealiseerd op een locatie die zich bij uitstek leent voor een hotelfunctie. Het is immers een goed bereikbare en centraal gelegen locatie, die altijd voor reuring en aanloop zal zorgen. De realisatie van een hotel op deze locatie draagt bij aan het realiseren van een levendige centrumomgeving. Dit tezamen maakt dat voorliggende ontwikkeling inspeelt op de (toenemende) populariteit van hotels in de middenklasse/luxe hotelsector, inspeelt op de positieve ontwikkelingen in de hotelsector in de regio en de achterblijvende positie van het centrum van Apeldoorn binnen de regio zal verminderen. De ontwikkeling voorziet daarmee in een behoefte van het marktgebied.
Bestaand stedelijk gebied
Nu is gebleken dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte, moet worden aangetoond in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Het Bro definieert het bestaand stedelijk gebied als: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Naast de criteria uit de definitie moet de geldende bestemming ook betrokken worden bij het beoordelen of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de binnenstad van Apeldoorn. Momenteel geldt binnen het plangebied reeds een 'centrum' bestemming, waarbinnen onder andere voorzieningen op het gebied van detailhandel, horeca, publiekgerichte dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Feitelijk gezien zijn deze gronden momenteel voornamelijk ingericht ten behoeve van detailhandel. De omgeving van het plangebied is vrijwel volledig gevormd door centrumvoorzieningen. Dit tezamen maakt dat, gelet op de huidige ruimtelijke structuren en bebouwing rondom het plangebied en de ter plaatse geldende bestemmingen, wordt geconcludeerd dat het plangebied in het bestaand stedelijk gebied ligt.
Bovendien kan gezien de heersende functies in (de omgeving van) het plangebied en het karakter van de beoogde ontwikkelingen gesteld worden dat de voorgestelde ruimtelijke ontwikkelingen op deze locatie passen. Ook worden de ontwikkelingen ruimtelijk gezien ingepast in de ruimtelijke structuren van de omgeving door de bestaande structuren rondom het plangebied te handhaven, de bebouwing qua maat en schaal aan te sluiten op de omgeving en met de herontwikkeling van het plangebied verbindingen te liggen met de omliggende omgeving.
Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling wordt voorzien in bestaand stedelijk gebied. Bovendien is gemotiveerd dat de voorgestelde ontwikkeling op deze locatie past. De geconstateerde kwantitatieve en kwalitatieve behoefte wordt dan ook gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied.
Conclusie
Op basis van het voorafgaande kan geconcludeerd worden dat de Ladder voor duurzame verstedelijking positief is doorlopen. De ontwikkeling voorziet in een behoefte en vindt binnen bestaand stedelijk gebied plaats. Daarmee wordt de ontwikkeling als haalbaar geacht voor wat de betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voorliggend plan is niet in strijd met het rijksbeleid.
Op 19 december 2018 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. Sinds 1 maart 2019 is deze Omgevingsvisie van kracht. De provincie heeft in de Omgevingsvisie een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal gesteld.
Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn diverse thematische visieschetsen met de volgende thema's:
De Omgevingsvisie bevat de strategische ambities voor de lange termijn. De Omgevingsverordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening (geconsolideerde versie februari 2022) richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Toetsing
Met voorliggende ontwikkeling wordt voorzien in de provinciale ambitie om een duurzaam en divers woon- en leefklimaat te realiseren. In het plan zijn verschillende woningtypen voorzien, waarmee het aanbod aansluit bij de diverse vraag. Tevens wordt de nieuwbouw in het plan aardgasloos gebouwd. Bovendien bevindt het plangebied zich in de binnenstad van Apeldoorn, op een inbreidingslocatie. Hierdoor hoeft het stedelijk gebied niet uitgebreid te worden.
Door het plangebied te herontwikkelen wordt tevens gehoor gegeven aan de ambitie om een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat te realiseren. In de huidige situatie is sprake van structurele leegstand. Momenteel staat de Oranjerie voor bijna de helft leeg (met name de 1e verdieping). De ontwikkeling draagt bij aan een zorgvuldig ruimtegebruik ter plaatse, wat de ruimtelijke kwaliteit in de binnenstad van Apeldoorn verbetert en een aantrekkingskracht zal hebben op ondernemers en inwoners. Hiermee is onderhavig plan in lijn met de provinciale omgevingsvisie.
Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. Provinciale staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. De meest recente herziening betreft de Omgevingsverordening (geconsolideerde versie januari 2023).
In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.
De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Detailhandel
Het provinciaal beleid voor detailhandel is onderdeel van het verstedelijkingsbeleid, zoals aangegeven in de Omgevingsvisie. Het doel van het beleid is het behoud van een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandelstructuur in Gelderland die bijdraagt aan de vitaliteit van steden en dorpen. De positie van centra van steden, dorpen en wijken staat centraal. Het vernieuwen en aanpassen van bestaande centra en winkelgebieden aan een afnemende vraag naar winkels en nieuwe marktontwikkelingen heeft prioriteit. Met het toevoegen van nieuw winkeloppervlak wordt zeer terughoudend omgegaan. Nieuwe ontwikkelingen zijn slechts toegestaan als ze bijdragen aan een versterking van de bestaande detailhandelstructuur en de vitaliteit van binnensteden en dorpscentra. Dit vraagt om een goede onderbouwing op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Toetsing
Dit plan maakt geen planologische toevoeging van detailhandel mogelijk. Per saldo zal de oppervlakte detailhandel juist flink verminderen. Daartegenover staat de toevoeging van woningen en een hotel, waarnaar juist een behoefte is. Deze behoefte is aangetoond door middel van de Ladder voor duurzame verstedelijking (paragraaf 3.1.3). Hiermee is onderhavig plan in lijn met de provinciale omgevingsverordening.
In artikel 2.65b van de provinciale omgevingsverordening is vastgesteld dat in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving dient te worden gegeven van de maatregelen die worden genomen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken. In het kader van duurzaamheid worden in voorliggend plan een aantal maatregelen getroffen. Zo worden de woningen aardgasloos gebouwd en wordt zoveel mogelijk duurzaam materiaal gebruikt. Het groen zal zoveel mogelijk uitgebreid worden. Door het nemen van voorgenoemde maatregelen wordt aangenomen dat voldoende rekening wordt gehouden met de aspecten klimaatadaptatie en duurzaamheid. In paragraaf 4.8 en 4.9 worden deze aspecten uitvoerig beschreven. Gelet op voorgaande, vormen de Omgevingsvisie en -verordening geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
De 'Woonagenda Cleantech Regio 2018' van de Regio Stedendriehoek (vastgesteld door GS op 11 december 2018) is een uitwerking van de provinciale koers "Ruimte voor goed wonen", waarbij voor de komende 10 jaar afspraken worden vastgelegd hoe om te gaan met sturing op de woningbouwprogrammering en welke thema's regionaal verdere aandacht vragen. Dit betreffen de thema's "sterke steden, dynamische kernen en vitaal platteland". Ook wordt ingegaan op het verduurzamen en klimaatbestendig maken van de woningvoorraad alsmede op wonen en zorg.
De Regio zet in op het behouden en versterken van de woonkwaliteit door toevoeging van de juiste woning, voor de juiste doelgroep, op de juiste plek in de regio, waarbij de volgende speerpunten van toepassing zijn:
Voor Apeldoorn wordt aangegeven dat, mede door de hoge instroom, de druk op de markt is toegenomen. De woningbouw in Apeldoorn heeft een hoge vlucht genomen. In dit tempo zijn in 2021/2022 alle huidige bouwplannen gerealiseerd en is er risico op een tekort en verder oplopende prijzen. Ook in de sociale huur is sprake van stijgende wachtlijsten. De groei in Apeldoorn bestaat voor een relatief groot deel uit gezinnen en sluit aan bij de inzet van Apeldoorn als gezinsstad. Apeldoorn zoekt naar nieuwe plekken voor woningbouw binnen de bestaande contouren van de stad. Het programma ligt de komende jaren (mede door de druk van buiten) tegen de bovenkant van de bandbreedte van de prognoses. In de sociale woningbouw is op korte termijn een toevoeging van 500 woningen aan de orde om de wachtlijsten te verkorten.
Naast inzet op het kwalitatief programmeren wordt er gekoerst op een kwantitatief realistisch woningbouwprogramma op basis van actuele Primos woningbehoefteprognoses. Het is daarbij de bedoeling om deze regionale woonagenda om de twee jaar te herijken, waarbij wordt bekeken of het op basis van analyse van de woningmarkt en de genoemde woningbehoefteprognoses wenselijk is om de woonvisie aan te passen.
De Woonagenda Cleantech Regio vervangt de "Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2024" en het "Afsprakenkader kwantitatieve woningbouwprogrammering 2015-2024" van de Regio Stedendriehoek. De regionale woonagenda . Na de vaststelling wordt een uitvoeringsagenda opgesteld, waarbij gemeenten jaarlijks presenteren wat de lokale voortgang in de bestaande voorraad is aan de hand van de jaarlijkse monitoringsgegevens.
Toetsing
Met voorliggend plan worden woningen gerealiseerd binnen de bestaande contouren van Apeldoorn. Op deze plek is momenteel sprake van veel structurele winkel leegstand. Door dit gebied te transformeren tot een gebied met een mix van functies en de toevoeging van een hotel en woningen, is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Hiermee draagt voorliggend plan bij aan het speerpunt "woningbouw draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande stad, wijk, dorp, kern en buitengebied" uit de woonagenda. Bij de totstandkoming van het programma is duidelijk gekeken naar de woonbehoefte in de omgeving. Deze behoefte is aangetoond in paragraaf 3.1.3. Hiermee draagt het plan ook bij aan het speerpunt "woningbouw is behoeftegericht, past bij de lokale vraag van een specifieke doelgroep en levert een strategische (toekomstgerichte) aanvulling op het bestaande woningaanbod". Hiermee is onderhavig plan in lijn met de Woonagenda Cleantech regio 2018.
Voorliggend plan is niet in strijd met het provinciaal beleid.
De "Omgevingsvisie Apeldoorn woest aantrekkelijk Apeldoorn" (vastgesteld op 24 februari 2022) geeft de koers, die samen met de partijen uit de samenleving uitgestippeld is en waar vervolgens samen invulling aan gegeven wordt. Er wordt voortgeborduurd op bestaand beleid, zoals het koersdocument Apeldoorn 2030, het ambitiedocument Apeldoorn 2040, de structuurvisie 2030 en de regionale structuurvisie stedendriehoek 2030. De koers wordt bepaald door middel van vier samenhangende opgaven. Allereerst worden de opgaven 'stadmaken' en 'vitale dorpen en buitengebied' benoemd, waarbij de gemeente nieuwe woon- en werkmilieus wenst toe te voegen voor de Apeldoorn van 2040. Hiervoor dient vooral de bestaande stad langs het kanaal, het spoor en het gebied rond het centrum benut te worden, met een mix van hoog en laag en natuurlijk veel groen. Daarbij kan gedacht worden aan de bestaande stad en uitbreiding, zodat voldoende open ruimte in de stad overblijft. Nieuwe bedrijventerreinen worden zo veel mogelijk verbonden aan de snelwegen. Tevens wenst de gemeente meer duurzame energie op te wekken. In de stad zelf, maar ook gebundeld en goed ingepast in het landschap er omheen. Daarnaast wordt elektrisch vervoer gestimuleerd en worden overstapplekken van de auto naar openbaar vervoer en fiets gerealiseerd.
Een andere ambitie is om de dorpen vitaal te houden door wonen, lokale bedrijven en voorzieningen handig te combineren. Daarbij is het essentieel om goed te zorgen voor de kwaliteit van het buitengebied en ruimte te bieden aan de landbouw van de toekomst. De gemeente ambieert tempo te maken als het om de noodzakelijke energietransitie gaat door grootschalige energieopwekking te concentreren in het buitengebied. De groei van de stad biedt tegelijk kansen om het fysieke fundament én het sociale fundament te versterken. Met fysiek wordt de bodem waarop de stad is gegroeid bedoeld; het natuurlijk systeem van water, groen en erfgoed. Het sociaal fundament draagt bij aan de ondersteuning door te bouwen aan een inclusieve stad met een sociaal karakter. Dit karakter komt verder tot bloei in wijken en dorpen met een gezonde, groene buitenruimte. Op plekken waar voorzieningen binnen handbereik zijn en waar een gevarieerd aanbod van (betaalbare) nieuwe woningen voorhanden is.
De grote hoofdopgaven wenst Apeldoorn te realiseren in een zestal gebieden: de binnenstad, de spoorzone rond het centraal station, de kanaalzone, stadsrand-zuid langs de A1, stadsrand-noord langs de Oost-Veluweweg en het kanaal en Uddel. Nieuwe ontwikkelingen dienen hand in hand te gaan met het versterken van de groene kwaliteiten en het ondersteunen van de sociale samenhang. Dit dient bij te dragen aan een logische ontwikkeling van de bestaande stad; de infrastructuur, het groen en de voorzieningen. Ook wenst Apeldoorn de stad compact te houden en te streven naar meervoudig ruimtegebruik. Gebieden kunnen meerdere functies vervullen, zoals wonen, natuur en duurzame energie. Naast de gebiedsontwikkelingen dienen de bestaande wijken, dorpen en bedrijventerreinen gevarieerder en toekomstbestendig te worden.
Voor de ontwikkelingsrichting van de kern Apeldoorn worden themakaarten gepresenteerd, zoals de themakaart 'wonen' die te zien is in de navolgende afbeelding. Hieruit komt naar voren dat voorliggend plangebied in de bestaande binnenstad gelegen is. De gemeente Apeldoorn stelt dat tussen 2020 en 2039 12.500 woningen gebouwd dienen te worden, waarbij 2/3 van de woningbouwopgave binnen de stedelijke gebieden, met name de centrumgebieden, moet worden opgelost. In de centrumgebieden is het behoud van een stedelijke woonmilieu gewenst. Apeldoorn profileert zichzelf als gezinsstad, met een gevarieerd en divers woonaanbod.
Uitsnede themakaart wonen, met daarop het plangebied aangeduid met zwarte stip (bron: gemeente Apeldoorn, Omgevingsvisie 2040).
Toetsing
In de omgevingsvisie heeft de gemeente een aantal ruimtelijke ambities geschetst ten behoeve van haar toekomstbestendigheid, waarbij onder andere gesproken wordt over een efficiënt ruimtegebruik en de groei naar 180.000 inwoners.
Ten aanzien van wonen wenst de gemeente 12.500 woningen te bouwen en een divers woonaanbod te realiseren met een aanzienlijk deel betaalbare woningen, zoals sociale huur, middeldure huur en betaalbare koopwoningen. In voorliggend plan wordt voorzien in een gevarieerd woonaanbod, bestaande uit sociale huur, middeldure huur en betaalbare koop.
Ten aanzien van winkels geeft de gemeente in de omgevingsvisie aan dat er relatief veel winkels en winkelgebieden aanwezig zijn. Eén van de beschreven gemeentelijke ambities is 'stadmaken', waarbij wordt gepleit voor minder winkeloppervlak en meer verblijf- en werk/woonfuncties. In voorliggend plan wordt oppervlakte detailhandel gereduceerd, ten behoeve van andere functies zoals wonen.
Ten aanzien van toerisme beschrijft de gemeente de ambitie om de toeristische producten in Apeldoorn te versterken, om zo meer dag- en verblijfsreactie te genereren. Met de realisatie van een nieuw hotel in de binnenstad wordt de grote variëteit aan hotels en vakantieparken in de Veluwe zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin verder vergroot. Hiermee wordt het toeristisch product in Apeldoorn versterkt en uitgebreid.
Het plangebied valt binnen het het deel dat in de gemeentelijke omgevingsvisie is aangeduid als 'Binnenstad'. Voor dit gebied heeft de gemeente een gebiedsprofiel opgesteld, waarbij een levendige mix van wonen, werken en verblijven wordt gerealiseerd. Winkels dienen duurzaam getransformeerd te worden tot woningen, met meer ruimte voor groen. Hiermee wordt de woon- en verblijfskwaliteit van de binnenstad vergroot. De wens is dat het een groene en levendige ontmoetingsplek wordt, die autoluw is en duurzaam bereikbaar. Voorliggend plan haakt daar volledig op in en voldoet aan deze gemeentelijke ambities voor de binnenstad.
Op basis van het voorgaande, kan geconcludeerd worden dat het beoogde plan voldoet aan verschillende ambities op het gebied van wonen, detailhandel en toerisme. Tevens sluit de ontwikkeling volledig aan op de specifieke ambities voor de binnenstad, zoals de gemeente heeft beschreven in haar omgevingsvisie. Daarmee is onderhavig initiatief in lijn met de Omgevingsvisie Apeldoorn.
Het groenbeleid is vastgelegd in de Groene Mal, de Groenstructuurkaart, de Verordening Groene Balans en het Groenplan. Die worden in de navolgende paragrafen besproken.
In april 2017 heeft de gemeenteraad de Groenstructuurkaart vastgesteld. De kaart geeft de belangrijkste groenstructuren van Apeldoorn weer. Apeldoorn koestert haar groene kwaliteit en wil deze beschermen en versterken. De kaart geeft een gebiedsdekkend toetsingskader en uitgangspunt voor onder andere een consequente beoordeling van ruimtelijke plannen op landschappelijke en groene kwaliteit.
Op de kaart zijn die gebieden vastgelegd waar behoud van bestaand groen en ontwikkeling van nieuw groen prioriteit heeft. Het groenstructuurplan werkt door in het kapvergunningenbeleid en het uitgiftebeleid voor snippergroen.
Toetsing
Het voorgenomen plan is niet in strijd met de uitgangspunten uit de gemeentelijke groenstructuurkaart.
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Uitsnede "De Groene mal" (bron: gemeente Apeldoorn).
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de directe woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Toetsing
Het voorgenomen plan raakt geen van de belangen die benoemd zijn het gemeentelijke groenbeleid en is daarmee niet in strijd met het bepaalde in de Groene Mal.
In maart 2018 heeft de gemeenteraad de verordening 'Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden' vastgesteld. De verordening is met name van toepassing op een ruimtelijke ontwikkeling in de Groene Ontwikkelingszone als vastgesteld in de Omgevingsverordening Gelderland, waarbij geldt dat deze alleen is toegestaan mits tevens een bijdrage aan het landschap wordt geleverd waarbij de kernkwaliteit van het betreffende gebied (substantieel) wordt versterkt.
De gemeente verleent alleen medewerking aan zo'n ruimtelijke ontwikkeling, die leidt tot ruimtebeslag dat weliswaar vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening inpasbaar is maar ten koste gaat van de groene buitenruimte, indien:
Toetsing
Het plangebied uit voorliggend plan is niet gelegen in de Groene Ontwikkelingszone. Hierdoor is voorliggende ontwikkeling niet in strijd met het bepaalde in de Verordening Groene Balans van de gemeente Apeldoorn.
In september 2018 heeft de gemeenteraad het Groenplan vastgesteld. Het Groenplan geeft aan welke groene doelen en opgaven belangrijk zijn voor het behoud en versterking van het groene karakter van de hele gemeente. De groene opgaven bestaan uit versterken van het groen-water netwerk in en om de stad, meer groen in de binnenstad, meer en beter groen in wijken en dorpen en versterken van karakteristieke landschappen. Binnen deze opgaven ligt de focus op het inzetten van groen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, biodiversiteit te versterken en bewoners uit te nodigen tot bewegen en ontmoeten. Dit met een veerkrachtig natuurlijk systeem als basis. Duurzaam groenbeheer, samenwerking en participatie vormen belangrijke pijlers die vorm krijgen in het Uitvoeringsprogramma Groen en biodiversiteit.
Toetsing
Met voorliggende ontwikkeling wordt de hoeveelheid groen in het plangebied vergroot. Door middel van openbaar groen wordt op verschillende plaatsen in het plangebied verhard oppervlak getransformeerd tot duurzaam groen. Dit draagt bij aan de klimaatadaptatie van de binnenstad van Apeldoorn. Hierdoor draagt voorliggend plan bij aan de ambities uit het gemeentelijke groenplan.
De gemeenteraad heeft op 18 april 2019 de 'Woonagenda 2018-2021, Iedereen een thuis', vastgesteld. De Woonagenda dient meerdere doelen:
De Woonagenda beschrijft, op basis van trends en ontwikkelingen, de gemeentelijke ambities en acties voor de komende jaren. De agenda is feitelijk een actieprogramma, waarin de uitvoering centraal staat. De lijn van de vorige Woonagenda is voortgezet en van nieuwe accenten voorzien. Die hangen samen met de actuele trends en ontwikkelingen en het bestuursakkoord.
Tot die actuele trends en ontwikkelingen behoren onder andere:
De visie op de toekomst van het wonen in Apeldoorn bestaat uit drie speerpunten:
Beleidsschema Woonagenda Apeldoorn (bron: gemeente Apeldoorn)
Toetsing
Met voorliggende ontwikkeling wordt gehoor gegeven aan verschillende ambities uit de gemeentelijke woonagenda. Allereerst draagt onderhavig plan bij aan de vermindering van de druk op de woningmarkt, door de realisatie van 450 woningen. Door verschillende woningtypen te realiseren, wordt ook voorzien in een diversiteit in woonvoorkeuren. In het plan zijn woningtypen voorzien die aansluiten bij de vraag die ontstaat door demografische trends, zoals reeds beschreven in paragraaf 3.1.3. Hiermee sluit het planvoornemen aan bij de gemeentelijke woonagenda.
In januari 2019 heeft de gemeenteraad de Horecavisie 2019-2023 vastgesteld. De gemeente ambieert de binnenstad van Apeldoorn te versterken als toeristische hoofdstad van de Veluwe. Voor het verwezenlijken van deze ambitie is het onder andere nodig dat de horecasector inspeelt op de wensen van de inwoners van Apeldoorn, alsmede de (potentiële) gasten. In de horecavisie geeft de gemeente aan dat het aantal horecazaken en de kwaliteit van de horeca moet passen bij de ambities die de gemeente heeft voor de binnenstad en toerisme. De gemeente wil daarbij het horeca-aanbod in de binnenstad uitbreiden. De horecavisie heeft mede tot doel te voorkomen dat de marktruimte voor horeca op minder gewenste plekken wordt ingevuld.
Daarnaast gaat de visie specifiek in op het hotelaanbod. De gemeente geeft aan dat Apeldoorn de enige stad met een intercitystation is zonder een hotel van enig formaat op loopafstand van het station. En dat steden met een vergelijkbaar inwonertal en werkgelegenheid soms zelf meerdere grotere hotels in de binnenstad hebben. Met als gevolg dat bezoekers in Apeldoorn vrijwel geen keus hebben als zij in de binnenstad willen overnachten en/of met de trein komen. Die keuze wenst de gemeente Apeldoorn wel te bieden. Daartoe wil de gemeente ruimte bieden om in komende jaren één of twee bijzondere hotels met in totaal zo'n 100 kamers toe te voegen. Daarbij dient het nieuw hotelaanbod duidelijk bij te dragen aan de ambitie om de binnenstad van Apeldoorn economisch sterker op de kaart te zetten; mogelijkheden te bieden voor een langer bezoek en bij te dragen aan de beleving en de kwaliteit van de binnenstad.
Toetsing
Voorliggend plan voorziet in de toevoeging van 4.000 m2 BVO aan hoteloppervlak (circa 60 hotelkamers) in de binnenstad van Apeldoorn. Door een hotel te realiseren in het centrum, op loopafstand van het NS-station, wordt ruimte geboden voor bezoekers die met de trein willen komen en in de binnenstad willen overnachten. Dit is volledig in lijn met de wens van de gemeente, zoals beschreven in de horecavisie.
Op 16 januari 2014 heeft de gemeenteraad de Detailhandelsvisie 2014-2019 vastgesteld. De Detailhandelsvisie beschrijft de gemeentelijke visie en ambities voor de lokale winkelstructuur. In de visie zijn de vijf hefbomen benoemd waar beweging noodzakelijk is en die bepalend zijn in het bereiken van het gewenste toekomstbeeld voor de detailhandel: de ontwikkeling van een robuuste, dynamische en complete winkelstructuur in Apeldoorn. Per hefboom zijn in de visie de gemeentelijke ambities beschreven en de aanpak om tot realisatie van die ambities te komen:
Toetsing
Voorliggende ontwikkeling draagt voornamelijk bij aan de eerste ambitie die de gemeente geeft geformuleerd, namelijk de "uitnodigende binnenstad". Door de herontwikkeling wordt het oppervlakte detailhandel verminderd, waardoor leegstand wordt bestreden en de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Hierdoor wordt het verblijfsklimaat in de binnenstad in de toekomstige situatie aantrekkelijker. Hiermee is onderhavig plan in overeenstemming met de gemeentelijke detailhandelvisie.
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn uit de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' uit voor het onderdeel Mobiliteit.
De ambities uit de structuurvisie zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.
Toetsing
Voorliggende ontwikkeling raak geen van belangen die genoemd zijn in de gemeentelijke verkeersvisie.
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de "Parkeervisie fiets en auto" en het bestemmingsplan "Parapluherziening parkeren" (vastgesteld 21 maart 2019). De essentie van de parkeervisie is 'mogelijk maken waar het kan, reguleren waar het moet'.
Met de gestaag groeiende cijfers voor autobezit en -gebruik ontstaat een drietal gevolgen die om een beleidsmatige reactie vragen.
Daarnaast is parkeerbeleid van belang voor doorstroming van het verkeer (om bijvoorbeeld opstoppingen van auto's die willen parkeren op doorgaande wegen te voorkomen) en is er een economisch belang.
De parkeernormen zijn vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren, die is vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is een nadere uitwerking van de Parkeervisie fiets en auto. De beleidsregel legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van 'voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen'. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van 'voldoende parkeerruimte' gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor fietsen en auto's. De beleidsregel dient als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en bepaalt hoe de parkeerregel in bestemmingsplannen wordt toegepast. De Beleidsregel Parkeren vervangt de notitie Actualisatie Parkeernota (2004) en de daarin opgenomen parkeernormen. Voor aanvragen om een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor het bestemmingsplan moet worden herzien en die zijn ingediend voor vaststelling van de Beleidsregel Parkeren is de Beleidsregel Parkeren niet van toepassing maar wordt getoetst aan de notitie Actualisatie Parkeernota (2004), tenzij de Beleidsregel Parkeren in het voordeel van de verzoeker uitpakt.
Toetsing
In het kader van voorliggende ontwikkeling is het plan getoetst aan het gemeentelijk parkeerbeleid. Hieruit volgt dat het plan geen belemmering ondervindt van dit beleid. De inhoud van het ter plaatse geldende paraplubestemmingsplan parkeren wordt meegenomen in het nieuwe plan voor de Oranjerie. De nadere uitwerking hiervan is uiteengezet in paragraaf 4.12.
In oktober 2008 is de beleidsnota hoogbouw 'Ruimte door hoogbouw' vastgesteld. Deze nota geeft de koers aan voor hoogbouw in Apeldoorn. De nota heeft alleen betrekking op gebouwen hoger dan 25 meter in het stedelijk gebied van Apeldoorn. In het hoogbouwbeleid speelt de Grote Lijn een centrale rol. De Grote Lijn loopt langs het Apeldoorns Kanaal en vanaf het Apeldoorns Kanaal langs de spoorlijn naar het westen. In deze zone is hoogbouw vanuit stedenbouwkundig perspectief zonder meer verantwoord, mits landschappelijk juist geplaatst en passend bij de karakteristiek van de omgeving. Buiten de Grote Lijn is ook hoogbouw mogelijk, maar dat vraagt om maatwerk en inpassing in de bestaande structuur. Hier wordt hoogbouw alleen op basis van een concreet initiatief afgewogen. Een hoogte van 70 meter geldt buiten de Grote Lijn als maximum.
Na een positieve stedenbouwkundige conclusie wordt ieder hoogbouw-initiatief getoetst aan een Hoogbouw Effect Rapportage. Deze toetsing is gericht op het minimaliseren van hinder door het gebouw zelf en het gebruik van gebouw en omgeving.
Toetsing
Ten behoeve van de onderbouwing van het bestemmingsplan heeft DGMR een hoogbouweffectrapportage opgesteld (bijlage 1). De conclusie uit deze rapportage wordt navolgend uiteengezet.
Uit het bezonningsonderzoek blijkt dat het schaduwgebied aan de Nieuwstraat in de bestaande situatie de beschikbaarheid van zonlicht beperkt is tot minder dan 2 zonuren. Dit betekent dat een verdere overweging niet nodig is voor deze gevels.
Ter plaatse van het schaduwgebied aan de oostkant van Oranjerie, langs de Hoofdstraat vermindert het aantal zonuren op twee geveldelen naar minder dan 2 uur door deze herontwikkeling. Het betreft een gering deel. Deze woning heeft op een aanzienlijk deel van een raamoppervlak wel meer dan 2 uren zon.
Het effect van schaduw door het nieuwe ontwerp van Oranjerie is zeer beperkt en wordt als acceptabel beoordeeld. In overleg met de gemeente is voor deze ontwikkeling sprake van een acceptabele situatie, aangezien voor een deel wel wordt voldaan aan TNO-richtlijn.
Ter plaatse van het schaduwgebied aan de noordkant van de Oranjerie in de Mariastraat ervaren enkele geveldelen op de begane grond een afname van het aantal zonuren, maar hierachter zijn alleen winkelfuncties aanwezig. Daarom wordt bij de woningen aan de TNO-eis voldaan.
Dit gebied ligt aan de noordkant van de Oranjerie op de Mariastraat. Enkele geveldelen op de begane grond ervaren een afname in het aantal zonuren maar hierachter zijn alleen winkelfuncties aanwezig. Ter plaatse van deze woningen wordt aan de TNO-richtlijn voldaan.
Het onderdeel bezonning wordt ook toegelicht in paragraaf 4.14.
Uit de resultaten van het windhinderonderzoek blijkt dat in de huidige situatie en de toekomstige situatie, nieuwbouw, geen windgevaar in het onderzoeksgebied, maar wel van beperkt risico op een klein gebied in de Brinklaan veroorzaakt.
Binnen het plangebied ontstaat vooral een goed windklimaat (windklasse A en B) en op een aantal plaatsen windklasse C. Voor het slentergebied is dit een matig windklimaat. Aan de noordkant van de hoge toren, aangegeven met een rode cirkel, ontstaat een klein gebied met een slecht windklimaat (windklasse D).
Aan de zuidwestkant van de Brinklaan en de Hofstraat verbetert het windklimaat ten opzichte van de bestaande situatie. Er is geen sprake meer van windklasse E. Er blijft sprake van windklasse C en D. Voor het begin van de Brinklaan, beoordeeld volgens de activiteit slenteren, betekent dit een matig windklimaat.
Een aspect dat het windklimaat kan verbeteren is het stadspark nabij de hoogste toren. Daar komen verschillende bomen. Deze zullen het windklimaat verbeteren. Zonder kwalitatief onderzoek is niet exact vast te stellen hoeveel het windklimaat verbetert. De verwachting is dat het gebied met windklasse D kleiner wordt.
Windschermen op maaiveldniveau zijn moeilijk praktisch inpasbaar. Een luifel zou mogelijk het windklimaat kunnen verbeteren. Bij het definitieve ontwerp zal verder worden ingegaan op de voorgestelde maatregelen.
Bij het ontwerp van het plan is rekening gehouden met een levendige plint. Zo bestaat de plint uit winkels en overige voorzieningen. Tevens is het plan voorzien van groene buitenruimtes. Hierdoor ontstaat een levendig openbaar gebied. Naast de commerciële plint zorgen de 450 woningen ook voor sociale veiligheid in de Nieuwstraat, Mariastraat, Hoofdstraat en Brinklaan. Deze hebben namelijk leef- en buitenruimte aan de straatzijde en zorgen daardoor voor voldoende toezicht op de openbare ruimte.
Midden in het plan is een groene buitenruimte aanwezig. Dit zorgt voor genoeg levendigheid in de stad door de bezoekers en gebruikers, die er gebruik van maken. De winkels zorgen voor een continue stroom van bezoekers. In het plangebied wordt een nieuw complex gebouwd met veel groene ruimtes, wat bijdraagt aan een prettig en veilig aanzicht.
Vanwege de hoogte en de zichtbaarheid vanuit verschillende hoeken is het van belang om aandacht te besteden aan de uitstraling van de gebouwen. Ook is aandacht vereist voor een zorgvuldige materialisatie en detaillering.
Met inachtneming van deze aanbevelingen is het niet in de lijn der verwachting dat nadelige effecten op het gebied van sociale onveiligheid, beheersbaarheid, schaduwwerking op woningen en windhinder wordt verwacht.
Het onderdeel windhinder wordt ook toegelicht in paragraaf 4.15.
Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. In december 2020 heeft de gemeenteraad besloten de gelding van deze nota te verlengen tot het moment dat voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn een omgevingsplan op grond van de Omgevingswet in werking is. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.
De gemeente Apeldoorn vindt het belangrijk dat er overal in de gemeente een goede omgevingskwaliteit is. Zo moet het veilig en leefbaar zijn. Sommige gebieden vindt de gemeente extra belangrijk. In deze gebieden streeft de gemeente naar een nog hogere omgevingskwaliteit. Er zijn daarbij drie soorten gebieden te onderscheiden:
De exacte locaties van deze gebieden staan op de website van de gemeente Apeldoorn, bij het onderwerp 'welstandsbeleid' onder het kopje 'prominente gebieden of gebouwen'.
De nota werkt vanuit een piramide:
Piramide Welstandsnota Apeldoorn (bron: gemeente Apeldoorn).
Toetsing
In de Welstandsnota worden voor het centrum van Apeldoorn verschillende gebiedsgerichte doelstellingen beschreven. Ten aanzien van grootschalige bebouwing heeft stedelijke bebouwing die veelal samengesteld is uit meerdere volumes de voorkeur. Voorliggend plan sluit daarop aan, aangezien het bestaat uit verschillende torens en blokken met diverse volumes. Daarnaast wordt in de doelstellingen specifiek benoemd dat gebouwen stedelijke wanden aan de straatzijde dienen te hebben, met aandacht voor de entree en de aansluiting van het gebouw op de straat en de hoeken. Voorliggend plan voorziet in een stedelijke rand aan de straatzijde, waarbij de bouwhoogtes aan de straatkant aansluiten op het bestaande straatbeeld. Gelet op voorgaande kan gesteld worden dat onderhavig plan in lijn is met de Welstandsnota van de gemeente Apeldoorn.
Voor deze ontwikkeling is tevens een beelkwaliteitsplan opgesteld. De welstandsnota geeft doorgaans in algemene zin de randvoorwaarden voor de te behalen beeldkwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan dat voor deze ontwikkeling is opgesteld, kan gezien worden als een verbijzondering van de welstandseisen voor de nieuw te bouwen Oranjerie. Het beeldkwaliteitsplan is in samenwerking met het ontwerpteam van de initaitiefnemer tot stand gekomen en is voorbesproken in de commissie omgevingskwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan beschrijft de te realiseren architectectuur en het materiaal- en kleurgebruik, maar ook de vormgeving van de te realiseren piazza en piazetta. Het beeldkwaliteitsplan wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegd.
In de notitie Welkom in Apeldoorn op de Veluwe, die in juni 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld, is het programma voor het onderdeel vrijetijdseconomie van de structuurvisie-ambitie Toeristisch toplandschap uitgewerkt.
De doelen van het programma zijn:
Om deze doelen te realiseren zet Apeldoorn in op de volgende vier opgaven:
Bij het realiseren van deze opgaven wordt aangehaakt op de nationale strategie Vinden, Verrassen, Verbinden zoals die is verwoord in de Visie op de Nederlandse gastvrijheidseconomie 2025. Daardoor kan de ontwikkeling van de Apeldoornse vrijetijdseconomie goed ingebed worden in de nationale ontwikkeling.
Uitgangspunt is dat het aan de ondernemer zelf is om kansen te benutten, ondernemerschap en durf te tonen. Op basis van de nationale strategie wordt van de overheid een stimulerende en ondersteunende rol verwacht. Een overheid die de randvoorwaarden creëert waarbinnen ondernemers kunnen ondernemen, maar ook de maatschappelijke belangen zijn geborgd.
De gemeente Apeldoorn wil deze rol oppakken door in te zetten op:
Toetsing
In deze notitie beschrijft de gemeente Apeldoorn de ambitie om meer bezoekers naar de binnenstad te trekken en tegelijkertijd per bezoeker hogere bestedingen te realiseren. Met de komst van een nieuw hotel in het centrum van Apeldoorn wordt invulling gegeven aan beide ambities. Enerzijds wordt het voorzieningenniveau voor toeristen opgeschroefd, wat kan resulteren in een toename van het aantal bezoekers. Anderzijds nemen de uitgaven per bezoeker toe door toeristen meerdaags in Apeldoorn te laten verblijven. Een andere opgave die beschreven staat in de notitie is 'excellent verblijven'. Met de komst van een viersterrenhotel worden de mogelijkheden voor verblijfsrecreatie in het centrum van Apeldoorn uitgebreid. Bovendien ambieert Apeldoorn het aantal zakelijke congressen te laten stijgen en een 'Congresstad' te worden. Met de komst van een hotel kan mogelijk hierin voorzien door het verblijf voor zakelijke gasten mogelijk te maken. Op deze manier kan de hotel tegemoet komen aan de behoeften van recreatieve toeristen en zakelijke gasten.
Tot slot wordt ook het doel 'meer funshoppers' geformuleerd in deze notitie. In de huidige situatie heeft het winkelcentrum te maken met structurele leegstand. Door het oppervlakte aan winkelruimten te reduceren, de toekomstige winkeloppervlakte efficiënt in te delen en een zorgvuldiger ruimtegebruik te realiseren, wordt leegstand voorkomen. Dit komt ten goede aan de winkelbeleving.
Het college van burgemeester en wethouders hebben in 2019 de Visie Binnenstad Apeldoorn vastgesteld. Deze visie geeft het nieuwe perspectief aan voor de binnenstad, is de lange termijn investeringsagenda en biedt een uitnodigend kader voor bestaande en nieuwe investeerders.
De Visie stelt voor de binnenstad van Apeldoorn als Stadspark te ontwikkelen. Dat is het gedroomde eindbeeld voor 2040. Een grote overkoepelende agenda die de lang gekoesterde wens van de stad om echt verbinding te maken met het Veluws landschap radicaal waar kan maken. Om de groenste binnenstad te kunnen worden stuurt Apeldoorn op de parknorm. De parknorm wordt hiermee de belangrijkste Apeldoornse indicator die de groenstedelijke opgave van de binnenstad gaat aanwakkeren. Het ontwikkelen van de "parknorm" is een project op zich. Het gaat hier niet alleen over groenareaal en integrale duurzaamheidsmaatregelen, maar het gaat ook over het juiste type programma, de stedelijke doelgroepen en de ruimtelijke kwaliteit die aansluit bij het principe van de binnenstad als Stadspark. Deze norm gaat ervan uit dat elk binnenstedelijk project een substantiële groene bijdrage levert in de vorm van:
De Visie Binnenstad Apeldoorn is verder uitgewerkt in het Ontwikkelperspectief 'Stadspark van Apeldoorn'. Dit plan is begin 2021 door de raad vastgesteld. De volgende vier waarden kenmerken het 'Stadspark van Apeldoorn'.
De Oranjeriehof wordt specifiek in de visie benoemd als zijnde een parkeerplaats met achterkanten en momenteel de warmste plek in Apeldoorn. Door de auto's een plek te geven in de parkeergarage dient ruimte te worden vrijgemaakt, waardoor de plek maximaal onthard en vergroend wordt. Daarbij wordt de ruimte ingericht tot groene openbare ruimte. Hierdoor voldoet de transformatie aan de wensen van de toekomstige gebruikers.
Toetsing
Binnen de ontwikkeling van het plan is 'groen' een aspect dat veelvuldig is meegenomen in de overwegingen tijdens het ontwerp. In de toekomstige situatie neemt het oppervlakte verharding af ten opzichte van de huidige situatie. Zoals te zien in paragraaf 2.3 worden verschillende openbare groenvoorzieningen aangelegd. De ontwikkelingen dragen bij aan de vergroening en de klimaatbestendigheid van de binnenstad van Apeldoorn.
Onderhavig plan is in lijn met het gemeentelijk beleid.
Algemeen
Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport wordt opgesteld. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is plan-m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten.
In de diverse onderzoeken is voor sommige functies uitgegaan van hogere aantallen en grotere oppervlaktes. In het bestemmingsplan wordt een kleiner programma mogelijk gemaakt, het maximaal te realiseren programma staat genoemd in de planregels onder artikel 3.1. De milieuonderzoeken gaan dus uit van een wost-case scenario, een stresstest als het ware om na te gaan wat gerealiseerd kan worden op de locatie van de Oranjerie.
Toetsing
Het project betreft het bouwen van circa 500 woningen. Het oppervlakte aan nieuwbouw is 55.000 m2 bvo, waarvan 14.000 m2 bvo detailhandel, 35.000 m2 bvo wonen, 2.000 m2 bvo voorzieningen en 4.000 m2 bvo hotel.
Het nieuwbouwplan kan op grond van het Besluit milieueffectrapportage worden aangemerkt als: D11.2 (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). Bij deze categorie is bij de kolom gevallen het volgende aangegeven:
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
De oppervlakte van het plangebied bedraagt ongeveer 3,7 hectare, 500 woningen en 20.000 m² aan bedrijfsoppervlakte. Kortom het nieuwbouwplan valt niet onder één van de gevallen van deze categorie. Daarom geldt voor deze ontwikkeling geen directe m.e.r.-(beoordelings)plicht, maar wordt volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Onderstaand worden de conclusies uit de vormvrije m.e.r-beoordeling (bijlage 2) die DGMR heeft opgesteld uiteengezet.
Verkeer
Voor de beoogde ontwikkeling zijn door Movares de effecten op parkeren en verkeersgeneratie onderzocht (kenmerk E82-HZ-RAP-22006640 van 20 januari 2023). In de gemeentelijke beleidsregels staat dat bij ontwikkelingen binnen een voetgangersgebied de benodigde parkeerplaatsen ter plaatse van bestaande parkeervoorzieningen moeten worden gerealiseerd. In dit geval is dat de ondergrondse parkeergarage onder de Oranjerie. Voor de ontwikkeling van het winkelcentrum Oranjerie zijn maximaal 292 parkeerplaatsen beschikbaar. De maximale additionele parkeervraag is 251 op een zaterdagmiddag. Dit betekent dat voldoende capaciteit is om aan de parkeervraag te voldoen.
Op basis van het huidige programma betreft de verkeersgeneratie op een gemiddelde werkdag tussen de 601 en 1.055 (gemiddeld 828) motorvoertuigen. De verkeersgeneratie van de toekomstige situatie is op basis van de kengetallen van het CROW (publicatie 381), minimale verkeersgeneratie, tussen de 1.302 en 2.110 (gemiddeld 1.953) motorvoertuigen per werkdag. Dit betekent een gemiddelde toename van 1.125 mvt/dag.
Het extra verkeer rijdt verspreid over de dag het gebied in en uit. Tijdens de ochtendspits verlaten bewoners het gebied en komen werknemers en later bezoekers het gebied in. In de avondspits gebeurt het omgekeerde. Het extra verkeer zal via de aansluiting van de parkeergarage aan de Nieuwstraat zich verspreiden over de Prins Willem-Alexanderlaan en Kalverstraat. Door de beoogde ontwikkeling wordt de bestaande parkeergarage beter benut. Belangrijke nadelige gevolgen op de omgeving vanwege hinder door verkeer zijn hiermee uitgesloten.
Geluid
Voor de ontwikkeling is een akoestisch onderzoek (DGMR-rapport met kenmerk M.2022.0584.07.R001 van 18 april 2023) uitgevoerd. Het rapport beschrijft de akoestische gevolgen voor het nieuwbouwplan.
Geluidsbelasting wegverkeer
In de omgeving van het plangebied zijn geen zoneringsplichtige wegen aanwezig. Alle omliggende wegen in het model zijn 30 km/uur-wegen, waardoor de Wgh niet van toepassing is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting als gevolg van deze wegen wel berekend.
Uit de resultaten blijkt dat de maximale geluidsbelasting op de woningen in het plangebied aan de Nieuwstraat 62 dB (inclusief aftrek) betreft (met uitzondering van één rekenpunt op de hoek van blok 3 waar 65 dB is berekend). Deze geluidsbelastingen worden veroorzaakt door het busverkeer in de Nieuwstraat. Op deze locatie is alleen bus- en bestemmingsverkeer toegestaan (uitgezonderd (lijn)bus/taxi). De geluidsbelasting als gevolg van de extra verkeersgeneratie door het plan is op dit punt nihil. De bestaande woningen in de omgeving ondervinden een soortgelijke geluidsbelasting als gevolg van het huidige heersende verkeersbeeld.
Het plangebied is gesitueerd in een binnenstedelijke omgeving, waar sprake is van een hogere geluidsbelasting dan in een rustige omgeving. Formeel is er geen sprake van hogere waarden, aangezien er sprake is van 30 km/uur-wegen. Om een goede ruimtelijke ordening te kunnen beoordelen is wel gekeken naar het hogere waardenbeleid. In het hogere waardenbeleid van de gemeente Apeldoorn is opgenomen dat de hoogst toelaatbare gevelbelasting 63 dB bedraagt. Hier wordt aan voldaan, met uitzondering van één rekenpunt op de hoek van blok 3 waar 65 dB is berekend. In het beleid is verder opgenomen dat bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB ten minste één geluidsgevoelige ruimte aan een geluidluwe gevel wordt gesitueerd. Voor een geluidluwe gevel kan bijvoorbeeld worden gedacht aan afschermende voorzieningen zoals een loggia. Wanneer er sprake is van een geluidsgevoelige bestemming moet hier rekening mee worden gehouden.
Als we aansluiten bij het Bouwbesluit moet in het ontwerp rekening worden gehouden met gevelmaatregelen waarbij een 33 dB binnenwaarde wordt gegarandeerd. Wanneer in de ontwerpfase rekening wordt gehouden met een geluidluwe gevel en gevelmaatregelen, kan worden voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Opgemerkt moet worden dat het busverkeer aan de Nieuwstraat in de toekomst niet meer van toepassing is. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid een positief effect op de geluidsbelasting op de woningen aan de Nieuwstraat.
Geluidsbelasting op plangebied ten gevolge van railverkeer
De voorkeurswaarde voor de geluidsbelasting afkomstig van railverkeer voor nieuwe Geluidsgevoelige bestemmingen is 55 dB. De hoogste geluidsbelasting is berekend op de zuidzijde van toren 3, met een geluidsbelasting van 53 dB. Hiermee wordt op alle punten voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeer.
Geluidsbelasting op omgeving ten gevolge van verkeersaantrekkende werking
In de toekomstige situatie neemt de verkeersgeneratie toe met 265 motorvoertuigbewegingen per weekdag, blijkt uit verkeersonderzoek van Movares. Hierdoor is de hoogste geluidsbelasting 66 dB (exclusief aftrek) en 61 dB (inclusief aftrek) op vijf toetspunten. Ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking is een verwaarloosbare toename van <1dB berekend. Dit is zeer acceptabel, gezien de drukke binnenstedelijke omgeving. Hiermee voldoet het plan Stadspark Oranjerie aan de eisen uit de Wet geluidhinder en aan een goede ruimtelijke ordening.
Bedrijven en milieuzonering
De invloed van omliggende bedrijfsmatige functies is onderzocht op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (DGMR-notitie met kenmerk M.2022.0584.05.N002 van 18 april 2023). Uit de analyse van de milieubelastende functies in de omgeving volgt dat geen nader onderzoek nodig is vanwege de functies die in de omgeving aanwezig zijn.
Cumulatieve geluidsbelasting
Als er sprake is van een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van meerdere bronnen moet ook de gecumuleerde geluidsbelasting beschouwd worden. Voor de planlocatie is voor geen enkele bron sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Cumulatie is om deze reden niet beschouwd.
Het nieuwbouwplan leidt lokaal tot een beperkte verkeerstoename. Vanaf het plangebied rijdt het verkeer via de Nieuwstraat naar de kruising met de Hofstraat. Hierdoor zal het wegverkeer van het nieuwplan op korte afstand worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Dit betekent dat het geluid van het wegverkeer in het plangebied weinig inbreng heeft op het totale wegverkeerslawaai. Belangrijke nadelige gevolgen op de omgeving vanwege hinder door verkeer zijn hiermee uitgesloten.
Lucht
Voor de planontwikkeling is een analyse luchtkwaliteit (DGMR-notitie met kenmerk M.2022.0584.08.N001 van 18 april 2023) uitgevoerd. De toename van activiteiten en de verkeerstoename leiden lokaal bij het nieuwbouwplan tot een beperkte toename van de emissie van verontreinigende (indicator)stoffen PM10 en stikstofoxiden naar de omgeving. Voor de nieuwe situatie is de luchtkwaliteit beoordeeld op basis van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (hierna NIBM). De emissie van het plan wordt bepaald door het wegverkeer dat van en naar het plan rijdt. Naast de voertuigbewegingen van wegverkeer zijn binnen het plan geen bronnen actief (installaties of werktuigen) die luchtverontreinigende stoffen uitstoten.
In bijlage 3 van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen staat aangegeven dat voor woningbouwplannen met minder dan 1.500 woningen geen nader onderzoek naar luchtkwaliteit hoeft te worden uitgevoerd. Binnen het plan Oranjerie wordt de bouw van ongeveer 500 woningen mogelijk gemaakt. Met dit aantal wordt ruimschoots voldaan aan de grens uit de regeling. Het plan Oranjerie heeft daardoor geen betekenende bijdrage op de luchtkwaliteit voor de omgeving.
Achtergrondconcentratie plangebied
In dit onderzoek zijn ook de achtergrondconcentraties in het plangebied vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of deze voldoen aan wettelijke grenswaarden. De concentraties zijn beoordeeld op basis van peiljaar 2022. Aangezien de achtergrondconcentraties jaarlijks dalen, is met het jaar 2022 de worst-case situatie beschouwd.
Binnen het plangebied zijn de volgende achtergrondconcentraties aanwezig:
De achtergrondconcentratie van beide stoffen voldoet hiermee ruimschoots aan de grenswaarde van 40 ug/m3. Ook voldoen de achtergrondconcentraties aan de advieswaarden van de World Health Organization.
Het plan voldoet daarmee aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer. Ook draagt het plan niet in betekenende mate bij (NIBM) aan de luchtkwaliteit. Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu vanwege luchtkwaliteit zijn uitgesloten.
Veiligheid
DGMR heeft een onderzoek uitgevoerd naar het aspect externe veiligheid ten behoeve van een planwijziging voor de locatie Oranjerie (kenmerk M.2022.0584.06.R001 van 18 april 2023).
Op ongeveer 320 meter van het plangebied is de spoorlijn tussen Amersfoort en Deventer gesitueerd. De spoorlijn is opgenomen als route 30 Amersfoort Oost – Deventer West in het Basisnet en voor de hele route geldt een 10-6/jaar PR-contour van 0 meter. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico. Uit de monitoringsrapportages volgt dat er wel toxische stoffen over dit spoor worden vervoerd. Ook rijden er voor de stofcategorieën A en C meer transporten dan aangewezen.
Langs het beschouwde spoortraject is geen plasbrandaandachtsgebied aangewezen. Met het ingaan van de Omgevingswet wordt voor de transportroute naar verwachting geen explosieaandachtsgebied van 200 meter vastgesteld vanwege het lage transport brandbare stoffen.
Op ongeveer een kilometer ten zuidoosten van de planlocatie ligt een LPG-tankstation. Voor dit LPG-tankstation geldt een invloedsgebied van 150 meter. De planlocatie staat hierbuiten, zodat deze inrichting voor dit plan niet relevant is.
In de nota milieuveiligheid van de gemeente Apeldoorn zijn een aantal lokale wegen opgenomen waarover relatief intensief transport plaatsvindt naar het centrum:
Deze routes zijn niet opgenomen in het Basisnet. De dichtstbijzijnde weg is de Kanaal Noord die op een afstand van ongeveer 500 meter ligt. Hiermee ligt de planlocatie buiten het invloedsgebied voor een plasbrand, fakkelbrand of BLEVE, maar mogelijk binnen het invloedsgebied van een toxische wolk. Voor bestemmingen binnen Apeldoorn is het transport van toxische stoffen over deze wegen echter niet aannemelijk. Op voorhand is hiermee eventueel transport van toxische stoffen over de lokale routes beperkt of niet aanwezig en daarmee verwaarloosbaar. De lokale transportroutes zijn daarom voor dit plan niet relevant.
In geval van een interne of externe brand moet voldoende bluswater aanwezig zijn. Voor hoogbouw tot 70 meter hoog stelt de Handreiking Bluswatervoorziening 2019 dat binnen minuten gedurende 4 uur een capaciteit van 1.500 l/minuut (90 m3/uur) beschikbaar is. Voor gebouwen hoger dan 70 meter is geen capaciteit gegeven, maar gaat dit op basis van maatwerk. Bij realisatie van het gebouw moet deze bluswatercapaciteit beschikbaar zijn. Mogelijk kan hierbij worden aangesloten op de bestaande bluswatervoorzieningen, maar waarschijnlijk moeten deze voor de hoogbouw worden uitgebreid. De bereikbaarheid kan voor hulpdiensten belemmerd worden door de smalle wegen rondom het winkelcentrum. Wel ligt er een brandweerkazerne op ongeveer 600 meter hemelsbreed van het winkelcentrum waardoor het mogelijk is bij een calamiteit snel op locatie te zijn.
Door gevels brandwerend te maken en van moeilijk brandbaar materiaal te vervaardigen kan de kans op een secundaire brand worden beperkt. Gezien de brandwerende eisen die voor hoogbouw gelden, worden vanuit externe veiligheid geen aanvullende brandwerende maatregelen genomen.
Het project beïnvloedt de externe veiligheid niet. Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu vanwege activiteiten met gevaarlijk stoffen zijn uitgesloten, aangezien binnen het plangebied nagenoeg geen gevaarlijke stoffen worden gebruikt, hooguit kleine hoeveelheden voor de ondersteunde diensten.
Bodem en land
DGMR heeft op basis van de bestaande bodeminformatie een analyse uitgevoerd (notitie met kenmerk M.2022.0584.05.N001 van 18 april 2023) uitgevoerd. Op de locatie van de Oranjerie (Hema-terrein) zijn diverse bodemonderzoeken en een grond- en grondwatersanering uitgevoerd. Op de locatie was een toplaag aanwezig met veel puin en plaatselijk sintels-, kolen- en metaalresten. De matige tot sterke verontreinigingen met zware metalen en PAK waren aangetroffen tot gemiddeld ongeveer 1,3 meter. Het grondwater was sterk verontreinigd met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen. Bij de laatste monitoringsronde in 2012 blijken vrijwel alle concentraties (van afbraakproducten) in het grondwater te zijn gedaald ten opzichte van 2009. Het oorspronkelijke product per/tri is niet of nauwelijks nog aanwezig. De maximale concentratie aan vinylchloride (VC) dat in 2012 is gemeten is 84 µg/l. Uit de beoordeling van de provincie Gelderland blijkt dat het niet nodig is een volgende monitoringsronde uit te voeren en de locatie kan als afgerond worden beschouwd. De eerder sterke verontreiniging in de grond en het grondwater zijn geheel verwijderd.
Op basis van deze gegevens en dat op de locatie geen ondergrondse tanks aanwezig zijn (geweest) en geen bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, is de Oranjerie onverdacht op het voorkomen van een bodemverontreiniging. Uit de diverse historische onderzoeken ter plaatse van de locaties aan de Brinklaan 6 en 10, Hoofdstraat 73 en 75 en Nieuwstraat 30 hebben in het verleden bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden.
Uit de bodemfunctieklassekaart blijkt dat het plangebied is ingedeeld in klasse Wonen. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de bovenlaag, tussenlaag en ondergrond is ingedeeld in klasse Industrie. Dit houdt in de lichte tot matige verontreinigingen met zware metalen, PAK en minerale olie kunnen voorkomen.
Het grootste deel van de locatie is onverdacht voor het voorkomen van bodemverontreiniging. Op een paar percelen is het vermoeden dat mogelijk sprake van een bodemverontreiniging. Aanbevolen wordt om voorafgaand aan de aanvraag van de omgevingsvergunning onderdeel bouw een actualisatie onderzoek uit voeren waarbij ook de bodem ter plaatse verdachte locaties wordt meegenomen. Indien sprake is van een saneringsplicht, zal gesaneerd worden om het gebruik van de beoogde functies mogelijk te maken.
De milieuhygiënische bodemkwaliteit is grotendeels bekend. Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu door de invloed op de bodemkwaliteit worden niet verwacht.
Natuur en biodiversiteit
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in Natura 2000-gebieden of in de directe nabijheid van het Natuurnetwerk Nederland of andere beschermde natuurgebieden. De afstand tot het Natura 2000-gebied de Veluwe is ongeveer twee kilometer. In het kader van de ontwikkeling is een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd (DGRM-rapport met kenmerk M.2022.0584.10.R002 van 18 april 2023). Uit de AERIUS-berekening van de gebruiksfase blijkt dat de stikstofdepositie iet meer dan 0,00 mol N/ha/jaar bedraagt. Uit de uitgevoerde berekeningen naar de stikstofdepositie in de aanlegfase blijkt dat de maximale uitstoot op het plangebied 200 kg/jaar mag bedragen. Dit houdt in dat in de aanlegfase grotendeels met elektrisch materieel moet worden uitgevoerd.
Hierbij is geen rekening gehouden met verkeer. Voor de verkeersbewegingen is berekend dat dit in de range van 3 – 6 kg/ jaar valt. Ook is er geen rekening gehouden met de uitstoot van ammoniak. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning, onderdeel bouw, moeten de AERIUSberekeningen worden geactualiseerd, waarbij rekening moet worden gehouden met de verkeersbewegingen en eventuele uitstoot van ammoniak.
Hieruit volgt de conclusie dat de aanlegfase en gebruiksfase niet leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000- gebieden en uitgevoerd kan worden in overeenstemming met de Wet natuurbescherming. Hieruit volgt de conclusie dat de aanlegfase en gebruiksfase met zekerheid niet leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000- gebieden en uitgevoerd kan worden in overeenstemming met de Wet natuurbescherming
Soortenbescherming
Om te voorkomen dat er in strijd met de geldende natuurwetgeving wordt gehandeld, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Van der Goes en Groot, kenmerk QS2022-158, 27 september 2022).
Op basis van het onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
In algemene zin kan redelijkerwijs worden gesteld dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Wet natuurbescherming wordt verhinderd, mits:
Met inachtneming van bovenstaande maatregelen zijn significante nadelige gevolgen voor het milieu door de invloed op natuurwaarden en biodiversiteit uitgesloten.
Water
n het kader van de ontwikkeling is een watertoets uitgevoerd (DGRM-rapport met kenmerk M.2022.0584.18.N001 van 18 april 2023). In de huidige situatie is het plangebied volledig verhard en zijn geen groenvoorzieningen aanwezig. In het plangebied is ook geen oppervlaktewater of waterkeringen aanwezig. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen primaire of regionale waterkeringen aanwezig.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkeling neemt het oppervlakte verhard in veel gevallen toe. Echter, in het kader van voorliggende ontwikkeling is dit niet het geval. In de huidige situatie is 100% van het gebied verhard. In de toekomstige situatie wordt groen toegevoegd en is circa 30% niet verhard. Hierdoor zal voorliggende ontwikkeling niet zorgen voor een toename van de wateroverlast in het plangebied. In het kader van klimaatadaptatie en om ervoor te zorgen dat het hemelwater langer wordt vastgehouden in het plangebied en vertraagd wordt afgevoerd, worden de toekomstige gebouwen voorzien van groene daken (sedum- en standaard groen dak) en aanleg van groene buitenruimten. De afwatering van de daken is naar de groene buitenruimten.
Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Er worden zodoende geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen gebruikt op delen die het hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen. Of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Afkoppeling van hemelwater zorgt ervoor dat het aantal riooloverstorten laag is. Ook dit komt de waterkwaliteit (in de omgeving) ten goede.
De gemeente heeft een zorgplicht voor doelmatige verwerking en afvoer van hemelwater, afvalwater en grondwater. In het plangebied is een gemengd riool aanwezig. Bij de herontwikkeling van het plangebied wordt het hemelwater naar de groene buitenruimten afgevoerd, zodat het vuilwaterriool niet wordt belast met schoon hemelwater. Aansluiting van de riolering uit het plangebied moet in een later stadium in overleg met de gemeente Apeldoorn worden uitgedetailleerd.
Het beheer en onderhoud van het inzamelings- en transportstelsel van afvalwater, kortom de riolering, ligt bij de gemeente. Het Waterschap is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangeleverde afvalwater.
Hiermee wordt de waterkwaliteit en kwantiteit geborgd.
Archeologie
Door Laagland Archeologie is voor de locatie Oranjerie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (kenmerk 966, d.d. september 2022). Uit het onderzoek blijkt dat archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd worden verwacht. Tijdens de bouw van het huidige winkelcentrum de Oranjerie zijn diverse sporen en vondsten waargenomen die dateren vanaf de 11e eeuw. Onduidelijk is in hoeverre alle resten binnen het plangebied zijn verstoord als gevolg van de bouw van de Oranjerie. Mogelijk zijn de archeologische resten deels beschermd door het aanwezige ophogingspakket, dat in de omgeving van het plangebied circa 1,5 meter dik is.
Aangezien op basis van het bureauonderzoek niet vastgesteld kan worden of eventueel aanwezige archeologische resten zijn verstoord, wordt vervolgonderzoek geadviseerd. Dit vervolgonderzoek kan plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek.
Een proefsleuvenonderzoek is de meest geschikte onderzoeksmethode, omdat bij een proefsleuvenonderzoek makkelijker onderscheid gemaakt kan worden tussen recent verstoorde pakketten en oudere ophogingslagen. Aangezien bekend is dat in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn, heeft het proefsleuvenonderzoek hoofdzakelijk als doel de verstoring binnen het plangebied als gevolg van bebouwing in kaart te brengen.
Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Als archeologische resten worden aangetroffen en deze worden gemeld bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, worden belangrijke nadelige gevolgen vanwege de aantasting van archeologische waarde uitgesloten.
Landschap en cultuurhistorie
Op de Erfgoedkaart van de gemeente Apeldoorn zijn binnen het plangebied geen bijzonderheden aangegeven. Uit de Erfgoedkaart blijkt dat er geen sprake is van historische beken. Wel was aan de Mariastraat, Hoofdstraat en Brinklaan sprake van bebouwing met erf. Een deel van het plangebied was in gebruik als tuin en weiland. Momenteel is het plangebied bebouwd en is er geen sprake van cultureel erfgoed. Het project leidt niet tot veranderingen die beschermde cultuurhistorische en landschappelijke waarden aantast.
Samenhang van effecten
Relevante cumulatieve effecten met andere projecten zijn niet aan de orde. Het opstellen van verschillende soorten effecten van het project zelf leidt niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Ook in samenhang leiden de effecten van het project niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor de wijken Kanaalzone en Binnenstad is een advies over de m.e.r.-strategie opgesteld (Witteveen+Bos, met kenmerk 133728/22-016.342 van 14 november 2022). Uit dit advies blijkt dat project Stadspark Oranjerie een losse, individuele ontwikkeling betreft. Het heeft geen of beperkte samenhang in de wijk Binnenstad. Het betreft een zelfstandig te ontwikkelen plan.
Conclusie
Uit de analyse volgt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van het project die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse.
Op basis van deze aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van het nieuwbouwplan van Oranjerie niet te verwachten zijn.
Het volgen van een (volledige) m.e.r.-procedure en hiermee het beschouwen van noodzakelijke alternatieven is daarom niet nodig.
Het m.e.r.-beoordelingsbesluit wordt genomen voordat het ontwerpbestemmingsplan ter visie wordt gelegd.
Conclusie
Het aspect vormvrije m.e.r.-beoordeling vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Algemeen
In het kader van het bestemmingsplan moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk.
Toetsing
In het kader van onderhavig plan heeft DGMR een bodemanalyse uitgevoerd (bijlage 3). Onderstaand wordt de conclusie uit deze bodemanalyse uiteengezet.
Op de locatie van de Oranjerie (Hema-terrein) zijn diverse bodemonderzoeken en een grond- en grondwatersanering uitgevoerd. Op de locatie was een toplaag aanwezig met veel puin en plaatselijk sintels-, kolen- en metaalresten. De matige tot sterke verontreinigingen met zware metalen en PAK waren aangetroffen tot gemiddeld circa 1,3 m. Het grondwater was sterk verontreinigd met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen. Bij de laatste monitoringsronde in 2012 blijken vrijwel alle concentraties (van afbraakproducten) in het grondwater te zijn gedaald ten opzichte van 2009. Het oorspronkelijke product per/tri is niet of nauwelijks nog aanwezig. De maximale concentratie aan vinylchloride (VC) dat in 2012 is gemeten is 84 µg/l. Uit de beoordeling van de provincie Gelderland blijkt dat het niet nodig is een volgende monitoringsronde uit te voeren en de locatie kan als afgerond worden beschouwd. De eerder sterke verontreiniging in de grond en het grondwater zijn geheel verwijderd.
Op basis van deze gegevens en dat op de locatie geen ondergrondse tanks aanwezig zijn (geweest) en geen bodembedreigende activiteiten plaatsvinden is de Oranjerie onverdacht op het voorkomen van een bodemverontreiniging.
Uit de diverse historische onderzoeken ter plaatse van de locaties aan de Brinklaan 6 en 10, Hoofdstraat 73 en 75 en Nieuwstraat 30 hebben in het verleden bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden.
Uit de bodemfunctieklassekaart blijkt dat het plangebied is ingedeeld in klasse Wonen. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de boven-, tussenlaag en ondergrond is ingedeeld in klasse Industrie, Dit houdt in de lichte tot matige verontreinigingen met zware metalen, PAK en minerale olie kunnen voorkomen.
Het grootste deel van de locatie is onverdacht voor het voorkomen van bodemverontreiniging. Op een paar percelen is het vermoeden dat mogelijk sprake van een bodemverontreiniging. Aanbevolen wordt om voorafgaand aan de aanvraag van de omgevingsvergunning onderdeel bouw een actualisatie onderzoek uit voeren waarbij ook de bodem ter plaatse verdachte locaties wordt meegenomen. Indien sprake is van een saneringsplicht, zal gesaneerd worden om het gebruik van de beoogde functies mogelijk te maken.
Conclusie
Aanbevolen wordt om voorafgaand aan de aanvraag van de omgevingsvergunning onderdeel bouw een actualisatie onderzoek uit voeren waarbij ook de bodem ter plaatse verdachte locaties wordt meegenomen. Rekening houdend met voorgaande, mag verwacht worden dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Algemeen
De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
In het kader van voorliggende ontwikkeling heeft DGMR een akoestisch onderzoek weg- en railverkeerlawaai uitgevoerd (bijlage 4). Navolgend worden de bevindingen uit dit onderzoek uiteengezet.
Geluidsbelasting op plangebied ten gevolge van wegverkeer
In dit onderzoek zijn geen zoneringsplichtige wegen aanwezig. Alle omliggende wegen in het model zijn 30 km/uur-wegen, waardoor de Wgh niet van toepassing is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting ten gevolge van deze wegen wel berekend.
Uit de resultaten blijkt dat de maximale geluidsbelasting op de woningen in het plangebied aan de Nieuwstraat 62 dB (inclusief aftrek) betreft (met uitzondering van één rekenpunt op de hoek van blok 3 waar 65 dB is berekend). Deze geluidsbelastingen worden veroorzaakt door het busverkeer in de Nieuwstraat. Op deze locatie is alleen bus- en bestemmingsverkeer toegestaan (uitgezonderd (lijn)bus/taxi). De geluidsbelasting ten gevolge van de extra verkeersgeneratie door het plan is op dit punt nihil. De bestaande woningen in de omgeving ondervinden een soortgelijke geluidsbelasting ten gevolge van het huidige heersende verkeersbeeld.
Het plangebied is gesitueerd in een binnenstedelijke omgeving, waar sprake is van een hogere geluidsbelasting dan in een rustige omgeving. Formeel is geen sprake van hogere waarden, aangezien sprake is van 30 km/uur-wegen. Om een goede ruimtelijke ordening te kunnen beoordelen is wel gekeken naar het hogere waardenbeleid. In het hogere waardenbeleid van de gemeente Apeldoorn is opgenomen dat de hoogst toelaatbare gevelbelasting 63 dB bedraagt. Hier wordt aan voldaan, met uitzondering van één rekenpunt op de hoek van blok 3 waar 65 dB is berekend. In het beleid is verder opgenomen dat bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB tenminste één geluidsgevoelige ruimte aan een geluidluwe gevel wordt gesitueerd. Voor een geluidluwe gevel kan bijvoorbeeld worden gedacht aan afschermende voorzieningen, zoals een loggia. Indien sprake is van een geluidsgevoelige bestemming dient hier rekening mee worden gehouden.
Als wordt aangesloten bij het Bouwbesluit, moet in het ontwerp rekening worden gehouden met gevelmaatregelen waarbij een 33 dB binnenwaarde wordt gegarandeerd. Indien in de ontwerpfase rekening wordt gehouden met een geluidluwe gevel en gevelmaatregelen, kan worden voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Opgemerkt moet worden dat het busverkeer aan de Nieuwstraat in de toekomst niet meer van toepassing is. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid een positief effect op de geluidsbelasting op de woningen aan de Nieuwstraat.
Geluidsbelasting op plangebied ten gevolge van railverkeer
De voorkeurswaarde voor de geluidsbelasting afkomstig van railverkeer voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen is 55 dB. De hoogste geluidsbelasting is berekend op de zuidzijde van toren 3, met een geluidsbelasting van 53 dB. Hiermee wordt op alle punten voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeer.
Geluidsbelasting op omgeving ten gevolge van verkeersaantrekkende werking
In de toekomstige situatie neemt de verkeersgeneratie toe met 265 motorvoertuigbewegingen per weekdag, blijkt uit verkeersonderzoek van Movares. Hierdoor is de hoogste geluidsbelasting 66 dB (exclusief aftrek) en 61 dB (inclusief aftrek) op vijf toetspunten. Ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking is een verwaarloosbare toename van < 1 dB berekend. Dit is zeer acceptabel, gezien de drukke binnenstedelijke omgeving.
Hiermee voldoet het plan Stadspark Oranjerie aan de eisen uit de Wet geluidhinder en aan een goede ruimtelijke ordening. .
Conclusie
Met inachtneming van het voorgaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Algemeen
Eisen met betrekking tot luchtkwaliteit zijn verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2 en vormen een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
Om het effect van voorliggende ontwikkeling op de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken, is een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd door DGMR (bijlage 5). De luchtkwaliteit hoeft alleen daar getoetst te worden waar significante blootstelling plaatsvindt (blootstellingscriterium). Verblijf van mensen is mogelijk op (bijna) het gehele terrein, er zijn daarom toetspunten over het hele plan verdeeld rondom en bij de woontorens. In onderstaande figuur is de ligging van de toetspunten weergegeven.
Ligging toetspunten rondom de planolocatie (bron: Onderzoek luchtkwaliteit, DGMR).
In onderstaande tabellen zijn de rekenresultaten voor NO2, PM10 en PM2.5 weergegeven voor de maatgevende toetspunten. Een volledig overzicht is opgenomen in de bijlagen van het "Onderzoek luchtkwaliteit".
Jaargemiddelde concentraties NO2 in µg/m3 (bron: Onderzoek luchtkwaliteit, DGMR)
Jaargemiddelde concentraties PM10 in µg/m3 (bron: Onderzoek luchtkwaliteit, DGMR)
Jaargemiddelde concentraties PM2,5 in µg/m3 (bron: Onderzoek luchtkwaliteit, DGMR)
Uit de berekeningen volgt dat de concentraties ruim voldoen aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.
Om de invloed van het plan te beoordelen, is gekeken of het plan in betekenende mate bijdraagt. Hiervoor is gebruikgemaakt van de NIBM-tool van Infomil (zie onderstaande afbeelding). Met een verkeersgeneratie van 265 volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht.
NIBM-tool (bron: Infomil/RIVM)
Hierdoor kan geconcludeerd worden dat bij het plan wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer. Ook draagt het plan niet in betekenende mate bij (NIBM) aan de luchtkwaliteit. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor het aspect luchtkwaliteit.
Conclusie
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat, zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening, luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.
Algemeen
Indien door middel van een ruimtelijke ontwikkeling nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.
Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'.
In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningenhoreca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies gelegen buiten betreffend perceel.
Toetsing
In het kader van de herontwikkeling van het plangebied heeft DGMR een onderzoek bedrijven en milieuzonering uitgevoerd (bijlage 6). Uit dit onderzoek volgt dat op de locatie van het plangebied momenteel de functie 'Centrumdoeleinden 1' is toegestaan. Dit betekent dat onder meer detailhandel, horeca, publieksgerichte dienstverlening en maatschappelijke doeleinden zijn toegestaan. Omdat dit een bestaand gebied is waar nu al woningen zijn gesitueerd tussen bedrijvigheid, zal de situatie met de nieuwe woontorens niet veranderen. De afstand tussen de nieuwe woningen en deze bedrijvigheden is vergelijkbaar met de afstand tussen de detailhandel, horeca, publieksgerichte dienstverlening en maatschappelijke doeleinden en de bestaande woningen. Dit houdt in dat op korte afstand wordt voldaan aan het criterium van een goed woon- en leefklimaat en dat de al bestaande bedrijven niet in hun werkzaamheden belemmerd worden.
Om te voorkomen dat de beoogde nieuwe bedrijven voor hinder zorgen voor de al bestaande woningen en de nieuwe beoogde woningen, is het aan te raden om een aantal maatregelen op te nemen in het planontwerp. Dit betreft voornamelijk maatregelen tegen geur, geluidsoverlast en luchtkwaliteit.
Conclusie
Indien deze maatregelen worden getroffen vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Algemeen
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.
Toetsing
In het kader van voorliggende ontwikkeling heeft DGMR een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd (bijlage 7). De vraag die in dit onderzoek wordt beantwoordt luidt: "Hoe kan de gemeente Apeldoorn de voorgenomen herontwikkeling van winkelcentrum de Oranjerie in Apeldoorn vanuit externe veiligheid verantwoorden?".
Binnen een kilometer van het plangebied liggen een LPG-tankstation, lokale transportroutes en de spoor transportroute tussen Amersfoort en Deventer. Alleen het transport over het spoor vormt een extern risico voor de planlocatie en moet bij vaststelling van het ruimtelijke plan worden verantwoord.
Voor deze route wordt voldaan aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico en omdat de transport route op meer dan 200 meter van de planlocatie ligt volstaat een beperkte verantwoording conform artikel 7 van het Bevt. Ook voldoet het plan aan het gemeentelijk beleid.
De gemeente Apeldoorn moet het groepsrisico als gevolg van deze transportroutes verantwoorden. Een aanzet tot de verantwoording van deze risico’s conform het Bevt artikel 7 staat opgenomen in hoofdstuk 4. De veiligheidsregio heeft voor de verantwoording adviesrecht ten aanzien van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Bestrijding van een ramp
Calamiteit transportroute
De voorgenomen ontwikkeling betreft zelf geen externe risicobron. Het plan ligt op een zodanige locatie dat het geen belemmering voor hulpdiensten vormt om het te bereiken. Langs het spoor staan wel/niet voldoende hydranten/andere bestrijdingsmogelijkheden. Het plangebied ligt binnen het bereik van het waarschuwings- en alarmeringssysteem.
Calamiteit plangebied
In geval van een interne of externe brand dient voldoende bluswater aanwezig te zijn. Voor hoogbouw tot 70 meter hoog stelt de Handreiking Bluswatervoorziening 2019 dat binnen 3 minuten gedurende 4 uur een capaciteit van 1.500 l/minuut (90 m3/uur) beschikbaar is. Voor gebouwen hoger dan 70 meter is geen capaciteit gegeven, maar gaat dit op basis van maatwerk. Bij realisatie van het gebouw moet deze bluswatercapaciteit beschikbaar zijn. Mogelijk kan hierbij worden aangesloten op de bestaande bluswatervoorzieningen, maar waarschijnlijk moeten deze voor de hoogbouw worden uitgebreid. De bereikbaarheid kan voor hulpdiensten belemmerd worden door de smalle wegen rondom het winkelcentrum. Wel ligt er een brandweerkazerne op ongeveer 600 meter hemelsbreed van het winkelcentrum waardoor het mogelijk is bij een calamiteit snel op locatie te zijn.
Zelfredzaamheid
Externe ongevallen kunnen een gevaar vormen zoals een brand, explosie of gifwolk.
Brand
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een plasbrand of fakkelbrand. Een wolkbrand en een BLEVE kunnen wel tot een secundaire brand leiden, maar de kans op dit ongevalsscenario is klein. Deze kans is afhankelijk van de brandbaarheid van de objecten nabij het plangebied.
Door gevels brandwerend te maken en van moeilijk brandbaar materiaal te vervaardigen kan de kans op een secundaire brand worden beperkt. Gezien de brandwerende eisen die voor hoogbouw gelden, worden vanuit externe veiligheid geen aanvullende brandwerende maatregelen genomen.
Drukgolf
Een drukgolf ontstaat bij een koude BLEVE en bij een warme BLEVE. Een koude BLEVE verloopt zo snel dat men geen tijd heeft om te handelen, bij een warme BLEVE kan men vluchten. Vanwege de afstand tot het plangebied en tussenliggende bebouwing is de impact van een drukgolf al zodanig afgezwakt dat de gebouwen inclusief de beglazing intact zullen blijven. In het geval van een dreigende BLEVE is schuilen in de woning daarom het veiligst, niettemin blijft het verstandig om hierbij afstand tot de ruiten te behouden.
Gifwolk
Mocht een rookwolk of gifwolk tot de planlocatie reiken is het belangrijk om de mechanische ventilatie uit te kunnen schakelen. In het Bouwbesluit 2012 zijn hiervoor reeds eisen opgenomen.
Gemeentelijk beleid
Aan de eisen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico uit het gemeentelijk beleid wordt voldaan voor de locatie. Het gemeentelijk beleid stelt dat het ongewenst is om bijzonder kwetsbare objecten in de risicovolle zone van een risicobron te voorzien. In de basis zijn deze functies niet binnen het bestemmingsplan voorzien, maar ook niet uitgesloten. De spoorzone is in het beleid niet begrensd. Doorgaans wordt vanuit externe veiligheid langs transportroutes een zone van 200 meter aangehouden. Het plangebied ligt op 320 meter van het spoor en daarmee buiten deze zone.
Bouwkundige eisen
De planlocatie ligt zodanig ver van het spoor, buiten eventuele aandachtsgebieden en buiten het bereik van andere risicobronnen. Daarom wordt voorgesteld om vanuit externe veiligheid geen aanvullende bouwkundige maatregelen te nemen.
Conclusie
Met inachtneming van het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Vanaf 1 januari 2017 geldt hiervoor de Wet natuurbescherming. Deze wet beschermt bepaalde plant- en diersoorten, natuurgebieden en bossen. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, moet worden aangetoond dat in het kader van de huidige natuurwet- en regelgeving van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing kan worden verkregen.
Toetsing
Middels een quick scan natuur (bijlage 8) hebben Van der Goes en Groot onderzocht of er beschermde natuurwaarden, volgens de nu geldende natuurwet- en regelgeving, aan- of afwezig zijn in het plangebied. Naast beschermde natuurwaarden in het plangebied is ook nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt, mogelijk negatieve effecten kan hebben op nabij gelegen beschermde gebieden. Navolgend worden kort de conclusies van de quick scan uiteengezet.
Beschermde soorten Wnb
Gebiedsbescherming en overige natuurwetgeving
Zorgplicht
Voor alle in het wild levende soorten en hun leefomgeving geldt de zorgplicht. Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen hanteren:
Aanbevelingen ter bevordering van natuur
Met behulp van enkele eenvoudige maatregelen kan de natuur in het plangebied versterkt worden en krijgen planten en dieren ook in nieuwe ontwikkelingslocaties de ruimte. Als aanvulling worden voor dit plan de volgende aanbevelingen gedaan:
Stikstof
In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) is het noodzakelijk de mogelijke stikstofuitstoot door de beoogde ontwikkeling inzichtelijk te maken. DGMR heeft dit gedaan middels een onderzoek stikstofdepositie in de aanleg- en gebruiksfase (bijlage 9). Het plan bestaat onder meer uit de bouw van een complex met woningen en commerciële functies. De totale aanlegfase duurt naar verwachting drie jaar. DGMR heeft een onderzoek opgesteld naar het effect van het plan op stikstofgevoelige natuurgebieden.
Toekomstige gebruiksfase
In de toekomstige gebruiksfase is er sprake van vervoersbewegingen. Uit de berekening van de gebruiksfase in 2027 (op basis van 40,8 kg/jaar als gevolg van verkeersbewegingen) volgt dat het plan geen relevante bijdrage heeft op de stikstofgevoelige natuurgebieden. De berekende depositie voldoet aan de afgeronde grenswaarde van 0,00 mol/ha/jaar.
Huidige gebruiksfase (referentiesituatie)
In de huidige situatie is er sprake van gasverbruik en vervoersbewegingen. De referentiesituatie op basis van 135,3 kg/jaar (= 114,28 kg/jaar NOx-emissie ten gevolge van het gasverbruik en 21,0 kg/jaar ten gevolge van de vervoersbewegingen) in de huidige situatie zorgt voor een stikstofdepositie van 0,01 mol/ha/j op het Natura 2000-gebied Veluwe.
Aanlegfase (intern salderen)
Op basis van intern salderen is de maximaal toegestane stikstofemissie op het plangebied in de aanlegfase berekend. Uit de berekeningen blijkt dat als de maximale uitstoot op het plangebied 200 kg NOx/jaar is (zonder verkeer meegerekend), dat de verschilberekening 0,00 mol/ha/jaar betreft. Hierbij is geen rekening gehouden met de uitstoot van ammoniak, NH3.
Naast de stikstofemissie van materieel veroorzaken ook voertuigen van het bouwverkeer voor een stikstofemissie. Daarom is een inschatting gemaakt van het aantal vervoersbewegingen in de aanlegfase. Er is berekend dat deze een stikstofemissie veroorzaken tussen de 3 en 6 kg/jaar. Als gevolg van deze verkeersbewegingen wordt de maximaal toegestane uitstoot (200 kg NOx/jaar zonder verkeer) op het plangebied dus verminderd met 3-6 NOx kg/jaar.
Voordat de aanlegfase wordt aangevangen, wordt een omgevingsvergunning onderdeel bouw aangevraagd. Voor deze aanvraag zal een nieuwe AERIUS-berekening worden uitgevoerd, aangezien dan het in te zetten materieel bekend is. Hierbij moet rekening worden gehouden met de emissies NOx en ammoniak.
Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, gelden minimale stageklasse-eisen aan mobiele werktuigen in de bouw. Informatie over het gebruik van mobiele werktuigen tijdens het slopen/bouwen is straks een indieningsvereiste bij een aanvraag omgevingsvergunning (bouw) of een sloopmelding. Dit betekent dat in de praktijk sprake is van de verplichting om schoner materieel in te zetten. Met bovenstaande resultaten moet een aannemer worden ingeschakeld die de materieelinzet zodanig kan inplannen dat elk bouwjaar wordt voldaan aan de maximaal toegestane uitstoot.
Conclusie
Indien rekening wordt gehouden met de genoemde maatregelen, vormt het aspect natuur geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Algemeen
In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het procesinstrument 'de Watertoets'.
Rijksbeleid - Het Nationaal Waterprogramma 2022-2027
Het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 is op 18 maart 2022 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2022-2027, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen.
In het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 wordt allereerst de nationale belangen opgesomd:
Deze nationale belangen worden aangevuld met drie hoofdambities:
De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving, zoals de energietransitie, de woningbouw, herstel natuur en de landbouwtransitie is noodzakelijk.
Daarnaast hebben de vijf volgende thema's een centrale rol in dit waterprogramma:
Een integrale aanpak van samenhangende nationale en regionale opgaven vereist een gebiedsgerichte aanpak. Daarom zijn voor de rijkswateren in dit Nationaal Waterprogramma gebiedsgerichte uitwerkingen opgenomen. Het gaat om de Noordzee, de Zuidwestelijke Delta, de RijnMaasmonding, de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Waddenzee en Eems-Dollard en de Kanalen in het beheer van het Rijk. Deze zijn verbonden met de diverse gebiedsgerichte programma's en uitwerkingen onder het Nationaal Waterprogramma, zoals de Gebiedsagenda's Grote Wateren. Voor de overige wateren van Nederland wordt in andere programma's de gebiedsgerichte uitwerking van het waterbeleid meegenomen. In de eerste plaats in de Omgevingsagenda's onder de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
In het coalitieakkoord van eind 2021 is aangegeven dat de komende jaren structureel meer budget wordt uitgetrokken voor instandhouding van wegen, spoor, hoofdwatersysteem en vaarwegen. Het structureel extra budget loopt op via een geleidelijk ingroeimodel. De budgettaire kaders voor instandhouding zijn daarmee verruimd. Voor het Hoofdwatersysteem en het Hoofdvaarwegennet zal IenW binnen deze budgetaire kaders nog aanvullende keuzes moeten maken om de instandhoudingsopgaven op termijn beheersbaar te houden.
Regionaal Waterprogramma Gelderland 2021-2027
Het Regionaal Waterprogramma (RWP) 2021 – 2027 Provincie Gelderland is op 26 februari 2019 vastgesteld. In het Provinciaal Waterprogramma 2021-2027 zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Gelderland.
Het Waterplan is onderverdeeld in drie deelprogramma's:
In het plan zijn deze programma's verder uitgewerkt in maatregelen, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de provincie Gelderland.
In de Omgevingsverordening is onder andere regelgeving opgenomen voor de regionale en primaire waterkeringen. Voor bestemmingsplannen c.q. wijzigingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken, Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.
Waterschapsbeleid – Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 Vallei en Veluwe
Op 22 november 2021 is het blauw omgevingsprogramma (BOP) van waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende vier programma's:
Het beheergebied van het waterschap is opgedeeld in vier deelgebieden. De gemeente Apeldoorn valt onder het deelgebied IJsselvallei. De vijf thema’s zijn specifiek gemaakt voor de vier deelgebieden in gebiedsdoelen. De gebiedsdoelen zijn onderverdeeld in drie categorieën: Watersysteem, Waterveiligheid en Wonen en zuiveren.
Gemeentelijk beleid - Gemeentelijk water- en rioleringsplan Apeldoorn 2022-2026
Voor de gemeente Apeldoorn is het Gemeentelijk Water- en Rioleringsplan Apeldoorn 2022-2026 kaderstellend. In dat beheerkader staat beschreven hoe de gemeente invulling geeft aan haar drie zorgtaken. Deze zijn: de inzameling en transport van stedelijke afvalwater, de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater en het nemen van grondwatermaatregelen.
Het centrale doel van de gemeente Apeldoorn is het behoud en het versterken van een vitale en gezonde leefomgeving. Dit doel wordt bereikt door het volgen van drie sporen:
Om hier uitvoering aan te geven is door de gemeente Apeldoorn de nieuwe Waterladder van Apeldoorn opgesteld. Deze waterladder is weergegeven in onderstaande figuur en toont de voorkeursvolgorde voor omgang met water binnen de gemeente.
Watertoets
Voor de ontwikkeling van de Oranjerie te Apeldoorn is een onderzoek (bijlage 10) uitgevoerd naar de waterhuishouding in de vorm van een watertoets. De planlocatie is niet gelegen in een gebied met oppervlaktewateren en er zijn ook geen primaire en regionale waterkeringen aanwezig.
In de huidige situatie is het plangebied volledig verhard. In de toekomstige situatie is dit niet het geval, er wordt 10.310 m2 onverhard terrein toegevoegd. Verder zullen de gebouwen worden voorzien van sedumdaken en groene daken. Ook wordt er een stadspark en een extra groene strook gerealiseerd. Deze aspecten zorgen ervoor dat er geen toename van wateroverlast zal zijn en dat de bergingscapaciteit van 60 mm geborgd wordt. Hiermee wordt de waterkwaliteit en kwantiteit geborgd.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Algemeen
Bij het planvormingstraject van bouwplannen in de provincie Gelderland en de gemeente Apeldoorn speelt duurzaamheid een rol. Hieronder staat weergegeven op welke duurzaamheid een plek heeft gekregen.
Toetsing
Energie
Het project wordt gasloos uitgevoerd. Daarnaast zal de opwekking van warmte centraal in het gebouw geregeld worden, dus geen individuele warmteopwekking. Een centrale opwekking heeft het voordeel dat goed en makkelijker kan worden ingespeeld op toekomstige en vernieuwende mogelijkheden op dit gebied. Ook zal het aspect koeling in de totale afweging worden meegenomen.
Duurzame mobiliteit
Er wordt gedurende 2 jaar gemeenschappelijke mobiliteit in het gebouw aangeboden. Hiertoe worden 6 elektrische deelauto's ter beschikking gesteld. Door de ontwikkelaar zal hiertoe een contract worden afgesloten met een gespecialiseerd bedrijf in duurzame mobiliteitsoplossingen. De parkeervoorziening zal worden voorbereid om naast deze elektrische auto's ook eenvoudig extra oplaadpunten te kunnen realiseren.
Groen
Conclusie
Rekening houdend met voorgaande vormt het aspect klimaatadaptatie geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Algemeen
Door ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.
Toetsing
Laagland Archeologie heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van voorliggend plan (bijlage 11). Hieronder worden de bevindingen uit dit onderzoek uiteengezet.
Op basis van de inventarisatie kan geconcludeerd worden dat het plangebied zich bevindt op een daluitspoelingswaaier. Het is onbekend of op de smeltwaterafzettingen nog dekzand aanwezig is.
Het plangebied bevindt zich binnen de historische dorpskern van Apeldoorn. Ten noordoosten van het plangebied heeft de Mariakerk gestaan, die terug gaat tot de 12e eeuw, Ook binnen het plangebied zijn tijdens grondwerkzaamheden bij de bouw van de Oranjerie archeologische resten aangetroffen. Deze resten dateren vanaf de 11e eeuw. Ook in de omgeving van het plangebied zijn archeologische resten aangetroffen. Deze resten dateren voornamelijk uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd.
Op basis van bevindingen van archeologische resten in de omgeving van het plangebied is het waarschijnlijk dat op de top van de natuurlijke ondergrond ophogingslagen aanwezig zijn. De dikte van deze ophogingslagen varieert tussen de 100 en 170 cm dikte. Deze ophogingslagen hebben een beschermende werking voor archeologische resten voorafgaand aan de ophoging.
Op historisch kaartmateriaal is te zien dat het plangebied voor 1708 tot de dorpskern van Apeldoorn behoorde. In 1708 was in het noordelijke deel van het plangebied reeds bebouwing aanwezig. In de loop van de tijd breidde deze bebouwing zich uit. Alleen het centrale deel van het plangebied kende voorafgaand aan de Oranjerie geen bebouwing, maar was in gebruik als tuin.
Op basis van het historische kaartmateriaal en de opgevraagde bouwtekeningen zijn in het plangebied diverse verstoringen te verwachten. De diepte van de verstoringen varieert van 35 centimeter tot 6,95 meter onder maaiveld. Dit betekent dat op locaties met zeer diepe verstoringen (kelder onder Hoofdstraat 77 en de parkeergarage onder het Oranjeriecomplex) eventueel aanwezige archeologische resten reeds zijn vergraven. Voor de andere locaties geldt dat archeologische resten beschermd kunnen zijn door de aanwezigheid van een ophogingspakket. De intactheid van archeologische resten hangt daarbij sterk af van de dikte van het ophogingspakket.
Verwachtingsmodel
Binnen het plangebied zijn archeologische waarden bekend uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Ook in de omgeving van het plangebied zijn archeologische resten uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd aangetroffen. Op basis van de ligging van het plangebied op een daluitspoelingswaaier kunnen archeologische resten uit eerdere perioden echter niet worden uitgesloten.
De archeologische verwachting voor resten uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Vroeg-Neolithicum wordt klein geacht. Resten uit deze perioden bestaan uit vuursteenverspreidingen die zich op of direct onder het toenmalige maaiveld bevonden. Indien deze resten in het plangebied aanwezig zouden zijn, zouden deze door grondroerende werkzaamheden in latere perioden zijn verstoord.
De archeologische verwachting voor het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd is middelhoog. Resten uit deze perioden zijn in de omgeving van het plangebied niet aangetroffen, maar kunnen vooralsnog ook niet worden uitgesloten.
Voor de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd geldt een zeer hoge archeologische verwachting. Archeologische resten uit deze periode zijn in het westelijke deel van het plangebied bekend. In het westelijke deel van het plangebied zijn archeologische resten uit de 11e tot 14e eeuw aangetroffen en op basis van historisch kaartmateriaal is bewoning binnen het plangebied bekend vanaf 1708. Indien deze resten door ophogingslagen zijn beschermd van recente verstoringen kunnen bewoningsresten uit deze perioden binnen het plangebied worden verwacht.
Eventuele nederzettingen uit de steentijd hebben een omvang van 50 – 200 m2 (kleine variant) of 200 – 1000 m2 (middelgrote variant). Nederzettingen uit de periode Bronstijd – middeleeuwen hebben meestal een omvang tussen 500 – 2000 m2 (huisplaats) of meer dan 8000 m2 (dorp).
Deze resten liggen in de top van de natuurlijke ondergrond of in een ophogingspakket. De dikte van het ophogingspakket binnen het plangebied is vooralsnog onbekend. Rekening wordt gehouden met een dikte van ca. 1,5 meter. De natuurlijke bodem wordt hier gevormd door dekzand of smeltwaterafzettingen waarin zich een podzol heeft ontwikkeld. Eventuele resten bestaan uit vuursteenstrooiingen (voornamelijk Neolithicum, in mindere mate Bronstijd en IJzertijd). Daarnaast kan (gefragmenteerd) aardewerk worden verwacht, evenals houtskool, verbrande huttenleem en natuursteen. Vanaf ongeveer de 17e eeuw is ook baksteen te verwachten (rurale gebieden; in bewoningskernen al eerder). Deze vondstcategorieën bevinden zich aan of in het pleistocene zand of in het ophogingspakket. Daarnaast kunnen grondsporen worden verwacht. Het gaat daarbij overwegend om paalkuilen, greppels en afvalkuilen en dergelijke. Deze bevinden zich in de top van de pleistocene ondergrond en kunnen zich tot op grote diepte uitstrekken.
Advies
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek worden in delen van het plangebied archeologische resten verwacht. Vooralsnog is de ontgravingsdiepte van de geplande ingrepen niet bekend. Hierdoor is niet duidelijk of de voorgenomen ingrepen de archeologische resten gaan verstoren. Tevens is op basis van het bureauonderzoek niet duidelijk op welke diepte de verwachte archeologische resten zich bevinden.
Aangezien op basis van het bureauonderzoek niet voor het gehele plangebied vastgesteld kan worden of eventueel aanwezige archeologische resten zijn verstoord, wordt vervolgonderzoek geadviseerd. Dit vervolgonderzoek kan plaats vinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek.
Een proefsleuvenonderzoek is de meest geschikte onderzoeksmethode, omdat bij een proefsleuvenonderzoek makkelijker onderscheid gemaakt kan worden tussen recent verstoorde pakketten en oudere ophogingslagen. Aangezien bekend is dat in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn, heeft het proefsleuvenonderzoek hoofdzakelijk als doel om de verstoring binnen het plangebied als gevolg van bebouwing in kaart te brengen.
Van zowel de Hoofdstraat 77 als de parkeergarage kan worden vastgesteld dat de graafwerkzaamheden dieper reikten dan het archeologische niveau, waardoor eventueel aanwezige archeologische resten zijn verstoord. Vervolgonderzoek wordt op deze locaties niet noodzakelijk geacht.
Locaties binnen het plangebied waarbinnen geen vervolgonderzoek wordt geadviseerd (bron: Laagland Archeologie Rapport 966).
Conclusie
Vervolgonderzoek wordt geadviseerd. Momenteel kan het proefsleuvenonderzoek niet worden uitgevoerd, aangezien het terrein is bebouwd en verhard. Het proefsleuvenonderzoek zal op een geschikt moment worden uitgevoerd.
Algemeen
Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
Toetsing
Raadpleging van de "Cultuurhistorische waardenkaart" van de gemeente Apeldoorn en de "Kaart historisch landschap, historische stedenbouw en archeologie" van de provincie Gelderland wijst uit dat in de directe omgeving van het plangebied enkele monumenten gelegen zijn. In het bestemmingsplan "Binnenstad-West herziening 1" heeft Hoofdstraat 75 de aanduiding 'waardevolle bebouwing'. Voorliggende ontwikkeling zal niet leiden tot de aantasting van de cultuurhistorische waarde van deze monumenten.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot een toenemende parkeerbehoefte. In het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling bepaalt de gemeente wat de te verwachten parkeerbehoefte is voor een ontwikkeling.
De huidige feitelijke parkeerbehoefte
Om een goed beeld te krijgen wat de nieuwe parkeerbehoefte van deze ontwikkeling zou moeten zijn en of er ruimte aanwezig, is eerst gekeken naar de huidige parkeerbehoefte van de Oranjerie. Onder de Oranjerie zit een parkeergarage met 517 parkeerplaatsen, deze garage blijft bestaan.
Het parkeergebruik van die parkeergarage is inzichtelijk gemaakt door middel van twee tellingen. De telling van zaterdag 27 augustus 2022 laat zien dat er op een gegeven moment maximaal 225 auto's geparkeerd zijn. Dat betekent dat er op dat moment nog 292 lege parkeerplaatsen aanwezig zijn. De tweede telling van zaterdag 26 november 2022 laat zien dat er op een gegeven moment maximaal 258 auto's geparkeerd zijn. Dat betekent dat er op dat moment nog 259 lege parkeerplaatsen aanwezig zijn. Deze tellingen zijn representatief voor een realistisch beeld van van de huidige parkeerbehoeft van de Oranjerie; de zaterdagen zijn de drukste dagen om het centrum te bezoeken, de tellingen zijn buiten de Corona-lockdown gedaan en eind november is de periode voor de feestmaand december.
De huidige parkeerbehoefte
Voor ruimtelijke ontwikkelingen hanteert de gemeente Apeldoorn de 'Beleidsregel Parkeren'. Op grond van dat document zit de Oranjerie in de zone 'Centrum'. Voor die zone wordt doorgaans gerekend met de parkeernorm voor 'binnenstad / centrumvoorzieningen'. De parkeernorm is dan 3,9 parkeerplaatsen per 100m² aan brutovloeroppervlak. Als we dat toepassen voor de Oranjerie met een brutovloeroppervlak van 21.593 m², dan resulteert dat in een parkeerbehoefte van 842 parkeerplaatsen. Deze theoretische parkeerbehoefte sluit in totaal niet aan bij de feitelijke parkeerbehoefte die laat zien dat het gaat om maximaal 225 tot 258 parkeerplaatsen. De gedeeltelijke leegstand van de Oranjerie verklaard dit grote verschil ook niet. De conclusie is dan ook dat de theoretische parkeerbehoefte op grond van de 'Beleidsregel Parkeren' voor deze situatie niet realistisch is.
Als we de parkeerbehoefte voor de Oranjerie gaan berekenen met de parkeernorm van 1,2 parkeerplaatsen per 100m² aan brutovloeroppervlak, die toegepast wordt voor de functie 'woonwarenhuis/woonwinkel', dan resulteert dat in een parkeerbehoefte van 259 parkeerlpaatsen. Dit aantal komt overeen met de feitelijke parkeerbehoefte en is daardoor een realistische benadering.
Voor de Oranjerie past de kwalificatie van 'woonwarenhuis/woonwinkel' dus beter dan 'binnenstad / centrumvoorzieningen'.
De toekomstige parkeerbehoefte
Als we dan kijken naar de toekomstige Oranjerie in relatie tot de 'Beleidsregel Parkeren' die we hanteren bij die ontwikkeling, dan passen we de kwalificatie 'woonwarenhuis/woonwinkel' toe, die kwalificatie blijkt immers realistisch en passend.
Het huidige winkelbestand van de Oranjerie zal weer terugkomen in de nieuwe Oranjerie en een groot gedeelte van het leegstaande winkelbestand wordt met dit bestemmingsplan wegbestemd. Voor de detailhandel in de nieuwe Oranjerie verwachten we daarom geen substantieel effect op de parkeervraag. De parkeerbehoefte voor de winkels in de nieuwe Oranjerie, komt daardoor overeen met de huidige feitelijke parkeerbehoefte voor de Oranjerie.
Er is vervolgens gekeken naar de parkeerbehoefte voor de nieuwe functies die worden toegevoegd, wonen werken en hotel. Deze nieuwe toe te voegen functies moeten immers ook kunnen voorzien in hun parkeerbehoefte.
Op grond van de 'Beleidsregel Parkeren' zou voor de woonfunctie gerekend moeten worden met de gemiddelde CROW parkeerkencijfers. De CROW die als bron is gebruikt voor de 'Beleidsregel Parkeren' hanteert een bandbreedte voor parkeerbehoeftes, wij hebben bij het opstellen van de 'Beleidsregel Parkeren' gekozen voor het gemiddelde van de bandbreedte. Echter, gezien de ambities van Apeldoorn ten aanzien van een duurzaam mobiliteitsconcept en het daarbij hanteren van lagere parkeernormen (verwoordt in de 'Mobiliteitsvisie Binnenstad' van 2021), rekenen we voor de woonfunctie met de minimale CROW parkeerkencijfers. De inzet van deelvervoer en electrische fietsen bij de woonfunctie maakt deze afschaling van de gemiddelde parkeernorm naar de minimale parkeernorm mogelijk.
Het onderzoek van Movaris in bijlage 12 laat zien dat de parkeerbehoefte van de functies wonen werken en het hotel, kan worden opgevangen door de ongebruikte ruimte in parkeergarage (die inzichtelijk is gemaakt bij de feitelijke parkeerbehoefte).
Het onderzoek gaat om sommige punten uit van een groter programma, gedurende het proces is het programma voor de Oranjerie naar beneden bijgesteld, zo is het aantal toe te voegen woningen in het bestemmingsplan bijgesteld van 500 naar 450. Het onderzoek laat dan ook een worstcase scenario zien door uit te gaan van een groter programma
Conclusie
Gelet op voorgaande vormt het aspect verkeer en parkeren geen belemmering voor de beoogde realisatie van het plan.
Algemeen
Rondom hoge gebouwen kan windhinder optreden. Er kan sprake zijn van verhoogde windsnelheden die het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam maken. Op grond van onderzoek (computeranimatie of windtunnelonderzoek) kan vooraf worden vastgesteld of bij een bepaald stedenbouwkundig ontwerp windhinder zal optreden en zo ja, welke maatregelen kunnen worden getroffen om windhinder te voorkomen of te beperken. Ter voorkoming van windhinder kunnen maatregelen worden getroffen in de openbare ruimte of aan het gebouw zelf.
Toetsing
Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan heeft DGMR een windonderzoek uitgevoerd (bijlage 14). Het doel van het onderzoek is om het windklimaat rond de nieuwbouw op maaiveld te bepalen in het kader van de bestemmingsplanwijziging. Het windklimaat is voor twee situaties bepaald:
Uit het windonderzoek blijkt het volgende:
Windklimaat huidige situatie
Windgevaar
Er is geen sprake van windgevaar of beperkt risico op een klein gebied in de Brinklaan.
Windhinder
Aan het begin van de Brinklaan, beoordeeld volgens de activiteit 'slenteren', is er sprake van een matig tot slecht windklimaat (klasse C en D) en een klein gebied met windklasse E (slecht windklimaat). Ook op de Hofstraat is er sprake van een windklasse C, D. Aangezien hier beoordeeld wordt volgens de activiteit 'doorlopen' is hier sprake van een matig tot goed windklimaat. Op een klein gebied op de Hofstraat is sprake van windklasse E (slecht windklimaat). Op de Nieuwstraat, nabij de Brinklaan is er sprake van windklasse D, een matig windklimaat voor de activiteit "doorlopen". Het relatief hoge gebouw van het Kadaster op de hoek van Hofstraat en Nieuwstraat zorgt voor hogere luchtsnelheden op de Brinklaan, de Hofstraat en de Nieuwstraat. In de overige gebieden is er sprake van een goed windklimaat.
Windklimaat met nieuwbouw tot maximaal toegestane bouwhoogte bestemmingsplan
Windgevaar
Uit de resultaten volgt dat er geen sprake is van windgevaar, maar wel van beperkt risico op een klein gebied in de Brinklaan.
Windhinder
Er ontstaat binnen het plangebied vooral een goed windklimaat (windklasse A en B) en op een aantal plaatsen windklasse C. Voor het slentergebied is dit een matig windklimaat. Aan de noordkant van de hoge toren, aangegeven met een rode cirkel, ontstaat een klein gebied met een slecht windklimaat (windklasse D).
Aan de zuidwestkant van de Brinklaan en de Hofstraat verbetert het windklimaat ten opzichte van de bestaande situatie. Er is geen sprake meer van windklasse E. Er blijft sprake van windklasse C en D. Voor het begin van de Brinklaan, beoordeeld volgens de activiteit slenteren, betekent dit een matig windklimaat.
Maatregel
Een aspect dat het windklimaat kan verbeteren is het stadspark nabij de hoogste toren. Daar komen verschillende bomen. Deze zullen het windklimaat verbeteren. Zonder kwalitatief onderzoek is niet exact vast te stellen hoeveel het windklimaat verbetert. De verwachting is dat het gebied met windklasse D kleiner wordt.
Windschermen op maaiveld niveau zijn moeilijk praktisch inpasbaar. Een luifel zou mogelijk het windklimaat kunnen verbeteren. Dit zou dan een luifel zijn op een hoogte van circa 3m met een diepte van circa 3 m, aan de kant van het park (noordkant) en aan de oostkant.
Kwalitatieve analyse van laatste wijzigingen
De slankere toren zal voor een beter windklimaat ten noorden van de toren zorgen. Het paviljoen zal echter het windklimaat tussen het paviljoen en de toren verslechteren. De verwachting is dat de invloed van het paviljoen groter zal zijn dan de invloed van de toren. Dit betekent dat het windklimaat ten noorden van de toren slechter zal zijn volgens dit nieuwe ontwerp.
Conclusie
Gelet op voorgaande kan geconcludeerd worden dat windhinder geen belemmering vormt voor de beoogde realisatie van het plan.
Op basis van de stedenbouwkundige opzet heeft DGMR onderzoek gedaan naar de bezonningssituatie binnen en in de omgeving van het plangebied (bijlage 15). Navolgend worden de bevindingen uit dit onderzoek uiteengezet.
Beschaduwde gebieden voor nadere beschouwing (bron: DGMR).
Het schaduwgebied van het project Stadspark Oranjerie ligt grotendeels aan de noordkant van de projectlocatie en woningen in dit gebied zijn opgenomen in de analyse. Op de plattegrond zijn gebieden A, B en C aanzienlijk beïnvloed met betrekking tot bezonning. Daarom zijn deze gevels nader beschouwd. De conclusies zijn hieronder beschreven.
Schaduwgebied A
Omdat in de bestaande situatie langs de Nieuwstraat de beschikbaarheid van zonlicht beperkt is tot minder dan 2 zonuren, is een verdere overweging niet nodig voor deze gevels. Vanwege de afwezigheid van het minimaal aantal zonuren voorgeschreven door de TNO-norm in de bestaande situatie, veroorzaakt de herontwikkeling geen verdere verslechtering in bezonning op deze gevels.
Schaduwgebied B
Dit gebied ligt aan de westkant van Oranjerie, langs de Hoofdstraat. Door de aanwezigheid van Oranjerie vermindert het aantal zonuren op twee geveldelen naar minder dan 2 uur.
In onderstaande tabel zijn het aantal zonuren in beide situaties samengevat. Deze kritische geveldelen zijn in totaal van 2 m2 geveloppervlakte en ze zitten nog net onder 2 uren van zon (1 uur en 48 minuten).
Het effect van deze schaduw werd verder beoordeeld op basis van de ramen, waardoor zonlicht binnen de woonruimte komt. Het oppervlak van twee ramen ervaren gedeeltelijk een afname naar minder dan 2 zonuren. Het derde raam ervaart geen afname in het aantal zonuren vergeleken met de bestaande situatie.
De woonruimte krijgt meer dan 2 uren van zon via een aanzienlijk deel van het raamoppervlak. Het effect van schaduw door het nieuwe ontwerp van Oranjerie is zeer beperkt en ons inziens acceptabel. In overleg met de gemeente is voor deze ontwikkeling sprake van een acceptabele situatie, aangezien voor een deel wel wordt voldaan aan de TNO-norm.
Schaduwgebied C
Bij delen van C wordt het schaduwgebied met minder dan 2 zonuren verminderd, vanwege het nieuwe ontwerp van Oranjerie. In de bestaande situatie krijgen vier geveldelen op de eerste verdieping minder dan 2 uren van zon. De eerste verdieping krijgt nu meer dan 2 uren van zon op zijn hele oppervlak. Dit betreft een verbetering vergeleken met de bestaande situatie.
Bij het merendeel van de gevels van C vermindert het aantal zonuren op sommige geveldelen, maar ze krijgen meer dan 2 uren van zon.
Met betrekking tot het effect op de woningen in de Nieuwstraat wordt aan de TNO-norm voldaan. Omdat er een verbetering is in het aantal zonuren op gevel C, is het mogelijk om dit als compensatie te beschouwen voor de kleine afname in zonuren op de achtergevel van één woning bij schaduwgebied B.
Geconcludeerd wordt dat het nieuwe ontwerp van project Stadspark Oranjerie grotendeels voldoet aan de TNO-norm van minimaal 2 zonuren op de gevels ter plaatse van woonfuncties. Plaatselijk is aan de Hoofdstraat een geringe afname van de TNO-norm van 2 uur. Dit is gezien de totale ontwikkeling een acceptabele situatie.
Conclusie
Het aspect bezonning vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
Er zijn binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die mogelijk een beperking kunnen vormen bij de herontwikkeling van de locatie. Uiteraard wordt in het kader van de sloop- en bouwwerkzaamheden een melding bij het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (een zogenaamde KLIC-melding) gedaan.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de beoogde realisatie van het plan.
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de systematiek van het naastgelegen bestemmingsplan “Hoofdstraat – hoek Kanaalstraat” en het vigerend plan. Een en ander met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
Opzet bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van de Oranjerie en de realisatie van detailhandel, overige centrumvoorzieningen, een hotel en woningen. Aan de gronden is de bestemming 'Centrum' toegekend. Op grond van deze bestemmingen geldt een rechtstreekse bouwtitel. Tegelijkertijd bieden deze bestemmingen ook de nodige flexibiliteit. Door deze opzet wordt de gewenste flexibiliteit gedurende het ontwikkelingstraject gecreëerd. Tevens is het wenselijk indien de markt verandert en functies weer leeg komen te staan.
Overige regelingen
In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken en gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is. Het college kan binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en/of van de specifieke gebruiksregels.
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsomschrijving
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals groen, maatschappelijk, water etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdige gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.
Centrum
Binnen de bestemming 'Centrum' wordt voorzien in een mengvorm van verschillende functies. De gronden zijn bestemd voor woningen, detailhandel, een hotel, horeca, bedrijven, maatschappelijk, dienstverlening, cultuur & ontspanning, sportvoorzieningen en kantoor/ zakelijke dienstverlening. Voor een aantal functies is uitsluitend categorie A toegestaan van de functiemengingslijst. In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om functies toe te staan die niet genoemd staan in de lijst of een categorie hoger zijn. Er kan alleen afgeweken worden als de functie naar aard en omvang gelijk te stellen is met een toegestane functie.
In het plangebied is wonen toegestaan. Er mogen maximaal 500 woningen gerealiseerd worden. Binnen de woonfunctie is beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis toegestaan, mits deze ondergeschikt is aan de woonfunctie.
Vrijwaringszone - Straalpad
De aanduiding 'Vrijwaringszone - Straalpad' is gegeven aan de zone waarboven een straalverbindingstraject gelegen is die een verblijfsfunctie heeft. Dit betekent dat de hoogte van een bouwwerk of ander werk mag niet meer bedragen dan op de plankaart in meters boven Normaal Amsterdams Peil is aangegeven. Ter plaatse van deze aanduiding in het plangebied betreft het 34 meter.
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergronds bouwen en bestaande afstanden en maten.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is bepaald dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor afwijken op eigen terrein voorzien moet worden in voldoende (fiets)parkeergelegenheid. Daarbij moet worden voldaan aan de normen in de beleidsregels, zoals deze zijn neergelegd in de "Beleidsregel Parkeren". Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd moet rekening worden gehouden met deze wijziging. Van het bovenstaande kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken indien op eigen terrein onvoldoende ruimte is om de parkeerbehoefte op te lossen.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is dit strijdig met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het onder omstandigheden verplicht om aan het opstellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan te koppelen. Er is sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 van de Wro als onderdeel van afdeling 6.4 inzake de grondexploitatie. Een exploitatieplan is niet verplicht indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie van de in het plan opgenomen gronden op een andere wijze is verzekerd (artikel 6.12, lid 2 sub a Wro).
Op basis van artikel 7c, lid 10, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet maakt de gemeente gebruik van de mogelijkheid om het opstellen van een exploitatieplan uit te stellen tot het moment van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor het kostenverhaal niet anderszins verzekerd is. Dit betekent dat indien er op het moment van aanvraag omgevingsvergunning geen anterieure overeenkomst is gesloten met de betreffende grondeigenaar, het college van B&W kan overgaan tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Voorliggend plan is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, waarbij de mogelijkheid is om uiterlijk bij de verlening van de omgevingsvergunning een exploitatieplan op te stellen (artikel 7c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet).
Op grond van ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voert het college van burgemeester en wethouders, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg met andere bestuursorganen van bijvoorbeeld buurgemeenten, het waterschap en de provincie.
Het overleg tussen de bestuurlijke instanties dient in een redelijke verhouding te staan tot de aard en omvang van het bestemmingsplan. Het overleg dient dan ook beperkt te blijven tot die overheidsinstanties waarmee overleg werkelijk noodzakelijk is om te voorkomen dat de taak of verantwoordelijkheid van het andere overheidsorgaan ontoelaatbaar wordt beperkt, of dat het door dat orgaan te behartigen belang aantoonbaar wordt benadeeld.
In het kader van het vooroverleg wordt het voorliggende bestemmingplan toegezonden aan verschillende overlegpartners. In deze paragraaf of in een bijlage bij dit bestemmingsplan zullen te zijner tijd de resultaten van het overleg worden samengevat en van een antwoord worden voorzien.
Het ontwerpbestemmingsplan zal te zijner tijd voor een periode van zes weken voor eenieder ter inzage liggen. Eenieder kan in deze periode zienswijzen indienen. In deze paragraaf of in een bijlage bij dit bestemmingsplan zullen de binnengekomen zienswijzen worden samengevat en van een antwoord worden voorzien.