Plan: | Julianatoren en parkeerterrein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1347-vas1 |
behorende bij het bestemmingsplan Julianatoren en parkeerterrein
Het familiepretpark is sinds 1910 gevestigd op de huidige locatie aan Amersfoortseweg. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 1947' is per 1 juli 2013 van rechtswege vervallen (zie paragraaf 1.3).
In het kader van de opgave om het gehele gemeentelijke grondgebied van actuele bestemmingsplannen te voorzien is het bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Park Berg en Bos en omgeving' vastgesteld. Het terrein van het familiepretpark Julianatoren aan de Amersfoortseweg en het parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan zijn destijds bewust buiten deze integrale planherziening gehouden. Op dat moment was voor het pretpark nog een ambitieus Ontwikkelingsplan in voorbereiding, dat zich richtte op nieuwe ontwikkelingen en de toekomst rond het pretpark. Ten behoeve van dat Ontwikkelingsplan zou tevens een milieu-effectrapport worden opgesteld om de gevolgen van die visie op de natuur en de omgeving in kaart te brengen.
Aanvankelijk was het de bedoeling om de uitkomsten van het Ontwikkelingsplan, samen met de uitkomsten van het milieu-effectrapport, vast te leggen in een nieuw bestemmingsplan voor het pretpark. Daardoor zouden twee bestemmingsplannen ontstaan, elk met een eigen karakter:
Eind 2011 heeft de directie van het pretpark echter aangegeven aan het Ontwikkelingsplan vooralsnog geen verdere uitvoering te geven en de MER-procedure te staken. Dit betekende dat de gemeente alsnog voor de opgave stond om een bestemmingsplan op te stellen met een conserverend (beschrijvend) karakter.
Op 31 maart 2016 is voor het familiepretpark Julianatoren en het parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan het bestemmingsplan 'Koningin Juliana Toren en parkeerterrein' vastgesteld. Tegen het vaststellingsbesluit van dit bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beroep is op 8 februari 2017 gegrond verklaard. Het bestreden vaststellingsbesluit is vernietigd wegens strijd met het artikel 3:2. van de Awb. De reden hiervoor was het ontbreken van gericht en toereikend onderzoek naar de effecten van het betreffende bestemmingsplan voor de Julianatoren op het omliggende Natura 2000-gebied Veluwe.
Naar aanleiding van deze uitspraak is het gehele bestemmingsplan 'Koningin Juliana Toren en parkeerterrein' vernietigd (zie bijlage 1). De consequentie is dat voor het pretpark als gevolg van wettelijke regels geen bestemmingsplan meer geldt. Voor het parkeerterrein aan de J.C. Willslaan en voor het picknickbos geldt nog wel een planologisch kader (zie paragraaf 1.3).
Het familiepretpark Julianatoren wordt echter nog steeds beschouwd als één van de belangrijke toeristische dragers in de sector vrijetijdseconomie. Apeldoorn streeft er naar om een toeristisch toplandschap te zijn, daarbij is het familiepretpark Julianatoren een attractie van landelijk formaat. De gemeente kiest er dan ook voor om de bestaande dagattracties optimaal te faciliteren.
Door de gemeenteraad is op 8 februari 2018 besloten om, met ingang van 9 februari 2018, voor het gebied een nieuw voorbereidingsbesluit te nemen. Een voorbereidingsbesluit is een verklaring dat de gemeenteraad voor het betreffende gebied een bestemmingsplan voorbereid. Op grond van dit besluit geldt voor de periode van een jaar een aanhoudingsplicht voor bouw- en aanlegactiviteiten.
Als binnen deze periode een nieuw ontwerpbestemmingsplan voor dit gebied ter inzage wordt gelegd, neemt het ontwerpbestemmingsplan de beschermende werking van het voorbereidingsbesluit over.
Het voorliggende bestemmingsplan beoogt een goede ruimtelijke onderlegger te zijn op basis waarvan het familiepretpark Julianatoren een gezonde bedrijfsvoering kan blijven uitoefenen. Binnen die bedrijfsvoering moet het om economische redenen mogelijk zijn te ontwikkelen; een bedrijf en misschien wel helemaal een pretpark is nu eenmaal een dynamische onderneming. Ontwikkeling en vernieuwing dienen plaats te vinden binnen de randvoorwaarden zoals die vanuit de omgeving (Natura 2000 en EHS) gelden.
Om de terreinen van een actuele en adequaat planologisch juridisch regime te voorzien, is besloten voor de terreinen van de Julianatoren een beschrijvend (conserverend) bestemmingsplan op te stellen, waarbij hoofdzakelijk wordt uitgegaan van de bestaande situatie van het pretpark.
Het picknickbos, dat onderdeel uitmaakt van een gebied dat sinds eind jaren '90 in gebruik is als uitloopzone voor het pretpark en dat de natuurbestemming behoudt, wordt in het kader van dit bestemmingsplan beschouwd als bestaand gebruik en als overgangszone richting het omliggende bosgebied in het bestemmingsplan opgenomen (zie paragraaf 5.3).
De ligging en omvang van het plangebied wordt feitelijk bepaald door de begrenzing van het omliggende bestemmingsplan 'Park Berg en Bos en omgeving'.
![]() |
Afbeelding - Globale ligging plangebied
Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden:
Het familiepretpark Julianatoren, met het naastgelegen parkeerterrein (P1) aan de Amersfoortseweg, had tot 1 juli 2013 op basis van het bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 1947' de bestemming 'Bosterreinen'. Per genoemde datum zijn de rechtsgevolgen uit dit Uitbreidingsplan echter komen te vervallen.
Ontwikkelingen op het pretpark zijn tot op heden telkens mogelijk gemaakt met toepassing van artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening c.q. de project-procedure. Het pretpark beschikt daarnaast over tal van vergunningen en meldingen vanuit de (destijds) Hinderwet en de Wet milieubeheer; meer hierover in paragraaf 3.3.2 'Bestaand feitelijk en legaal gebruik'.
![]() |
Afbeelding – Uitsnede 'Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 1947'
Het aansluitende bosperceel ten zuiden van het pretpark heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Apeldoorn West' (1994) de bestemming 'Bos'. Het parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan (P2) heeft de bestemming 'Natuurgebied' met de aanduiding (subbestemming) 'Horeca' annex 'bebouwing toegestaan'.
![]() |
Afbeelding – Uitsnede Bestemmingsplan ‘Apeldoorn West’
Voor de betreffende gronden dient een integraal bestemmingsplan te worden opgesteld, voorzien van een actuele bestemmingsregeling voor bebouwing en gebruik.
De werkwijze bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt bepaald door de ruimtelijke dynamiek van een gebied en door de aanwezigheid van relevant beleid en regelgeving.
Het plangebied is, vanuit de ruimtelijke ordening bezien, een laag-dynamisch gebied, waarin de nadruk ligt op bescherming en behoud van de aanwezige waarden. Er is divers beleid vastgesteld en er is diverse sectorale wetgeving van toepassing die voor een groot deel de ruimtelijke ordening van het plangebied bepalen.
Op basis van deze situatie is de werkwijze bepaald. Gestart is met het inventariseren van de feitelijk bestaande situatie, het recht zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan en het geldend beleid en wetgeving. Een analyse is verricht naar de feitelijke situatie op basis van verleende rechten en luchtfoto's. Daarnaast zijn een ecologische toets en een analyse van de in het plangebied voorkomende cultuurhistorische en landschappelijke waarden uitgevoerd. Aan de hand van deze informatie zijn bestemmingen toegekend met de daarbij horende regels voor bebouwing en gebruik van de gronden in het plangebied.
Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft:
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze is sindsdien meerdere malen geactualiseerd en gebundeld in een geconsolideerde versie (juni 2017). Daarna is het meerdere malen op enkele onderdelen geactualiseerd, waaronder natte landnatuur, externe veiligheid en grenscorrecties van het Gelders Natuur Netwerk en de Groene ontwikkelzone.
Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners vooral op:
Het tweede doel is het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten en de veiligheid van de leefomgeving van Gelderland. Dit betekent vooral:
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's.
Met betrekking tot het thema 'Mooi Gelderland' blijkt uit de Omgevingsvisie dat de directe omgeving van het familiepretpark Julianatoren en het parkeerterrein (P2) aan de J.C. Wilslaan is aangewezen als 'Gelders Natuurnetwerk (GNN, voormalige Gelderse EHS)'. Het pretpark zelf (inclusief het picknickbos) en het parkeerterrein (P2) de is aangeduid als 'Groene ontwikkelingszone (GO)'.
![]() |
![]() |
![]() |
Afbeelding - Uitsnedes kaart 3 (Natuur) van de omgevingsverordening Gelderland
(Actualisatieplan 5 Omgevingsvisie (2017-12-13).
Gelders Natuurnetwerk (GNN)
Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 hectare, voor 5.300 hectare nog te realiseren nieuwe natuur.
Een groot deel van de Gelderse natuurgebieden is internationaal beschermd: de Natura 2000. Juist in deze gebieden moet de biodiversiteit worden behouden of verbeterd. De provincie geeft in het natuurbeleid prioriteit aan het behalen van de Natura 2000-doelen in de Natura 2000-gebieden. Het Gelders Natuurnetwerk vervult daarnaast een belangrijke rol bij het behoud van de biodiversiteit.
Groene ontwikkelingszone (GO)
De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Enkele weidevogelreservaten maken deel uit van het GNN. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden.
In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:
![]() |
Afbeelding - Ligging grondwaterbeschermingsgebied (2018)
Het familiepretpark ligt, zoals uit voorgaande afbeelding blijkt, binnen een grondwaterbeschermingsgebied. De provincie streeft er naar om grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem.
Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is sindsdien meerdere malen geactualiseerd en gebundeld in een geconsolideerde versie (januari 2018). Daarna is het meerdere malen op enkele onderdelen geactualiseerd.
Ten aanzien van tot het plangebied zijn de onderstaande regels van belang:
Met betrekking tot de ligging van het plangebied binnen het Gelders Natuurnetwerk en binnen de Groene ontwikkelingszone wordt met het voorliggende bestemmingsplan voldaan aan de planregels van de verordening. Het voorliggende plan is een conserverend bestemmingsplan.
Een en ander wordt bevestigd in de provinciale brief van 23 december 2014 die in het kader van het voorgaande bestemmingsplan was verzonden (kenmerk 2014-012458, zie bijlage 5).
In deze brief is aangegeven dat, ondanks het feit dat het picknickbos destijds een bestemming cultuur- en ontspanning had gekregen, het picknickbos beoordeeld is als een ondergeschikte uitbreiding van de bestaande functie. In het voorliggende bestemmingsplan krijgt het picknickbos, in aansluiting op het omliggende gebied een natuurbestemming. De aanwezigheid van het picknickbos wordt als 'overige zone - overgangsgebied' geborgd en gemaximeerd.
Het grondwaterbeschermingsgebied wordt in het voorliggende bestemmingsplan beschermd (zie verder paragraaf 4.3.2 van de waterparagraaf.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
Ten aanzien van de Veluwe wordt gemeld dat het niet alleen het hoogst gewaardeerde landschap van Nederland biedt, maar dat het ook de meest bekende toeristische regio van ons land is. De Veluwe is ook al decennialang het meest populaire vakantiegebied van Nederland. Met zijn vele attracties, campings en bungalowparken vormt Apeldoorn binnen de Veluwe het belangrijkste concentratiepunt. Die positie is sterk, maar niet onbedreigd. De welvarende en uiterst mobiele toerist stelt namelijk steeds hogere eisen aan de kwaliteit van zowel de verblijfsaccommodatie als de toeristische attractie. Meer behoefte aan rust, zorg en comfort gaan daarbij samen met een toenemende behoefte aan spectaculair en avontuurlijk vermaak. Zonder vernieuwing van het aanbod loopt de Veluwe de kans om in deze markt achter te blijven. Het streven is om het toeristische aanbod op de Veluwe bij de tijd te houden en de kwaliteit ervan te verhogen. In deze structuurvisie wordt daarom ingezet op:
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Afbeelding - De Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
De economische koers en ambities van Apeldoorn zijn vastgelegd in de Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn (SEBA) 2000-2020. Deze beleidsvisie is in 2001 door de gemeenteraad vastgesteld en vormt het kader waaraan concrete projecten en nieuwe initiatieven worden getoetst.
Apeldoorn kiest ervoor zich te ontwikkelen als een stad met een brede economische basis en een evenwichtig opgebouwde werkgelegenheid. Dit betekent dat Apeldoorn wil beschikken over voldoende en gevarieerde locaties voor bedrijven, kantoren, detailhandel, toerisme/recreatie en leisurevoorzieningen. Ook wil Apeldoorn er voor zorgen dat kernsectoren als maakindustrie, zorg, IT en vrijetijdseconomie zich goed kunnen blijven ontwikkelen.
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn uit de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' uit voor het onderdeel Mobiliteit.
De ambities uit de structuurvisie zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen. De parkeernormen zijn vastgelegd in de op 21 maart 2019 vastgestelde Parkeervisie.
Klimaatverandering heeft grote gevolgen in onze kwetsbare delta: hogere stormvloeden op zee, meer water door de rivieren, vaker stortbuien, hitte en droogte. In het Nationaal Waterplan heeft het Rijk voor de komende 6 jaar vastgelegd hoe Nederland zich verdedigt tegen het water, hoe ons water schoner wordt en hoe we Nederland klimaatbestendig en waterrobuust gaan inrichten. In het plan staan 5 ambities centraal:
Ambitie 3 heeft directe samenhang met de ruimtelijke inrichting van Nederland. Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten zal daarom uiterlijk in 2020 onderdeel zijn van beleid en handelen.
Het Rijk zorgt ervoor dat de watertoets behouden blijft als wettelijk procesinstrument, om klimaatbestendig en waterrobuust inrichten vroeg in het ruimtelijk proces mee te laten wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen.
Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.
In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:
De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.
Om te anticiperen op (beleids)ontwikkelingen en om de leefkwaliteit van de stad te vergroten heeft Apeldoorn gezamenlijk met het waterschap Veluwe en Vitens in 2005 een gemeentelijk Waterplan opgesteld. Het Waterplan is door de gemeenteraad vastgesteld en gekozen is voor het ambitieniveau Actief Duurzamer. De belangrijkste opgaven met ruimtelijk consequenties zijn het afkoppelen en bergen van regenwater en het creëren van waterberging in beekzones.
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater in de bodem geïnfiltreerd of zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzones, bijvoorbeeld naast beken en sprengen. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Bij het uitvoeren van de watertoets worden de effecten op de waterhuishouding in beeld gebracht en getoetst aan het beleid. Ontwikkelingen moeten voldoen aan de uitgangspunten uit het waterbeleid.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016 – 2020 (GRP) is in 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. In het GRP is de gemeentelijke invulling van de zorgplichten voor afvalwater, regenwater en grondwater beschreven. De zorgplichten vormen het kader voor de ruimtelijke invulling van water en riolering en bestemmingsplannen. Het GRP is uitgewerkt in concrete opgaven, onderzoeken en maatregelen met een financiële dekking voor de planperiode.
Speerpunt in het GRP is het anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals wateroverlast door extreme buien en verdroging door langere droge perioden. Effecten van verdroging zijn periodiek lagere grondwaterstanden en lagere beekafvoeren. Deze effecten kunnen worden tegengegaan door de inrichting van de openbare ruimte aan te passen en regenwater van verhardingen niet versneld af te voeren via de riolering, maar af te koppelen en lokaal te infiltreren in de bodem. Bewoners zal ook gevraagd worden zelf actief bij te dragen aan de klimaatopgave door de regenwaterafvoer van hun woningen af te koppelen van het vuilwaterriool en hun tuinen te vergroenen. Door deze afkoppelstrategie langjarig door te zetten ontstaat een klimaatrobuuste omgeving. Door het regenwater meer onderdeel te laten zijn van de openbare ruimte neemt tevens de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit verder toe.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Afkoppelen regenwater bij nieuwe ontwikkelingen, herinrichtingen en herstructureringen. Ruimtelijke inrichting zodanig aanpassen dat hevige regenval niet leidt tot wateroverlast (verhardingen verminderen, maaiveldmorfologie optimaliseren etc.)
Ruimte creëren voor tijdelijke waterberging in de openbare ruimte met name in groenzones.
Grondwaterneutraal bouwen
Het geurbeleid van de gemeente Apeldoorn komt tot uiting in de ‘Handreiking geurbeleid en milieuvergunningen’ (maart 2004) en de ‘Beleidsnotitie Industrieel Geurbeleid Apeldoorn’ (april 2004).
Een nieuwe woonlocatie, of een anderszins geurgevoelige bestemming, kan op een zodanige afstand van stankbronnen (en andersom) worden gepland, dat geen of slechts acceptabele mate van hinder te verwachten is. Indicaties voor aan te houden afstanden met betrekking tot een bedrijventerrein zijn onder meer te ontlenen aan vergelijkbare activiteiten of bedrijven uit de VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering. In bijzondere situaties kan maatwerk nodig zijn, waarbij diverse vormen van geuronderzoek kunnen worden uitgevoerd. Van de VNG-publicatie mag slechts worden afgeweken indien dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onwenselijke situatie. Gezien het type bedrijven dat in Apeldoorn is gevestigd, alsmede het aantal ontvangen klachten omtrent stankoverlast, is een lokaal gemeentelijk geurbeleid slechts voor een handvol bedrijven van toepassing. Als voorbeeld kan worden gedacht aan enkele bedrijven in Apeldoorn die vallen in de branche kunststofverwerkend industrie.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat in Apeldoorn geen echte geur problematiek voorkomt.
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen.
Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 4.6.1.2 respectievelijk 4.7.1.3.
Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.
De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:
In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bouwregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Kookboek
De manier waarop in beleid en houding omgegaan wordt met ruimtelijke kwaliteit is in de afgelopen jaren verschoven van 'bepalend en reactief' naar 'uitnodigend en inspirerend'. Het ruimtelijk beleid van de gemeente Apeldoorn maakt een transitie door van 'toelatingsplanologie' naar 'uitnodigingsplanologie'. Deze transitie maakt ook dat de producten die gemaakt worden anders van vorm en inhoud worden in het kader van het welstandsbeleid.
Er zijn inmiddels twee “kookboeken” verschenen, door de raad bekrachtigt als inspirerende handreikingen ruimtelijke kwaliteit. De kookboeken reiken 'ingrediënten' aan waarmee iedereen die in het fysieke domein actief is (burgers, ondernemers, ontwikkelaars) kan gaan 'koken'. De nadruk ligt op uitnodigen en inspireren vanuit de kwaliteiten die er in het landschap, dorpen aanwezig zijn.
Het kookboek voor het landschap (2011) heeft betrekking op het plangebied van het familiepretpark Julianatoren, dat valt in het landschap 'Veluwe'.
In de notitie Welkom in Apeldoorn op de Veluwe, die in juni 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld, is het programma voor het onderdeel vrijetijdseconomie van de structuurvisie-ambitie Toeristisch toplandschap uitgewerkt. De doelen van het programma zijn:
Om deze doelen te realiseren zet Apeldoorn in op de volgende vier opgaven:
Bij het realiseren van deze opgaven wordt aangehaakt op de nationale strategie Vinden, Verrassen, Verbinden zoals die is verwoord in de Visie op de Nederlandse gastvrijheidseconomie 2025. Daardoor kan de ontwikkeling van de Apeldoornse vrijetijdseconomie goed ingebed worden in de nationale ontwikkeling.
Uitgangspunt is dat het aan de ondernemer zelf is om kansen te benutten, ondernemerschap en durf te tonen. Op basis van de nationale strategie wordt van de overheid een stimulerende en ondersteunende rol verwacht. Een overheid die de randvoorwaarden creëert waarbinnen ondernemers kunnen ondernemen maar ook de maatschappelijke belangen zijn geborgd. De gemeente Apeldoorn wil deze rol oppakken door in te zetten op:
Hoewel in het bestemmingsplan enige schuifruimte binnen de begrenzing van het bestaande
park wordt geboden is er géén sprake van een nieuwe uitbreiding of nieuwvestiging zoals
bedoeld in de ontwikkelingsstrategie. Het bestemmingsplan heeft daarmee een conserverend
karakter.
Het voorliggende bestemmingsplan beoogt een goede ruimtelijke onderlegger te zijn op basis
waarvan het familiepretpark Julianatoren een gezonde bedrijfsvoering kan blijven uitoefenen.
Aan de westzijde grenst Apeldoorn direct aan de Veluwe. In deze stadsrand bevinden zich, naast allerlei andere functies, ook de grootste recreatieve publiekstrekkers. Geconstateerd is dat er een spanningsveld wordt ervaren tussen de natuurwaarden van de Veluwe, de verkeersbelasting en met name de recreatieve voorzieningen. Dit speelt in het bijzonder de drie grote publiekstrekkers: Apenheul, Julianatoren en Paleis Het Loo.
Mede om dit spanningsveld op te lossen is de gemeente gestart met twee samenhangende trajecten: de Structurele verkeerskeuze Apeldoorn West en de Ontwikkelstrategie Westrand Apeldoorn 2017– 2030. De ontwikkelingsstrategie voor de Westrand is inmiddels op 8 februari 2018 vastgesteld.
De structurele verkeerskeuze voor Apeldoorn West moet leiden tot een oplossing voor het parkeren en de verkeerscirculatie van de bezoekers van de publiekstrekkers in Apeldoorn West. Er zijn vijf varianten uitgewerkt en afgewogen en vervolgens met de stakeholders besproken.
De gemeenteraad heeft op 20 april 2017 besloten tot het voor vijf seizoenen gebruiken van twee oefenterreinen van AGOVV als voorkeursoptie. De uitwerking is met name gericht op een parkeer- en verkeerscirculatie-oplossing voor Apenheul en Julianatoren.
In de analyse is de ontwikkeling van paleis Het Loo meegewogen, maar om diverse redenen (zoals de aanleg van extra parkeerruimte conform behoefte en spreiding van bezoekers over het hele jaar) is besloten in de directe omgeving van Het Loo geen aanvullende maatregelen te nemen. Tegelijkertijd is besloten tot nader onderzoek naar een integrale parkeeroplossing 'op afstand' die in principe in aansluiting op de vijf seizoenen van start zou moeten gaan. Aannemelijk is dan ook dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de beoogde oplossing past.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is sprake van het vastleggen van de bestaande situatie voor wat betreft het familiepretpark Julianatoren en de parkeerplaats aan de J.C. Wilslaan.
De Ontwikkelstrategie Westrand Apeldoorn 2017-2030 (2018) vertaalt alle (nieuwe) opgaven in de Westrand van Apeldoorn in een strategie en de daarbij behorende waardes voor het gebied. Deze ontwikkelstrategie is tot 2030 leidend voor de ontwikkeling van Apeldoorn West. De bovenstaande verkeersoplossing wordt erkend als 'voorloper' binnen deze integrale visie.
In lijn met de structuurvisie 'Apeldoorn biedt Ruimte' en de gebiedsagenda Veluwe van de Provincie Gelderland, wil Apeldoorn vooral ruimte bieden en niet als overheid vooraf tot in detail de ontwikkeling van de Westrandals een blauwdruk vastleggen. Voor de Westrand is gekozen om daarvoor zes principes te hanteren bij het zoeken naar oplossingen voor problemen die nu in de Westrand spelen of uitdagingen en kansen die zich de komende jaren zullen voordoen:
De Veluwe kent een zeer veelzijdig landschap van natuurgebieden met bos, hei en zand, weidelandschappen, stuwwallen en water. Daarnaast biedt de Veluwe een ongekend groot en divers aanbod van historisch erfgoed zoals sporen van industrieel gebruik, militair erfgoed en monumentale buitenplaatsen, kastelen en gebouwen. Natuur, landschap en erfgoed vormen gezamenlijk het gemeentelijk stamkapitaal. |
Ruimte bieden is niet vrijblijvend in de ontwikkelstrategie. In de ontwikkelstrategie biedt de gemeente ruimte binnen kaders.
Centraal in de ontwikkelstrategie staat het streven naar 'excellente Veluwe-ervaringen'. Bij excellente plannen voor vernieuwing die bestaande kwaliteiten beschermen en tegelijkertijd het stamkapitaal verrijken, spant de gemeente zich in om de haalbaarheid te onderzoeken.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan wordt gesteld dat voor wat betreft de
Julianatoren en het parkeerterrein sprake is van een 'hersteloperatie' die los staat van de
uitgangspunten uit de gemeentelijke visie op nieuwe ontwikkelingen aan de Westrand van
Apeldoorn.
Hoewel in het bestemmingsplan enige schuifruimte binnen de begrenzing van het bestaande
park wordt geboden is er géén sprake van een nieuwe uitbreiding of nieuwvestiging zoals
bedoeld in de ontwikkelingsstrategie.
Het familiepretpark Julianatoren is een pretpark, gelegen aan de westzijde van Apeldoorn, gelegen aan de Amersfoortseweg.
In 1910 werd de Prinses Juliana Toren voor het eerst geopend aan de Amersfoortsche Straatweg. Aanvankelijk ging het om een stenen uitkijktoren met een overdekt houten terras waar de bezoekers een drankje konden nuttigen na een bezoek aan de toren. De uitkijktoren werd vernoemd naar het prinsesje dat net één jaar was geworden. Vanaf de Prinses Juliana Toren had men ruim uitzicht over de uitgestrekte bossen en heidevelden van de Veluwe. Het stond bekend als het hoogste punt van Gelderland.
![]() |
Afbeelding - Sfeerbeelden Juliana Toren uit het verleden
Al snel werd het overdekte terras voorzien van wanden, waardoor men ook uit de wind zat. Vanaf dat moment groeide de locatie aan de Amersfoortseweg uit tot een attractiepunt (Belvedère), bestaande uit de uitkijktoren, een restaurant en een speeltuin. Er werden steeds meer attracties gerealiseerd, zoals een beeldengalerij, een spiegelzaal, een hertenkamp, een glijbaan, een dwaaltuin en een grot.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het park door de Duitsers opgeëist. Ze maakten van het complex een kantooropslagruimte en een paardenstalling. De naam van de toren werd veranderd in 'Julia Toren'. De toren werd door de Duitse soldaten gebruikt als uitkijkpost. Door de Duitsers is de uitkijktoren met een extra verdieping opgehoogd. Na de oorlog werd de oorspronkelijke naam van de toren weer in ere hersteld. Vanaf 1950 nam het aantal attracties toe.
Even verderop lag onderaan de berg langs de Amersfoortseweg het pretpark 'Prins Bernard Dal'. Midden jaren '60 moest het pretpark ruimte maken voor de uitbreiding van het waterwingebied. Het pretpark 'Prins Bernard Dal' werd samengevoegd met het familiepretpark Julianatoren op de huidige locatie aan de Amersfoortseweg. De attracties van Prins Bernard Dal werden bergopwaarts vervoerd.
Het familiepretpark Julianatoren is vanaf de oprichting in eigendom van de familie Kreekel. De familie Kreekel heeft het familiepretpark ontwikkeld tot in de huidige aard en omvang. Door de jaren heen zijn er meer attracties bijgekomen en is het park met de tijd mee gegaan. De uitstraling van de attracties is in de loop der jaren veranderd; de attracties zijn namelijk groter en complexer geworden.
Het familiepretpark Julianatoren richt zich nog steeds op jonge kinderen met hun ouders. Tegenwoordig is het familiepretpark een van de bekende toeristische attracties op de Veluwe die bezoekers trekken uit het hele land.
![]() |
Afbeelding - Sfeerbeelden Koningin Juliana Toren vandaag de dag
Door het succes van het pretpark nam het aantal bezoekers toe. Dit leidde aan het einde van de eeuw tot een steeds groter wordend parkeerprobleem. Tussen de gemeente en de directie van het pretpark is in 1999 een convenant afgesloten om de parkeerproblematiek rond het familiepretpark tot een definitieve oplossing te brengen, hetgeen leidde tot aankoop door de Koningin Juliana Toren van het voormalige motelterrein aan de J.C. Wilslaan. Dit terrein fungeert sinds vele jaren als 2de parkeerterrein (P2) voor het pretpark.
Het (overloop)parkeerterrein (P2) aan de J.C. Wilslaan maakte in de Tweede Wereldoorlog deel uit van een groter munitiedepot. Na de oorlog is het terrein opnieuw ingericht. Hierbij is bos gekapt en is zand verplaatst om ruimte te maken voor de bouw van een motel en tankstation. Het motel Apeldoorn is door brand verwoest. Het braakliggende terrein is rond het eind van de vorige eeuw door het familiepretpark aangekocht.
Natuurlijk reliëf
De stuwwal waarop beide gedeelten van het plangebied zijn gelegen, werd in de voorlaatste ijstijd (Saalien) gevormd. Tijdens deze koude periode werden oudere rivierafzettingen door uitlopers van de landijsmassa uit Scandinavië opgestuwd. Gedurende de laatste ijstijd (Weichselien) bereikte het landijs Nederland niet. Wel was de gemiddelde temperatuur in het Midden- en Laat Weichselien extreem laag, waardoor vegetatie nagenoeg ontbrak. De wisseling van de seizoenen leidde tot het deels ontdooien van de bovengrond, waardoor smeltwaterstroompjes ontstonden. Door erosie werden dalen uitgesleten in de stuwwalhellingen.
Blijkens de geomorfologische kaart 1:15.000 (RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2006) komt ter plaatse van het terrein van het pretpark een dalvormige laagte voor, die op deze wijze is ontstaan. Dit dal heeft aan weerszijden steile hellingen. Op onderstaande kaartfragment van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is zichtbaar dat dit erosiedal doorloopt tot het parkeerterrein langs de J.C. Wilslaan (P2). Door afgraving van gronden op het perceel dat zich tussen het pretpark en de (overloop)parkeerterrein (P2) bevindt, is het natuurlijk reliëf plaatselijk verstoord. Ook op het terrein van het pretpark zijn de hoogteverschillen door ophoging van de gronden in het dal minder uitgesproken, dan in de directe omgeving. Op het kaartfragment is tevens zichtbaar, dat het parkeerterrein langs de J.C. Wilslaan kunstmatig is verhoogd, waardoor ook op deze plek het natuurlijk reliëf plaatselijk is verstoord.
![]() |
Afbeelding - Kaartfragment van het Actuele Hoogtebestand Nederland (AHN).
De begrenzing van het bestemmingsplangebied is met een witte stippellijn aangegeven. Door
beide gedeelten van het plangebied loopt het droge dal.
![]() |
![]() |
Afbeelding - (links): Ansichtkaart van het erosiedal (CODA Archief, identificatienummer GA-000397); (rechts): Het erosiedal ten oosten van het plangebied
Cultuurlandschap
Navolgende afbeelding toont een fragment van de kadasterkaart van omstreeks 1832. Op deze kaart zijn de huidige perceelgrenzen (groene lijnen) en de bestaande bebouwing geprojecteerd. De beide gedeelten van het plangebied zijn met een rode stippellijn aangegeven.
Uit deze vergelijking blijkt dat dit gebied ten zuiden van de Amersfoortseweg aan het begin van de 19de eeuw nog niet opgedeeld was in afzonderlijke percelen. Door het gebied liepen verscheidene paden die elkaar kruisten ten zuiden van de plek, waar zich thans het pand Amersfoortseweg 41a bevindt. Een bijzondere structuur was de rechte weg (thans niet meer aanwezig) die onderdeel uitmaakte van een stervormig stelsel, waarvan de Galgenberg het middelpunt vormde. Dit stelsel werd aan het begin van de 19de eeuw aangelegd en stond via de huidige Valkenbergslaan in directe verbinding met Paleis Het Loo. Slechts de Amersfoortseweg was aan het begin van de 19de eeuw reeds aanwezig als verharde weg. Het kaarsrechte wegtracé maakte onderdeel uit van de straatweg van Amersfoort naar Deventer, die in 1808/1809 in opdracht van Koning Lodewijk Napoleon werd aangelegd. Kenmerkend voor deze weg zijn het rechte beloop, het brede profiel en de met eiken beplante wallen die aan weerszijden zijn opgeworpen, en die mede bedoeld waren om overstuiving van de weg tegen te gaan. De J.C. Wilslaan was destijds nog niet aanwezig, ook niet als onverhard pad over de toenmalige heidegronden.
![]() |
Afbeelding - Projectie van de huidige perceelsgrenzen (groene lijnen) op de kadasterkaart van
omstreeks 1832.
De begrenzing van het bestemmingsplangebied is met een rode stippellijn aangegeven. Met
een gele stippellijn is de rechte weg weergegeven die onderdeel uitmaakte van het stervormig
stelsel, waarvan de Galgenberg het middelpunt vormde.
De gronden van het familiepretpark Julianatoren waren aan het begin van de 19de eeuw nog in gebruik als heide. Ter plaatse van het huidige parkeerterrein aan de J.C Wilslaan (P2) bevond zich hakhout: beplanting die vroeger voor de winning van geriefhout diende. Beide terreinen maakten onderdeel uit van het Loosche Veld. Dit uitgestrekte gebied, dat bestond uit weide, heide en laagveen, werd sinds de middeleeuwen gezamenlijk geëxploiteerd door boeren van de Noord-Apeldoornse mark. Die mark bestond uit de buurtschappen Het Loo en Veldhuizen, het bijbehorende akkerareaal en meerdere gemeenschappelijke velden. De scheidingslijn (markegrens) tussen de Noord-Apeldoornse mark en Order mark wordt tegenwoordig nog gemarkeerd door de Wildernislaan. Deze laan loopt langs het bosperceel ten zuiden van het pretpark.
De situatie veranderde in het laatste kwart van de 19de eeuw, mede als gevolg van de opheffing van de marken. De in 1886 opgesteld Markenwet maakte het mogelijk de voormalige gemene gronden te verkopen. Op de Topografisch Militaire Kaart van 1890 is zichtbaar dat het gebied tussen de Amersfoortseweg en de oude markegrens in deze periode opgedeeld werd in afzonderlijke kavels. Na de uitgifte van de gronden werd het merendeel van de kavels beplant. Ook werd langs de oude markegrens de Wildernislaan aangelegd. Navolgend kaartfragment toont de inrichting van het gebied tussen de Amersfoortseweg en de Wildernislaan omstreeks 1920. De omgeving van de Prinses Juliana Toren was destijds reeds grotendeels bebost. Ten zuiden van de Prinses Juliana Toren lag een strook dennenbos.
![]() |
Afbeelding - Kaart uit het eerste kwart van de twintigste eeuw
Ruimtelijke ontwikkelingen op het terrein van het familiepretpark Julianatoren
Rond 1900 bevond zich op de locatie van het huidige pretpark de uitspanning 'Berg en Dal'. De toenmalige eigenaar, de heer Middelink liet in 1910 als extra attractie een stenen uitkijktoren (belvedère) bouwen. Aan de oostzijde van deze uitkijktoren, die vernoemd werd naar prinses Juliana die in 1909 was geboren, stond een aanbouw die in gebruik was als uitspanning (restaurant).
In de loop der jaren werden diverse attracties aan het pretpark toegevoegd. Aan het einde van de jaren '20 van de vorige eeuw werden een grot (Fingal's grot) en een doolhof (ook wel dwaaltuin genoemd) aangelegd. In de grot kwam een kamer, waarin een Veluws interieur werd nagemaakt. In deze kamer zat een boerengezin aan tafel (familie Heetmeijer). Een ondergrondse gang leidde van de grot naar het hart van het doolhof. Behalve de uitkijktoren, de grot en het doolhof waren voor de Tweede Wereldoorlog onder meer een galerij met wassen beelden, een spiegelzaal, een grote spiraalvormige glijbaan, een hertenkamp en een roetsjbaan aanwezig. Ten oosten van het pretpark bevond zich reeds in de jaren '20 een parkeerterrein, waar de autobussen werden geparkeerd, die de bezoekers naar het pretpark vervoerden.
Na de Tweede Wereldoorlog is het pretpark gemoderniseerd, waarbij een groot deel van de oude attracties geleidelijk is vervangen. Bekende naoorlogse attracties waren een vijver met motorbootjes en een miniatuur autoracebaan. Ook de eetzaal aan de westzijde van de toren, werd in de jaren '40 van de vorige eeuw vernieuwd. Later is dit gebouw gedeeltelijk omgevormd tot entreegebouw, waarbij aan de zijde van de Amersfoortseweg bebouwing is toegevoegd.
De poffertjeskraam is één van de oudere gebouwen die op het terrein gehandhaafd is gebleven. Dit gebouw dateert vermoedelijk uit de periode 1910 - 1920 en behoorde bij het terras dat aan de zijde van de Amersfoortseweg lag. Een ander bijzonder element vormt de carrousel uit 1887, die in 1990 op het terrein is geplaatst.
![]() |
Afbeelding – De poffertjeskraam is één van de oudere gebouwen op het terrein
Het parkeerterrein naast het pretpark is in de tweede helft van de 20ste eeuw aan de oostzijde uitgebreid. In tegenstelling tot het oorspronkelijk gedeelte, staan op dit nieuwe gedeelte van het parkeerterrein bomen. De aanwezige beplanting is van belang, temeer vanwege de bijdrage die het levert aan de geleidelijke overgang van het pretpark naar het omliggende bos.
Onderstaande luchtfoto's laten zien dat langs de Amersfoortseweg omstreeks het midden van de jaren '80 beplanting is verwijderd. Tot die tijd werd de eikenlaan alleen ter hoogte van de toegangspoort voor de toren en de toerit naar het parkeerterrein onderbroken. Nadien is de beplanting over een grote lengte verdwenen. Ook op het terrein van het pretpark is de beplanting in de tweede helft van de 20ste eeuw verwijderd.
![]() |
![]() |
Afbeelding - (rechts): Luchtfoto van het pretpark uit 1983; (links): Luchtfoto van het pretpark uit 1998
![]() |
![]() |
Afbeelding - (rechts): foto van de voorzijde van het pretpark uit 1959; (links): huidige situatie
langs de Amersfoortseweg
Het doolhof (monument-nummer 514478) is in verloop van tijd verdwenen. Slechts de trap die zich bevond in het hart van het doolhof, en die de toegang vormt tot de ondergrondse gang die leidt naar de koepelvormige grot, is thans nog aanwezig. Op de plek van het verdwenen doolhof staat op dit moment een tent, waarin onder meer een klim- en klauterkooi en simulator zijn ondergebracht.
Ruimtelijke ontwikkelingen op het terrein van parkeerterrein P2
Op de plek van parkeerterrein (P2) van de Koningin Juliana Toren stond Motel Apeldoorn. Het motel werd op 15 juni 1959 officieel geopend. In die jaren vormde de Amersfoortseweg de belangrijkste verkeersverbinding tussen Apeldoorn en Amersfoort.
Het motelcomplex kenmerkte zich door een stijl en ruimtelijke inrichting die kenmerkend is voor de wederopbouwperiode. Aan de voorzijde van het complex bevonden zich de receptie met naastgelegen winkel en een eetzaal. Gasten konden tussen deze bebouwing doorrijden en de auto parkeren bij hun kamer. De parkeergelegenheden waren overdekt. Het dak van de vier geschakelde, eenlaags gebouwen waarin de vertrekken waren ondergebracht, liep als overkapping door. Langs de J.C. Wilslaan stond een benzinestation. Het motel en het benzinestation werden in 1997 afgebroken.
Tegenwoordig herinneren de wegverharding op het parkeerterrein, enkele bomen en de begrenzing en het reliëf van dit terrein nog aan de vroegere inrichting.
![]() |
![]() |
Afbeelding - (links): benzinestation bij Motel Apeldoorn (CODA Archief, collectie JosPé, identificatienummer GA-022419, datering 1950-960); (rechts): parkeergelegenheid achter Motel Apeldoorn (CODA Archief, collectie JosPé, identificatienummer GA_0222421, datering 1950-1960)
![]() |
![]() |
Afbeelding - (links): luchtfoto van Motel Apeldoorn en het naastgelegen benzinestation (CODA Archief, identificatienummer GA-002903, datering 7 januari 1985); (rechts): de huidige inrichting van het terrein
Het pretpark is gelegen op de oostelijke helling van de grote stuwwal van de Veluwe. Het gebied vormt de overgang tussen het bosgebied van de Veluwe aan de westzijde en de bebouwing van Apeldoorn aan de oostzijde. De Veluwe is het grootste vrijwel aaneengesloten bos- en heidegebied van Nederland. Het landschap wordt gekenmerkt door de ligging tegen de stuwwal en bestaat uit bosgebied, afgewisseld door enkele open heidegebieden. Het overgrote deel van het bosgebied bestaat uit naaldhoutbossen.
De unieke groene entree van Apeldoorn
Het familiepretpark Julianatoren ligt aan een van de belangrijkste toegangswegen van Apeldoorn. Via de Amersfoortseweg de stad in rijden is een bijzondere beleving. Deze entree maakt meteen het imago van Apeldoorn als stad op de Veluwe, als Buitenstad, waar. Aan deze kant ligt Apeldoorn haast 'verscholen' in het bos.
Aankomend over de met bos geflankeerde Amersfoortseweg opent het blikveld zich vrij plotseling en komt men bij de kruising met de Jachtlaan (bij de Naald) echt de stad binnen. De grens waar de Veluwe eindigt en de stad begint is eenduidig.
Voordat Apeldoorn zich vanuit de Veluwe aftekent zijn er al enkele 'aanwijzingen' dat de stad dichtbij is. De Koningin Julianatoren (rijksmonument) steekt boven de bomen uit als een voorpost van de stad. Vervolgens wordt de entree van Paleis het Loo zichtbaar.
Familiepretpark Koningin Juliana Toren
De directe omgeving van het pretpark bestaat voornamelijk uit bos. Het bij het pretpark behorende wandelbos strekt zich uit tot de Wildernislaan. Ten zuidoosten van het pretpark bevindt zich op circa 500 m de woonwijk Berg en Bos. Op grotere afstand (circa 1 km) bevindt zich de (woon)bebouwing aan de Amersfoortseweg.
![]() |
Afbeelding – Familiepretpark Juliana Toren
Het bebouwde/verharde terrein van het familiepretpark heeft een omvang van ruim 2 ha. Het pretpark heeft haar centrale entree aan de Amersfoortseweg, waar zich ook het restaurant bevindt. Het terrein wordt verder gekenmerkt door een sterk aflopend maaiveld. Het pretpark bestaat uit:
![]() |
Afbeelding – Overzicht bestaande attracties in het park medio november 2016 (zie verder
bijlage 2, 3 en 4)
Vanwege de ligging op de helling van de stuwwal wordt het gebied gekenmerkt door een geaccidenteerd maaiveld. In navolgende afbeelding zijn voor verschillende locaties het hoogteprofielen ten opzichte van NAP aangeduid.
![]() |
Afbeelding - Hoogteprofielen
Uit de bovenstaande afbeelding blijkt dat er op het terrein sprake is van behoorlijke hoogteverschillen. De onderlinge verschillen kunnen oplopen tot wel 4 m. Ter hoogte van de Juliana toren is de hoogte vastgesteld op 53,2 m +NAP.
De hoogteverschillen in het terrein hebben consequenties voor het bepalen van de juiste bouwhoogte. Bepalend daarbij is vanaf welk punt (peil) er gemeten moet worden ter bepaling van die bouwhoogte. In paragraaf 5.3.1 wordt nader ingegaan over deze wijze van meten aan de hand van dwarsprofielen.
Op het terrein aan de Amersfoortseweg heeft het pretpark de beschikking over een parkeerterrein (P1) met in totaal 400 parkeerplaatsen en 60 bussen. Een deel van het parkeerterrein is verhard (grind en asfalt) en wordt ook gebruikt voor de afhandeling van autobussen; het oostelijk deel van de parkeerplaats is onverhard en gelegen onder de bestaande bomen.
Wanneer het parkeerterrein vol is worden de bezoekers door medewerkers en bewegwijzering doorverwezen naar het tweede parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan.
Parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan
Aan de J.C. Wilslaan bevindt zich het tweede (overloop)parkeerterrein (P2) van het familiepretpark met 700 parkeerplaatsen.
![]() |
Afbeelding – Parkeerterrein J.C. Wilslaan (P2)
Het onbeboste deel is in gebruik genomen als parkeerterrein. Het terrein is ingericht ten behoeve van een eenvoudige verkeersregeling op het terrein. De rest van het perceel is bos.
De bezoekers die aan de J.C. Wilslaan parkeren, worden met een pendelbus naar en van het familiepretpark vervoerd of lopen op eigen gelegenheid (door het bos en/of over het fietspad langs de Amersfoortseweg) naar de centrale entree. De parkeerplaatsen tezamen (P1 + P2) hebben in principe voldoende capaciteit om in de reguliere parkeerbehoefte te voorzien.
Het parkeerterrein (P2) is onderdeel geweest van een grootschalige munitiesanering op de Veluwe. Tijdens dit saneringsproject zijn delen van dit terrein de afgelopen jaren afgesloten wegens ruimingswerkzaamheden. Deze ruimingswerkzaamheden zijn in het voorjaar van 2014 afgerond. De te verrichten herinrichtingswerkzaamheden van het parkeerterrein zijn voor Koningin Juliana Toren aanleiding geweest om te komen tot een ruimtelijke en functionele upgrading van dit parkeerterrein en het uiterlijk aanzien vanaf de J.C. Wilslaan.
De aanleg van een functionele halfverharding leidt tot een efficiënter ruimtegebruik en meer parkeerplaatsen. Hierdoor is het nu mogelijk om het berm-parkeren op piek dagen te faciliteren op het terrein zelf. De afhandeling van de tourbussen geschiedt in de nieuwe situatie op de reeds aanwezige verharde tussenstrook bij de ingang, waardoor extra parkeerruimte wordt gecreëerd op het terrein.
Een aan de functie ondersteunend bescheiden entreegebouw zal bijdragen aan de herkenbaarheid vanaf de J.C. Wilslaan. Het gebouw huisvest een kassaruimte, toiletgroepen, een portiersruimte en een kleine kiosk. Ten behoeve van het onderhoud van het terrein zal er ook een kleine opslagruimte voor materiaal worden gebouwd. Tot slot wordt langs de J.C. Wilslaan voorzien in de realisatie van een abri.
Het familiepretpark Julianatoren wordt beschouwd als één van de belangrijke toeristische dragers in de sector vrijetijdseconomie. Apeldoorn streeft ernaar een toeristisch toplandschap te zijn, daarbij is het familiepretpark een attractie van landelijk formaat. De gemeente kiest er dan ook voor om de bestaande dagattracties optimaal te faciliteren.
Dit bestemmingsplan beoogt een goede ruimtelijke onderlegger te zijn op basis waarvan het familiepretpark Julianatoren een gezonde bedrijfsvoering kan blijven uitoefenen. Daarbij wordt uitgegaan van het bestaand feitelijk en legaal gebruik van het pretpark (zie paragraaf 3.3.2).
Zoals uit de cultuurhistorische analyse blijkt kent het pretpark op de planlocatie een lange voorgeschiedenis. Er is sprake van bestaande rechten. Er is ook sprake –zoals gezegd- van een bijzondere omgeving door de ligging in het Centraal Veluws Natuurgebied en de relevante wettelijke en beleidskaders.
Een analyse rond Natura 2000 en EHS vindt plaats in paragraaf 4.4.
Op deze plaats wordt ingegaan op de historie van de activiteit: het bestaande gebruik van het gebied als pretparkterrein, de verleende rechten en de bezoekersaantallen. Op basis daarvan kunnen uitgangspunten worden geformuleerd en wordt vervolgens aangegeven hoe de planologisch juridische vertaling (regeling) eruit komt te zien (paragraaf Visie):
![]() |
![]() |
Afbeelding - (rechts): Luchtfoto van het pretpark uit 1983; (links): Luchtfoto van het pretpark uit 1998
![]() |
Afbeelding - Luchtfoto van het pretpark medio 2017 (bron Kadaster/PDOK)
De bezoekersaantallen
Onderzoek is gedaan naar de bezoekersaantallen. Dit om inzicht te krijgen in het aantal bezoekers door de jaren heen.
Uit de gegevens van familiepretpark Julianatoren blijkt dat het pretpark sinds 2007 te kampen heeft met een dalende trend in bezoekersaantallen. Ondanks de toename van attracties in aantal en de vernieuwing ervan, daalt het aantal bezoekers over de gehele periode. De dalende trend heeft als voornaamste oorzaak de sinds de economische crisis veranderde markt van de dagrecreatieve sector.
![]() |
Afbeelding - Overzicht van bezoekersaantallen per jaar in de periode 1996 - 2016
Resumerend
Vanwege de ligging aangrenzend aan het Natura 2000-gebied is het van belang dat het pretpark wat betreft oppervlakte niet wordt uitgebreid, maar dat het streven primair gericht is op bestendiging van de bestaande omvang. Dit is ook het doel van het bestemmingsplan, te weten het vastleggen van de bestaande situatie (beheersgericht).
Uit het bezoekersaantallen in de periode 1996-2017 blijkt dat gemiddeld circa 441.000 bezoekers per jaar zijn ontvangen. Vanaf 1996 tot en met 2007 is een sterke stijging waarneembaar, met 2007 als piekjaar (530.000 bezoekers). Vanaf 2007 tot en met 2014 schommelt het gemiddelde bezoekersaantal rond de 480.000 bezoekers per jaar. Aantallen boven de 500.000 bezoekers zijn in deze periode een uitzondering. In 2015 en 2016 is sprake van een terugval die voor een groot deel te wijten is aan het slechte (natte) weer.
Het maximum bezoekersaantal per jaar in dit bestemmingsplan is vastgelegd op 490.000.
Uitgegaan wordt van een overwegend conserverend en beschrijvend bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie planologisch vastgelegd. Het betreft hier een sinds vele jaren bestaande situatie (al meer dan 100 jaar).
Het familiepretpark Julianatoren wordt, voor wat betreft het attractiegedeelte (met uitzondering van het picknickbos), in dit bestemmingsplan ingepast binnen de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' en daarmee in overeenstemming gebracht met het huidige gebruik.
Ter hoogte van het picknickbos zijn geen gebouwen toegestaan. Het picknickbos dient hiermee als overgangsgebied van het pretpark waar de bezoeker van het pretpark even kan ontsnappen aan de drukte. De bezoekers zijn als het ware 'te gast' in het aansluitende bos- c.q. natuurgebied. Het vormt voor de bezoekers de overgang van het familiepretpark naar het wandelbos.
Onder het genot van een hapje en drankje kan men hier ontspannen terwijl de kinderen zich vermaken in de bij het rond het terras aanwezige speeltuin. In het bestemmingsplan behouden de betreffende gronden een natuur-bestemming. De bouw- en gebruiksregels worden met behulp van de aanduiding 'overige zone - overgangsgebied' specifiek op dit gebruik toegeschreven. Hier staan diverse speeltoestellen geschikte voor de diverse leeftijdsgroepen die allen uitsluitend door middel van de zwaartekracht en/of de fysieke kracht van de mens gebruikt worden. Gemotoriseerde attractietoestellen zijn niet toegestaan.
Het wandelbos ter plaatse van de voormalige skelterbaan, valt buiten het bestemmingsplan voor het familiepretpark Julianatoren en wordt geregeld binnen de natuurbestemming in het aansluitende bestemmingsplan 'Park Berg en Bos en omgeving'.
Ten aanzien van het beplante gedeelte parkeerterrein aan de Amersfoortseweg (het gedeelte onder bomen) is sprake van parkeren in het bos (i.c. de bestemming 'Natuur' met de functieaanduiding 'parkeren').
Voor het terrein aan de J.C. Wilslaan wordt uitgegaan van de bestaande situatie. Dit betekent handhaven van de huidige parkeerruimte op het open voormalige motelterrein. De bestaande bouwmogelijkheid voor een motel op deze locatie komt in dit bestemmingsplan te vervallen.
![]() |
Afbeelding - Bebouwingsmogelijkheden familiepretpark
Voor de bebouwingsmogelijkheden van het pretpark wordt in het bestemmingsplan een onderscheid gemaakt in meerdere deelgebieden:
Op de plankaart en in de planregels wordt een en ander nader uitgewerkt (zie paragraaf 5.3.1.2).
Op grond van het geldende bestemmingsplan 'Apeldoorn West' geldt hier de bestemming 'Bos' met de aanduiding Horeca. Op grond van dit bestemmingsplan mag ter plaatse 3.000 m2 aan bebouwing plaatsvinden. Deze bebouwingsregeling wordt in dit bestemmingsplan vervangen door een parkeerbestemming op dat deel wat thans ook als parkeerterrein in gebruik is.
Slechts een beperkt bouwdeel komt terug in de regels in de vorm van in maat en schaal bescheiden entreegebouw. Dit hangt samen met de kwaliteitsimpuls die de familiepretpark Julianatoren wenst te geven aan dit terrein en de herinrichting ervan.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Grootschalige ontwikkelingen zijn in dit bestemmingsplan niet meegenomen. Zoals al eerder is gemeld wordt het familiepretpark Koningin Julianatoren beschouwd als één van de belangrijke toeristische dragers in de sector vrijetijdseconomie. Apeldoorn streeft er naar om een toeristisch toplandschap te zijn, daarbij is het familiepretpark Koningin Julianatoren een attractie van landelijk formaat.
Binnen de bedrijfsvoering moet het om economische redenen mogelijk zijn om te blijven ontwikkelen; een bedrijf en misschien wel helemaal een pretpark is nu eenmaal een dynamische onderneming. Ontwikkeling en vernieuwing dienen plaats te vinden binnen de randvoorwaarden zoals die vanuit de omgeving (Natura 2000 en EHS) gelden.
Het familiepretpark Koningin Julianatoren wil in de toekomst, afhankelijk van de markt en binnen de dan geldende wet- en regelgeving, mogelijk veranderingen in het aanbod op het park doorvoeren. Het gaat dan met name over het realiseren van een overdekte binnenspeeltuin achter het bestaande restaurant en het spookslot (zone 2) ter plaatse van de bestaande tent. Daarbij wordt worden de daken van de bestaande en nieuwe overdekte attracties onderling verbonden en begaanbaar voor bezoekers. In dat verband wordt vermeld dat de Koningin Juliana Toren streeft naar herstel van het doolhof in oorspronkelijke vorm als attractie op het dak van de hoofdgebouwen.
Zoals al aangegeven worden deze nadrukkelijk niet in dit bestemmingsplan meegenomen en zullen deze, als dat aan de orde is, in een aparte planologische procedure worden beoordeeld.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
Bestemmingsplan Julianatoren en parkeerterrein is een conserverend plan. Er worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen opgenomen. Daar waar in de onderzoeken nog wordt gesproken van een nieuwe speelhal, wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat deze niet in de planregels mogelijk is gemaakt. In de voortoets en de verwerking daarvan in het bestemmingsplan is daar geen rekening meer mee gehouden.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-en andere planologische aspecten nader beschouwd.
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. De procedure is wel gelijk aan de formele m.e.r.-beoordeling: het bevoegd gezag besluit op basis van een aanmeldnotitie (of een ander document met informatie) of een milieueffectrapportage moet worden doorlopen. Het besluit wordt bekend gemaakt.
Een andere grond om een m.e.r.-procedure op te starten vormt de verplichting om voor het bestemmingsplan een Passende Beoordeling uit te voeren, op basis van de Wet natuurbescherming. Op grond van artikel 7.2a Wet milieubeheer moet het bestemmingsplan dan een planm.e.r.-procedure doorlopen. In dit geval is dit niet aan de orde, omdat een passende beoordeling niet nodig is gebleken.
Het bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan wordt het bestaande familiepretpark planologisch geregeld. De activiteiten vallen niet onder één van de categorieën van onderdeel C van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit).
In het Besluit onder onderdeel D 10 sub e van de bijlage is de activiteit 'themapark' genoemd. Wanneer een dergelijk themapark wordt aangelegd, gewijzigd of uitgebreid kan een m.e.r.-beoordelingsplicht gelden. In dit geval is geen sprake van 'aanleg' (zie ook paragraaf 3.3.2). Het bestemmingsplan bevat, juridisch gezien, beperkt nieuwe mogelijkheden ten opzichte van de bestaande en/of vergunde situatie. In het geval van een uitbreiding/wijziging gelden de volgens categorie D10 de volgende - relevante - drempelwaarden:
Als gevolg van de regeling in het bestemmingsplan worden geen drempelwaarden overschreden. Het bezoekersaantal blijft min of meer gelijk, en wordt in het bestemmingsplan gemaximeerd op 490.000 per jaar. Er zijn geen grote publiekstrekkende activiteiten voorzien.
Zoals al aangegeven is, ook wanneer een activiteit onder de drempelwaarde blijft, een milieu-effectbeoordeling nodig, waarbij wordt verwezen naar de Europese richtlijn milieueffectrapportage. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Sinds 7 juli 2017 moet het bevoegd gezag voor een bestemmingsplan, ook in het kader van een vormvrije m.e.r.-beoordeling, een beslissing nemen of wel of niet een milieueffectrapportage moet worden doorlopen.
Hoofdstuk 4 Planologische aspecten van deze toelichting is de inhoudelijke basis, op grond waarvan het bevoegd gezag een besluit kan nemen over de vraag of een milieueffectrapportage nodig is. In dit hoofdstuk wordt het bestemmingsplan aan de hand van de relevante milieu-aspecten beschouwd. Een aparte aanmeldnotitie is daarmee niet noodzakelijk. Hoofdstuk 4 dient inhoudelijk als een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden beschouwd.
Het bevoegd gezag heeft aangegeven dat er geen aanzienlijke milieugevolgen zullen optreden en dat er geen aanleiding is om een m.e.r. te doorlopen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar. Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, echter dient in verband met de ligging van het plangebied binnen grond- en drinkwaterbeschermingsgebied de milieugevolgen van de aanwezige parkeerterreinen beschouwd worden.
Onderzoeksresultaten
In de bijlagen is een technische analyse van de bodemsituatie opgenomen (zie bijlage 6). Het rapport uit februari 2014 gaat in op de bodemsituatie ter hoogte van de parkeerterreinen aan de Amersfoortseweg en de J.C. Wilslaan.
Uit het rapport valt op te maken dat de aanwezigheid van de parkeerplaatsen en de invloed daarvan op de ondergrond nihil en/of verwaarloosbaar zijn. Met het rapport is aangetoond dat de gebruik van de gronden voor parkeerdoeleinden geen negatieve gevolgen hebben voor het grond- en drinkwater in de ondergrond. Het grond- en drinkwater is dermate diep gelegen dat een mogelijke calamiteit op de parkeerterreinen geen directe invloed zal hebben op de kwaliteit.
De aanwezige vervuiling welke zijn aangetroffen op het terrein aan de J.C. Wilslaan zijn toe te schrijven aan het in het verleden afgebrande motel dat zich op deze locatie bevond en zijn niet afkomstig van de auto's en of autobussen.
Geconcludeerd mag worden dat met een juiste instructie en training van het personeel, het intern toezicht, tijdige signalering van calamiteiten, in combinatie met inhuur van een deskundige partij die in het geval van een calamiteit kan worden ingezet om de bron van bodemverontreiniging weg te kunnen nemen een verwaarloosbaar bodemrisico gerealiseerd kan worden.
Inmiddels heeft het familiepretpark Julianatoren incidentenmanagement vorm gegeven om adequaat te kunnen handelen bij calamiteiten.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 m kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 m en een geadviseerde afstand van 100 m tot 50 m. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieu categorie |
richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk, rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied |
richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
|
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Tot de omgevingstype rustige woonwijk worden ook gerekend een rustig buitengebied, een stilte- en/of natuurgebied.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Het familiepretpark Julianatoren is gelegen in een bosrijke omgeving en nabij de Amersfoortseweg welke een belangrijke ontsluitingsweg vormt van en naar Apeldoorn. De wijk Berg en Bos is op ruim 500 m gelegen van het pretpark. Derhalve kan het omgevingstype het best beschreven worden als 'rustig buitengebied'. Het toepassen van een reducerende stap inzake de aan te houden milieuzones tussen het pretpark en omliggende milieugevoelige objecten is daarmee niet aan de orde.
De huidige activiteit op de planlocatie is een pretpark met bijbehorende parkeerterreinen. De geldende afstanden volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' voor deze activiteiten zijn weergegeven in onderstaande tabel.
SBI-code 2008 |
Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Veiligheid |
Milieu- categorie |
|||||
9321 | Vaste kermis e.d.; pretparken | 30 m | 10 m | 300 m | 10 m | 4.2 | |||||
5221.1 | Autoparkeerplaatsen | 10 m | 0 m | 30 m | 0 m | 2 |
De geldende (maximale) richtafstanden volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' voor deze activiteiten zijn respectievelijk 300 m vanwege het pretpark en 30 m vanwege de parkeerplaats.
Het bestemmingsplan gaat uit van een beschrijving van de bestaande situatie (conserverend). Het familiepretpark Julianatoren wordt geen uitbreidingsmogelijkheden geboden.
Het milieutoezicht door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel op het aspect geluid leert dat het familiepretpark Julianatoren in de achterliggende wijk voldoet aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit.
Vanwege het lage achtergrondniveau dat heerst in de wijk Berg en Bos zijn de activiteiten van het pretpark op sommige dagen, vaak afhankelijk van de weersomstandigheden, echter wel merkbaar.
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden:
Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de Amersfoortseweg en de J.C. Wilslaan. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Doordat het familiepretpark Julianatoren wordt omgeven door het Natura 2000-gebied Veluwe is in het kader van het bestemmingsplan gekeken naar de mogelijke akoestische effecten op het Natura 2000-gebied. Het akoestisch onderzoek is als bijlage 7 in de toelichting opgenomen.
Dit onderdeel wordt verder behandeld in paragraaf 4.4.3.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Onderzoeksresultaten
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Een toename van de bezoekersaantallen zal zich niet voordoen. Het bezoekersaantal wordt in het bestemmingsplan gemaximeerd op 490.000 per jaar (zie paragraaf 3.3.2)
Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd:
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutesmet als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR-contour zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten externe veiligheid
![]() |
Afbeelding - Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)
Uit de bovenstaande uitsnede van de risicokaart blijkt het volgende:
Ten aanzien van de Munitiebunker Kroondomeinen aan de J.C. Wilslaan 202 (Wm 6844) kan worden gemeld dat de mobiele bunker voor de opslag van munitie nooit aan de J.C. Wilslaan heeft gestaan. Ter plaatse heeft enkel de directiekeet van de aannemer gestaan.
De munitiebunkers voor de opslag van gevonden WO-II munitie hebben op verschillende locaties gestaan, op circa 400 m van bebouwing.
Er is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour of groepsrisico voor het parkeerterrein P2 van Koningin Julianatoren. De rode contour op de risicokaart geeft het zoekgebied aan van de munitie in de ondergrond en betreft geen risicocontour.
De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.
De beide terreinen liggen buiten de bebouwde kom van Apeldoorn in het bosgebied van de Veluwe. Het plangebied ligt niet in een Keurzone van een watergang. Het plangebied ligt niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland heeft aangegeven.
Beide terreinen zijn gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied van de drinkwaterwinning aan de Amersfoortseweg. Grondwaterbeschermingsgebieden hebben tot doel de winning van drinkwater naar de toekomst veilig te stellen. In deze gebieden wordt het grondwater tussen één en 25 jaar opgepompt en behandeld tot drinkwater. In deze gebieden gelden daarom verboden ten aanzien van de toepassing, opslag of transport van schadelijke stoffen en boringen en/of grondwerkzaamheden. Daarnaast gelden belemmeringen voor de realisatie van nieuwe functies (onder andere voor bouwwerken). Voor bepaalde activiteiten of functies is een provinciale ontheffing mogelijk.
Het plangebied ligt buiten de provinciale grondwaterfluctuatiezone en westelijk van de drinkwaterwinning Amersfoortseweg. De drinkwaterwinning is van invloed op de grondwaterstanden in de omgeving en ook op beide plangebieden.
Langs de Amersfoortseweg ter hoogte van het familiepretpark Julianatoren bevindt zich een peilbuis uit het gemeentelijk grondwatermeetnet. Vanaf 1996 tot 2002 zijn hier grondwaterstanden gemeten van meer dan 30 m minus maaiveld.
Rond het waterwinbedrijf is een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied gelegen (zie onderstaande afbeelding).
![]() |
Afbeelding - Ligging winputten, waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied
drinkwaterwinning Amersfoortseweg – Apeldoorn (Omgevingsverordening Gelderland)
Het is verboden in waterwingebieden en in grondwaterbeschermingsgebieden buiten inrichtingen:
De bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied is vastgelegd in de provinciale omgevingsverordening (zie paragraaf 2.3).
Grondwaterbeschermende maatregelen
Naar aanleiding van de op het parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de munitieruiming is de indeling van het parkeerterrein gewijzigd en is besloten een half verharding toe te passen.
Vanwege de munitieruiming heeft divers grondverzet plaatsgevonden. Hierbij zijn in het verleden ontstane verontreinigingen afkomstig van het voormalige motel van de locatie verwijderd. Op de bodem wordt een laag gebroken puin toegepast, waarop vervolgens gedeeltelijk klinkerverharding en deels grondverharding worden aangebracht. Door het toepassen van deze halfverhardingen wordt voorkomen dat hemelwater naar één of meerdere punten afvloeit en wordt bereikt dat hemelwater ter plaatse van de bodem infiltreert.
Door het gebruik van het terrein zal de bodemopbouw in de loop der tijd meer verdicht worden, waardoor hemelwater langer in deze lagen zal blijven, zodat de emissiekans van een eventuele verontreiniging naar de ondergrond en uiteindelijk het grondwater wordt verkleind.
Daarnaast zijn door het opstellen van een incidentenmanagementprotocol voldoende maatregelen genomen om adequaat te kunnen handelen bij een calamiteit. Meer hierover is opgenomen in de bijlage 'Technische onderbouwing parkeerplaats J.C. Wilslaan d.d. 28 februari 2014' (zie bijlage 6).
In het plangebied zelf komt geen oppervlaktewater of waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet rechtstreeks geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In de Bouwverordening is bepaald dat in het buitengebied het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen niet aangesloten mag worden op de riolering en in de bodem moet worden geïnfiltreerd op eigen terrein. Voor beide terreinen is het verhard oppervlak niet aangesloten op de riolering. Ook voor nieuwe ontwikkelingen geldt een verbod op het aansluiten van hemelwater op de riolering.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.
De vuilwaterafvoer van het pretpark is aangesloten op de vuilwaterriolering van de gemeente Apeldoorn.
Het plangebied kent geen inliggend oppervlaktewater. Het plangebied ligt wel in een grondwaterbeschermingsgebied.
Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Voor het plan geldt het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Het voorgaande bestemmingsplan 'Koningin Julianatoren en parkeerterrein' is in het kader van het vooroverleg al eerder aan het Waterschap Vallei en Veluwe toegezonden. De reactie van het waterschap is verwerkt in deze waterparagraaf.
Het bestemmingsplan Julianatoren en parkeerterrein wordt in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro opnieuw toegezonden aan het Waterschap Vallei en Veluwe.
De twee Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) vormen samen de belangrijkste natuurbeschermingswetgeving op Europees niveau. De Vogelrichtlijn heeft tot doel in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De EU-lidstaten zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Habitatrichtlijn waarborgt de biologische diversiteit door het in stand houden van natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en van natuurlijke habitats. Beide richtlijnen verplichten de lidstaten tot het aanwijzen van te beschermen gebieden, zogeheten speciale beschermingszones. Het netwerk van speciale beschermingszones die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen wordt over het algemeen als Natura 2000 aangeduid. Een Natura 2000-gebied kan uit een Vogelrichtlijngebied, een Habitatrichtlijngebied of een combinatie van beide bestaan. Bij een gecombineerd Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied kan elk onderdeel zijn eigen begrenzing hebben, afhankelijk van de aanwezige natuurwaarden.
Wet natuurbescherming
Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten.
De Wnb geeft de provincies de opdracht om gebieden aan te wijzen die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland', een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Andere gebieden kunnen de provincies aanwijzen als bijzondere provinciale natuurgebieden dan wel bijzondere provinciale landschappen.
De Wnb bevat –voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden, voor de bescherming van soorten en over houtopstanden.
Gebiedsbescherming
De minister van Economische Zaken wijst Natura 2000-gebieden aan, de speciale beschermingszones als bedoeld in de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. De provincie stelt voor het Natura 2000-gebied iedere 6 jaar een beheerplan vast.
Op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 Wnb stelt een bestuursorgaan een plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend vast indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als uit de passende beoordeling die vereiste zekerheid niet is verkregen kan het plan uitsluitend worden vastgesteld als is voldaan aan elk van de voorwaarden:
Als het plan significante gevolgen kan hebben voor een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort in een Natura 2000-gebied geldt in plaats van de hiervoor genoemde voorwaarde b, de voorwaarde dat het plan nodig is vanwege:
Als compenserende maatregelen nodig zijn, moeten deze onderdeel uitmaken van het plan.
Soortenbescherming
De Wnb kent drie verschillende beschermingsregimes voor soorten:
Van deze verboden kan de provincie ontheffing (in individuele gevallen) respectievelijk (bij verordening) vrijstelling verlenen. Dit kan alleen als aan drie criteria is voldaan:
Voor een deel van de andere, vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten hebben provinciale staten in de Omgevingsverordening Gelderland vrijstelling verleend voor zover het gaat om handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en het bestendig beheer en onderhoud.
Houtopstanden
Tot slot kent de Wnb het verbod om een houtopstand geheel of gedeeltelijk te (doen) vellen, zonder voorafgaande melding daarvan aan de provincie. Dit verbod geldt niet binnen de bebouwde kom en voor bepaalde typen bomen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is bepaald dat de aanwijzing en begrenzing van de gebieden die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland' en de aanwijzing van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden bij provinciale verordening geschiedt. Ook is daarin bepaald dat bij provinciale verordening regels worden gesteld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied behorend tot het natuurnetwerk Nederland.
Op 8 juli 2016 heeft het familiepretpark Julianatoren een aanvraag ingediend om een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). De aanvraag is bedoeld om de bestaande, legale, situatie vast te leggen in een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming. De vergunning is op 10 oktober 2018 verleend en is als bijlage 8 in de toelichting opgenomen.
De verleende vergunning omvat de bestaande legale activiteiten op het familiepretpark zelf (inclusief picknickbos) en het parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan.
Gebiedsbescherming: Natura 2000 gebied de Veluwe
Zoals al in hoofdstuk 1 aangegeven is het voorliggende bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan, in die zin dat er geen ruimtelijke ontwikkellingen mogelijk worden gemaakt buiten de bestaande in gebruik zijnde contouren van het bestaande pretpark en het parkeerterrein aan de JC Wilslaan. Het plangebied zelf maakt geen deel uit van het Natura 2000 gebied de Veluwe (exclaveringsregeling).
Het bestemmingsplan legt de volgende activiteiten planologisch vast:
In het kader van de Wet natuurbescherming is het bestemmingsplan, dat wil zeggen de maximale planologische mogelijkheden daarin, vergeleken met de referentiesituatie zoals bedoeld in Wet natuurbescherming. Deze referentiesituatie wordt gevormd door de vergunde situatie op het moment van het vaststellen van het bestemmingsplan. Deze vergelijking is gemaakt in een voortoets, bijlage 9 Voortoets Wet natuurbescherming.
De vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is gebaseerd op een inventarisatie, informatie over bezoekersaantallen, gebruik enz. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak van 8 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:298), in het beroep tegen een eerdere vaststelling van een bestemmingsplan voor het pretpark, aangegeven dat de inventarisatie voldoende basis biedt voor de referentiesituatie. Verder is een akoestisch onderzoek als basis gebruikt voor de besluitvorming.
Uit de voortoets blijkt dat de maximale planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan niet of niet relevant afwijken van de situatie zoals vastgelegd in de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming. Het bestemmingsplan zorgt in de vergelijking dus niet voor relevante effecten zoals geluid, licht en een toename van stikstofdepositie. Een passende beoordeling en een milieueffectrapportage voor plannen (op grond van artikel 7.2a Wet milieubeheer en artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming) zijn niet noodzakelijk.
Het is wel van belang om de vergunde situatie ook te borgen in het bestemmingsplan. Dit is op de volgende manier gebeurd:
Conclusie
Uit de voortoets blijkt dat significante effecten als gevolg het gebruik van het park en de bouwmogelijkheden, conform de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan in relatie tot de verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming, kunnen worden uitgesloten. Een passende beoordeling is niet aan de orde.
De beperkingen uit de verleende vergunning zijn in de regels en op de plankaart van het bestemmingsplan overgenomen.
Gebiedsbescherming: Gelders NatuurNetwerk en Groene Ontwikkelingszone
De genoemde terreinen zijn onderdeel van de Groene Ontwikkelingszone (provincie Gelderland) en omringd door het Gelders Natuurnetwerk. Er is echter géén sprake van een verslechtering van de situatie of de aanwezige kernkwaliteiten (Landgoederenzone Apeldoorn) omdat het gebruik ter plekke van pretpark en parkeergelegenheid zich sinds jaar en dag voordoet en wezenlijke waarden ter plekke dan ook niet voorkomen.
Binnen de bestemming Natuur ter plaatse van overgangszone, waar het picknickbos is gesitueerd, is sprake van beperkte negatieve effecten die zijn toe te schrijven aan areaalvermindering.
Omdat het gaat om bestaand feitelijk gebruik is deze functie niet als een significante aantasting van de kernkwaliteiten te beschouwen.
Soortenbescherming
De strikte conserverende bestemming zal evenmin leiden tot een mogelijk conflict met de soortenbescherming. Wijzigingen in bebouwingen zullen zich alleen ter plekke van de huidige, als pretpark in gebruik zijnde terreindelen, kunnen voordoen. Daar bevinden zich geen locatiegebonden natuurwaarden, met uitzondering van het voorkomen van vleermuizen in de (als monument aangewezen) bunker.
Eventuele wijzigingen daarin zullen (al dan niet via een omgevingsvergunning om te bouwen) gebonden zijn aan de werking van de Wet Natuurbescherming. Wel zouden wijzigingen in verlichting of verstoring mogelijke effecten op de (directe) omgeving kunnen hebben. Wezenlijke uitbreiding van de huidige verlichtings- of geluidsniveaus wordt niet voorzien. In de planregels is bepaald dat het pretpark alleen tussen zonsopgang en zonsondergang mag worden gebruikt en dat de geluiduitstraling moet voldoen aan geluidvoorschriften, op 4 meetbare referentiepunten.
Ter plekke van de overgangszone zijn geen vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde diersoorten geconstateerd. Wel zal het gebied een (beperkte) betekenis hebben als onderdeel van het leefgebied van das, boommarter, wild zwijn en eekhoorn.
Voor deze soorten heeft het gebied vrijwel geen betekenis vanwege de ongeschiktheid als voedselterrein. In de nabijheid zijn bovendien voldoende voedselbronnen aanwezig. Voor vleermuizen heeft het terreintje evenmin betekenis; het functioneert niet als verblijf- of foerageergebied en het biedt ook geen migratiemogelijkheden. Voor diverse andere kleinere zoogdieren, als egels en muizensoorten zal het gebied een marginale betekenis hebben; die soorten vallen buiten de ontheffingsplicht.
In het bosgebiedje zullen diverse (bos)vogelsoorten voorkomen. Binnen het plangebied zijn geen meldingen van vaste verblijfplaatsen. Voor de overige vogels geldt dat verstoring tijdens het broedseizoen verboden is. Verwijderen van bomen zal dan ook alleen buiten de broedperioden kunnen plaatsvinden.
Het gebiedje biedt verder geen enkel geschikt biotoop voor amfibieën, reptielen en vissen; deze zijn in de omgeving wel aanwezig. Ook de geschiktheid als biotoop voor het beschermde Vliegend hert is uit te sluiten, vanwege het ontbreken van oude eiken(stoven).Ten slotte zijn er ter plekke ook geen beschermde plantensoorten te verwachten.
Vanuit de soortenbescherming zijn geen effecten te voorzien die in de weg zouden kunnen staan aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
Het bestemmingsplan Julianatoren en parkeerterrein is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Het picknickbos, dat onderdeel uitmaakt van een gebied dat sinds eind jaren '90 in gebruik is als uitloopzone voor het pretpark, wordt in het kader van dit bestemmingsplan beschouwd als bestaand gebruik en als overgangszone richting het omliggende bosgebied in het bestemmingsplan opgenomen (zie paragraaf 5.3). Er is dus geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Omdat de laddertoets enkel geldt voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen is deze toets, in het kader van het voorliggende bestemmingsplan, niet van toepassing. In de toelichting wordt in aangetoond dat de in het plan voorziene bestemmingen de passende bestemmingen zijn en het plan daarmee in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
In de Omgevingsvisie Gelderland hebben provinciale staten het provinciale beleid omtrent archeologie vastgelegd: De provincie streeft er naar archeologie expliciet te betrekken bij de integrale afweging bij planontwikkeling. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet voldaan worden aan de basiskwaliteitseisen van de bodem, waaronder archeologie. Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.
Als vervolg op de Nota I-cultuur heeft de gemeenteraad op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld, die de Archeologische beleidskaart uit 2006 vervangt. De archeologische beleidskaart kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht.
De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld.
Verstoringsdiepte waarvoor onderzoeksplicht geldt
De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld. Een uitzondering op deze diepte wordt gemaakt voor natuurgebieden. Ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is in natuurgebieden bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 altijd een archeologisch onderzoek nodig, ongeacht de diepte van de verstoring.
Het parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan kent met name een (middel)hoge archeologische verwachting (categorie 4). In de zone van familiepretpark Julianatoren komt zowel een zone met lage (categorie 5) als een zone met (middel) hoge archeologische verwachting (categorie 4) voor.
Binnen het plangebied liggen geen zones met bekende archeologische waarden, zoals bekende archeologische vindplaatsen of archeologische monumenten.
Afbeelding - uitsnede Archeologische beleidskaart 2015
In het voorliggende bestemmingsplan is in eerste instantie sprake van een conserverend bestemmingsplan. De verwachtingswaarden zijn op de plankaart en in de planregels vertaald in gebiedsaanduidingen:
Archeologische verwachtingswaarde | Borging op de plankaart en in planregels |
Categorie 4: (middel)hoge verwachtingswaarde | overige zone – hoge archeologische verwachtingswaarde' |
Categorie 5: lage verwachtingswaarde | overige zone – lage archeologische verwachtingswaarde' |
Door de voorgenomen activiteiten kunnen archeologische verwachtingswaarden worden aangetast. In de planregels worden de randvoorwaarden geformuleerd op basis waarvan werkzaamheden plaats kunnen vinden.
Op grond van artikel 3.1 van de Erfgoedwet kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een monument dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aanwijzen als rijksmonument.
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan een beschrijving moet worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Aanvullend op de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk een visie op het cultureel erfgoed opgesteld, genaamd 'Kiezen voor karakter; visie erfgoed en ruimte'. Deze visie geeft aan hoe het Rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij heeft en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang.
In de Omgevingsvisie Gelderland stelt de provincie over cultuur en erfgoed het volgende: De Gelderse steden kenmerken zich door een sterk historisch karakter, door een hoge ruimtelijke kwaliteit, een goed ontwikkelde culturele infrastructuur en huisvesten enkele topinstellingen. Al deze kwaliteiten dragen in belangrijke mate bij aan een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat.
Om deze redenen investeert de provincie in de verdere ontwikkeling van erfgoed en cultuur, kennisontwikkeling, cultureel ondernemerschap en innovatie. In alle regio's stimuleert de provincie samen met gemeenten kunst en cultuur die bijdragen aan een sterk vestigingsklimaat, regionale identiteit en vrijetijdseconomie.
Op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke Nota I-cultuur, staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
In 2012 heeft de gemeenteraad de Implementatienotitie modernisering monumentenzorg vastgesteld. In deze notitie is vastgelegd dat de iconen (monumenten, beeldbepalende panden en beschermde gezichten of gebieden) worden beschermd via sectorale regels, zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Andere cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten worden -waar nodig en mogelijk- door middel van het bestemmingsplan beschermd.
Navolgend is een uitsnede van de Cultuurhistorische waardenkaart opgenomen. Voor zowel het terrein van het familiepretpark Julianatoren aan de Amersfoortseweg, als voor het parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan (P2), geldt een gemiddelde attentiewaarde (geel). Het gebied ten noorden van de Amersfoortseweg heeft een hoge attentiewaarde (rood). Binnen het bestemmingsplangebied liggen rijksmonumenten (blauw monumentenschild).
De Amersfoortseweg en de J.C. Wilslaan staan op de cultuurhistorische beleidskaart aangeduid als gewaardeerde wegen.
![]() |
Afbeelding Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart
Voor het gebied waarbinnen het en het parkeerterrein langs de J.C. Wilslaan (P2) vallen zijn de aanwezige cultuurhistorische waarden in het kader van dit bestemmingsplan in kaart gebracht. In onderstaande paragrafen wordt een korte beschrijving gegeven van de ontwikkelingsgeschiedenis van beide locaties.
Op het terrein van de Julianatoren is een aantal rijksmonumenten benoemd, te weten de uitzichttoren, het doolhof en de grot (Amersfoortseweg 35). Het naastgelegen gebouw van de instelling voor jeugdzorg (Amersfoortseweg 37) is aangewezen als gemeentelijk monument.
Uit het monumentenregister van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) blijkt, dat de uitzichttoren, de grot en het doolhof in februari 2000 zijn aangewezen als rijksbeschermd monument. Voor deze drie objecten gezamenlijk, is destijds een redengevende beschrijving opgesteld. Deze redengevende beschrijving is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
In het gedeelte van de redengevende beschrijving dat betrekking heeft op de uitzichttoren (monumentnummer 514477) wordt aangegeven, dat de toren behalve vanwege de architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden, van belang is vanwege de stedenbouwkundige waarde:
'Van stedenbouwkundige waarde als karakteristiek en sterk beeldbepalend element aan de
zuidzijde van de Amersfoortseweg. De toren vervult hier een opvallende symboolfunctie en is
van grote afstand zichtbaar. Er is sprake van een ensemblewaarde met het aan de voet van de
toren gelegen doolhof en de grot.”
De uitzichttoren vormt een herkenbare landmark aan de noordwestelijke zijde van de stad Apeldoorn. Het behoud van de zichtbaarheid van dit object vanaf de Amersfoortseweg is derhalve een belangrijk uitgangspunt.
De grot (monumentnummer 514479) is via de onderaardse gang te bereiken. Bovengronds is de grot te herkennen aan een betonnen koepel met een doorsnede van circa 6 m en een hoogte van ongeveer 2,5 m. Aan één zijde is een nieuwe entreepartij aangebracht waarin een trap naar beneden voert. Deze entreepartij valt niet onder de bescherming. Aan de binnenzijde is de koepel groter en is een grotachtig uiterlijk geconstrueerd. Het daglicht wordt gefilterd door 'brokken' gekleurd glas in de koepel.
![]() |
Afbeelding - De betonnen koepel van de grot, gezien vanaf het maaiveld. De grot is
aangewezen als rijksmonument
Behalve de rijksmonumenten die voorkomen op het terrein van het pretpark, zijn de cultuurhistorisch waarden verbonden met de aanwezige stedenbouwkundige, landschappelijke en aardkundige waarden. Relevant zijn enkele waardevolle landschappelijke objecten, de ligging van het pretpark langs de Amersfoortseweg, het groene, informele karakter van de parkeerterrein naast het pretpark en het natuurlijk reliëf dat verband houdt met de aanwezigheid van het droge dal.
In en rond het plangebied zijn cultuurhistorische objecten aanwezig. De grafheuvel ten zuiden van de Wildernislaan, het oude walletje op de grens tussen hei en bos en een aantal oude paden zijn aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. Het oude walletje heeft een beperkte lokale waarde. De waardevolle elementen zijn weergegeven in navolgende afbeelding. De plannen voor het parkeerterrein hebben geen consequenties voor de waardevolle objecten.
![]() |
Afbeelding - Locatie cultuurhistorisch waardevolle elementen en bouwwerken
Ten aanzien van de ligging langs de Amersfoortseweg geldt, dat de zichtbaarheid van de monumentale uitkijktoren een belangrijk stedenbouwkundig uitgangspunt vormt. Zoals in de visie voor het plangebied naar voren komt (zie paragraaf 3.3.), worden de gebouwen op het voorterrein in het bestemmingsplan beperkt tot de bestaande ligging en bouwhoogte. Op deze wijze blijft de uitkijktoren, als grootste uithangbord en icoon van het pretpark, goed zichtbaar. De Koningin Julianatoren richt zich op verbetering van het uiterlijk aanzien van het park als visitekaartje waarbij nadrukkelijker aandacht uitgaat naar de historische context.
Met betrekking tot de landschappelijke waarden geldt, dat het groene karakter van het meest oostelijke gedeelte van het parkeerterrein bij het pretpark (P1) van belang is. Door de aanwezige beplanting is sprake van een landschappelijke overgang naar het omliggende bosgebied. De regeling in het bestemmingsplan is er op gericht het groene karakter te behouden (bestemming 'Natuur').
![]() |
![]() |
Afbeelding - Overgang van de parkeerterrein naar het naastgelegen droge dal
Door de ligging van het plangebied in en nabij een droog dal, is er sprake van aardkundige waarden. Zoals in paragraaf 3.1.2 toegelicht, is het natuurlijk reliëf ter plaatse van het terrein van het pretpark reeds verstoord door ophoging van gronden. Voor dit gedeelte van het droge dal wordt derhalve geen specifieke regeling opgenomen, die gericht is op het behoud van het natuurlijk reliëf. Indirect zijn de aanwezige aardkundige waarden evenwel ten dele beschermd door een omgevingsvergunningsplicht, die gekoppeld is aan de aanduidingen 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' en 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' Dit geldt eveneens voor de gronden binnen het plangebied, die onderdeel uitmaken van het parkeerterrein nabij het pretpark en het parkeerterrein langs de J.C Wilslaan (P2).
Behalve de archeologische dubbelbestemming, is voor het grootste deel van deze terreinen de bestemming 'Natuur' van kracht. Ook voor deze bestemming is een omgevingsvergunning opgenomen. Daarvoor geldt dat bij het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden over een oppervlakte van meer dan 500 m2, mede beoordeeld wordt of de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden en/of de cultuurhistorische waarden, waaronder de aardkundige waarden, blijven behouden.
Het plangebied is voor gemotoriseerd verkeer ontsloten vanaf Amersfoortseweg en de J.C. Wilslaan. Parkeerplaatsen liggen in het plangebied. De capaciteit van deze parkeergelegenheid is voldoende voor normaal gebruik. Het familiepretpark heeft in een goed jaar 5 tot 10 hoogtijdagen die vooral vallen op Pasen, Pinksteren, Hemelvaartsdag, een incidentele fraaie zondag in april of mei en in mindere mate in het vakantieseizoen. Op een topdag parkeren nu circa 1.200 auto's bij de pretpark (P1), op de parkeerplaats (P2) en in de bermen langs de J.C. Wilslaan.
Gezien de ligging van het gebied in Natura 2000, zal binnen het plangebied geen extra parkeerruimte worden toegevoegd. Door een optimaler ruimtegebruik wordt de parkeercapaciteit van het terrein aan de Wilslaan met circa 200 parkeerplaatsen vergroot, waarmee het parkeren in de bermen van de Wilslaan en de Amersfoortseweg op piek dagen tot het verleden behoort.
Voor gemotoriseerde bezoekers wordt het gebied ontsloten vanaf de Amersfoortseweg. De Amersfoortseweg, Zwolseweg en Loolaan zijn belangrijke aanvoerroutes voor gemotoriseerd verkeer. De capaciteit van deze wegen is voldoende voor normaal gebruik. Op topdagen en bij evenementen, met name wanneer deze samenvallen met evenementen en hoogtijdagen bij een van de andere attracties in Apeldoorn Noord-West loopt het verkeer soms vast.
Het parkeren en het verkeer tijdens evenementen heeft de aandacht van de gemeente (zie ook paragraaf 2.13). Samen met de andere attracties en de betrokken wijkraden wordt gezocht naar oplossingen. In het kader van de evenementenvergunning worden doorgaans afspraken gemaakt met de organisator van het evenement over het regelen van verkeer en parkeren, zoals de inzet van verkeersbegeleiders, parkeren op andere locaties met pendelbussen et cetera. Dit ligt echter buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan.
Het plangebied is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Vanaf het NS-station Apeldoorn doen twee buslijnen het plangebied aan: een stadslijn met op werkdagen een kwartiersdienst en een regionale lijn met op werkdagen een halfuursdienst. In de zomermaanden rijdt ook nog een speciale lijn rechtstreeks naar het familiepretpark Julianatoren.
In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
In paragraaf 5.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.3 en paragraaf 5.4 beschrijft de gebruikte bestemmingen en aanduidingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.5 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
Bestemmingsplan Julianatoren en parkeerterrein is een overwegend conserverend plan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling en dat het bestemmingsplan geen significante, nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.
Er is gekozen voor een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek. De ligging van de gebouwen en de maatvoering ervan is strak vastgelegd op de plankaart. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming met zo nodig een aanduiding voor specifieke gebouwen en gebruiksvormen. Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties.
Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
![]() |
Afbeelding - Bestemmingen
Voor het familiepretpark wordt voor het grootste deel uitgegaan van de bestemming 'Cultuur en ontspanning', zoals ook is toegepast in het bestemmingsplan 'Park Berg en Bos en omgeving' voor de Apenheul. Binnen deze bestemming wordt ruimte geboden aan de bestaande openlucht-attracties (bouwwerken zoals het reuzenrad, de achtbaan en de helikopterbaan), de speeltoestellen, de hoofdgebouwen, horecagelegenheden en (een deel van) het parkeerterrein aan de Amersfoortseweg. De picknick-locatie achter op het terrein valt niet binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning'.
In de volgende sub-paragrafen wordt nader ingegaan op de bestaande situatie, de aanwezige bebouwing en de wijze van meten.
Aanwezige bebouwing
Op het terrein is veel bebouwing aanwezig. Uit onderstaande afbeelding wordt duidelijk dat het merendeel van de bebouwing zich concentreert rondom de uitkijktoren en de entree aan de zijde van de Amersfoortseweg. De oppervlaktematen staan in de navolgende afbeelding weergegeven; de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen (excl. de bestaande tent) bedraagt bijna 4.000 m² (te weten 3.962 m², zie onderstaande afbeelding).
De hoogte van de verschillende gebouwen varieert. Een belangrijke reden zijn de hoogteverschillen in het maaiveld.
![]() |
Afbeelding – Overzicht aanwezige bebouwing (incl. oppervlaktematen)
De verschillende (openlucht) attracties zijn verspreid over het pretpark. Ook hier varieert de bouwhoogte. De overwegende maximale hoogte wordt gesteld op maximaal 15 m. De hoogte van de het reuzenrad bedraagt ongeveer 23 m.
Geaccidenteerd maaiveld
Het terrein van het pretpark, op de helling van de stuwwal, is zeer heuvelachtig. In navolgende afbeelding is voor verschillende locaties het hoogteprofiel ten opzichte van NAP aangeduid. De hoogteverschillen op het terrein lopen op tot wel 4 m. Ter hoogte van de Koningin Julianatoren is de hoogte vastgesteld op 53,2 m +NAP.
![]() |
Afbeelding - Hoogteprofielen
Het familiepretpark Julianatoren wordt voor wat betreft het attractiegedeelte (met uitzondering van het picknickbos) in dit bestemmingsplan ingepast binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' en daarmee in overeenstemming gebracht met het huidige gebruik. Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' worden de gronden bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Drie 'knippen' in het bestemmingsplan
Voor het picknickbos van het familiepretpark wordt in het bestemmingsplan een eerste 'knip' gemaakt. Het picknickbos valt binnen de bestemming 'Natuur' met de aanduiding 'overige zone - overgangsgebied'. Het familiepretpark is hier als het ware 'te gast'. Hier zijn géén gebouwen toegestaan en slechts onder voorwaarden verharding.
Voor het parkeerterrein (P1) aan de Amersfoortseweg wordt in het bestemmingsplan een tweede 'knip' gemaakt:
![]() |
Afbeelding – Bestemmingen 'Cultuur en ontspanning', 'Verkeer - parkeerterrein' en 'Natuur'
De derde 'knip' wordt gemaakt voor het parkeerterrein (P2) aan de J.C. Wilslaan:
In het bestemmingsplan wordt een flexibele regeling opgenomen waarbinnen aan vernieuwing en aanpassing van het pretpark meegewerkt kan worden zonder dat dit leidt tot een toename van bezoekersaantallen.
Bebouwingsregeling
Het nieuwe bestemmingsplan biedt mogelijkheden om op bepaalde locaties op het terrein van het pretpark nieuwe bebouwing of vervanging te realiseren. Er is daarvoor een regeling opgesteld in overeenstemming met de vier zones, zoals beschreven in paragraaf 3.3.3.
Daarbij is rekening gehouden met de impact van de bebouwing op de omgeving, maar ook met de wensen en mogelijkheden van het pretpark.
![]() |
Afbeelding – Vertaling van bebouwingsmogelijkheden naar juridische plankaart (met
genummerde deelgebieden)
Hieronder zijn de vier zones beschreven:
Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Onder 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' worden onder andere de openlucht-attracties en speeltoestellen verstaan, maar ook meubilair, vlaggenmasten en terreinafscheidingen.
In zone 2 en 3 is de hoogte gemaximeerd tot 15 m, met één hoogte-accenten van 23 m; het reuzenrad. Het uitgangspunt is dat er hierdoor geen significante aantasting ontstaat van het bosbeeld.
Op het dak van de overdekte attracties in zone 2 kunnen speeltoestellen worden gerealiseerd (specifieke bouwaanduiding - speeltoestellen op het dak). De maximum bouwhoogte van 6 m wordt gemeten vanaf de bovenzijde van het betreffende dak.
In zones 1 t/m 3 zijn attractietoestellen toegestaan; in zone 4 zijn uitsluitend speeltoestellen toegestaan. Wat onder attractietoestellen wordt verstaan en wat onder speeltoestellen is in de begripsbepalingen van de planregels omschreven.
Voor terreinafscheidingen en meubilair zijn aparte hoogtematen opgenomen in de planregels.
Definiëring peilen
De hoogte van gebouwen en bouwwerken worden gemeten vanaf peil. Om in het bestemmingsplan een hoogtemaat te kunnen vastleggen moet eerst helder worden gedefinieerd vanaf welk peil gemeten wordt. In de begripsomschrijving is een definitie opgenomen van het begrip 'peil'. Het peil wordt normaal gesproken gemeten vanaf het, aan het bouwwerk, aansluitende maaiveld.
In dit plan wordt voor een gedeelte van het terrein (zone 2) gemeten vanaf een vast (gefixeerd) peil. Voor de bestaande en voor nieuwe gebouwen die geconcentreerd worden rondom de Uitkijktoren (deelgebied 2) geldt als uitgangspunt dat de daken onderling met elkaar verbonden moeten kunnen worden.
Ter hoogte van deelgebied 2 is sprake van een sterk aflopend maaiveld (bijna 4 m). Door te werken met een vast peil is het mogelijk het dak-niveau continue te maken terwijl het maaiveld, af- of oploopt.
![]() |
Afbeelding – Schematisch overzicht van het maaiveldverloop ter hoogte van deelgebied 2
Het vaste (gefixeerde) peil wordt op de afbeelding aangegeven met de aanduiding 'maximum
hoogteligging vlak (m)'. Ter plaatse van deze aanduiding wordt de bouwhoogte van gebouwen gemeten vanaf de in dat vlak aangegeven hoogte boven NAP.
Het gekozen (gefixeerde) peil komt overeen met de hoogte van het maaiveld op het voorterrein ter hoogte van het voorplein voor de uitkijktoren. Uit opmeting blijkt dat het gefixeerde peil is vastgesteld op 53,2 m + NAP.
![]() |
Afbeelding – peil wordt gefixeerd op 'maximum hoogteligging vlak (m)'
![]() |
Afbeelding – ligging van de aanduiding 'maximum hoogteligging vlak (m) = 53,2 m+NAP'
In de andere zones (zone 1, 3 en 4) wordt de bouwhoogte, zoals gebruikelijk, vanaf het aansluitende maaiveld gerekend.
![]() |
Afbeelding – peil gemeten vanaf aansluitende maaiveldhoogte
Het onverharde parkeerterrein (P1) onder de bomen aan de Amersfoortseweg alsmede een groot deel van de gronden aan de J.C. Wilslaan zijn bestemd als 'Natuur'. Op deze manier wordt op een logische wijze aangesloten op de natuurbestemming uit het omringende bestemmingsplan 'Park Berg en Bos en omgeving'.
De onverharde parkeerterreinen onder de bomen aan de Amersfoortseweg (P1) en aan de J.C. Wilslaan (P2) zijn op de plankaart specifiek aangeduid. Hier zijn geen gebouwen toegestaan, wel bouwwerken geen gebouwen zijnde met een maximale hoogte van 1,5 m. Het verharden van de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' is niet toegestaan, in verband met effecten van stikstofdepositie die hiermee kunnen optreden. Voor het uitvoeren van overige werken, geen bouwwerk zijnde of het verrichten van werkzaamheden, zoals het aanbrengen van verharding of egaliseren, is een aanlegvergunning nodig.
Een deel van het verharde parkeerterrein bij de ingang van het park en het 2e parkeerterrein aan de J.C. Wilslaan zijn bestemd als 'Verkeer - Parkeerterrein'. Op het 2e parkeerterrein zijn twee bouwvlakken aangegeven. Binnen die bouwvlakken is een gebouw mogelijk ten behoeve van kassa's, toiletruimtes, wachtruimtes en een kleine kiosk.
Daarnaast is het mogelijk een opslagruimte te realiseren ten behoeve van het noodzakelijke onderhoud.
![]() |
Afbeelding – Bestemmingen P2 J.C. Wilslaan 'Verkeer - Parkeerterrein' en 'Natuur'
Buiten het bouwvlak is langs de J.C. Wilslaan een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn naast bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ook overkappingen toegestaan ten behoeve van een bushalte.
![]() |
Afbeelding - gebruikte aanduidingen archeologische waarden hoog (geel) en laag (groen)
Binnen het plangebied liggen gebieden met (middel)hoge archeologische verwachting (aanduiding 'overige zone – hoge archeologische verwachtingswaarde') en gebieden met lage archeologische verwachting (aanduiding 'overige zone – lage archeologische verwachtingswaarde'). Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 (hoge archeologische verwachtingswaarde) respectievelijk 2.500 m2 (lage archeologische verwachtingswaarde) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.
Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Daarbij gelden dezelfde oppervlakten en diepte als hiervoor genoemd. De vergunning kan alleen worden verleend als uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) in voldoende mate is vastgesteld, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Als uit het archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk of door het uitvoeren van de werkzaamheden zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften kunnen bestaan uit het treffen van technische maatregelen of uit het uitvoeren van nader onderzoek; van beide dient verslag aan het bevoegd gezag uitgebracht te worden.
Een deel van het plangebied ligt binnen het grondwaterbeschermingsgebied. In de planregels zijn bepalingen opgenomen gericht op de bescherming van de grondwaterkwaliteit in de vorm van bijzondere bebouwings-, gebruiks- en/of verbodsbepalingen en een omgevingsvergunningenplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden (artikel 9).
Deze aanduiding geldt voor het picknickbos. Hier zijn geen gebouwen en attracties toegestaan, wel beperkt speeltoestellen en picknickmeubilair en onder voorwaarden verharding.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 7.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. In artikel 8.1 is bepaald dat de geluidimmissie op 4 meetbare referentiepunten niet hoger mag zijn dan 46 dB(A) etmaalwaarde. Wanneer aan deze eis wordt voldaan, is zeker gesteld dat diersoorten in het naastgelegen natuurgebied geen hinder ondervinden van het gebruik van het park. In lid 8.3.1 en 8.4.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.
In artikel 14 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 15 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Het concept van het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan de provincie. De provincie heeft bij brief van 6 december 2018 gereageerd. De provincie verzoekt het plan op een aantal (hieronder weergegeven) punten te verbeteren, omdat de provinciale belangen nog niet voldoende zijn beschermd in het plan.
De reactie van de provincie geeft geen aanleiding tot het wijzigen van het ontwerpbestemmingsplan.
Het concept van het ontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de volgende betrokken instanties:
Kroondomeinen: van deze instantie is geen reactie ontvangen.
Wijkraad Berg en Bos: de wijkraad heeft per e-mail van 28 november 2018 laten weten dat de belangrijkste bezwaren tegen het oude bestemmingsplan van 2016 weggenomen zijn. De stichting geeft nog in overweging om rekening tehouden met de nieuwe europese richtlijn voor geluidshinder.
Reactie gemeente en omgevingsdienst: er zijn geen nieuwe geluidnormen bekend. De huidige normering is specifieke opgenomen voor de activiteiten in het pretpark en zorgen dat de geluidimmissie niet kan verschuiven.
Stichting behoud Juniperbos: de stichting heeft bij e-mail van 26 november 2018 laten weten dat het plan tegemoet komt aan de bezwaren van de stichting en er geen inhoudelijk commentaar is op de stukken.
Stichting Werkgroep Milieu Apeldoorn: deze stichting heeft op 27 november 2018 per e-mail laten weten dat het concept bestemmingsplan tegemoet komt aan de bezwaren die de SWMA tegen het eerder plan heeft ingebracht en er geen aanleiding is tot een (formele) reactie.
Het bestemmingsplan is een beheergericht bestemmingsplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht zoveel als mogelijk zijn overgenomen.
Het bestemmingsplan heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. Er is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro waarvoor de kosten van grondexploitatie te verhalen zijn. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.