direct naar inhoud van 5.3 Natuurwaarden
Plan: De Voorwaarts
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1035-onh1

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Beleid

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet (met name soortbescherming), de Natuurbeschermingswet (met name gebiedsbescherming), de Boswet en/of de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere, dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Er zijn een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen als verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet opgenomen. De belangrijkste artikelen zijn de art. 8 t/m 12 waarin onder andere de vernieling, en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten, verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 van de wet kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB zijn ook enkele vrijstellingsregelingen mogelijk. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid:

  • Tabel 1 – Algemene soorten
    Voor deze soorten geldt de lichtste vorm van bescherming. Als de werkzaamheden of activiteiten vallen onder ruimtelijke ontwikkeling,bestendig beheer of gebruik, dan geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van Artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht.
  • Tabel 2 – Overige soorten
    Deze soorten genieten een zwaardere bescherming. Er geldt alleen een vrijstelling als sprake is van werkzaamheden of activiteiten zoals hierboven beschreven én indien gehandeld wordt volgens een, door de Minister, goedgekeurde gedragscode. Indien niet gewerkt wordt volgens een gedragscode, kan het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk zijn.
  • Tabel 3 – Soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 AMvB artikel 75
    Deze soorten genieten de zwaarste bescherming. Ook al is sprake van werkzaamheden zoals hierboven beschreven, dan hangt het van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of een ontheffing noodzakelijk is.

Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn wordt geen ontheffing verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de soorten van bijlage 1 geldt dat bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting voor verstoring altijd een ontheffing moet worden aangevraagd. Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten wordt geen ontheffing verleend voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Voor vogels geldt dat er alleen een ontheffing kan worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer,volksgezondheid of openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
In diverse onderzoeken is het voorkomen van soorten in het plangebied onderzocht en is nagegaan in hoeverre de wetgeving daarbij van belang is (zie paragraaf 5.3.2).

Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.

5.3.2 Onderzoek flora en fauna

In opdracht van de gemeente is in 2009 een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd voor de projectlocatie Groot Zonnehoeve /Transferium Barnewinkel in Apeldoorn. Het onderzoek is bedoeld als een actualisatie van de onderzoeken in 2003 en 2004 (Natuurwaarden van de Oostpoort in de gemeente Apeldoorn, Adviebureau Mertens, 2004a & Natuurwaarden in het plangebied Zonnehoeve, Adviesbureau Mertens, 2004b en vleermuisonderzoek in 2007 (Vleermuizen in vijf reconstructiegebieden in 2007 in Apeldoorn, Adviesbureau Mertens, 2007).
De onderzoeksrapporten omvatten veelal een ruimer gebied dan het onderhavige bestemmingsplan. Het onderzoek van 2009 bestrijkt ook de aanpalende gebiedsdelen die vallen onder Zonnehoeve en Barnewinkel: het omvat het gebied tussen de Zutphensestraat (noord), de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen (zuid), de spoorlijn Apeldoorn-Deventer (west) en de A50 (oost). In deze beschrijving zullen alleen de relevante onderdelen binnen het onderhavige bestemmingsplan worden benoemd. Het onderzoek van 2009 heeft zich gericht op de onderdelen van dit gebied waar nog ruimtelijke ontwikkelingen gaan plaatsvinden; de reeds ontwikkelde delen zijn buiten beschouwing gelaten. Uit eerder onderzoek zijn hier alleen algemene soorten aangetroffen, die zijn komen te vallen onder de vrijstellingsregeling. Dat wil zeggen dat er in het gebied ten westen van de Laan van Erica (De Voorwaarts) alleen de ontwikkeling van twee locaties in ogenschouw is genomen; een ontwikkelingslocatie langs de laan van Erica ter plaatse van een klein bosje en de ontwikkeling ten zuiden van Omnisportcentrum.
Het boselement langs de Laan van Erica en de parkeerplaats en het braakliggend terrein rondom Omnisportcentrum zijn in 2009 onderzocht op basis van een aanvullend veldbezoek (17 november 2009). Het gebied ten zuiden van de Zutphensestraat is, met het oog op de actualisering van de onderzoeksgegevens uit 2004 in 2009 opnieuw in zijn geheel onderzocht. Voor het onderhavige bestemmingsplan is vooral de zone langs de Zutphensestraat relevant.
Hierna wordt een overzicht gegeven van de ecologische gevolgen van het bestemmingsplan. Hierbij is onderscheid gemaakt in enerzijds (deel)activiteiten die samenhangen met de ontwikkeling van De Voorwaarts en de anderzijds de ontwikkeling van de externe ontsluiting (Zutphensestraat, Laan van Erica).

De Voorwaarts
In november 2009 is een verkennend veldbezoek naar de ecologische gevolgen van de ontwikkeling van De Voorwaarts uitgevoerd. Het terrein bestaat uit enkele braakliggende percelen, braamruigten en boomopstanden. De boomopstand bestaat uit een L-vormige rij met voornamelijk oude zomereiken (diameter op borsthoogte van 40 tot 70 cm). In enkele bomen zijn holten zichtbaar. Aan de noordzijde van het terrein grenzend aan de Zutphensestraat bestaat het bos uit jonge opslag van eik en berk. Langs de Laan van Erica is een laanbeplanting aanwezig.
Het terrein ten zuiden van Omnisportcentrum bestaat uit braakliggend, zandig terrein dat deels in gebruik is als parkeerplaats.
De onderzoeksinspanning naar de groep van strikt beschermde vleermuizen bestond uit één veldbezoek in juni 2003 en twee veldbezoeken in 2007 (in juni en september). Door middel van een aanvullend veldbezoek in november 2009 wordt de aanwezigheid van ontheffingsplichtige vogels als roofvogels en uilen uitgesloten. Ook zijn geen nesten waargenomen van soorten als roek of eekhoorn.
Hoewel niet waarschijnlijk kan de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in het boselement ten westen van de Laan van Erica niet op voorhand worden uitgesloten. In een aantal bomen zijn holten zichtbaar die een functie kunnen hebben als zomerverblijf. Aangezien deze opstand gehandhaafd blijft, is verder onderzoek niet noodzakelijk.
De deellocatie die deels in gebruik is als parkeerplaats, deels bestaat uit braakliggend terrein is ongeschikt als leefgebied voor strikt(er) beschermde soorten. Van strijdigheid van de voorgenomen ontwikkelingen met de Flora- en faunawet is dan ook geen sprake.

Zone Zutphensestraat
Het ten oosten van de Laan van Erica gelegen gebied is geheel in het onderzoek van 2009 betrokken; daarbij ook de strook langs de Zutphensestraat.
Ten aanzien van vogels wordt voor het gehele plangebied vastgesteld dat er geen soorten voorkomen die jaarrond gebruik maken van vaste rust- en verblijfplaatsen, met uitzondering van de huismus. De plaatsen waar de huismus voorkomt, bevinden zich evenwel buiten de zone langs de Zutphensestraat en zijn daarmee niet in het geding.
Ten aanzien van vleermuizen maakt het onderzoeksrapport van 2009 melding van gewone dwergvleermuis, baardvleermuis, gewone grootoorvleermuis en enkele andere vleermuissoorten. Van belang zijn daarbij de vaste verblijfplaatsen, de foerageermogelijkheden en de vliegroutes. Eerst zal worden ingegaan op verblijfplaatsen en foerageermogelijkheden, vervolgens op het voorkomen van vliegroutes.
Wat betreft de dwergvleermuis beperken de verblijfplaatsen zich tot enkele panden en bijgebouwen behorend bij Groot Schuylenburg. Binnen dit bestemmingsplan worden hiervoor geen ontwikkelingen voorzien. Er worden daarnaast geen negatieve effecten op foeragerende (en baltsende) dwergvleermuizen binnen het gehele onderzoeksgebied verwacht.
Wat betreft baardvleermuis en gewone grootoorvleermuis wordt uitgesloten dat zich binnen 10 m langs de Zutphensestraat verblijfplaatsen bevinden. Binnen het overige deel van het aanpalende Schuylenburg is dit niet uitgesloten.
Wat betreft overige vleermuissoorten: Van laatvlieger en ruige dwergvleermuis (Mertens 2004a/b) zijn geen verblijfplaatsen of belangrijke foerageergebieden aangetroffen, waardoor het effect van de voorgenomen plannen op deze soorten minimaal zal zijn. Van watervleermuis zijn in het verleden enkele foeragerende dieren waargenomen boven de spoorsloot ten zuiden van het plangebied (Mertens 2004a/b). Ook hier blijft de situatie gehandhaafd en gezien de ligging van de watergang ten zuiden de spoorlijn is geen effect te verwachten op het voorkomen van watervleermuis. Van rosse vleermuis is slechts een enkel dier waargenomen in of boven het bosgebied Groot Schuylenburg. Gezien de waarnemingen wordt niet verwacht dat deze vleermuizen een verblijfplaats hebben binnen het plangebied. Negatieve effecten op deze soorten zijn dan ook uitgesloten.
Van de gewone dwergvleermuis is tijdens de onderzoeken in 2003 en 2007 een vliegroute vastgesteld langs de Zutphensestraat (Mertens 2004a en 2007). Tijdens het onderzoek in 2009 is de vliegroute niet vastgesteld. Het is aannemelijk dat de destijds vastgestelde vliegroute nog steeds in meer of mindere mate in gebruik is. In het eerdere onderzoek wordt geconcludeerd dat met de verbreding van de weg geen negatief effect optreedt op deze vliegroute. Langs de zuidzijde van de Zutphensestraat zal over een breedte van circa 10 meter het aanpalende bos worden verwijderd. Daarmee wordt het bos smaller, maar langs de nieuwe weg zal wel een begeleidende bos/bomenrand aanwezig blijven. Met het handhaven van een wegbegeleidende, opgaande begroeiing van bos/bomen zal de functie als vliegroute niet vervallen. Daarbij moet aandacht worden besteed aan de straatverlichting, die ten opzichte van de huidige situatie niet in intensiteit moet toenemen en waarbij aanstraling van de groenzone zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Gegeven het feit dat de gewone dwergvleermuis ook in de huidige, verlichte situatie de vliegroute gebruikt, zijn dan geen negatieve effecten te verwachten.
Overige beschermde soorten (tabel 2 en 3). Binnen het plangebied zijn verschillende eekhoorns aangetroffen. Verblijfplaatsen (nesten) van eekhoorn zijn niet aangetroffen, maar zijn, gezien de leeftijd en soortensamenstelling van het bosgebied op het terrein van Groot Schuylenburg vrijwel zeker aanwezig. Ook na uitvoering van de ruimtelijke ontwikkelingen blijft het gebied geschikt voor eekhoorns, van negatieve effecten op de (lokale) eekhoornpopulatie is naar verwachting geen sprake. Aandachtspunt is wel de mogelijke verstoring en vernieling van verblijfplaatsen nesten) bij de kap van bomen. Dit geldt voor de kap van bomen ten behoeve van woningbouw bij Groot Schuylenburg. Binnen de 10m zone langs de Zutphensestraat zijn nestbomen niet vastgesteld.

Conclusie
Concluderend kan worden vastgesteld dat er geen sprake is van strijdigheid met de Flora- en Faunawet mits:

  • de vliegroute van vleermuizen langs de Zutphensestraat in stand wordt gehouden door (1) het handhaven van een aaneengesloten/lijnvormige bosrand/bomenrij langs deze weg, (2) er geen versterking van de straatverlichting plaatsvindt en (3) wordt voorkomen dat de bosrand/bomenrij wordt aangestraald.
  • verstoring van verblijfplaatsen van vogels en hun broedsels wordt voorkomen door de verstorende werkzaamheden (met name het rooien van opstanden) buiten het broedseizoen (voor de meeste soorten loopt dit van maart tot en met juli) te verrichten.
  • in het algemeen de zorgplicht in acht wordt genomen.
5.3.3 Bos- en natuurcompensatie

Beleid
De bescherming van bos en natuur is geregeld via de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. De Boswet is in het onderhavige gebied niet van toepassing. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' (of voor gronden met bestaande bos (minimaal 10 are) of bomen (minimaal 20 in een rij) die in het kader van ruimtelijke planvorming worden herbestemd met een ander doel dan bos of natuur, gelden bepaalde compensatieregels.
Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie. De gemeente hanteert daarbij de Groene Kluis, waarin de financiële vergoeding van compensatieverplichtingen gericht worden ingezet op compensatie van de arealen bos of natuur en daarmee op de versterking van de Groene Mal.

Zutphensestraat
In verband met de reconstructie van de Zutphensestraat is de Boswet en de provinciale richtlijn uit 1998, van toepassing. Deze richtlijn is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor grond met de hoofd- en medebestemming 'bos' en 'natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25-100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Verder geldt voor gronden binnen de bebouwde kom die herplantplichtig zijn, volgens de criteria van de Boswet (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.
Bij de voorgenomen verbreding van de Zutphensestraat wordt een groot deel van de laanbomen en een klein deel van het bosgebied bij Groot Schuylenburg gekapt. Gelet op de leeftijd van de laatst genoemde opstand geldt een compensatiefactor van 140%. Gelet op de leeftijd van de laanbomen (25-100 jaar oud) geldt een compensatiefactor van 130%. De oppervlaktes die verloren gaan bij verbreding van de Zutphensestraat zijn respectievelijk 2.155 m² laanbomen en 5.105 m² bos. Als dit wordt vermeerderd met de hiervoor genoemde percentages komt dit neer op een te compenseren bosoppervlak van afgerond één hectare (2.155 x 1,3 plus 5.105 x 1,4).

Laan van Erica / Osseveld
Tengevolge van de reconstructie van de Laan van Erica / Laan van Osseveld zullen in totaal 257 bomen moeten verdwijnen. Rekening houdend met compensatiefactor van 120 en 130% zullen er 319 bomen worden gecompenseerd. Bij de berekening van de compensatie mogen de bomen die worden teruggezet (200), als laanbeplanting, worden meegerekend. De resterende compensatieopgave bedraagt dan 120 bomen.

Conclusie
Hiervoor is aangegeven dat 1 ha (10.000 m²) bos en 120 bomen worden gecompenseerd. In het bestemmingsplangebied De Voorwaarts zijn twee percelen grond met een gezamenlijke oppervlakte van 8.600 m² groot bestemd als “bos- en parkstrook”. Deze percelen zullen door de gemeente worden ingeplant met bomen. Er resteert dan nog een compensatieverplichting van 1400 m² en 120 bomen. De hiervoor benodigde ruimte ligt in het naastgelegen gebied Groot Zonnehoeve en/of het daaraan grenzende gebied De Barnewinkel. Daarnaast vindt op de volgende gronden fysieke compensatie plaats:

  • Laan van Erica op de toekomstige middenberm van ca 7m;
  • de weg De Voorwaarts waar aan weerszijden dubbele bomenrijen worden geplant;
  • Zutphensestraat.