direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Loolaan 49
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1336-vas1

TOELICHTING

behorende bij het bestemmingsplan Loolaan 49

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op Loolaan 49. Het hoofdgebouw aan de Loolaan 49 is een vrijstaande villa, gebouwd halverwege de negentiende eeuw. Het pand heeft de status van beschermd gemeentelijk monument en is gelegen in een gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht. In het begin van de 20ste eeuw behoorde het pand als schoolhoofdwoning bij de achterliggende openbare basisschool.

In 1954 is er een vergunning verleend voor het realiseren van drie appartementen en een kleuterschool. Met dit bestemmingsplan wordt het mogelijk om in het pand maximaal vier zelfstandige appartementen te realiseren.

1.2 Ligging en begrenzing

De villa aan de Loolaan 49 is gelegen aan de zuidzijde van de straat, en is onderdeel van het bouwblok dat wordt omsloten door de Loolaan in het oosten, de Koppellaan in het zuiden, de Bandalaan in het westen en Heuvellaan in het noorden. De Loolaan vormt de scheiding tussen de buurten Spainkbos en Loolaan-Noord, even ten noorden van het centrum van Apeldoorn. Achter de villa ligt de in 1901 gebouwde Heuvellaanschool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1336-vas1_0001.png"

Figuur 1.1. Locatie plangebied

Het plangebied bestaat uit het kadastraal perceel SRN00 X846, waarop Loolaan 49 is gesitueerd, tot waar in de huidige situatie de bestemming Wonen - 2 is gelegen.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Loolaan 49 is gelegen in het bestemmingsplan De Parken, Indische Buurt en Beekpark. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Apeldoorn vastgesteld op 18 december 2014. Op 19 augustus 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op de ingestelde beroepen tegen het bestemmingsplan De Parken, Indische Buurt en Beekpark. De ingestelde beroepen hebben betrekking op de evenementenfunctie in het Oranjepark. De overige planonderdelen zijn in beroep niet aan de orde geweest. De Afdeling heeft de evenementenregeling van het Oranjepark vernietigd. Voor het overige is het bestemmingsplan De Parken, Indische Buurt en Beekpark geheel onherroepelijk geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1336-vas1_0002.png"

Figuur 1.2. Uitsnede bestemmingsplan Loolaan 49

Op het perceel liggen meerdere bestemmingen en functieaanduidingen. Enkelbestemming Wonen - 2 ligt over het gehele perceel, afgezien van een smalle strook aan de achterzijde, waar de enkelbestemming Maatschappelijk op ligt, ten behoeve van de school aan de achterzijde van Loolaan 49. Het hele perceel is voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht. Het voorste deel heeft tevens de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog en het achterste deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog.

Het bestemmingsvlak voor Wonen - 2 is aangevuld met de functieaanduiding 'Maatschappelijk' en strak rondom het hoofdgebouw is het bouwvlak ingetekend. Binnen dit bouwvlak is een maatvoering opgenomen voor de goot- en bouwhoogte van respectievelijk 9 en 12 meter. Ook is de bouwaanduiding 'Vrijstaand' opgenomen.

De gronden aan de zijkanten en voorkant van Loolaan 49 hebben de functieaanduiding 'Tuin', de grond achter het hoofdgebouw heeft de functieaanduiding 'erf'. Aan de voorzijde is een tweetal overlappen zichtbaar voor de gebiedsaanduiding 'Bijzondere boom'.

Het huidige bestemmingsplan wordt aangepast op het onderdeel van de bouwaanduiding 'Vrijstaand'. Met het verwijderen van deze aanduiding en het toevoegen van een aanduiding waarmee enkel het maximum aantal woningen is gemaximeerd, kan de gewenste ontwikkeling doorgang vinden.

1.4 Werkwijze en opzet van de toelichting

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Dit eerste hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan. In het volgende hoofdstuk zal een beleidsinventarisatie plaatsvinden, waarin de relevante kaders van provincie en gemeente uiteen worden gezet. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de huidige en gewenste situatie van het plangebied beschreven, waarna in hoofdstuk 4 een uitwerking plaatsvindt van de uitvoerbaarheid van het plan, kijkend naar de relevante planologische aspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de juridische systematiek van het plan nader belicht, waarna in hoofdstuk 6 wordt gereflecteerd op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

2 BELEIDSKADER

2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.

Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners vooral op:

  • kansen bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven;
  • het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's;
  • het creëren van een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de economische kerngebieden met fiets, openbaar vervoer en auto maar ook digitaal;
  • het versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren en het verbeteren van de kennisinfrastructuur;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor cultuurbeleving;
  • een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.

Het tweede doel is het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

Het aanpassen van het bestemmingsplan is niet in strijd met de provinciale ambities en belangen zoals vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland.

2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Laatstelijk is deze verordening geconsolideerd in januari 2018. De Omgevingsverordening is slechts in beperkte mate relevant voor de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. De bepalingen uit de Omgevingsverordening die gelden ter plaatse van Loolaan 49 hebben betrekking op een tijdelijk verbod voor nieuwvestiging van glastuinbouw in bestemmingsplannen, en verbieden handelingen en bestemmingen die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maken. Dit bestemmingsplan is daardoor niet in strijd met de provinciale omgevingsverordening.

2.3 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019

In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld. Het KWP3 vormt onderdeel van de Omgevingsverordening Gelderland.

Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

Voor de Stedendriehoek is als uitwerking van het KWP3 een afsprakenkader vastgelegd. Hierin is vastgelegd dat er in de Stedendriehoek vooral een grote behoefte is aan betaalbare woningen (goedkoop en onderkant middelduur). Het afsprakenkader gaat voor de periode 2010 t/m 2019 voor de Stedendriehoek uit van een toevoeging van 8.500 woningen netto aan de woningvoorraad. Voor de gemeente Apeldoorn gaat het om 4.400 woningen.

Recentelijk is gebleken dat de gemeente Apeldoorn al aan het maximum aantal toe te voegen woningen zit. Per brief d.d. 6 maart 2018 hebben GS van de provincie Gelderland ingestemd met een ophoging van het regionaal programma in de Stedendriehoek met 882 woningen, ten behoeve van woningbouw in de gemeente Apeldoorn. De toevoeging van drie appartementen ten opzichte van de momenteel toegestane enkele woning, maakt onderdeel uit van deze ophoging.

2.4 Woonagenda Apeldoorn 2014-2018

De gemeenteraad heeft op 13 februari 2014 de 'Woonagenda Apeldoorn 2014-2018, buitenstad in uitvoering' vastgesteld. De Woonagenda betreft de herijking van het gemeentelijke woonbeleid en geeft een visie op de toekomst van het wonen in de gemeente Apeldoorn.

De gemeentelijke structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' geeft de richting. De Woonagenda beschrijft de ontwikkelingen op het gebied van de volkshuisvesting, onder meer de afnemende bevolkingsgroei, de grotere betekenis van de bestaande woningvoorraad, de vergrijzing en de onzekere slagingskansen voor de meest kwetsbare groepen huishoudens van Apeldoorn. Op basis van deze ontwikkelingen en de ambities uit de structuurvisie is een agenda samengesteld voor de komende jaren, ten aanzien van drie hoofdopgaven:

  • 1. het bewaken van de volkshuisvestelijke basisopgave
    Het gaat hier om voldoende, betaalbare en adequate huisvestingsmogelijkheden voor huishoudens die afhankelijk van de sociale huurmarkt; daarnaast zijn ook huishoudens met een laag middeninkomen doelgroep van beleid.
  • 2. het beheer van de bestaande woningvoorraad om de toekomstbestendigheid ervan de bevorderen
  • 3. sturing op de nieuwbouw via programmering en afstemming met derde partijen

Loolaan 49 is gelegen in Stadsdeel Apeldoorn Noordwest. De Woonagenda Apeldoorn 2014 - 2018 beschrijft als voornaamste opgave voor dit stadsdeel dat uitbreiding voornamelijk in de bestaande voorraad moet worden gezocht, waarbij de nadruk ligt op het energiezuiniger maken van woningen en het anticiperen op vergrijzing en de toenemende zorgvraag. Het splitsen van een pand naar meerdere zelfstandige appartementen past in deze ambities.

2.5 Woningbouwprogramma 2010-2029

In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Geconstateerd wordt dat er gezien actuele inzichten in de bevolkingsontwikkeling op termijn minder vraag naar woningen zal zijn dan eerder was voorzien. Daarom zijn alle woningbouwplannen bekeken en zijn keuzes gemaakt: welke projecten worden uitgevoerd, welke projecten vervallen, welke projecten worden later uitgevoerd en welke projecten krijgen een andere opzet. Wanneer zich nieuwe kansen aandienen moet eerst kwantitatieve en kwalitatieve ruimte in het woningbouwprogramma worden gecreëerd. Daardoor wordt de programmering steeds op basis van actuele marktontwikkelingen en op basis van wijzigende verwachtingen over de toekomst bijgestuurd: het adaptief programmeren. Kwantitatief vertrekpunt is uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 met netto 3.900 woningen en in de periode 2020-2029 met netto 2.000 woningen.

Dit raadskader voor de woningbouwprogrammering past daarmee binnen het regionale kader KWP3.

In maart 2015 heeft de gemeenteraad dit kader voor de woningbouwprogrammering heroverwogen. Op basis van actuele behoeftegegevens heeft de raad besloten het kwantitatieve uitgangspunt voor de periode tot 2019 te handhaven en kwalitatief het accent te leggen op de lagere prijssegmenten: goedkoop en middelduur.

Het beleid vermeldt dat de voornaamste opgave voor Stadsdeel Noordwest is gelegen in herstructurering en transformatie. Het splitsen van een grote, dure villa in vier betaalbare appartementen past in deze beleidslijn en komt tegemoet aan de vraag naar woningen in een lager prijssegment.

2.6 Nota I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 4.5 Archeologie respectievelijk 4.6 Cultuurhistorie.

2.7 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.

De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1336-vas1_0003.png"

  • Vergunningvrije bouwwerken: geen welstandstoetsing
    Onder deze categorie valt het grootste deel van de bouwwerken.
  • Veelvoorkomende bouwwerken:  eenduidige criteria die voor de hele gemeente gelijk zijn.
    Het grootste deel van de vergunningplichtige bouwwerken, zoals erkers en dakkapellen, valt onder deze categorie. In deze categorie is ook het reclamebeleid ondergebracht.
  • Specifieke bouwwerken: welstandstoetsing op basis van gebiedsgerichte doelstellingen
    Onder deze categorie vallen de grotere bouwplannen. De gebiedsgerichte doelstellingen zijn per dorp, wijk, gebied of gebiedstype geformuleerd. Het werken met doelstellingen die de kernkwaliteiten van het gebied beschrijven in plaats van te werken met stringente criteria waaraan het bouwwerk moet voldoen, maakt verschillende ontwerpoplossingen mogelijk en biedt daarmee ruimte voor de initiatiefnemer.

3 BESTAANDE SITUATIE PLANGEBIED EN OMGEVING

3.1 Historie

De villa aan de Loolaan 49 is omstreeks het midden van de negentiende eeuw gebouwd. In 1909 werd er een grote verbouwing uitgevoerd waarbij de kap werd vervangen. Dit ging ten koste van het oorspronkelijke uiterlijk van de villa, waarbij sommige gevels waren uitgevoerd als topgevels. In 1952 volgde een verbouwing aan de achterzijde waarbij een enkellaags bouwdeel werd toegevoegd. In 1954 werd de huidige staat bereikt door het opsplitsen van de woning in verschillende woondelen. Inwendig werden hiervoor nieuwe binnenwanden geplaatst en uitwendig werden nieuwe vensters en toegangen aangebracht. Sinds 1954 is er weinig meer veranderd aan de villa.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1336-vas1_0004.png"

Figuur 3.1. Het monumentale pand aan de Loolaan 49

Een van de eerste bewoners van het huis was de koopman Gerrit Anton Schoehuizen (geboren op 1-4-1828 te Alkmaar), die was gehuwd met Louisa Maria Agatha Dickhoff (geboren op 34-1829 te Amsterdam). Zij betrokken het huis op 5 april 1867, samen met een zoon en een dochter. Acht jaar later op 27 mei 1875 vertrokken zij weer.  

Mej. M.G. van Cleef, (geboren op 21-2-1859) hoofd van de nieuw opgerichte gemeente meisjesschool nam haar intrek in de woning op 9 september 1901. Na de oorlog werd de naam veranderd in de Heuvellaanschool. De woning van nr. 49 werd na de oorlog niet meer door het schoolhoofd bewoond.

Meer informatie over de historie van Loolaan 49 kan worden gevonden in Bijlage 1 Bouwhistorische analyse Loolaan 49.

3.2 Ruimtelijke en functionele structuur

De villa aan de Loolaan is gesitueerd aan de zuidzijde van de straat, op de hoek met de Heuvellaan, en is onderdeel van het bouwblok dat wordt omsloten door de Loolaan in het oosten, de Koppellaan in het zuiden, de Bandalaan in het westen en de Heuvellaan in het noorden. Achter de villa is de in 1901 gebouwde Heuvellaanschool gesitueerd.

Het perceel heeft een totale oppervlakte van 1071 vierkante meter. Het parkeren wordt gefaciliteerd in het achtererf, dat toegankelijk is via het terrein van de naastgelegen school.

De voorgevel van de villa ligt op 24 meter van de rand van de weg (Loolaan). De tussenliggende ruimte wordt ingenomen door een drietal bomenrijen c.q. -lanen, waartussen respectievelijk het vrijliggende fietspad en een vrijliggend voetpad zijn gelegen.

In de directe omgeving bevinden zich voornamelijk woningen. Enkele solitaire bestemmingsvlakken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen zoals de achterliggende school, gemengde functies in de vorm van kantoren en administratieve dienstverlening en horeca in de vorm van eetcafé Kokkie vormen hierop de uitzondering. Een en ander is te zien op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1336-vas1_0005.png"

Figuur 3.2. Plankaart 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' rondom Loolaan 49

4 PLANOLOGISCHE ASPECTEN

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

Bestemmingsplan Loolaan 49 is een beheerplan, waarmee de planologisch-juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven.

4.1.2 Bodem

Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er zijn daardoor geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging. Voor de legalisatie van de bestaande situatie en eventuele interne verbouwingen is geen bodemonderzoek noodzakelijk.

4.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Binnen het onderzoeksgebied (50 á 100 meter rond het plangebied) zijn de volgende bedrijven en instellingen gelegen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1336-vas1_0006.png"

De planlocatie is gelegen buiten de milieuzones van bovenstaande bedrijven.

4.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van verkeerswegen, te weten de gezoneerde Loolaan. Tevens dient er in het kader van de goede ruimtelijke ordening te worden bezien of er wordt voldaan aan een goed leefklimaat, wat wil zeggen dat het geluidniveau in verblijfsruimten niet hoger mag zijn dan 38 dB (toetsingskader bij saneringssituaties).

Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh op de buitengevels van appartement 1 en 4 maximaal 56 dB en van appartement 2 en 3 maximaal 58 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, maar wordt wel voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde van 63 dB. Dit betekent dat er een hogere grenswaarde dient te worden vastgesteld van 56 dB voor appartement 1 en 4 en 58 dB voor appartement 2 en 3.

Uit het onderzoek volgt dat de geluidwering van de gevels in geen van de onderzochte ruimtes voldoet aan de eis om een binnenniveau van 38 dB te kunnen garanderen. Er is zodoende onderzocht door welke geveldelen dit komt en met welke voorzieningen de geluidwering van de gevel verbeterd kan worden. Dit betekent dat het plan enkel mogelijk is als er bouwkundige maatregelen worden getroffen aan de ramen en ventilatieroosters zoals beschreven in het akoestisch onderzoek d.d. 3 maart 2017, opgenomen in Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Loolaan 49.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 onder b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.1.6 Externe veiligheid

In het plangebied en/of de directe omgeving van het perceel zijn geen risicobronnen aanwezig. Externe veiligheid is derhale geen relevant milieuaspect.

4.1.7 Elektromagnetische velden

In en direct nabij het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen en/of zendmasten. Dit betekent dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot dit aspect.

4.1.8 Milieueffectrapportage

Uit de beoordeling van het initiatief is gebleken dat er geen sprake is van een activiteit die is genoemd in de bijlage van het Besluit mer. Zodoende is er geen aanleiding te veronderstellen dat een MER, vormvrije mer of (vormvrije) mer-beoordeling nodig is.

4.2 Waterhuishouding

4.2.1 Algemeen

Bestemmingsplan Loolaan 49 betreft een overwegend beheergericht bestemmingsplan. In dit plan worden feitelijk geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Om deze reden is geen vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening met het waterschap gevoerd en beperkt deze waterparagraaf zich tot het benoemen van algemene regels.

4.2.2 Grondwater

Eventuele nieuwe ontwikkelingen zullen grondwaterneutraal worden ontwikkeld.

4.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

In (de omgeving van) het plangebied is geen oppervlaktewater en/of waterafhankelijke natuur aanwezig.

4.2.4 Afvoer van hemelwater

De gemeente hanteert bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er de afvoer van hemelwater niet op de bestaande gemengde riolering mag worden aangesloten. Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen (zoals parkeerplaatsen en pleinen) en straten wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltratiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltratievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.

Wijzigingen of plannen daartoe met gevolgen voor de riolering of de waterhuishouding dienen met de gemeente te worden afgestemd. Bij nieuwbouw mag géén gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen die het hemelwater kunnen verontreinigen (DAF-prestaties). Voorbeelden zijn zink en koper.

4.2.5 Afvoer van afvalwater

Nieuwe gebouwen moeten worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

De planontwikkeling voorziet niet in nieuwbouw maar in herbestemming van een bestaand pand (opdeling in 4 wooneenheden). Het bestaande pand is aangesloten op het openbaar gemengd stelsel. De capaciteit van dit stelsel vormt geen belemmering voor de herbestemming.

4.2.6 Watertoets

De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.

4.3 Natuurwaarden

4.3.1 Wettelijk kader en beleid
4.3.1.1 Rijksbeleid en wetgeving

Wet natuurbescherming

Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten.

De Wnb geeft de provincies de opdracht om gebieden aan te wijzen die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland', een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Andere gebieden kunnen de provincies aanwijzen als bijzondere provinciale natuurgebieden dan wel bijzondere provinciale landschappen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is bepaald dat de aanwijzing en begrenzing van de gebieden die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland' en de aanwijzing van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden bij provinciale verordening geschiedt. Ook is daarin bepaald dat bij provinciale verordening regels worden gesteld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied behorend tot het natuurnetwerk Nederland.

4.3.2 Onderzoeksresultaten

Het plangebied is niet gelegen in Nationaal Landschap, Natura 2000 gebied, Ecologische Hoofdstructuur, Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelzone. In het plangebied is geen flora of fauna aanwezig die valt onder de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming.

Wel zijn er enkele bijzondere bomen aanwezig aan de noordzijde van het plangebied. De kroon heeft overhang op het perceel Loolaan 49. Middels een aanduiding worden deze bomen in het bestemmingsplan beschermd.

4.4 Duurzame verstedelijking

4.4.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

4.4.2 Onderzoeksresultaten

De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft niet te worden doorlopen, aangezien er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het betreft namelijk een ontwikkeling van minder dan 12 woningen. Wel moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening worden aangetoond dat er sprake is van een ontwikkeling waar behoefte aan is.

Kwanitatief is de ontwikkeling meegenomen in de ophoging van het regionale woningbouwprogramma. Waar in het bestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' ter plaatse van Loolaan 49 slechts een vrijstaande woning is toegestaan, is er al in 1954 vergunning verleend voor het opsplitsen in drie appartementen en een kleuterschool. In de loop der jaren is de kleuterschool in gebruik genomen als vierde appartement. Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Daar de ontwikkeling reeds is gerealiseerd en sinds lange tijd zo wordt gebruikt, behoeft de ontwikkelingsbehoefte geen nadere toelichting.

4.5 Archeologie

4.5.1 Beleid
4.5.1.1 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Gelderland hebben provinciale staten het provinciale beleid omtrent archeologie vastgelegd: De provincie streeft er naar archeologie expliciet te betrekken bij de integrale afweging bij planontwikkeling. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet voldaan worden aan de basiskwaliteitseisen van de bodem, waaronder archeologie. Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.

De Omgevingsverordening Gelderland bevat, voor zover voor dit plangebied relevant, geen regels over cultuurhistorie.

4.5.1.2 Gemeentelijk beleid

Als vervolg op de Nota I-cultuur heeft de gemeenteraad op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld, die de Archeologische beleidskaart uit 2006 vervangt. De archeologische beleidskaart kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht.

De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld. Het plangebied is gelegen in categorie 4: terrein met (middel)hoge archeologische verwachting.

Categorie 4: Zone met (middel)hoge archeologische verwachting

In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Verstoringsdiepte waarvoor onderzoeksplicht geldt

De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld. Een uitzondering op deze diepte wordt gemaakt voor natuurgebieden. Ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is in natuurgebieden bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 altijd een archeologisch onderzoek nodig, ongeacht de diepte van de verstoring.

4.5.2 Onderzoeksresultaten

Op basis van het huidige beleid geldt dat indien de bodemingrepen dieper dan 35cm meer dan 500m2 bedragen, dit vooraf dient te worden gegaan door een archeologisch onderzoek. In eerste instantie kan dit onderzoek eruit zien als een bureau- en verkennend booronderzoek (voor eisen neem contact op met archeologen van de gemeente). Op grond van de resultaten wordt door de archeologen van de gemeente besloten of verder archeologisch onderzoek nodig is.

Aangezien dit bestemmingsplan ziet op een gebruikswijziging en niet op nieuwbouw, is er in het kader van de bestemmingsplanprocedure geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksplicht is wel opgenomen in de bouwregels.

4.6 Cultuurhistorie

4.6.1 Wettelijk kader en beleid
4.6.1.1 Gemeentelijk beleid

Op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke Nota I-cultuur, staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.

In 2012 heeft de gemeenteraad de Implementatienotitie modernisering monumentenzorg vastgesteld. In deze notitie is vastgelegd dat de iconen (monumenten, beeldbepalende panden en beschermde gezichten of gebieden) worden beschermd via sectorale regels, zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Andere cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten worden -waar nodig en mogelijk- door middel van het bestemmingsplan beschermd.

4.6.2 Onderzoeksresultaten
4.6.2.1 Cultuurhistorische analyse

Monumenten Advies Bureau heeft cultuurhistorisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in de cultuurhistorische analyse Bouwhistorische Verkenning met Waardestelling Loolaan 49 Apeldoorn. Deze rapportage, gedateerd 23 maart 2017, is opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting.

Het gebouw bezit bouwhistorische waarden wat betreft de symmetrische opbouw in combinatie met de hoofdvorm van een achterbouw met erkers aan de voorzijde en de dakvorm van een afgeknot schilddak met aankappingen. Daarnaast zijn de gevels waardevol vanwege de detaillering en materialisering. Zowel de oorspronkelijke vensters als de latere vensters uit 1954 zijn waardevol vanwege het beeldbepalende karakter van de villa. De varianten uit 1954 hebben wat betreft materialisering en detaillering wel een mindere waarde dan de oorspronkelijke ramen.

De villa bezit architectuurhistorische waarde als een vroeg voorbeeld van villabouw in Apeldoorn, gesitueerd in de omgeving van de Loolaan en de nabije landschappelijke omgeving van de wijk De Parken. De oorspronkelijke opzet van de villa was een eclectisch geheel bestaande uit de chaletstijl en sobere baksteenarchitectuur.

De villa behoort tot de vroegste bebouwing aan deze zijde van de straat en bezit dan ook een hoge cultuurhistorische waarde. Daarnaast is het wat betreft zeldzaamheidswaarde een waardevol voorbeeld van de wooncultuur van rijke burgers in Apeldoorn uit het midden van de negentiende eeuw. Als ensemblewaarde kan worden gezegd dat het een waardevol ensemble vormt met de achtergelegen school.

Zowel De Parken, de Indische buurt als het Beekpark nemen een belangrijke plaats in de rijke Apeldoornse geschiedenis in. De buurten beschikken over bijzondere kwaliteiten en bepalen tot op de dag van vandaag voor een belangrijk deel het karakter van Apeldoorn. Loolaan 49 maakt daarom onderdeel uit van het gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht.

4.6.2.2 Monumenten

Monumenten zijn elementen met een hoge cultuurhistorische waarde die op grond van de Erfgoedwet dan wel de Monumentenverordening als monument zijn aangewezen. Loolaan 49 heeft op basis daarvan de status van beschermd gemeentelijk monument.

Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden hebben een hoge cultuurhistorische waarde, maar krijgen geen specifieke regeling in het bestemmingsplan. Voor deze systematiek is gekozen omdat de Erfgoedwet, Wabo en de gemeentelijke monumentenverordening een eigen beschermingsregime kennen via een vergunningensysteem. Bovendien is het monumentenbestand nog in ontwikkeling. Het opnemen van specifieke bestemmingen of aanduidingen voor de monumenten en beeldbepalende panden zou betekenen dat voor iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet om het bestemmingsplan actueel te houden. Dit wordt niet doelmatig geacht. Wel is er, om deze objecten een extra bescherming te geven, voor gekozen om het bouwvlak op het individuele monument of beeldbepalend pand af te stemmen en geen standaardmaten voor het bouwvlak te gebruiken. Vergunningvrij bouwen is in veel gevallen niet van toepassing op rijks- en gemeentelijke monumenten.

Specifiek voor Loolaan 49 is opgenomen in de redengevende beschrijving tot monument:

"Grote vrijstaande villa aan de westelijke zijde van de Loolaan, op de hoek met de Heuvellaan. De villa bezit een samengestelde plattegrond, twee bouwlagen en een omlopend schilddak met gesmoorde oud Hollandse pannen. De voorgevel bezit twee forse driezijdige risalieten met schilddaken, waartussen zich de ingangspartij bevindt. De zijgevels bezitten een licht risalerend bouwdeel nabij de achtergevel. Links achter bevindt zich een gepleisterde tweelaags aanbouw. De gevels zijn gemetseld in baksteen in kruisverband en bezitten een gepleisterde plint. De hoekpilasters, de cordonlijst en de architraaf zijn uitgevoerd in gele baksteen (horizontale en verticale tandlijsten). De vensters bezitten bij de bovenlichten omlijstingen in gele baksteen. Het bakstenen fries is voorzien van gele bakstenen kruisen. De gevels sluiten aan de bovenzijde af met een geprofileerde kroonlijst. De ingangspartij in de voorgevel is gevat in een gepleisterd geveldeel met een brede spitsboog, geflankeerd door smalle spitsbogen. De brede opening bevat een dubbel deurpaneel. De vensters van de eerste bouwlaag bezitten meest enkelruits of T-schuiframen. De ramen in de tweede bouwlaag zijn hetzij enkelruits, hetzij stolpramen (niet-origineel). Het dakschild bezit midden voor een fraaie dakkapel met kroonlijst en fronton en op de resalieten kleine dakkapellen met zinken spitsjes. De voortuin wordt aan de straatzijde afgesloten door een ijzeren tuinhek."

De gehele redengevende beschrijving is opgenomen in Bijlage 3.

4.6.2.3 Beschermde stadsgezichten

Voor het rijks- en gemeentelijk beschermd stadsgezicht wordt de gebiedsaanduiding 'Overige zone - Beschermd stadsgezicht' opgenomen. De gronden met deze aanduiding zijn tevens bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van de beschermde stadsgezichten.

5 JURIDISCHE PLANOPZET

5.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 5.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

5.2 Karakter bestemmingsplan

Bestemmingsplan Loolaan 49 is een ontwikkelplan, waarin de bestaande situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling en dat er alleen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Er is een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek toegepast. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming. Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties. Tegelijkertijd is gestreefd naar een bepaalde flexibiliteit binnen de verschillende bestemmingen.

Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

5.3 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.


Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. Het bouwvlak is strak om het bestaande hoofdgebouw getrokken.

Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap, aaneengebouwd en gestapeld. Loolaan 49 heeft de aanduiding 'maximum aantal woningen' gekregen, met een maximum van vier woningen. De aanduiding 'vrijstaand' is komen te vervallen.

Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Hiermee is aansluiting gezocht met de regeling voor het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. Toetsingscriterium voor deze bevoegdheid is de stedenbouwkundige kwaliteit die met het bestemmingsplan is beoogd. Tevens is de in het plan beoogde waardevolle ruimtelijke structuur, de cultuurhistorisch waardevolle elementen en het historische bebouwingsbeeld onderdeel van de toetsing.

De definities van de begrippen achtererfgebied, voorerfgebied en openbaar toegankelijk gebied zijn uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.

De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen bedraagt 50 vierkante meter. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om met omgevingsvergunning 35 vierkante meter extra toe te staan, indien er ten hoogste één woning in het plangebied aanwezig is.

Overige zone - Beschermd stadsgezicht 

Voor het rijksbeschermd stadsgezicht De Parken en het gemeentelijk beschermd stadsgezicht de Indische Buurt is de gebiedsaanduiding 'Overige zone - Beschermd stadsgezicht' opgenomen. De gronden zijn, naast de daar voorkomende andere bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de ruimtelijke en functionele karakteristieken van de beschermde stadsgezichten.


Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.


Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

5.4 Algemene regels en overgangs- en slotregels

5.4.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 8 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 8.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 8.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien, uiteraard mits ze hoger worden gebouwd dan de ter plaatse aangegeven maximale goothoogte.

In artikel 9 staan de algemene gebruiksregels. In lid 9.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 9.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.

In artikel 12 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 13 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

5.4.2 Parkeren

Door een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn op 29 november 2014 de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening vervallen. De stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening waren in Apeldoorn overwegend nog van belang vanwege de koppeling met de parkeernormen. Door het vervallen van deze bepalingen moet, daar waar het aanwezig zijn van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's in het kader van een goede ruimtelijke ordening nodig is, in het bestemmingsplan een regeling voor het parkeren worden opgenomen.

In dit bestemmingsplan is in de bestemmingsregels van artikel Artikel 3 Wonen in lid 3.5.1 een Gebruiksregel parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat gebruik van gronden en bouwwerken zonder dat op de eigen kavel voldoende ruimte voor het parkeren van auto's aanwezig is, geldt als gebruik in strijd met de bestemming. In de Algemene afwijkingsregels van artikel 10 is in lid 10.2 de bevoegdheid opgenomen om van deze parkeerbepalingen af te wijken wanneer het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of als op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien.

De uitleg bij de uitoefening van deze bevoegdheden wordt, zoals op grond van artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro mogelijk is, afhankelijk gesteld van de beleidsregel over de toepassing van die bevoegdheid. Het gaat dan om de beleidsregel die op het moment van uitoefening van die bevoegdheid geldig is.

Als uitwerking van deze algemene parkeerregel wordt een beleidsregel opgesteld die uitleg geeft over de toepassing hiervan. Deze beleidsregel zal de op 24 juni 2004 vastgestelde notitie 'Actualisatie Parkeernota' vervangen. Tot dat moment zal de geldende parkeernota, die als bijlage aan de regels van het bestemmingsplan wordt toegevoegd, deze rol vervullen. Ter verduidelijking hiervan wordt opgemerkt dat, conform de vaste beleidslijn hierin, eventuele historische parkeertekorten worden betrokken bij de toetsing of er voldoende parkeerruimte is. Het gestelde over parkeren in de op 9 juli 2009 vastgestelde Verkeersvisie 2010-2020 (paragraaf 4.4) betreft een nadere uitleg van de notitie 'Actualisatie Parkeernota' en vormt dan ook onderdeel van de toetsing.

5.4.3 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones

In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, belemmeringenzones en dergelijke opgenomen. Dit zijn regels voor waarden, belemmeringenzones en dergelijke die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.

Bijzondere bomen

De bepalingen voor bijzondere bomen zijn opgenomen voor de bomen die door het bevoegd gezag als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een (gebieds)aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

5.4.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

6 INSPRAAK EN OVERLEG

6.1 Vooroverleg

Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het concept bestemmingsplan in te dienen. Het betreft namelijk een juridische handeling om de planologische situatie in overeenstemming te brengen met het feitelijk gebruik.

Overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is achterwege gelaten vanwege de ondergeschikte afwijking ten opzichte van het geldend recht.

6.2 Totstandkoming plan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 13 december 2018 ter inzage gelegen en gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingebracht.