Plan: | Bestemmingsplan Stadhoudersmolenweg kavels 9-10-17 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1091-onh1 |
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden rond de totstandkoming van het bestemmingsplan Noordoostpoort.
Omdat bodemonderzoeken niet meer dan 5 jaar oud mogen zijn, is een actualiserend bodemonderzoek verricht. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. 14 maart 2008, opgesteld door Adviesbureau Tauw en opgenomen in de bijlagen, zijn de resultaten van het actualiserend bodem- en asbestonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat in de bovengrond en ondergrond geen verhoogde concentraties van de geanalyseerde stoffen zijn gemeten. Asbest is visueel en analytisch niet aangetoond in de bovengrond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten chroom, kwik, nikkel en arseen vastgesteld. De kwaliteit van de grond en het grondwater zijn geschikt voor het beoogde doel van detailhandel in combinatie met de reeds geldende bedrijvenbestemming.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
De planlocatie ligt op een bedrijventerrein. Voor de betreffende planlocatie kan dus een correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype “rustige woonwijk” worden uitgevoerd.
Milieu-categorie | SBI-code 1993 | SBI-code 2008 | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Veiligheid |
3.1 | 5153,1 | 4673,1 | Groothandel in hout en bouwmaterialen, bedrijfsoppervlakte groter dan 2000 m2 | 0 | 10 | 50 -1stap * 30 |
10 |
2 | 5246/9 | 4752 | Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten | 0 | 0 | 30 -1stap * 10 |
10 |
1 | 52.A | 47.A | Detailhandel voor zover n.e.g. | 0 | 0 | 10 -1stap * 0 |
0 |
*gecorrigeerd naar omgevingstype gemengd gebied vanwege industrieterrein |
Voor de gewenste activiteit (groothandel en detailhandel in bestratingsmateriaal en natuursteen) op de planlocatie geldt een milieuzone van 50 meter ten opzichte van een rustige woonomgeving en een gecorrigeerde milieuzone van 30 meter voor gemengd gebied. Het perceel met de bestemming woondoeleinden Wenumseveldweg 13 is op circa 95 meter van de planlocatie gelegen. Op 47 meter van de planlocatie bevindt zich op het industrieterrein op het perceel Lage Brink 78 een bedrijfswoning. Deze gevoelige objecten bevinden zich dus buiten de geldende milieuzone.
De toevoeging van detailhandel aan de reeds toegelaten groothandelsbestemming heeft geen invloed op de milieucategorie en daarmee op de aan te houden milieuzone.
Bedrijvenlijst
Op de planlocatie zijn alleen bedrijven uit milieucategorie 3 toegestaan overeenkomstig de systematiek uit de VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering. Bedrijven met een hogere milieucategorie zijn daarom voor de duidelijkheid uit de bedrijvenlijst gehaald. Daarnaast zijn vanwege de aanwezigheid van (bedrijfs)woningen nabij de planlocatie en de reeds aanwezige geurbelasting vanwege de RWZI, de bedrijven met 100 meter voor het aspect geur uit de bedrijvenlijst gehaald.
Op de planlocatie zijn risicobedrijven niet rechtstreeks toegestaan. Hiervoor dient een ontheffing te worden aangevraagd. Risicobedrijven (aangeduid met R en V in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering) zijn derhalve ook uit de bedrijvenlijst gehaald.
Ook zijn activiteiten die wel op de basislijst van de VNG voorkomen, maar die om planologische redenen geen bedrijfsbestemming krijgen, niet overgenomen. Het gaat hier om detailhandels- en horecabedrijven (met uitzondering van cateringbedrijven), maatschappelijke dienstverlening en sport- en recreatieactiviteiten. Omdat deze typen een heel andere uitstraling op de omgeving hebben dan gewone bedrijven worden hiervoor specifieke bestemmingen gebruikt. Ze zijn daarom niet in de bedrijvenlijst opgenomen.
Tot slot zijn er ook bedrijven die op de planlocatie niet passen omdat er geen ruimte voor is of omdat de omgeving zich er niet voor leent. Het gaat dan bijvoorbeeld om land- en tuinbouw (een hoveniersbedrijf is hier wel denkbaar en daarom wel opgenomen), zeevaart, binnenvaart, visserij, luchtvaart en delfstoffenwinning. Ook deze bedrijven zijn niet opgenomen in de bedrijvenlijst. De (aangepaste) Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten is opgenomen in de bijlage bij de bestemmingsregels.
Aangezien hier geen sprake is van de realisatie van een geluidgevoelige bestemming (bijvoorbeeld wonen) en de nieuw aan te leggen noordelijke ontsluitingsweg niet aangepast wordt, behoeft er geen beoordeling plaats te vinden in het kader van de Wet geluidhinder.
Realisatie is daarom in het kader van de Wet geluidhinder mogelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening leidt de verkeerstoename van de ontwikkeling (maximaal 30%) niet tot een relevante geluidstoename.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.
De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het verlenen van een vrijstelling in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Wanneer een voorgenomen ontwikkeling niet onder de categorieën van gevallen valt, kan het bestuursorgaan op andere wijze aannemelijk maken dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen waarvoor grenswaarden gelden.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
In verband met de eisen van luchtkwaliteit is nagegaan of het plan in betekende matebijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de 'Niet in betekenende mate regeling' is namelijk opgenomen dat wanneer een plan minder dan 3% bijdraagt aan de luchtkwaliteit er geen onderzoek naar de luchtkwaliteit noodzakelijk is.
Bij de beoordeling is uitgegaan van een worst-case scenario waarbij door het bedrijf 500 extra voertuigen (waarvan 10% vrachtverkeer) per etmaal op de ontsluitingsweg rijden. Uit de berekening blijkt dat onder de norm wordt gebleven en het plan door de bestemmingswijziging in detailhandel niet zodanig veel verkeer aantrekt, dat de luchtkwaliteit in het geding is. Voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf.
Onderzoeksresultaten Besluit externe veiligheid inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het aantal mogelijk aanwezige personen neemt overigens niet toe.
Buisleidingen
Voor zover bekend liggen er in de directe omgeving van de planlocatie geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Transport gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van de planlocatie is geen weg gelegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een reguliere spoorlijn is niet in de directe omgeving van de planlocatie gelegen. Het aantal mogelijk aanwezige personen neemt overigens ook niet toe.
Elektromagnetische straling - hoogspanningslijnen
In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen hoogspanningslijnen gelegen. De gewenste activiteit betreft overigens ook geen gevoelig object ten aanzien van hoogspanningslijnen.
Elektromagnetische straling - zendmasten
De planlocatie is niet gelegen binnen de veiligheidscontour van een zendmast.