Plan: | Hoog Soeren 118-2 en Windhoek 44 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1403-ont1 |
behorende bij het bestemmingsplan Hoog Soeren 118-2 en Windhoek 44
In deze regels wordt verstaan onder:
Het bestemmingsplan Hoog Soeren 118-2 en Windhoek 44 met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1403-ont1 van de gemeente Apeldoorn.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Gebied dat burgemeester en wethouders hebben aangewezen als beschermd dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenverordening.
De grens van een bestemmingsvlak.
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
De grens van een bouwvlak.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk één geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een gebouw dat is bestemd voor en dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt.
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.
Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.
Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.
De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 8en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen |
bouwvlak, tot een maximum van 3000 m² | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) e' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) ' aangegeven waarde | ||||
Bedrijfswoningen | 700 m³ | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m);'aangegeven waarde | nvt | - ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan; - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; |
|||
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m² | 3 m | 5 m | - tevens buiten het bouwvlak toegestaan - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (zie ook 3.3 a) - de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
|||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
|||||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (zie ook 3.3 b) | |||||
- overig |
3 m |
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde:
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
De voor 'Groen - Karakteristiek tuingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de voor Groen - Karakteristiek tuingebied bestemde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de bijzondere landschapselementen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde voor het bouwen van een speelvoorziening tot een bouwhoogte van 2 m.
Afwijken als bedoeld in sublid 4.4.1 is alleen mogelijk voor zover de in het plan beoogde waardevolle ruimtelijke structuur, de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en het open historische beeld van het voormalige bosbouwerf niet onevenredig worden aangetast.
Naast de algemene gebruiksregels van artikel10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 geldt dat de gronden moeten worden ingericht als een open, groen gebied als bedoeld in lid 4.1 onder a en overeenkomstig het bepaalde daarover in artikel 12. Het bebouwen van de gronden, anders dan bedoeld in lid 4.4 is hiermee niet in overeenstemming derhalve niet toegestaan.
De in artikel18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing
|
Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | ||||||||||
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen
|
2 m |
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de bijzondere landschapselementen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde wildrasters terreinafscheidingen |
2,4 m 1,5 m |
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bos en/of het natuurgebied nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 15 opgenomen procedureregels van toepassing.
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte / inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Woningen | Bouwvlak, met dien verstande dat de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan 600 m3 , | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan; - ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-onder-een-kapwoningen toegestaan, met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' aangegeven waarde niet mag worden overschreden. |
|||
Bijgebouwen en overkappingen | 85 m² per hoofdgebouw mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toe-gestaan | 3 m | 5 m | - tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf' - situering ten minste 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd - niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'tuin'; - wanneer een bijgebouw of aan- of uitbouw aan de woning wordt vastgebouwd, mag dat aan ten hoogste één zijgevel en/of aan de achtergevel van de woning - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw, overkapping of aan- of uitbouw waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
|||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen |
tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m pergola's: 3 m overig: 2 m |
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' bedraagt ten hoogste 1 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor de bescherming van de waardevolle ruimtelijke structuur, de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en het historische bebouwingsbeeld.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 7.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding voor de voorgevelrooilijn bij hoofdgebouwen tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
Afwijken als bedoeld in sublid 7.4.1 is alleen mogelijk voor zover de in het plan beoogde waardevolle ruimtelijke structuur, de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en het historische bebouwingsbeeld niet onevenredig worden aangetast.
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels:
Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt als ontsluitingsweg voor de aangrenzende woningen.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 7.5.2 onder 7 bepaalde teneinde het uitoefenen van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten toe te staan voor zover deze behoren tot categorie 2 van de bij deze regels behorende Lijst van dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst onder categorie 2 genoemde activiteiten, met dien verstande dat het in sublid 7.5.2 onder 1 tot en met 6. bepaalde onverkort van toepassing is.
Afwijken als bedoeld in sublid 7.6.1 is alleen mogelijk:
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Gebouwen dienen van een kap te worden voorzien met dien verstande dat:
Voor zover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan de in lid 9.2.1 voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afdekking en nokrichting van gebouwen wanneer dit noodzakelijk is in verband met het historische bebouwingsbeeld, zoals door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het onder 9.2.1 bepaalde, mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte stedenbouwkundige en landschappelijke beeld voor zover de waardevolle ruimtelijke structuur, de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en het historische bebouwingsbeeld niet worden geschaad.
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
Overtreding van het in sublid 10.1.1 bepaalde is een strafbaar feit.
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
Overtreding van het in sublid 10.2.1 bepaalde is een strafbaar feit.
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is voor het parkeren van auto's en fietsen en het laden en lossen van goederen. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren' zoals vastgesteld op 21 maart 2019, die is opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de regels.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte aanwezig is voor het parkeren van auto's en fietsen en het laden en lossen van goederen. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren' zoals vastgesteld op 21 maart 2019, die is opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de regels, dan wel haar rechtsopvolger.
Ter plaatse van de aanduiding overige zone - archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat er bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de in Bijlage 2 van de bijlagen bij de regels voorgeschreven inpassing.
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk teneinde een ondergeschikte alternatieve inpassing toe te staan waarmee ten minste een zelfde mate van inpassing wordt bereikt als met de voorgeschreven inpassing in Bijlage 2 van de bijlagen bij de regels.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 2' is gebruik van de gronden en bouwwerken en het oprichten van bebouwing ten behoeve van de functies als bedoeld in de artikelen 3 en 5 uitsluitend toegestaan indien:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de in Bijlage 3 van de bijlagen bij de regels voorgeschreven inpassing.
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk teneinde een ondergeschikte alternatieve inpassing toe te staan waarmee ten minste een zelfde mate van inpassing wordt bereikt als met de voorgeschreven inpassing in Bijlage 3 van de bijlagen bij de regels.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 10 lid 10.3 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren' zoals vastgesteld op 21 maart 2019, die is opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de regels, dan wel haar rechtsopvolger.
Afwijken als bedoeld in lid 14.1 is alleen mogelijk:
Afwijken als bedoeld in lid 14.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.
Het in lid 14.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 19 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming 'Bedrijf - Bosbouwbedrijf'of 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 18.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.
Bestemmingen Groen - Landschapselement, Natuur | het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden |
- de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik dan wel het openbaar nut - de cultuurhistorische waarden, waaronder de aardkundige waarden, blijven behouden - de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden niet significant aangetast |
Bestemmingen Groen - Landschapselement, Natuur |
het aanleggen van wegen, paden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen en/of het verharden van onverharde wegen, paden en parkeervoorzieningen | - de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik dan wel het openbaar nut - de cultuurhistorische waarden, waaronder de aardkundige waarden, blijven behouden - de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden niet significant aangetast |
Bestemmingen Groen - Landschapselement, Natuur |
het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Boswet niet van toepassing is |
- het kappen is noodzakelijk voor het beheer van de gronden - de wezenlijke kenmerken of waarden, waaronder de cultuurhistorische, van het gebied worden niet significant aangetast |
Bestemming Natuur |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | - aanwezige kwetsbare vegetaties blijven behouden - de recreatieve betekenis blijft behouden - de ondergrondse leidingen zijn noodzakelijk voor het terreinbeheer dan wel het openbaar nut |
aanduiding overige zone - archeologische waarden | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het nutsvoorziening met een oppervlakte van meer dan 100 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m² ; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m² |
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld |
Het in lid 18.1 opgenomen verbod geldt niet:
Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 18 lid 18.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 18.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hoog Soeren 118-2 en Windhoek 44.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. |
nr. |
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
Piet Stoop
afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen