Plan: | Landelijk gebied, herstelbesluit 2023 BMC |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0197.BP00114-ON01 |
De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) uit het bestemmingsplan Landelijk gebied 2015 blijven onverminderd van toepassing behoudens:
het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, herstelbesluit 2023 BMC' met identificatienummer NL.IMRO.0197.BP00114-ON01 van de gemeente Aalten.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 extensief agrarisch medegebruik:
een vorm van grondgebonden landbouw, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur- en landschappelijke waarden dan wel gebiedskwaliteiten.
De geldende bestemmingsregels uit het bestemmingsplan Landelijk gebied 2015 blijven onverminderd van toepassing behoudens:
Voor gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' gelden de planregels van het bestemmingsplan Landelijk gebied 2015, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 maart 2017, met dien verstande dat:
1. de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kruidenrijke zoom/akker' uitsluitend mogen worden gebruikt voor extensief agrarisch medegebruik ten behoeve van een bloeiend akkerrandmengsel;
2. de gronden die zijn aangeduid als 'ontsluiting' uitsluitend mogen worden gebruikt voor een toegangspad of -weg ten behoeve van het clubgebouw op de bestemming 'Sport';
3. de gronden die zijn aangeduid als 'geluidwal' uitsluitend mogen worden gebruikt voor een geluidwal/aarden wal, met achtneming van het bepaalde in artikel 3.4.1, onder b.
Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kruidenrijke zoom/akker' is elke andere vorm van agrarisch grondgebruik, dan ten behoeve van een bloeiend akkerrandmengsel, niet toegestaan.
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport- clubhuis motortoerclub
Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mag pas worden gebouwd nadat:
Aan het bevoegd gezag een plan voor infiltratie van het hemelwater is overlegd, dat vervolgens dient te zijn goedgekeurd door of namens het college van burgemeester en wethouders.
Dit infiltratieplan dient vervolgens dienovereenkomst te worden uitgevoerd en in stand te worden gehouden.
De volgende uitgangspunten gelden voor het infiltratieplan:
a. per m² verharding dient minimaal 40 mm hemelwater te worden geïnfiltreerd;
b. ondergrondse afvoerleidingen ten behoeve van het lozen van hemelwater op het gemeentelijk riool zijn niet toegestaan;
c. de gemeente zal in overleg met de rechthebbende zorg (laten) dragen voor aansluiting van het clubhuis op de riolering.
Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - clubhuis motortoerclub':
I. binnen het bouwvlak:
a. één hoofdgebouw (clubhuis) met:
- een gezamenlijke maximale oppervlakte van 84 m2;
- een bouwhoogte van maximaal 3,5 m;
b. één aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk in de vorm van een veranda met:
- een gezamenlijke maximale oppervlakte van 60 m2;
- een bouwhoogte van maximaal 3,0 m.
II. binnen of buiten het bouwvlak:
bouwwerken, geen gebouw zijnde, conform de in onderstaande tabel opgenomen bouwhoogten - en subbestemmings-/situeringseisen:
aanduiding | erf- en terrein- afscheidingen | één vlaggenmast | lichtmasten | overige bouwwerken, geen gebouw zijnde |
'specifieke vorm van sport - clubhuis motortoerclub' | 2 m | 6 m | -- | 2 m |
Het gebruik van gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - clubhuis motortoerclub' is niet toegestaan indien niet de volgende voorwaarde in acht worden genomen:
a. de landschappelijk inpassing/versterking van de gebiedskwaliteiten dient binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het plan te zijn gerealiseerd, te worden beheerd en in stand te worden gehouden overeenkomstig bijlage 1 Landschappelijke inpassing van de planregels en met dien verstande dat het plantmateriaal ten behoeve van dit inpassingsplan van inheemse afkomst dient te zijn;
b. de aarden wal met een lengte van tenminste 40 m, een breedte aan de voet van tenminste 5 m en (gemeten vanaf maaiveld) een minimale/maximale hoogte van respectievelijk 2/2,2 m. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' dient voor ingebruikname van het clubhuis te zijn gerealiseerd, te worden beheerd en in stand te worden gehouden overeenkomstig bijlage 1 Landschappelijke inpassing;
c. de komende en vertrekkende bezoekers van het clubhuis van de Bredevoortse Motortoerclub dienen uitsluitend gebruik te maken van de op de verbeelding aangegeven route, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
a. Het clubhuis mag uitsluitend in gebruik zijn overeenkomstig en met inachtneming van de huisregels volgens Bijlage 2 Huisregels clubhuis BMC;
b. Ter handhaving van het onder lid a. toegestane gebruik dient in het clubhuis een administratie te worden bijgehouden van het jaarlijks aantal bijeenkomsten en activiteiten, dat op deze locatie heeft plaatsgevonden; deze administratie dient ten minste twee jaar te worden bewaard in het clubhuis en op eerste aanvraag aan een daartoe bevoegde ambtenaar ter inzage te worden gegeven.
In het clubhuis en op het bijbehorende terrein zijn geen andere dan de in artikel 3.4.2, onder a, toegestane activiteiten toegestaan.
De uitoefening van een andere dan de in dit plan aangeduide sport is niet toegestaan.
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het ingebruik laten nemen van gronden behorende tot het nieuwe clubhuis, overeenkomstig de in de bestemming Sport opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de afgeronde sloop van minimaal 100 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing op de locatie Kriegerdijk 4 te Aalten.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van het realiseren van een andere wijze van de landschappelijke inpassing en/of de gebiedskwaliteiten, zoals uitgewerkt in de bijlage 1 Landschappelijke inpassing van de planregels, met dien verstande dat:
a. de (landschaps)maatregelen minimaal gelijkwaardig zijn aan de voor het desbetreffende perceel uitgewerkte landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijkwaardig niveau van de landschappelijke waarden en/of gebiedskwaliteiten waarvoor de landschaps- maatregelen zijn bepaald;
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige fucties en waarden
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.2 ten behoeve van het afwijken van de huisregels, zoals uitgewerkt in de bijlage van de planregels, met dien verstande dat:
a. de aard en omvang van de andere activiteiten gelijkwaardig zijn aan hetgeen toegestaan is;
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige fucties en waarden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden:
I. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
II. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen of afgraven van gronden, waardoor afbreuk wordt gedaan aan het profiel/de geluidwerende functie van de geluidwal/aarden wal, overeenkomstig de op pagina 9 opgenomen afbeelding van de bijlage Landschappelijke inpassing.
III. binnen de bestemming 'Sport' een toegangsweg of -pad (of een daarmee gelijk te stellen ontsluitingsroute) aan te leggen, te verharden of te wijzigen dan wel oppervlakteverhardingen aan te brengen anders dan ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting'.
Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschapselementen, beplantingselementen respectievelijk landschapswaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Een omgevingsvergunning is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 4.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in artikel 4.2.1 sub a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in artikel 4.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in artikel 4.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest vergaande regels voor de uitvoering van het project.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 5.2.1 sub a, wint zij advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in artikel 5.2.1 sub a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in artikel 5.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in artikel 5.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
Voor dit plan gelden de algemene regels conform hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2015', vastgesteld bij raadsbesluit van 21 maart 2017.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 6.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 6.1.1 met maximaal 10%.
Artikel 6.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 6.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 6.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 6.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, herstelbesluit 2023 BMC'.