Plan: | De Hoeven naast 7 Beekbergen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1167-vas1 |
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. 27 oktober 2011, opgesteld door Aveco de Bondt en opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat gezien de vastgestelde bodemkwaliteit er geen risico's zijn voor de volksgezondheid dan wel het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden. Gegeven deze uitkomsten worden de gronden van het plangebied vanuit milieuhygienisch oogpunt geschikt geacht voor de ontwikkeling van een grondgebonden vrijstaande woning zoals mogelijk gemaakt met onderhavig bestemmingsplan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten
Bij de ontwikkeling van gebieden wordt met behulp van de systematiek uit de VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering” (uitgave 2009), bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke milieuaspecten (zoals geluid, gevaar, e.d.) rekening gehouden dient te worden. In de VNG uitgave zijn voor de diverse SBI-codes deze zogenoemde milieuzones bepaald ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen, uitgaande van het referentie-omgevingstype “rustige woonwijk”. Tevens is aangegeven voor welke milieuaspecten gecorrigeerd kan worden in geval van een ander omgevingstype.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering”, kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de aangevraagde ontwikkeling.
In het kader van dit quickscan-onderzoek is geen veldonderzoek uitgevoerd. Voor de inventarisatie van bestemmingen in de omgeving van de planlocatie is in het kader van een recentelijk advies uit 2010 sprake geweest van een locatiebezoek. Van deze gegevens is gebruik gemaakt in combinatie met de gegevens die voorhanden zijn middels cyclorama in de nedbrowser.
De planlocatie ligt in een rustige woonwijk op de grens van een rustig buitengebied. Voor de betreffende planlocatie kan dus geen correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype “rustige woonwijk” uitgevoerd worden.
In onderstaande tabel zijn de uitgangspunten aangegeven:
Ligging planlocatie | Korte toelichting keuze | |
Rustige woonwijk/ rustig buitengebied |
Ja | |
Gemengd gebied | Nee | |
Correctie mogelijk? | Nee | |
Functiemenging | nee | |
Inwaartse zonering | Ja | Realisatie woning |
Uitwaartse zonering | Nee |
Resultaat onderzoek
Milieuzonering bedrijven
Inwaartse zonering
Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100 meter rond het plangebied) is een aantal bedrijven en instellingen gelegen. Uit het onderzoek komen de volgende relevante objecten naar voren:
Adres | Bedrijfs-activiteiten | MpM inrichting nr. | SBI-code 1993 | SBI-code 2008 | Milieu cat. | Huidige milieu-zone | Planologische bestemming | Plan. milieuzone |
Afstand tot planlocatie |
Belemmering |
Loenenseweg 39 | Bejaarden– tehuis | 1405 | 853,1 | 871,1 | 2 | 30 | Maatschappe-lijke (in procedure) | 30 | 40 meter | nee |
Kerkeveld 20 | Gemeente- werf | 8764 | 9000.2.B | 381.B | 3.1. | 50 | Bedrijf (in procedure) | 10 | 60 meter | nee |
* uitrit aan oostzijde is niet meegenomen, aangezien dit geen hoofdingang is |
Loenenseweg 39 te Beekbergen, Zorgcentrum de Vier Dorpen
Op ca. 40 meter van de planlocatie bevindt zich op het perceel Loenenseweg 39 een bejaardenhuis. Hiervoor geldt een milieuzone van 30 meter voor zowel de huidige als de planologisch toegestane activiteit. De planlocatie bevindt zich dus buiten de geldende milieuzone. Zie onderstaande afbeelding.
Figuur 5.1. Milieuzonering zorgcentrum
Kerkenveld 20 te Beekbergen, gemeentewerf
Op ca. 60 meter van de planlocatie bevindt zich op het perceel Kerkenveld 20 te Beekbergen een gemeentewerf. Hiervoor geldt een milieuzone van 50 meter voor zowel het huidige als planologisch toegestane activiteit. De planlocatie bevindt zich dus buiten de geldende milieuzone. Zie onderstaande afbeelding. De activiteiten op deze werf gaan overigens beëindigd worden.
Figuur 5.2 50 meter milieucontour rondom gemeentewerf, Kerkeveld 20 te Beekbergen
Overige aspecten
In het plangebied zijn met betrekking tot externe veiligheid en elektromagnetische velden de volgende aspecten gecheckt:
Aanwezig Ja/Nee |
Relevant Ja/Nee |
|||
Externe Veiligheid | ||||
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) | Nee | |||
Buisleidingen | Nee | |||
Defensiebuisleiding | Nee | |||
Aardgastransportleiding | Nee | |||
Transport gevaarlijke stoffen | Ja | Ja | ||
Elektromagnetische velden | ||||
Hoogspanningslijnen | Ja | ja | ||
Zendmasten | ja | nee |
Externe veiligheid wordt ook nog nader toegelicht in paragraaf 5.1.6.
Transport gevaarlijke stoffen
In de nabijheid van De Hoeven naast 7 bevinden zich geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Hoogspanningslijnen
Op 40 meter van de planlocatie is een hoogspanningslijn aanwezig.(zie figuur 5.3) De aan te houden indicatieve zone van de hoogspanningslijn bedraagt 80 meter aan weerszijden van de lijn. De planlocatie is binnen deze zone gelegen. De berekende specifieke zone bedraagt echter 38,5 meter aan weerszijden van de lijn. De planlocatie grenst aan deze zone. Hierdoor vormt de hoogspanningslijn dus net geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling. Dit wordt nog eens extra onderbouwd door het feit dat het bouwvlak voor de woning op nog eens 5 meter uit de perceelsgrens wordt gelegd en zodoende op ca. 45 meter wordt geplaatst.
Figuur 5.3 Milieucontour van 38,5 meter rondom de hoogspanningsleiding
Zendmasten
Op ca. 60 meter van de planlocatie zijn drie zendmasten aanwezig (zie figuur 5.4). Het gaat hier om zendmasten bovenin de hoogspanningsmast. De aan te houden veiligheidszone van de zendmast bedraagt 2,4 meter (de grootste zone) recht voor de antennes en 0,5 meter onder de antenne. De planlocatie is buiten deze zones gelegen. Hierdoor vormen de zendmasten dus geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Figuur 5.4 Kaartje zendmasten omgeving planlocatie
Conclusie
Het plan is ruimtelijk gezien goed inpasbaar binnen de omliggende zones. Milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van de verkeersweg "De Hoeven", "Dorpstraat" en "Loenenseweg (N786)". Derhalve worden deze geluidsbronnen beschouwd.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
De relevante wegen zijn "De Hoeven", "Dorpstraat" en "Loenenseweg". Voor deze wegen doet zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat ze van rechtswege een geluidzone hebben. De binnenstedelijke weg "De Hoeven" heeft geen geluidzone. Als gevolg van het 30 km/uur regime. De Loenenseweg en de Dorpstraat bevatten wel een zone conform de Wet Geluidhinder.
In de rapportage d.d. 25 mei 2011, opgesteld door SAIN Milieuadvies en opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van Loenenseweg en De Hoeven berekend voor een ontwikkeling op zeer korte afstand van het plangebied. Het ging in het onderzoek om woningbouw tussen De Hoeven 7 en 11. Hieruit blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de Loenenseweg overal binnen het plangebied voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 Db uit de Wgh, met toepassing van aftrek ex. art. 110g Wgh.
Indirect mag verondersteld worden dat de Loenenseweg een hogere intensiteit heeft dan de Dorpstraat en aangezien vanwege deze weg de geluidsbelasting op de locatie De Hoeven 7 en 11 lager is dan 48 dB zal ook de geluidsbelasting vanwege de Dorpstraat lager zijn. Zeker aangezien de Dorpstraat meer wordt afgeschermd dan de Loenenseweg.
Tevens blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van De Hoeven binnen het plangebied voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, vergeleken met gezoneerde wegen. Door de woningen op minimaal 4 meter uit de as van de weg te bouwen is ook sprake van een goede ruimtelijke ordening als het gaat om de vergelijking met de 30 km/uur-weg "De Hoeven". Deze conclusies zijn zowel van toepassing op de locatie De Hoeven 7 en 11 alsook van toepassing op de onderhavige ontwikkeling. De woning kan worden gebouwd zonder verdere procedures. Voorgaande wordt middels de plankaart en het daarin opgenomen bouwvlak geborgd.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt de ontwikkeling van een vrijstaande woning. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet. Het Besluit transportroutes externe veiligheid zal naar verwachting op 1 juli 2012 in werking treden.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
Bevi
In de nabijheid van De Hoeven naast 7 bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de woningbouw.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de nabijheid van De Hoeven naast 7 bevinden zich geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid van De Hoeven naast 7 bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.