direct naar inhoud van REGELS
Plan: Tracébesluit Rijksweg A1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1412-vas1

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Tracébesluit Rijksweg A1 met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1412-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.6 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.7 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 a-watergang

Een watergang van overwegend belang voor de waterhuishouding en waterberging, met inbegrip van oevers, taluds, kaden en onderhoudspaden, die in beheer en onderhoud is bij het waterschap.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerk dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.14 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.16 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.21 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.22 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie, de gas-, water- en elektriciteitsdistributie en riolering, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.23 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.24 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.25 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.26 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  • a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
  • b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.27 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.28 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  • c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  • e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.29 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.30 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.31 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.32 woonadres
  • a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten.
  • b. Het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.5 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Verkeer - Weg

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden (met inbegrip van de nodige rijbanen, vluchtstroken, fiets- en voetpaden), met dien verstande dat per rijbaan ten hoogste drie rijstroken zijn toegestaan tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal rijstroken';
  • b. parkeerplaatsen en transferia;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. water, waaronder watergangen, vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
  • f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
 
       
- antenne-installaties
 
    15 m    
- overkappingen
 
    3 m    
- geluidwerende voorzieningen       5 m    
- overig
 
    2,5 m    

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 16 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsleiding.

4.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 16 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Omschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding.

5.1.2 Voorrangsregel

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover bestemmingsvlakken van verschillende dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang.

5.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in sublid 5.1.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet toegestaan.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 16 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Algemene regels
7.1.1 Algemeen
  • a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  • b. Daar waar binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  • c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  • d. Gebouwen mogen, met uitzondering van herbouw, niet worden opgericht binnen een afstand van 10 m, loodrecht gemeten vanuit de as van een bestaande weg, met dien verstande dat voor de rijkswegen een afstand van 100 m geldt vanaf het midden van de buitenste rijstrook. Voor zover de afstand van een gebouw tot een weg op het moment van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan deze afstanden, geldt de dan aanwezige afstand als vervangende regel.
  • e. Daar waar volgens deze regels gebouwen zijn toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels. Ondergronds bouwen onder recreatieverblijven is niet toegestaan.
  • f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  • g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  • h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten en situering gelden de dan aanwezige maten en situering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel. Deze bepaling geldt niet voor bij woningen behorende bijgebouwen.
  • i. Het oprichten van reclame-uitingen en verwijzingsborden is niet toegestaan.
  • j. Het oprichten van geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw van bestaande geluidgevoelige objecten. De geluidgevoelige objecten mogen bij vervangende nieuwbouw niet dichter bij een weg worden gesitueerd dan het bestaande object.
7.2 Afdekking van gebouwen
7.2.1 Afdekbepaling

Gebouwen dienen van een kap te worden voorzien. Bij het toepassen van deze regel worden buiten beschouwing gelaten dan wel uitgezonderd:

  • a. ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen ondergeschikte dakkapellen en erkers;
7.2.2 Aanwezige afwijkende afdekking

Voor zover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan de in lid 7.2.1   voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

7.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afdekking en nokrichting van gebouwen wanneer dit noodzakelijk is in verband de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit zoals dat door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.

7.2.4 Afwijken van de afdekbepaling

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 7.2.1 bepaalde, mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond
8.1.1 Gebruik in strijd met bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruik van gronden voor het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines en vaar- en/of voertuigen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van gronden voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • d. het gebruik van gronden voor volkstuinen;
  • e. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
8.1.2 Strafbepaling

Overtreding van het in sublid 8.1.1 bepaalde is een strafbaar feit.

8.2 Strijdig gebruik bebouwde grond
8.2.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken, of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
    • 1. dit gebruik plaatsvindt ten behoeve van de (agrarische) productie binnen het bedrijf;
    • 2. dit gebruik uitsluitend betrekking heeft op (agrarische) producten van het eigen bedrijf;
    • 3. het betreft inpandige berging van caravans en kampeerauto's in al dan niet voormalige bedrijfsopstallen;
    • 4. het betreft inpandige opslag van goederen, zonder dat sprake is van be- of verwerking daarvan (statische opslag);
  • b. het gebruik van bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geteelde of geproduceerde producten;
  • c. het gebruik van bouwwerken voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • d. het gebruik van bouwwerken voor wonen, met uitzondering van de aangegeven woningen, dependances en de ingevolge de bestemmingsregeling toegestane bedrijfswoningen;
  • e. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning.
  • f. het gebruik van gebouwen voor een seksinrichting;
  • g. het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder, met uitzondering van bestaand gebruik als geluidgevoelig object;
8.2.2 Strafbepaling

Overtreding van het in sublid 8.2.1 onder a tot en met g bepaalde is een strafbaar feit.

8.3 Gebruiksregel parkeren
8.3.1 Gebruiksregel

Als gebruik in strijd met het plan geldt het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto's en fietsen en het laden en lossen van goederen. Dit volgens de nota 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op 21 maart 2019 en opgenomen in Bijlage 1 van de Bijlagen bij de regels.

8.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto's en het laden en lossen van goederen. Dit volgens de nota 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op 21 maart 2019, dan wel haar rechtsopvolger.

8.3.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. Dit volgens de nota 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op 21 maart 2019 (zie Bijlage 1), dan wel haar rechtsopvolger.

Artikel 9 overige zone - a-watergang

9.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - a-watergang' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het in stand houden van de a-watergang.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - a-watergang' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de a-watergang worden opgericht. Bij de afweging tot medewerking dient tevens de algemene Keur van het Waterschap te worden betrokken.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden.

9.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - a-watergang' nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.

9.5 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - a-watergang':

  • a. voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet;
  • b. op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 16 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 10 overige zone - beslotenheid

10.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beslotenheid' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van kavelgrensbeplantingen en beplanting langs wegen en paden.

10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 16 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 11 overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde

11.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 16 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 12 overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde

12.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische is omgegaan;
    • 2. Ter plaatse van de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 16 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  • b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woning;
13.2 Voorwaarden voor afwijken
  • a. Afwijken als bedoeld in lid 13.1 is alleen mogelijk:
    • 1. voor zover de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
13.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 13.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.

13.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 13.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 17 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 14 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 15 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 16 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 16.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.

Bestemming/ aanduiding   Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt   Specifieke beoordelingscriteria  
aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m²;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m²  
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m²;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m²  
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - beslotenheid   het graven en dempen van sloten,
aanleggen van drainage en diepploegen  
- de hoge grondwaterstanden alsmede het optreden van kwel blijven behouden
- de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijven behouden
- de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden
- de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden
- de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het agrarisch gebruik van de gronden  
aanduiding overige zone - a-watergang   het dempen, graven, vergraven, verleggen, afdammen of herprofileren van waterlopen, watergangen en/of waterpartijen   - de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit w ordt niet onevenredig aangetast
- bij de waterbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden
- cultuurhistorisch waardevolle structuur niet onevenredig wordt aangetast  
Bestemming Leiding - Gas
 
het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen of oppervlakteverhardingen,
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven, het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden  
- de veiligheid
- het doelmatig functioneren van de leiding
- bij de leidingbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding, alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden  

16.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 16.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen, en werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
  • b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarden en functies niet te verwachten is;
  • d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen;
  • e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 6.4 van de Waterwet;
  • f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor een vergunning is vereist of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
  • g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
  • h. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
16.3 Algemene beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 16 lid 16.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 16.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 17 Overgangsrecht bouwwerken

17.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.

17.3 Afwijken bij bijgebouwen

Indien lid 17.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.13, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 17.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.

17.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 18 Overgangsrecht gebruik

18.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Tracébesluit Rijksweg A1.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d. 9 november 2023 nr. 127-2023

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

Piet Stoop

manager Team Omgevingsrecht & Vergunningen