direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Kern Aalten 2011, Ludgerstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0197.BP00072-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Met Woningcorporatie De Woonplaats is in het verleden in het kader van een grondruil overeengekomen dat ter plaatse van de voormalige school van het College Schaersvoorde aan de Ludgerstraat woningbouw wordt mogelijk gemaakt.

Het perceel ligt aan de Ludgerstraat 75 te Aalten, gelegen tussen de Eligiusstraat, de Polstraat en de Molenkamp. De bebouwing is inmiddels gesloopt en het terrein is op dit moment onbebouwd.

In overleg met Woningcorporatie de Woonplaats is al eens (inbreidings)plan ontwikkeld voor woningbouw, bestaande uit maximaal 58 woningen. Aanvankelijk was de verdeling van de woningbouwcategorieën als volgt: 38 appartementen/gestapelde woningen en 20 grondgebonden woningen.

Het plan geeft verder invulling aan de Toekomstvisie Aalten 2004. In die visie is het appartementencomplex gesitueerd in de oksel van de Polstraat en Ludgerstraat, min of meer op de plek waar in het verleden ook de hoofd- bebouwing van de school was gesitueerd. In het verlengde van de bestaande woningen aan de Eligiusstraat en de Molenkamp zijn grondgebonden woningen voorzien. Het is een voortzetting van het bestaande bebouwingspatroon.

De appartementen en grondgebonden woningen worden gescheiden door een nieuw aan te leggen groenvoorziening met speelgelegenheid. In deze groenvoorziening vindt ook de infiltratie van het hemelwater plaats.

In verband met de demografische ontwikkelingen en de algehele economische situatie is de realisatie van een woningbouwplan op korte termijn niet aan de orde, maar wordt een en ander over een termijn van circa vijf jaar, maar dus binnen de komende planperiode, opnieuw bezien.

In verband hiermede wordt voor het gebied een globaal bestemmingsplan opgesteld op basis waarvan een flexibele invulling mogelijk is.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

Het plangebied is gelegen aan de Ludgerstraat 75 te Aalten tussen de Polstraat, Eligiusstraat en de Molenkamp.

De onderstaande kaart geeft de globale ligging nader weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0001.png"

Op met name het zuidelijke deel van plangebied bevond zich het hoofdgebouw van het Christelijk College Schaersvoorde (zie onderstaande foto). Het schoolgebouw aan de Ludgerstraat dat uit drie bouwlagen bestond met de daarbij behorende gebouwen is gesloopt. Alleen de lage stenen muur is nog aanwezig. Het terrein ligt nu braak en wordt nu gebruikt als speelterrei/groenvoorzienig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0002.png"

Het onderstaande beeld is een fragment van de uit 2006 daterende luchtfoto.
Op deze foto is de bebouwing op het zuidelijke deel, maar ook de groene invulling/het onbebouwde gedeelte in het noordelijke gedeelte van het perceel duidelijk zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0003.png"

Het onderstaand fragment van een recente luchtfoto (2010) geeft de ligging van het terrein met de directe omgeving nogmaals weer. Al de gebouwen zijn inmiddels gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0004.png"

Bij het station te Aalten is in de loop van de tijd een geheel nieuw schoolgebouw gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een nieuwe structuurvisie opgesteld Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". Deze is in samenhang met het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro/ AmvB Ruimte) in werking getreden op 17 december 2011. Hierna wordt kort de doelstelling van dit nieuwe beleid samengevat.

Nederland moet concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig zijn. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig om die nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Hierdoor vertragen projecten, worden deze heroverwogen of zelfs gestopt. Daarnaast werkt de huidige wijze van financiering van gebiedsontwikkeling niet meer. Nieuwe verdienmodellen en andere kostendragers zijn nodig om ge-biedsontwikkeling weer van de grond te krijgen. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid & veiligheid om rijksbetrokkenheid.

De AmvB ruimte (Barro) bevat algemene regels voor bestemmingsplannen. Zo be-paalt het Barro onder meer dat bestemmingsplannen de doorvaart voor schepen niet mogen belemmeren als in het plan zich een vrijwaringszone van een rijksvaarweg bevind. Verder staat eveneens in dit besluit dat bestemmingsplannen binnen reserveringsgebieden geen plannen mogen bevatten die uitbreidingen van het spoor belemmeren. Een bestemmingsplanwijziging mag ook geen belemmering bevatten voor het gebruik en geschikt maken van elektriciteitsproductie-installaties, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen, buisleidingen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen (buiten het kustgebied) en het IJsselmeergebied.

Toetsing

Deze rijksstructuurvisie en AmvB ruimte hebben geen directe betrekking op onderhavige ontwikkeling.

3.2 Streekplan Gelderland 2005 (Provinciale structuurvisie)

Het Streekplan Gelderland 2005, kansen voor de regio, d.d. 29 juni 2005, (herziening herbegrenzing EHS d.d. 1 juli 2009) bevat de beleidskaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in Gelderland voor de komende 10 jaar.

Hoofddoel van het streekplan is de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen. De publieke en private partijen moeten daarin de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken. Concrete doelstellingen daarbij zijn:

• Sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
• Versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
• Bevorderen van een duurzame toeristisch-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
• De vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
• De waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologisch Hoofdstructuur realiseren;
• De watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraanvoer en waterafvoer en de benodigde waterkwaliteit;

• Een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;

• Met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;

• Bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0005.png"

Afb. Streekplankaart: Ruimtelijke ontwikkeling, uitsnede Aalten

De ruimtelijke hoofdstructuur in het streekplan is tweeledig; het rode raamwerk en het groenblauwe raamwerk. Het rode raamwerk heeft betrekking op de gebieden met hoog dynamische functies zoals de hoofdinfrastructuur en de intensieve vormen van ruimtegebruik. Het groenblauwe raamwerk heeft betrekking op functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek en welke kwetsbaar zijn voor in-tensieve vormen van ruimtegebruik. Algemene doelstellingen van het groenblauwe raamwerk zijn:

• Bescherming bestaande natuur en waardevolle open gebieden;

• Behoud en ontwikkeling ecologische verbindingszones (EVZ);

• Afbakening en bescherming waterbergingsgebieden;

• Maatregelen Ruimte voor de Rivier;

• Specifiek voor de Achterhoek wordt genoemd:

• Behoud en ontwikkeling EVZ: Groenblauwe as Graafschap-Winterswijk.

Dit plan ligt binnen het “Bestaand stedelijk gebied”.

Conclusie

Het onderhavige plan past in het provinciale ruimtelijke beleid.

3.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en deze is op 2 maart 2011 in werking getreden. Op 27 juni 2012 stelden Gedeputeerde Staten de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. Hierin is de bestaande Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties opgenomen, is de regeling aangepast als gevolg van Spoedwet ruimtelijke ordening (Wro) en zijn nieuwe regels opgenomen over molenbiotopen, glastuinbouwgebieden.

In de provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd.

Conclusie

Onderhavig plan betreft bebouwing in de bestaand bebouwd gebied van Aalten en is hiermee niet strijdig met de RVG.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Vigerende bestemmingsplan

Ter plaatse van de locatie gold laatstelijk het bestemmingsplan "Herziening uitbreidingsplan voor de kom Aalten (1965-21)", vastgesteld bij raadsbesluit van 17 augustus 1964, nr. 13 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland bij besluit van 3 maart 1965, nr. 5944/156-3304.


Het perceel behorend tot het plangebied heeft op grond van dit bestemmingsplan de bestemming "Openbaar Groen" (bermen, plantsoen) en "Bijzondere bebouwing met bijbehorend terrein".


In het bestemmingsplan is bepaald dat gronden met de bestemming "Bijzondere bebouwing" is bestemd voor doeleinden van algemeen nut.


Aan deze bestemming zijn geen bouw- en goothoogten verbonden. Er is slechts bepaald "dat nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de plaatsing en afmeting van de gebouwen, indien en voor zover hiervoor dringende redenen aanwezig zijn in verband met een verantwoorde rangschikking en uit hoofde van de invloed, die de situering uitoefent op of ondergaat van de omgeving, het verkeer of uitmeting van het terrein".

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0006.png"

Fragment bestemmingsplan.

Op grond van artikel 9.3.2 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening zijn bepaalde bestemmingsplannen per 1 juli 2013 van rechtswege komen te vervallen c.q. ophouden te bestaan. Het betreft bestemmingsplannen, die op grond van artikel 10 van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting 1965 of ingevolge enige andere wettelijke bepaling geacht werden bestemmingsplannen in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te zijn. Het gaat dus om plannen, die vastgesteld zijn op basis van bijvoorbeeld de Woningwet, zoals oude “uitbreidingsplannen in hoofdzaak” en “uitbreidingsplannen in onderdelen”

Dit is uit een oogpunt van rechtszekerheid een ongewenste situatie en daarom wordt ook voor dit gebied wederom een bestemmingsplan vastgesteld.

3.4.2 Toekomstvisie Aalten

In de Toekomstvisie Aalten, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 december 2004, is het ruimtelijk beleid tot 2015 voor het grondgebied van de voormalige gemeente Aalten neergelegd.

Deze Toekomstvisie gaat voor een belangrijk deel uit van het benutten van (vrijkomende) inbreidingslocaties. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben bij besluit van 1 november 2005 (nr. RE2005.2327) op basis van de vastgestelde Toekomstvisie voor de inbreidingslocaties een algemene verklaring van geen bezwaar afgegeven zoals bedoeld in artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud).

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0007.png"

 

In de visie is daarover verder de volgende passage opgenomen:
"De locatie bevindt zich midden in een woongebied. De huidige school staat op een beeldbepalende plek en presenteert zich naar een verbrede en groen ingerichte Ludgerstraat. De plek van het huidige schoolgebouw zal een invulling krijgen met een nieuw te realiseren complex van ca. drie lagen.
Gezien de ligging van het complex dient extra aandacht te worden besteed aan de architectonische vormgeving. Het complex kan ruimte bieden aan ca. 30 appartementen. De parkeerbehoefte voor dit complex kan worden gerealiseerd aan de achterzijde van het gebouw en langs de Molenkamp. In aansluiting op de bestaande bebouwing aan de Molenkamp en de Eligiusstraat kunnen ca. 16 eengezinswoningen worden gerealiseerd.

3.4.3 Woonvisie

De gemeenteraad van Aalten heeft de Woonvisie Aalten 2010 tot 2025 vastgesteld. De gemeente Aalten heeft deze visie samen met de woningcorporaties De Woonplaats, Wonion en Woningstichting Dinxperlo opgesteld.

De gemeente zal zich moeten voorbereiden op belangrijke demografische ontwikkelingen zoals afname van de groei of zelfs krimp en op de ontgroening en vergrijzing. Om in de toekomstige woningbehoefte te voorzien moet de woningvoorraad de komende 10 jaar nog met 1.000 woningen worden uitgebreid. Het sociale segment, bestaande uit gewone huurwoningen, zorgwoningen en sociale koopwoningen, zal daarbij circa 50% van het nieuwbouwprogramma vormen. Gelet op het woningmarktonderzoek zal zo'n 35% van het programma uit nultredenwoningen (appartementen of grondgebonden) moeten bestaan. Daar bovenop komt nog 15% voor specifieke zorgwoningen. Ook is er aandacht voor bijzondere kavels in het kader van (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

In verband met de demografische ontwikkelingen in de Regio Achterhoek is het woningbouwprogramma bijgesteld tot het bouwen van 5.900 woningen. Het beleid voor woningbouw is in dat perspectief meer gericht op kwaliteit dan op kwantiteit, waarbij het accent van de provinciale beleidsambities overigens op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied ligt.

Bestuurlijk is de afspraak gemaakt dat de gemeente Aalten 835 van de 5.900 woningen bouwt. Dit aantal wordt bijgesteld indien dit uit de tweejaarlijkse monitoring blijkt. Uit de laatste monitoring is naar voren gekomen dat de termijn van het woningbouwprogramma wordt opgerekt van 2020 naar 2025, onder gelijkblijvende woningbouwaantallen.

De in dit plan opgenomen woningen zijn begrepen in het aantal van 835 dat de gemeente mag bouwen. Het plan is een globaal plan, zodat ingespeeld kan worden op toekomstige ontwikkelingen.

3.4.4 Welstandsnota/beeldkwaliteit

In de op 7 september 2010 door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota is bepaald dat dit gebied als een zgn. ontwikkelingsgebied wordt aangemerkt. In het uitwerkingsplan wordt de beeldkwaliteitsparagraaf verder vorm gegeven.

Voor de grondgebonden woningen wordt daarbij aangesloten op het aangrenzende gebied, waarvoor het beleid geldt: "Woongebieden met traditionele blokverkaveling".

Indien in het uitwerkingsplan een appartementengebouw wordt opgenomen is een afwijkende massa en vormgeving denkbaar. Dat gebouw is van een andere orde dan de bestaande woningen in de directe omgeving. Wel dient er dan een overgang in het plangebied opgenomen, bestaande uit een groene buffer.

3.4.5 Duurzaamheid / Aanpasbaarheid

De gemeente Aalten heeft in het kader van het Kwalitatief Woonprogramma 2005-2014 (KWP-2) met de provincie Gelderland afspraken gemaakt over het woningbouwprogramma voor de periode tot 2014. Aanvullend hierop zijn afspraken gemaakt op het gebied van duurzaamheid, levensloopbestendigheid en keuzevrijheid & zeggenschap.
De gemeente Aalten streeft ernaar dat in principe alle nieuwbouw levensloopbestendig wordt uitgevoerd, dat wil zeggen dat in ieder geval aan het basispakket van woonkeur wordt voldaan. Op het gebied van duurzaam bouwen heeft de gemeente ingezet op het 'actieve niveau' zoals dat in de ambitiekaarten van het KWP-2 zijn opgenomen. Dit betekent dat -uiteraard naast de minimale eisen uit het Bouwbesluit- de basismaatregelen en kostenneutrale verdergaande dubo-maatregelen van het Nationaal Pakket Woningbouw (NPW) moeten worden genomen.
Bij de gronduitgifte worden deze aspecten nader ingevuld en bij de verlening van de bouwvergunning worden hierop getoetst.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden/onderzoek/verantwoording

4.1 Bodem

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet onderzocht worden of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geschikt is voor de te realiseren functie. Ten behoeve van de voorgenomen aanpassingen is in oktober 2006 door Rouwmaat Groenlo Milieutechniek bv een verkennend bodemonderzoek verricht (rapportnummer GW26398).
In hoofdstuk 6.4 Slotconclusie en aanbevelingen komt het volgende naar voren:

De hypothese “de gehele locatie is onverdacht” dient grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er aldus Rouwmaat Groenlo Milieutechniek bv op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein.

Voorts meldt Rouwmaat Groenlo Milieutechniek bv het volgende op:
Eventueel vrijkomende grond kan niet zonder meer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stortlocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Bouwstoffenbesluit dan wel het Actief Bodembeheer. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen.

Indien tijdens het veldwerk in de bodem (vermoedelijk asbesthoudende materialen worden waargenomen, wordt dit vermeld in de boorbeschrijvingen en komt dit in de conclusie naar voren. Voor de bepaling van de concentratie asbest in de bodem, dient een onderzoek conform de ontwerp NEN 57057 inspectie, monsterneming en analyse van asbest in de bodem uitgevoerd te worden.

Mocht grondwater onttrokken worden ten behoeve van bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.

Het onderzoek is als separate bijlage bij dit plan gevoegd (Bijlage 1 Bodemonderzoek).

Bodemtoets

In het najaar van 2012 is verder een bodemtoets uitgevoerd in het kader van de in dit plan opgenomen ruimtelijke ontwikkeling voor het perceel gelegen aan de Ludgerstraat 75 te Aalten.

In het onderdeel Algemeen van deze rapportage wordt ingegaan op de informatiebronnen waar de gemeente Aalten de gegevens voor deze locatie uit selecteert. Vervolgens wordt in het onderdeel Locatie gegevens overzichten gegeven voor de betreffende locatie en de directe omgeving van de locatie.

Algemeen

Voor de informatievoorziening is gebruik gemaakt van de gegevens uit het Project Landsdekkend Beeld 2005 en de onderzoeksgegevens uit het Bodeminformatiesysteem GeoBIS. In het Project Landsdekkend Beeld 2005 zijn alle bodembedreigende activiteiten uit het verleden geïnventariseerd en (indien aanwezig) in het onderstaande overzicht als groene blokjes ingetekend. In de overzichtstekening zijn ook de onderzoekslocaties als paarse vlakken opgenomen.

Tabel 1 geeft een omschrijving van de aanwezige bodembedreigende activiteiten.

In de tabel 2 “Bodemonderzoeken” zijn de bodemonderzoeken voor de locatie en de directe omgeving vermeld.

In tabel 3 “Actuele milieuvergunningen” wordt een overzicht gegeven van de op dit moment geldende milieuvergunningen.

Tabel 4 “Saneringsgevallen” geeft vervolgens aan of de locatie en/of de directe omgeving van de locatie geregistreerd staan als “Geval van bodemverontreiniging” bij de Provincie Gelderland.

Vervolgens wordt op basis van de beschikbare gegevens een beoordeling gegeven of de locatie als onverdacht beschouwd kan worden. Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Aalten wordt in die situatie aangegeven, dat de locatie geschikt is voor de functie 'Wonen' en is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet nodig.

Locatie gegevens

Overzichtstekening uit GeoBIS met locaties uit het HBB bestand (historische bodembedreigende activiteiten) (groen) en onderzoekslocaties (paars).

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0008.png"

Tabel 1: Historische bodembedreigende activiteiten.

Locatie   Hbb code   omschrijving  
Ludgerstraat 75 te Aalten   Co197000184    Technische school  

Tabel 2: Bodemonderzoeken

Locatie   bodemonderzoek   kenmerk   Datum rapport  
Ludgerstraat 75 te Aalten   Rouwmaat    GW.26398   25/10/2006  
Ludgerstraat 75 te Aalten   W@B    At86.1    15/4/1996  

Tabel 3: Actuele milieuvergunningen

Locatie   Soort inrichting   Datum vergunning  
Ludgersstraat 75 te Aalten   Geen    

Tabel 4: Saneringsgevallen

Locatie   Gevalscode bij de Provincie  
Ludgerstraat 75 te Aalten   Geen  

Beoordeling:

Op basis van bovenstaande gegevens verwacht de gemeente Aalten, dat de locatie onverdacht is.
Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Aalten is de locatie geschikt voor de functie 'Wonen' en is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet nodig.

Disclaimer:

Deze bodemtoets doet wel een uitspraak over de verwachte bodemkwaliteit, maar geeft geen feitelijke verklaring af. Ook een bodemonderzoek geeft geen 100% garantie dat de bodem schoon is. De eigenaar blijft dus verantwoordelijk voor het alsnog constateren van bodemverontreiniging en de consequenties daarvan.

4.2 Archeologie

Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.
Middels het verdrag van Malta wordt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beschermd. Het verdrag is in 1992 tijdens de Conventie van Valletta ondertekend door twintig Europese staten, waaronder Nederland, en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Het verdrag is op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In feite wordt vanaf eind jaren 90 van de vorige eeuw al in de geest van het verdrag van Malta gewerkt. Omdat niet bekend is in hoeverre er archeologische waarden binnen het plangebied in de grond zitten dient dit op basis van het verdrag van Malta onderzocht te worden.

De gemeente Aalten heeft een kaart archeologische waarden en verwachtingen opgesteld. Op basis van deze verwachtingskaart is de verwachting laag. Een onderzoek kan derhalve achterwege blijven. Het grootste deel van het terrein is bovendien reeds geroerd.

Een uittreksel van de verwachtingskaart is hierna opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0009.png"

4.3 Luchtkwaliteit

Algemeen
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtveronreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdrage (luchtkwaliteitseisen)

Het 'Besluit niet in betekenende mate' (NIBM), legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO²) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zovel OM10 als NO².

De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet betekende mate (luchtkwaliteitseisen). Deze ministeriële regeling, verder aan de te duiden als regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een -getalsmatige- invulling aan de NIBM-grens. Het gaat onder meer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de -getalsmatige- begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarde nodig en kan het project doorgaan zonder dat extra maatregelen behoeven te worden genomen.

Resultaten onderzoek

Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Het aantal van 15 woningen in het plangebied is beduidend minder dan het hierboven vermelde criterium. Dit maakt het aannemelijk dat deze geprojecteerde woningen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen in de Wet luchtkwaliteit.

Conclusie:

De conclusie in dit geval kan niet anders zijn dan dat de bouw van de in dit plangebied opgenomen woningen niet leidt tot een ontoelaatbare luchtverontreiniging.

4.4 Waterhuishouding

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's.
Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Watertoetstabel

Thema   Toetsvraag   Rele-
vant  
Inten-
siteit  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire
waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee



Nee  
2



2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
2
1
1  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee

Nee  
2

1

1

1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Nee
 
1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
5. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
1
1
1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

Nee  
1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee


Nee  
1


1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Ja
Nee
Nee
Nee  
2
2
1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  
Nee  

2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

De gemeente Aalten houdt rekening met de wateropgaven en volgt daarbij zoveel mogelijk het beleid van het Waterschap Rijn en IJssel. Bij de waterafvoer wordt gekeken naar de "afkoppelbeslisboom" uit de nota "Omgaan met regenwater in (nieuw) stedelijk gebied" van het Waterschap Rijn en IJssel. Deze nota geeft ook een handreiking voor het ontwerp van infiltratie- en retentievoorzieningen.

Riolering en afvalwaterketen 

Het afvalwater neemt -ten opzichte van de huidige situatie, waarbij sprake is van een onbebouwd gebied- toe door de ontwikkelingen in dit plan. Het afvalwater wordt afgevoerd naar het gemengde stelsel van de gemeente Aalten. Het rioolsysteem is van voldoende omvang om hierin te voorzien.

Wateroverlast en infiltratie/berging van het hemelwater. 

Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het regenwater zo veel mogelijk in de bodem geïnfiltreerd, volgens de trits vasthouden-bergen- afvoeren. In het plangebied is ruimte aanwezig voor het realiseren van infiltratievoorzieningen, onder meer onder de parkeerplaats en/of de onbebouwde gedeelten van het plangebied.

De gemeente Aalten zal het definitieve inrichtingsplan voor de buitenruimte met de daarin opgenomen retentievoorzieningen afstemmen met het waterschap Rijn en IJssel. De gemeente Aalten houdt rekening met de wateropgaven en volgt daarbij zoveelmogelijk het beleid van Waterschap Rijn en IJssel. Bij de waterafvoerwordt gekeken naar de 'afkoppelbeslisboom' uit de nota Omgaan met regenwaterin (nieuw) stedelijk gebied van Waterschap Rijn en IJssel. Deze nota geeft ook een handreiking voor het ontwerp van infiltratie- en retentievoorzieningen

.

Het waterschap heeft een watertoetstabel opgesteld met relevante en niet relevante waterhuishoudkundige thema's. De aspecten Riolering en Afvalwaterketen en Wateroverlast (oppervlaktewater).

De volgende toetsvragen van de verschillende aspecten zijn relevant:
• Is er toename van het afvalwater (DWA)?
• Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
• Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?

Op welke wijze met de bovengenoemde aspecten in dit plan wordt omgegaan
is hieronder aangegeven.

Riolering en Afvalwaterketen

Het afvalwater neemt niet noemenswaardig toe of af. Het afvalwater wordt afgevoerd naar het gemengde stelsel van Aalten. Regenwater wordt niet afgevoerd via het riool (zie thema wateroverlast). Het bestaande rioolsysteem is van voldoende omvang om het afvalwater te verwerken.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak niet noemenswaardig toe of af.

Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het regenwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen – afvoeren behandeld. In het plan is ruimte gereserveerd voor een infiltratievoorzieningen.

In februari 2007 is door Rouwmaat Groenlo BV een infiltratieadvies opgesteld (rapportnummer 07.0778) (Bijlage 2 Rapportage hemelwaterinfiltratie). Uit dit advies komt naar voren dat ten behoeve van het appartementengebouw 18.81m³ water dient geborgen te worden.

Ten behoeve van de grondgebonden woningen dient 1,5m³ water geborgen te worden per woning. Uit de mogelijke systemen dient een keuze te worden gemaakt

. Rouwmaat Groenlo BV stelt de volgende geeft de volgende mogelijkheden:

- Horizontaal in de bodem aangebrachte waterdoorlatende units.

Waterdoorlatende betonnen buizen zijn leverbaar in diameters van 400, 600 of 800 mm. PVC of HDPE buizen zijn tot een diameter van 500 mm leverbaar.

- Doosvormige infiltratie units van HDPE, welke gekoppeld kunnen worden tot grotere eenheden.

- Verticaal aangebrachte units, zoals bijvoorbeeld grindputten en beton of PVC buizen

Ter illustratie heeft Rouwmaat Groenlo BV een drietal mogelijkheden van een infiltratiesysteem nader gedetailleerd. Het betreft hier een wadi, een buis met een diameter van 500 mm en infiltratiekratten. In de onderstaande tabel, tabel 1, is de benodigde omvang van de verschillende mogelijke infiltratievoorzieningen weergegeven voor het appartementengebouw.

Tabel 1: omvang infiltratievoorzieningen appartementengebouw

  berging 10 mm  
Wadi l * b * h   30 * 2 * 0.3  
buis diameter 500 mm   90  
kratten l * b * h   35 * 1 * 0.5  

In de onderstaande tabel, tabel 2, is de benodigde omvang van de verschillende mogelijke infiltratievoorzieningen weergegeven voor één eengezinswoning.

Tabel 2: omvang infiltratievoorzieningen voor één eengezinswoning

  berging 10 mm  
wadi l * b * h   2 * 1 * 0.3  
Buis diameter 400 mm   12  
kratten l * b * h   3 * 1 * 0.5  

Het definitieve plan wordt te zijner tijd aan het Waterschap Rijn IJssel toegezonden.

Het infiltratieadvies is als separate bijlage bij dit plan gevoegd.

4.5 Geur

De locatie ligt in de bebouwde kom van Aalten en op grote afstand (méér dan 700 meter) van de buitenranden van de bebouwde kom. De geurbelasting door veehouderijen is aan de randen van de bebouwde kom maximaal rond de 3 OU/m3 (bron geurvisie gemeente Aalten).

De huidige geurbelasting door veehouderijen is zeer laag. Op deze locatie zal zeker geen sprake zal zijn van een onacceptabel geurniveau. Omdat er andere bestaande woningen veel dichter bij veehouderijen liggen zal het realiseren van woningen geen belemmering zijn voor eventuele. uitbreiding van veehouderijen. Geur is geen belemmering voor realisatie

Conclusie

Deze locatie is niet gelegen binnen een geurcontour van enig bedrijf, zodat dit aspect geen consequenties heeft voor de realisatie van het plan.

4.6 Flora- en Faunawet

Het plangebied bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de Ecologische Hoofdstructuur of andere natuurgebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde.

Wat betreft soortsbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Het groenperceeltje in het noorden van het plangebied wordt gebruikt als speelveld en groenvoorziening. Het groenperceel wordt weggehaald en komt gedeeltelijk op een andere locatie in het plangebied terug.

Door de voorgestelde aanpassingen zullen geen natuurwaarden of soorten worden aangetroffen waarvoor, na het van kracht worden van de AMvB met betrekking tot vrijstelling van art. 75 van de Flora- en Faunawet voor ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen, een ontheffing dient te worden aangevraagd. Deze ontwikkeling is niet strijdig met de doelstelling van de Flora- en Faunawet. Verder onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

De onderhavige locatie is niet gelegen in beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur. De locatie veroorzaakt tevens geen negatieve invloed op deze gebieden. De afstand tot beschermde gebieden is groot en het beïnvloedingsgebied van de locatie is zeer beperkt. Het aanvragen van een vergunning voor aantasting van beschermde gebieden is hier niet aan de orde.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

In verband met de aanwezigheid van een een kerk- en een schoolgebouw in de directe omgeving van het plangebied is onderzocht in hoeverre de aanwezigheid van voorzieningen voorzieningen een belemmering vormt voor de realisatie van de nieuwe woningen en appartementen.Op een afstand van ca. 160 meter is de Aladna-sporthal gelegen.

De VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” geeft aan binnen welke af- standen vanaf een bedrijf relevante milieuhygiënische invloeden kunnen optreden.
De afstanden gelden voor een gemiddeld bedrijf in de betreffende categorie. De feitelijke situatie bij een bedrijf kan hiervan afwijken. Zowel de kerk als de school moet worden getypeerd als een categorie 2-bedrijf volgens de VNG-publicatie, hetgeen betekent dat de richtafstand 30 meter bedraagt tot woningen.

De sporthal moet worden getypeerd als een categorie 3.1-bedrijf volgens de VNG-publicatie, hetgeen betekent dat de richtafstand 50 meter bedraagt tot woningen.

De school en de kerk zijn gelegen op een afstand van ca. 80 meter. De sporthal is gelegen op een afstand van ca. 160 m.

Omdat de nieuw te realiseren woningen zijn gelegen buiten de genoemde richtafstanden, vormen deze objecten geen belemmering voor de realisatie van de woningen.

Voor het overige zijn in de directe omgeving geen bedrijven gelegen. Het is een overwegend woongebied.

4.8 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone. Een uitzondering hierop zijn o.a. 30 km/uur gebieden. De Eligiusstraat en de Molenkamp kennen een snelheidregime van 30 km/h. Deze wegen hebben dus geen zone en de geluidbelasting op de gevel hoeft dan formeel niet te worden bepaald.

De verkeersintensiteiten zijn op deze wegen ook beperkt. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zal worden nagegaan in hoeverre op basis van het Bouwbesluit aanvullende geluidwerende voorzieningen in de gevel noodzakelijk zijn teneinde het voorgeschreven binnenniveau van 33 dBA te realiseren.

De Polstraat en Ludgerstraat kennen een snelheidsregime van 50 km/h.

Gelet op artikel 76, tweede lid, van de Wgh, kan het vaststellen van een hogere waarde daarom desgewenst worden uitgesteld tot voor de vaststelling van het uitwerkingsplan. Deze mogelijkheid is in artikel 76 Wgh opgenomen op grond van de Crisis- en herstelwet en wet Wijziging van de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvulling). Blijkens de onderscheiden toelichtingen bij die wetten (Kamerstukken II 2009/10, 32 127, nr. 3, blz. 91, en 2010/11, 32 588, nr. 3, blz. 10) strekt deze mogelijkheid ertoe dat bij globale, nog uit te werken bestemmingsplannen het vaststellen van hogere waarden desgewenst kan worden uitgesteld tot vlak voor het moment waarop het uitwerkingsplan wordt vastgesteld omdat eerst dan de afstand tussen weg en woning precies bekend wordt. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan dient dan wel aannemelijk te zijn - waartoe zo nodig een geluidonderzoek dient te worden uitgevoerd - dat een uitwerking mogelijk is waarbij de geluidbelastingen niet zo hoog zullen zijn dat ze de maximale ontheffingswaarde overschrijden.

Het blijft dus van belang om voorafgaand aan de bestemmingsplanvaststelling een geluidonderzoek uit te voeren. Zo moet worden bekeken of de geluidsbelastingen niet zo hoog zullen zijn dat ze (lees: de) maximale ontheffingswaarde overschrijden. Dan kan immers geen hogere waarde worden verleend en kunnen de woningen niet worden gerealiseerd. Ook voor de financiering van eventuele geluidmaatregelen (nodig om bijvoorbeeld aan de maximale ontheffingswaarde te voldoen) moeten in het bestemmingsplan middelen zijn gereserveerd".

Een akoestisch onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd: Bijlage 3 Akoestische rapportage 

Hieruit blijkt dat in dit geval de maximale ontheffingswaarden niet worden overschreden. Op basis van het uitwerkingsplan wordt een toegesneden akoestisch onderzoek opgesteld. Zo nodig wordt, voorafgaande aan de vaststelling van het uitwerkingsplan, dan de procedure tot vaststelling van een hogere waarde doorlopen.

4.9 Externe veiligheid

Met behulp van de Risicokaart van de provincie Gelderland is bepaald of zich in de nabijheid van de locatie risico-objecten bevinden met mogelijke effecten in relatie tot de beoogde functie en de uitbreiding daarvan. Volgens de gegevens van de kaart zijn deze niet aanwezig.

Een uittreksel van de risicokaart is hierna opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00072-VG01_0010.png"

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Al de bebouwing op het perceel is reeds gesloopt en afgevoerd. Het terrein van de school en het groenperceeltje worden op termijn ontwikkeld ten behoeve van woningbouw.

In paragraaf 2 wordt nader ingegaan op de invulling van het plangebied. Daarna wordt in paragraaf 3 een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling.

5.2 Uitgangspunten

Aan het gebied is een globale woonbestemming toegekend: een uit te werken woongebied. Binnen deze bestemming kunnen alle daarvoor noodzakelijke voorzieningen worden gerealiseerd, waaronder voorzieningen voor het verkeer en verblijf, het groen, de waterhuishouding, speelvoorzieningen.

Uitgangspunt is vooralsnog dat het beeld van de Toekomstvisie Aalten 2004 als maximaal programma kan worden ontwikkeld, zowel wat betreft bouwmassa als woningaantallen.

Echter nu de ontwikkeling op termijn plaatsvindt is het denkbaar dat toch voor een andere opzet wordt gekozen aan de hand van de inzichten van dat moment. De woningbehoefte, zoals die geldt op het moment van opstelling van het uitwerkingsplan, is dan leidend.

5.3 Verkeer en parkeren

De omvang van de bestemming "Verkeer- en verblijfsgebied" is in dit plan beperkt. Deze bestemming ziet met name toe op de te handhaven verkeerskundige voorzieningen, in de vorm van trottoirs en openbare parkeerplaatsen.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en derhalve uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.

Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden.

Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen.

De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaard.

6.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan "Kern Aalten 2011, Ludgerstraat" is vervat in een GML-bestand BP00072. Het is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:100 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.

6.3 Plansystematiek

De regels bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen vastgelegd.

Het gaat voornamelijk om een nader uit te werken woonbestemming. Een klein gedeelte van het plangebied krijgt een verkeersbestemming.

 

Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, en algemene wijzigings- en afwijkingsregels.

Op het terrein zijn nu speel- en groenvoorzieningen (waaronder een fietscrossbaan) aanwezig. Ook zijn parkeerplaatsen aanwezig.

Dit gebruik -met de daarbij behorende groenvoorzieningen- is op basis van het geldende bestemmingsplan ook toegestaan. De gronden zijn immers bestemd voor doeleinden van algemeen nut. Totdat de bestemming is verwezenlijkt blijft het gebruik als speelterrein op grond van het overgangsrecht toegestaan.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De belanghebbende/woningcorporatie De Woonplaats is eigenaar van de gronden binnen het plangebied. Op grond van artikel 6.12 van de Wro zal ten behoeve van dit plan geen exploitatieplan worden opgesteld. Tussen belanghebbende en de gemeente wordt bij de uitwerking van het plan een overeenkomst gesloten omtrent de realisering van het plan c.q. de openbare voorzieningen.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Overleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan voorgelegd aan het Waterschap Rijn IJssel.

Het Waterschap Rijn en IJssel heeft bij brief van 19 maart 2010, nr. 10.04141, medegedeeld dat de stukken geen aanleiding geven tot het maken van op- en of aanmerkingen. Daarbij is aangegeven dat de watertoetstabel volledig is opgenomen en de relevante waterthema's zijn voldoende uitgewerkt.

De provincie Gelderland en de VROM-Inspectie zijn niet om advies gevraagd omdat er geen provinciale en/of rijksbelangen aan de orde zijn.

8.2 Vooraankondiging bestemmingsplan incl inspraak

Het project is opgenomen in de Toekomstvisie Aalten 2004, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 december 2004. Deze visie is na een uitvoering inspraakproces tot stand gekomen. Het is niet noodzakelijk dat dit plan andermaal uitvoerig aan de inspraak wordt onderworpen, omdat de hoofdlijnen van de visie in dit globale bestemmingsplan wordt gevolgd.

Bij de vooraankondiging als bedoeld in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt gelegenheid geboden gedurende twee weken zienswijzen in te brengen naar aanleiding van het plan.

Met ingang van 24 september 2010 heeft in het kader van de inspraak een ontwerp van een gedetailleerd bestemmingsplan gedurende twee weken ter visie gelegen. Ook kon dat plan op de gemeentelijke website worden geraadpleegd. Een en ander is bekend gemaakt in het huis-aan-huis-blad Aalten Vooruit en de gemeentelijke website.

Bij brief van 7 oktober 2010 hebben de heer NN en mevrouw NN (de persoonlijke gegevens zijn om redenen van privacy geanonimiseerd) gereageerd op het plan. Er is bezwaar tegen een appartementengebouw met drie bouwlagen aan de zijde van de Polstraat. Uit overwegingen van privacy wordt gepleit voor grondgebonden woningbouw of appartementen in ten hoogste twee bouwlagen.

De inspraakreactie geeft het gemeentebestuur aanleiding op te merken dat de gronden in eigendom zijn van woningcorporatie De Woonplaats. Met deze corporatie zijn afspraken gemaakt over de toekomstige bestemming. Deze gronden mogen worden benut voor een bepaald woningbouwprogramma. Het perceel is gelegen in een overwegende woonomgeving en om die reden ligt woonbebouwing op deze locatie voor de hand. Dat programma is vertaald in de Toekomstvisie Aalten 2004, vastgesteld –na een uitvoering inspraaktraject- bij raadsbesluit van 14 december 2004. Kortom, deze ontwikkeling ligt al geruime tijd vast.

De heer NN.en mevrouw NN hebben hun woning op 30 mei 2008 in eigendom verkregen en hadden, door kennis te nemen van de Toekomstvisie Aalten, op de hoogte kunnen zijn van deze ontwikkeling en dit gegeven kunnen betrekken bij de afweging rond de aankoop van hun woning.

Het voorontwerp van het bestemmingsplan respecteert de gemaakte afspraken en de visie. Of deze woningen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd is met name afhankelijk van de plaatselijke behoefte. Volgens planning is de bouw van dit project bij woningcorporatie De Woonplaats op zijn vroegst in 2017/2018 voorzien.

In dit geval is sprake van een bebouwde omgeving van de kern Aalten, waar in de directe omgeving eveneens gemengde bebouwing met verschillende bouwhoogten aanwezig is: ook in de vorm van appartementen of een woonzorgcomplex. De bouwhoogten in het plan worden beperkt ten opzichte van de maximale bouwhoogten onder het voorheen geldende plan. De bebouwing wordt gerealiseerd aan de oostzijde van de woning van de heer NN en mevrouw NNop een afstand van circa 30 meter (gemeten tussen de zijgevel van de woning en de in het plan geprojecteerde bouwvlak). Een dergelijke afstand is in de bebouwde kom niet ongebruikelijk en het gemeentebestuur vindt deze uit planologisch oogpunt acceptabel.

Dit ontwerp van het bestemmingsplan wordt overigens niet verder in procedure gebracht. Te zijner tijd wordt op basis van dit globale eindplan een uitwerkingsplan opgesteld. Daarin wordt een nieuwe planologische basis bepaald.