direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Bestemmingsplan Parc Spelderholt
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1062-onh1

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Streekplan 2005

Algemeen

Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.

In het streekplan is het gehele gebied aangewezen als waardevol landschap (Veluwe). De Veluwe maakt ook deel uit van de EHS. Het plangebied bevindt zich aan de rand van het extensiveringsgebied voor intensieve veehouderij, zoals dat ook in het reconstructieplan voor de Veluwe is vastgelegd. Delen van het plangebied liggen in het (in het reconstructieplan benoemde) verwevingsgebied. Het extensiveringsgebied valt nagenoeg samen met het Groei- en Krimpsalderingsgebied, zoals dat voor recreatiebedrijven is vastgelegd.

Het streekplan heeft het plangebied aangewezen als gebied met internationale aardkundige kwaliteiten. Bijzonder is de overgang waarop het is gelegen: op de overgang tussen Veluwemassief en IJsselvallei.

Het plangebied maakt deel uit van de Groene wig. Rondom het Veluwemassief geldt als ruimtelijk doel dat de krans van dorpen, stadjes en steden niet aan elkaar groeit en volledig versteent. Het Veluwebeleid richt zich op het veilig stellen van de nog gave randen in de vorm van die groene wiggen. Daarmee worden de landschappelijke overgangen tussen Veluwemassief en randgebieden gewaarborgd. Groene wiggen liggen tussen kernen in. De breedte van de groene wig is afhankelijk van de maximale ruimte tussen de kernen. De groene wiggen kennen een karakteristieke verweving van functies. Binnen enkele groene wiggen zijn ecologische poorten voorzien.

In de groene wiggen geldt een 'ja, mits' beleid. Nieuwe bouwlocaties zijn niet uitgesloten, op voorwaarde dat deze passen in de 'zoekzones landschappelijke versterking' en kunnen bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld afronding van kernen, hergebruik (agrarische) bebouwing, nieuwe landgoederen en amoveren van overtollige bebouwing. Gemeenten wordt gevraagd om ontwikkelingsvisies voor de groene wiggen op te stellen en deze planologisch te verankeren. De provincie werkt aan de invulling van de Groene wig tussen het IJsseldal en de Veluwe, de Beekbergse Poort.

Het streekplan is daarmee niet het enige provinciale beleidskader van betekenis. Ook het Reconstructieplan Veluwe en de beleidsnotitie Veluwe 2010 zijn relevante beleidsstukken. Primair van belang zijn echter het beleid voor functieverandering en de streekplanuitwerking zoekzones, die in het navolgende deel worden besproken.


Functieverandering van gebouwen in het buitengebied

Doelstellingen bij functieverandering

Vanwege ontwikkelingen in sectoren als land- en tuinbouw, zorg en defensie, verliezen in de komende periode veel (vooral agrarische) gebouwen en bouwpercelen in het buitengebied hun huidige functie, of hebben die functie al verloren. Ook zijn er agrariërs die hun agrarische gebouwen deels willen gebruiken voor niet-agrarische activiteiten. De provincie wil bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt.

Door functieverandering kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in het buitengebied, zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen. De doelen van het provinciaal ruimtelijk beleid voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied zijn de volgende:

  • land- en tuinbouwbedrijven de mogelijkheid geven niet-agrarische nevenfuncties te vervullen;
  • de behoefte aan landelijk wonen en in tweede instantie werken accommoderen in vrijgekomen gebouwen in het landelijk gebied. Hiermee kan een impuls worden gegeven aan de leefbaarheid en vitaliteit van het landelijk gebied;
  • niet-agrarische bedrijvigheid die gebonden is aan de kwaliteiten en de functies van dat buitengebied ruimte bieden;
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door vrijgekomen gebouwen te hergebruiken en door per bouwperceel waar functieverandering plaatsvindt de resterende vrijgekomen gebouwen te slopen.


Verevening

Functieverandering van gebouwen in het buitengebied moet bijdragen aan een impuls voor de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De provincie acht het belang van een kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling van het buitengebied zodanig hoog dat zij bij toepassing van functieverandering aandringt bij gemeenten op toepassing van een vorm van verevening. Met de verandering van de functie van gebouwen veranderen ook de 'eisen' die door bewoners en gebruikers aan de omgeving en publieke ruimte kunnen worden gesteld.

Uitgangspunt is dat er door de initiatiefnemer voor de functieverandering wordt bijgedragen aan de verbetering van de omgevingskwaliteit en publieke functies van het buitengebied, gerelateerd aan de locatie waar functieverandering aan de orde is.


Algemene voorwaarden
Voor functieveranderingen waarbij nieuwe wooneenheden worden gecreëerd of nieuwe bedrijfsactiviteiten worden opgezet gelden op grond van het Streekplan 2005 de volgende algemene voorwaarden:

  • functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied;

Tot het buitengebied worden alle gebieden gerekend die geen onderdeel uitmaken van het bestaand bebouwd gebied. De planlocatie valt, ondanks de relatief hoge mate van bebouwing, niet onder het bestaand bebouwde gebied en maakt daarmee onderdeel uit van het buitengebied.

  • de functieverandering van gebouwen wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bouwvlak.

Het bestemmingsvlak "onderzoeksinstituut voor pluimvee" op de planlocatie Spelderholt beslaat een aanzienlijk oppervlak. Ook de bebouwing ligt weinig geclusterd. Met de clustering van bebouwing ten noorden van de ontsluitingsweg Spelderholt en het wegnemen van de planologische bouwmogelijkheden van het voormalig pluimveeinstituut in voorliggend bestemmingsplan wordt aan voornoemde bepaling voldaan. Dat sprake is van een aanzienlijke afstand tussen de gebouwen is niet bezwaarlijk, omdat de bebouwing van het voormalige pluimveeinstituut een samenhangend geheel vormt. Door de nieuwbouw te situeren tussen de bestaande bebouwing ontstaat wederom een samenhangende situatie met de functionele bebouwing aan de noordzijde en de monumentale bebouwing ten zuiden van de ontsluitingsweg Spelderholt.

  • met functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied wordt de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd.

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen agrarische bedrijven of andere agrarische functies die in hun bedrijfsontwikkeling worden belemmerd.

  • functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling; mocht dit zich voordoen dan is het veroorzakersbeginsel van toepassing.

De ontsluitingsweg Spelderholt vormt de aansluiting van de planlocatie op de openbare Engelanderweg. Deze heeft een profielbreedte van circa 4 meter, hetgeen gebruikelijk is in het landelijk gebied. Daarbij blijkt uit telgegevens dat de huidige verkeersbelasting circa 450 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Een reële inschatting wijst uit dat dit aantal met niet meer dan 150 bewegingen ter etmaal toeneemt als gevolg van de realisatie van de studentenhuisvesting. Ook met de realisatie van het naastgelegen landgoed Riant blijft het totale aantal verkeersbewegingen gering in verhouding tot een ontsluitingsweg in een reguliere woonwijk.

  • met beeldkwaliteitsplannen wordt door de gemeenten de verschijningsvorm van de functieveranderingen afgestemd op de omgeving;

In voorliggend geval is niet gekozen voor een beeldkwaliteitsplan, maar voor een inrichtingsplan, dat in samenhang met de naastgelegen ontwikkeling van Riant is vormgegeven. De centrale gedachte in dit plan is dat enerzijds het oude landgoed Spelderholt in ere wordt hersteld, terwijl op het naastgelegen gedeelte een nieuw landgoed wordt ontwikkeld. Een centrale open ruimte verbindt de beide planlocaties met elkaar.

  • overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen;

Aan het punt wordt voldaan, aangezien alle overtollige bebouwing in het kader van de ontwikkeling wordt afgebroken.


Op basis van het bovenstaande mag worden geconcludeerd dat de ontwikkeling passend is binnen het streekplanbeleid functieverandering. Daarnaast geldt de eis dat tenminste 50% van de reeds aanwezige, vergunde bebouwing wordt gesloopt. In het voorliggende geval gaat het om onderstaande oppervlaktes.


Tabel 2.1 Oppervlaktes bestaand en nieuw

Oppervlakte bestaand   m2   Oppervlakte nieuw   m2  
Loods O1   792   Oranjeriehuis   1.065  
Loods O2   1.198   Gymzaal   580  
Loods O3   818      
Gebouw E3   37      
Vogelhuis   445      
Totaal bestaand   3.290   Totaal nieuw   1.645 (= 50%)  


Het bestemmingsplan is zodanig opgebouwd dat de toe te voegen oppervlaktes tot de in bovenstaande tabel genoemde maten zijn gelimiteerd.

2.2.2 Regionaal beleidskader functieverandering "Waar de stallen verdwijnen"

In Nederland, en ook in de Stedendriehoek, zet de ontwikkeling naar minder maar grotere landbouwbedrijven door. Daarbij komen erven en agrarische gebouwen vrij. De provincie biedt regio's de mogelijkheid om het beleid voor hergebruik van vrijgekomen en vrijkomende gebouwen in het buitengebied op regionaal niveau nader uit te werken, waarbij van het streekplan is af te wijken. Daartoe hebben de gemeenten in de Stedendriehoek, met uitzondering van de gemeente Epe, het plan opgesteld met bijbehorende regelgeving. In het plan zijn algemene voorwaarden opgenomen.


Het beleidskader biedt de mogelijkheid voor het bouwen van één of meer vrijstaande woningen naast de mogelijkheid van meerdere wooneenheden in één woongebouw. In alle gevallen van functieverandering moet de omgevingskwaliteit er per saldo op vooruit gaan. Het is mogelijk om nieuwbouw te plegen ten behoeve van functieverandering naar werken en de combinatie wonen/werken. Dit in gevallen waarin sloop en nieuwbouw noodzakelijk zijn om bedrijfstechnische en bedrijfseconomische redenen en in gevallen waarin nieuwbouw beter is voor de ruimtelijke kwaliteit door het slopen van bestaande verpauperde bebouwing;


Binnen de mogelijkheden van het streekplan (maximaal 50% hergebruik voor wonen) maken de gemeenten maatwerk mogelijk. In een groot deel van het gebied is minder dan 50% hergebruik mogelijk. In een beperkt deel van het gebied is hergebruik (voor wonen) tot 50% mogelijk. ook is in bepaalde gebieden meer hergebruik/nieuwbouw voor werken mogelijk dan 500 m2, namelijk tot 750 m2.


afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1062-onh1_0003.jpg"

Afbeelding 2.2 Zonering functieverandering wonen en werken


In het kader van wonen valt het plangebied onder de 'Oostelijke Veluweflank en de stadsranden van Apeldoorn'. Dit gebied staat onder een hoge verstedelijkings- en verrommelingdruk. Op geschikte locaties kan functieverandering naar wonen (in combinatie met groene verevening) bijdragen aan het versterken van het landschap, aan het verbeteren van dorpsranden en aan het accommoderen van de behoefte aan landelijk wonen in Apeldoorn.


In het kader van werken mag maximaal 500 m2 of 750 m2 (afhankelijk van de zone) van de vrijgekomen bebouwing worden gebruikt voor een nieuwe werkfunctie. Indien bedrijven willen groeien naar een grotere oppervlakte dan zullen ze moeten uitwijken naar een locatie waar wel een grotere oppervlakte beschikbaar is, bijvoorbeeld op een bedrijventerrein. Ten aanzien van deze bepaling geldt dat Gedeputeerde Staten de betreffende gevallen als maatwerk willen beoordelen.


Ontwikkelingen Parc Spelderholt

Het regionale beleidskader stelt enkele aanvullende uitgangspunten waar de reclamanten aan wordt gerefereerd. Deze worden in het navolgende tekstgedeelte per aandachtspunt behandeld:

  • Voor alle woningen geldt een maximum inhoudsmaat van 600 m3 voor het hoofdgebouw en 300 m3 of 75 m2 voor de bijgebouwen. Die maat komt overeen met de gangbare maten in de bestemmingsplannen buitengebied.

Het betreft hier het uitgangspunt dat wordt gehanteerd bij reguliere woonbebouwing, waarbij in beginsel wordt uitgegaan van grondgebonden bebouwing (vrijstaande, halfvrijstaande en rijenwoningen). Een ander uitgangspunt is echter dat gemeenten van geval tot geval op basis van maatwerk bepalen wat wel en niet mogelijk is. Dergelijk maatwerk is hier, gezien het specifieke gebruik van de gewenste bebouwing vereist. Er worden immers geen reguliere woningen gerealiseerd, maar woonfuncties ten behoeve van de studenten van Parc Spelderholt.

  • In alle gevallen dient functieverandering gepaard te gaan met -naast sloop- een vorm van verevening: een bijdrage aan de kwaliteit van de omgeving.

In dit kader geldt dat landschapsadviseur Eelerwoude een inrichtingsplan heeft gemaakt voor het totale plangebied. Hierin is verevening vormgegeven.

  • Parkeren, laden en lossen dienen plaats te vinden binnen het nieuwe bestemmingsvlak.

Parkeren ten behoeve van de nieuw te realiseren bebouwing wordt gesitueerd aan de noordzijde van het Parchuis en is daarmee wel degelijk gesitueerd binnen het bebouwingsvlak. Overigens is de betreffende bepaling primair bedoeld om te voorkomen dat op grote afstand van te realiseren functies de parkeervoorzieningen gerealiseerd worden.


Tenslotte kent de voorgenomen bebouwing enkele werkfuncties met een oppervlakte van circa 550 m2 BVO. Hier is zonder meer sprake van maatwerk, waardoor de bepalingen als richtinggevend moeten worden beschouwd. Daarbij geldt wel dat aan de hoofdlijn wordt voldaan. Zo wordt alle niet te hergebruiken bebouwing gesloopt en hebben de activiteiten betrekking op ten hoogste milieucategorie 2.

2.2.3 Reconstructieplan Veluwe

Algemeen

De reconstructie van de concentratiegebieden in Oost-Nederland wordt door de provincie Gelderland in drie gebieden opgepakt; de Gelderse Vallei, de Achterhoek en de Veluwe. Aanvankelijk was de aanleiding voor de Reconstructiewet vooral de gestapelde milieuproblematiek in de concentratiegebieden, maar de uitwerking van deze wet richt zich op een integrale kwaliteitsimpuls voor de Veluwe.


Het doel van dit Reconstructieplan is als volgt:

Het geven van kwaliteitsimpuls aan een duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de daarmee samenhangende leefbaarheid in het landelijk gebied. Dit gebeurt op een dusdanige manier dat de verscheidenheid en de eigen identiteit van de Veluwe behouden blijven De kwaliteitsimpulsen richten zich op landschap, natuur en water, bos, landbouw en tuinbouw, recreatie en toerisme en wonen en werken.


Plangebied

In het Reconstructieplan is het plangebied aangewezen als extensiveringsgebied landbouw. Het plangebied is geheel gelegen tegen het gebied dat als extensiveringsgebied bos- en natuur is gelegen. Het regime in die gebieden is overigens gelijk, alleen de aanleiding om het als extensiveringsgebied op te nemen, verschilt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1062-onh1_0004.jpg" Afbeelding 2.2 Uitsnede Reconstructieplan Veluwe


Ontwikkeling van de niet-grondgebonden landbouw in het extensiveringsgebied is niet mogelijk.


Vrijkomende agrarische bebouwing

De vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen (VAB's) kunnen in de meest waardevolle gebieden worden gesloopt tenzij deze panden van cultuurhistorische waarde zijn. Verder worden VAB's hergebruikt. Hierbij wordt rekening gehouden met de gebiedskwaliteiten. De opgave voor de Reconstructie is om aan te geven onder welke voorwaarden hergebruik en sloop van vrijkomende gebouwen plaatsvindt. Een van deze voorwaarden is dat sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke en milieukwaliteit. Daarvoor worden speciale instrumenten actief, flexibel en met maatwerk ingezet, zoals nieuwe landgoederen en buitens voor het financieren van groen, en mogelijkheden voor functieverandering gecombineerd met de sloop van overtollige gebouwen (met name intensieve veehouderij stallen). Bij het creëren van nieuwe landgoederen en buitens worden de hectares groen gedifferentieerd ingezet.

2.2.4 Beleidsnotitie Veluwe 2010

Het plan Veluwe 2010 is opgesteld om de volgende doelen te kunnen realiseren:

  • 1. Een duurzame evenwichtige ontwikkeling van ecologie en economie.
  • 2. Het Centraal Veluws Natuurgebied ontwikkelen tot een groot aaneengesloten natuur, cultuur en boslandschap met zo min mogelijk barrières voor mens en dier.
  • 3. Beschermen en versterken van biodiversiteit, rust, ruimte en een hoge kwaliteit milieu en water.
  • 4. Aanbieden van uitstekende, moderne recreatievoorzieningen.
  • 5. Passeerbaar maken van hoofdwegen en verminderen van verkeer op binnenwegen.
  • 6. Een versterkte samenhang realiseren tussen het Centraal Veluws Natuurmassief en de omgeving door de ontwikkeling van ecologische poorten naar de uiterwaarden, beekdalen en kwelgebieden.
  • 7. Grote delen van de Veluwe zo beheren dat houtproductie, natuur en belevingswaarde samengaan. Elders op de Veluwe is er ruimte voor grote spontane natuurboslandschappen.
  • 8. De landbouw vooral ontwikkelen op grondgebonden bedrijven, met kansen voor agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, biologische landbouw en Veluwse streekproducten.
  • 9. Een stevige bescherming van natuur, landschap en cultuurwaarden, zodat de Veluwe ook voor komende generaties een gebied is voor rust, verwondering en inspiratie.
  • 10. De kwaliteitsslag op de Veluwe realiseren vanuit een maximale samenwerking van alle partners op de Veluwe.

In het plan voor de Veluwe 2010 is een gradatie van de mate waarin een gebied al dan niet intensief gebruikt mag worden, weergegeven. Het plangebied is aangewezen als gebied binnen de stedelijke invloedssfeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1062-onh1_0005.jpg"

Afbeelding 2.3 Uitsnede: gebiedsindeling Veluwe 2010

2.2.5 Nationaal landschap "Veluwe"

De provincie Gelderland kiest ervoor de vigerende beleidskaders, waaronder Reconstructieplan Veluwe en Veluwe 2010, in te zetten bij de implementatie van nationaal landschap de Veluwe. Als begrenzing voor de nationale landschappen in de provincie, waaronder het nationaal landschap de Veluwe, wordt de begrenzing van de waardevolle landschappen die reeds in het Streekplan Gelderland 2005 zijn aangewezen, aangehouden.

Nieuw beleid voor de nationale landschappen wordt niet voorgestaan.

2.2.6 Uitvoeringsprogramma Beekbergse Poort

De Veluwe vormt het grootste aaneengesloten natuurgebied in Nederland en is tevens één van de grootste in West Europa. Door ontwikkelingen als verstedelijking, aanleg van infrastructuur en economische ontwikkelingen neemt de kwaliteit van de overgangsgebieden van de Veluwe naar de rivieren en de randmeren sterk af. Daaronder heeft ook de kwaliteit van de natuur op de Veluwe te lijden. Om deze tendens te keren is het concept van ecologische poorten ontwikkeld. Een ecologische poort is een landschappelijk en ecologisch waardevol gebied, die een verbinding maakt tussen het natuurgebied op de Veluwe en een rivier of het randmeer eromheen. Rondom de Veluwe zijn zeven poorten als overgangsgebieden gepland. Beekbergse Poort vormt een van de verbindingen van de Veluwe naar de IJssel.

Het plan Beekbergse Poort is een uitwerking van het Reconstructieplan Veluwe en vormt een integrale uitwerking voor de verschillende, met elkaar samenhangende functies in het gebied. Naast de opgave voor natuur, biedt het plan ook kansen voor andere belangen zoals waterbeheer, landbouw, recreatie en landgoederen.

De meest directe in het gebied gelegen maatregel is het realiseren van een ecologische verbinding en uitwisseling van soorten door middel van versterking van de landschappelijke structuur. Het gebied waar deze maatregel speelt is aangegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1062-onh1_0006.jpg"

Afbeelding 2.4 uitsnede Uitvoeringsprogramma Beekbergse Poort


De gebieden die deel uitmaken van onderhavig plangebied zijn gelegen in die Beekbergse Poort. Als onderdeel van die Poort moet een aansluiting van het CVN naar de IJsselvallei worden gerealiseerd, via de beek. Deze ligt echter buiten het plangebied. De planning is het plan in 2015 af te ronden.

Ten aanzien van de voorliggende ontwikkeling geldt dat het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van de beleidsnota Beekbergse Poort, maar dat concreet geen sprake is van ligging van het plangebied in het uitvoeringsgebied van Beekbergse Poort. In de directe omgeving kent het gebied de typeringen "zoekgebied 10 - 30% landschap en kleinschalige ontwikkelingen" (omgeving Konijnenkamp) en "zoekgebied realisatie nieuwe natuur via particuliere realisatie" (omgeving beek). Met de sloop van de loodsen van het voormalige pluimveeinstituut en landschappelijk herstel op Parc Spelderholt wordt per saldo een positieve bijdrage geleverd aan de doelstellingen van de Beekbergse Poort.

2.2.7 Beoordeling planlocatie

Op basis van het voorgaande provinciale beleid kunnen enkele conclusies getrokken worden:

  • De combinatie van sloop van de voormalige loodsen van het pluimveeinstituut en de herbouw van studentenhuisvesting en een sportvoorziening maakt dat 50% van het thans aanwezige oppervlak aan bebouwing verdwijnt. Daarmee wordt niet alleen voldaan aan de provinciale regeling voor functieverandering, ook de maatwerkregeling die in regionaal verband is uitgewerkt is passend.
  • Daarbij geldt dat het perceel geen onderdeel uitmaakt van de zoekzone stedelijke functies die door gemeente en provincie voor Beekbergen zijn vastgesteld.
  • Het Reconstructieplan Veluwe stelt onder andere als doelstelling dat ontwikkelingen een kwaliteitsimpuls moeten geven aan een duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de daarmee samenhangende leefbaarheid in het landelijk gebied. Ook aan dit criterium wordt voldaan door in ongebruik geraakte bebouwing op te ruimen, landschappelijke kwaliteiten te verbeteren en hoogwaardige bebouwing terug te realiseren.
  • De beleidsnota Veluwe 2010 markeert het gebied als intensief en gelegen binnen een stedelijke invloedssfeer. Daarbij is een gedeelte van het gebied aangemerkt als "uitstralingszone". De nota kent een sterke uitvoeringsparagraaf, waarin concrete projecten worden aangewezen. Een goed voorbeeld van de dergelijke projecten zijn de Veluwetransferia. Voor de locatie Spelderholt en haar omgeving zijn geen concrete projecten opgenomen. Wel beantwoordt het project aan de algemene beleidslijn van de nota.
  • Overige genoemde beleidsnotities zijn slechts zijdelings op het project van toepassing en noemen geen concrete uitgangspunten voor het project.
  • Op basis van het bovenstaande mag worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de doelstellingen en uitvoeringsnotities zoals genoemd in het provinciale Streekplan 2005.