direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bijlandse Waard 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0196.BPbwaard2013-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van hoogwaterveiligheid (Ruimte voor de Rivier) en natuurontwikkeling (Nadere Uitwerking RivierenGebied) wordt in de Gelderse Poort gewerkt aan het “Plan Rijnwaardense Uiterwaarden”. Dit plan kent doelstellingen ten aanzien van zowel rivierverruiming als de ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige riviergebonden natuur.

Om de doelstellingen te kunnen realiseren, worden zeven separate projecten uitgevoerd door publieke en private partijen. In de Bijlandse Waard ligt het initiatief voor uitvoering bij Van Nieuwpoort Bouwgrondstoffen en Bylandt Straatbaksteen. Voor dit project is een milieueffectrapport opgesteld (d.d. mei 2014) welk het kader vormt voor zowel de benodigde ontgrondingenvergunning als onderhavig bestemmingsplan.

1.2 Plan- en projectgebied

Met 'Bijlandse Waard' wordt in het kader van dit bestemmingsplan het noordwestelijke deel van de uiterwaard bedoeld. Dit gebied heeft een omvang van ruim 150 ha. Figuur 1.1 toont een luchtfoto van het gebied. Het wordt aan de noordzijde begrensd door de Oude Waal en in het oosten door recreatiegebied De Bijland. Aan de zuidwest kant is de bebouwing zichtbaar van het fabrieksterrein van CRH De Bylandt en de camping De Bijland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0196.BPbwaard2013-0003_0001.png"

Figuur 1.1: Luchtfoto Bijlandse Waard

Het projectgebied waar herinrichting zal gaan plaatsvinden is weergegeven in afbeelding 1.2:

afbeelding "i_NL.IMRO.0196.BPbwaard2013-0003_0002.png"

Figuur 1.2: projectgebied en begrenzing plangebied bestemmingsplan.

Herinrichting zal plaatsvinden binnen de blauwe stippellijn. Dit gebied is projectgebied van het project Bijlandse Waard. Om deze herinrichting te realiseren biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid voor een tijdelijk gronddepot en win- en verwerkingsinstallatie(s) voor zand- en grind. Voor dit project is een milieueffectrapportage opgesteld (zie paragraaf 1.4).

Daarnaast wordt in samenhang met de herinrichting van de Bijlandse Waard door de gemeente Rijnwaarden in deze uiterwaard een fietspad en –verbinding over de Oude Waal gerealiseerd. Deze verbinding betreft een kunststof dan wel houten brug of fietspontje met landhoofden al dan niet met drijvende aanrijsteiger. De mogelijkheid hiervoor is eveneens in het bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied voor het bestemmingsplan is met een rode lijn globaal weergegeven.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

In 1985 werd de gemeente Herwen en Aerdt opgenomen in de gemeente Rijnwaarden. De gemeente Rijnwaarden heeft in mei 2009 “Bestemmingsplan Buitengebied 2008” vastgesteld. Op dat moment was de planvorming rond het plan Rijnwaardense Uiterwaarden in volle gang. Derhalve is ervoor gekozen om de projecten in de Rijnwaardense Uiterwaarden niet op te nemen in “Bestemmingsplan Buitengebied 2008”.

De gronden in het noordwesten van het plangebied van het “Bestemmingsplan Buitengebied Bijlandse Waard 2014” zijn bestemd volgens het op 25 juni 2013 vastgestelde “Bestemmingsplan Steenfabriek De Bijlandt”. De vigerende planologische situatie van de gronden binnen het herinrichtingsproject voor de Bijlandse Waard is vastgelegd in Bestemmingsplan Buitengebied Herwen en Aerdt, 1973 (inclusief herzieningen), vastgesteld door de gemeente Herwen en Aerdt d.d. 25-10-1973. De vigerende planologische situatie voor de overige gronden is vastgelegd in het “Bestemmingsplan Buitengebied 2008”.

1.4 Milieueffectrapportage

De voorgenomen activiteiten in de Bijlandse Waard zijn project-m.e.r.-plichtig op grond van het totale oppervlak van de ontgronding. Onderhavig bestemmingsplan is plan-m.e.r.-plichtig, omdat de voorgenomen activiteiten mogelijk significante gevolgen hebben voor Natura 2000-gebied de Gelderse Poort en een Passende Beoordeling aan de orde is.

Voor het project is een gecombineerde plan- en project-m.e.r. uitgevoerd. De rapportage is in juni 2014 aangeboden aan de Commissie voor de m.e.r. In het MER worden de effecten onderzocht van twee inrichtingsvarianten en twee uitvoeringsvarianten.

Toetsing van de varianten aan de huidige situatie, alsook aan de situatie die ontstaat bij autonome ontwikkeling, heeft geleid tot een voorkeursvariant voor uitvoering van het project. Dit bestemmingsplan is gebaseerd op deze variant.

1.5 Het Project

Het project betreft zandwinning in een uiterwaard waar in het verleden reeds klei is gewonnen. Ongeveer driekwart van het projectgebied bestaat uit (on)diep water, gras, (ruigte)vegetatie, bos en struweel. Het overige deel is agrarisch in gebruik (maïsteelt en grasland).

In het kader van de m.e.r. is onder meer onderzocht in welke mate activiteiten in het projectgebied kunnen bijdragen aan de doelstellingen van het plan Rijnwaardense Uiterwaarden ten aanzien van rivierverruiming en natuurontwikkeling. Gebleken is dat voor een significante bijdrage aan rivierverruiming van dit project, een forse verlaging van de Bijlandse kade (tussen het projectgebied en de Bijlandse Plas) noodzakelijk is. Een dergelijke verlaging blijkt echter ook negatieve effecten te hebben, te weten het ontstaan van dwarsstroming ter hoogte van de invaart van de Bijlandse Plas en versnelde sedimentatie en erosie in zowel de vaarweg als de uiterwaard zelf. Ook heeft het een negatief effect op de aanwezige en potentieel te ontwikkelen laagdynamische riviernatuur welke relatief zeldzaam is in de Gelderse Poort en ook elders in Nederland.

Derhalve is verlaging van de Bijlandse kade niet acceptabel en is gekozen voor een inrichting van het projectgebied die maximaal bijdraagt aan de natuurontwikkelingsdoelstelling voor de Rijnwaardense uiterwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0196.BPbwaard2013-0003_0003.png"

Figuur 1.3: eindbeeld

Door de zandwinning ontstaat in het midden van de Bijlandse Waard een centrale waterplas. Bij hoog water zorgt deze centrale plas ervoor dat de doorstroming van de Bijlandse Plas richting de Lobberdense Waard niet gestremd wordt.

Aan weerszijden van de plas ontstaat ruimte voor de spontane ontwikkeling van aaneengesloten oppervlakten ooibos. Enkele bestaande tichelgaten en daarmee oud ooibos blijven behouden, langs de randen van het projectgebied is ruimte voor de ontwikkeling van natuurlijk grasland.

Voor recreanten blijft het gebied gesloten, maar beleefbaar door verbeterde zichtlijnen. Langs de reeds bestaande fietsroute wordt één vogelobservatievoorziening gerealiseerd. Het project, alsook het bestemmingsplan, voorziet daarnaast in mogelijkheden voor een aanvulling op de bestaande fietsroute en een verbinding met de naastgelegen Geitenwaard. Een kanoroute behoort eveneens tot de mogelijkheden.

1.6 Opzet van de toelichting

De volgende documenten maken deel uit van onderhavig Bestemmingsplan Buitengebied Bijlandse Waard 2014:

  • Verbeelding, schaal 1:5.000;
  • Planregels
  • Toelichting

De juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan zijn de verbeelding en de planregels.

Tevens is het plan verbonden met: 'Milieueffectrapportage Bijlandse Waard, herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving' daar dit document naast project-MER ook plan-MER is.

Na dit inleidende hoofdstuk van de toelichting volgt in hoofdstuk 2 een overzicht van het relevante beleidskaders. Hoofdstuk 3 gaat in op de resultaten uit de m.e.r. en de gevolgen daarvan voor het project. In hoofdstuk 4 worden de planeconomische aspecten behandeld en hoofdstuk 5, wijze van bestemming, sluit deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Bij planvorming en (voorbereiding van) uitvoering van het project speelt wet- en regelgeving een belangrijke rol. Voor een grote verscheidenheid aan voor dit project relevante onderwerpen is, op verschillende niveaus, beleid uitgewerkt. In hoofdstuk 2 van het MER wordt het relevante beleid zo volledig mogelijk behandeld. In het kader van het bestemmingsplan wordt hier alleen het beleidskader met betrekking tot de ruimtelijke ordening geschetst. Voor beleid met betrekking tot onderwerpen als bijvoorbeeld rivierverruiming, natuurontwikkeling en delfstoffenwinning, wordt verwezen naar het MER.

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Ruimte. In de SVIR schetst het Rijk de ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040 en richt zich hierbij op nationale belangen. De SVIR geeft onder meer weer welke onderwerpen worden beschouwd als nationaal belang.

Met betrekking tot de doelstellingen van het project Bijlandse Waard (rivierverruiming, zandwinning en natuurontwikkeling) wordt geconstateerd dat deze doelstellingen goed aansluiten bij het beleid zoals vastgesteld in de SVIR. In de SVIR wordt onder meer vastgesteld dat er een blijvende behoefte bestaat aan winning van oppervlaktedelfstoffen uit de Nederlandse land- en zeebodem. Daarbij wordt opgemerkt dat geschikte winningsgebieden ongelijk zijn verdeeld. Waar dergelijke gebieden op land beschikbaar zijn, is het belangrijk dat maatschappelijk aanvaarbare winmogelijkheden worden benut. Winning van oppervlaktedelfstoffen wordt daarom verbonden met andere ontwikkelingen zoals recreatie, water, woningbouw en natuur.

Hoewel de SVIR betrekking heeft op tamelijk globale lijnen van gewenste ontwikkelingen, mag worden geconcludeerd dat de doelstellingen en voorgenomen uitvoering van het project in de Bijlandse Waard goed overeenkomt met de SVIR.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijk ordening (Barro) van 20 augustus 2011 zijn de kaders aangegeven waaraan plannen c.q. initiatieven met betrekking tot de zogenoemde nationale belangen moeten voldoen. Eén van de nationale belangen waarvoor dit van toepassing is geldt de Grote Rivieren. Dit onderwerp wordt uitgewerkt in titel 2.4 van het Barro . Hier wordt nadrukkelijk vastgelegd dat voor nieuwe bestemmingen in een rivierbed geldt dat:

  • veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
  • geen feitelijke belemmering ontstaat voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
  • waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen ten gevolge van de nieuwe bestemming zo gering mogelijk is, en
  • de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.

In het plangebied moet rekening worden gehouden met de nationale belangen 'Grote Rivieren' (titel 2.4), 'Ecologische hoofdstructuur' (titel 2.10) en 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' (titel 2.13).

Ten aanzien van de grote rivieren en de EHS sluiten de regels uit het Barro aan op eerdere besluitvorming en/of blijven beperkt tot het vastleggen van verantwoordelijkheden.

Ten aanzien van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde wordt in titel 2.13. de Romeinse Limes met name genoemd. De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn. In het Limes-gebied zijn archeologische overblijfselen bekend uit de periode 0 tot 400 na Chr.

Het projectgebied bevindt zich geheel binnen de grenzen van de Limes. Aan archeologie is dan ook de nodige aandacht besteed in het MER. Het plangebied kent een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische resten in situ. Wel wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van verspoelde resten, met name vanwege in het verleden aangetroffen bijzonderheden in de naastgelegen Bijlandse Plas. Archeologische begeleiding tijdens uitvoering van de ontgronding is dan ook aan de orde. Een en ander wordt onder meer vastgelegd in de ontgrondingenvergunning.

2.1.3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op grond van de Wabo geldt de omgevingsvergunning als integrale vergunning die ziet op een grote verscheidenheid aan activiteiten. Het is bovendien mogelijk om een (tijdelijke) afwijking van een bestemmingsplan te bewerkstelligen. In het kader van het project Bijlandse Waard is – in overleg met de gemeente Rijnwaarden – de keuze gemaakt om in Bestemmingsplan Buitengebied Bijlandse Waard 2014 de benodigde tijdelijke bestemmingen voor het gronddepot en de twee drijvende installaties deel te laten uitmaken van het bestemmingsplan. Hiermee passen de voorgenomen activiteiten binnen het bestemmingsplan en zijn deze ten aanzien van de ruimtelijke ordening vergunbaar.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening Gelderland

Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie op 9 juli 2014 en de Omgevingsverordening op 24 september 2014 vastgesteld.

In de Omgevingsvisie geldt de projectlocatie onder meer als onderdeel van het Gelders natuurnetwerk (GNN), nationaal landschap, Romeinse Limes en Natura 2000-gebied. Figuur 2.1 is en uitsnede uit de themakaart 'natuur' van de provinciale omgevingsvisie.

De Natuurbeschermingswet beschermt Natura 2000-gebieden tegen ontwikkelingen die de Natura 2000-doelen (instandhoudingsdoelstellingen) kunnen aantasten. Deze regelgeving geeft minder ruimte voor uitzonderingen dan, bijvoorbeeld, de ruimtelijke bescherming van het Gelders Natuurnetwerk. Wanneer Natura 2000-doelen gehaald worden, ontstaan meer kansen voor andere ontwikkelingen. Het verbeteren van watercondities, verminderen van de belasting met stikstof en verbeteren van de onderlinge verbinding zijn, na goed beheer van de gebieden, de belangrijkste factoren die bepalen of Natura 2000-doelen gehaald kunnen worden. Natura 2000-gebieden liggen vrijwel geheel binnen het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0196.BPbwaard2013-0003_0004.png"

Figuur 2.1: natuur in Omgevingsvisie

Ten aanzien van beschermende c.q. (gebruiks)beperkende regelgeving gelden de restricties op grond van de Natuurbeschermingswet voor het projectgebied als meest bepalend. Derhalve is voor het project ook een Passende Beoordeling op grond van de NB-wet aan de orde. In hoofdstuk 3 van deze toelichting, alsook in het MER, wordt inhoudelijk verder ingegaan op effecten op natuur.

2.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG)

In de Ruimtelijke Verordening Gelderland van 15 december 2010 staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. Een Ruimtelijke Verordening is een juridische vastlegging van de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen. De provincie voegt in de Ruimtelijke Verordening geen nieuw beleid toe.

Figuur 2.2 geeft een uitsnede weer van de digitale kaart die deel uitmaakt van de ruimtelijke verordening. Duidelijk is dat het projectgebied geheel binnen de EHS ligt. Binnen de EHS worden geen ontwikkelingen toegestaan die leiden tot aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden. Omdat het project deze kenmerken en waarden juist versterkt, is de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met de RVG.

afbeelding "i_NL.IMRO.0196.BPbwaard2013-0003_0005.png"

Figuur 2.2: ruimtelijke verordening Gelderland

2.3 Gemeentelijk beleid

In 2004 is het Landschapsontwikkelingsplan Rijnwaarden (LOP) opgesteld. Hierin zijn naast het ontwikkelen van natuurwaarden aspecten genoemd die mee zijn genomen in de planvorming voor de herinrichting van de Bijlandse Waard (zie paragraaf 2.4). Tevens is in het LOP aangegeven dat grote delen van de Rijnwaardense Uiterwaarden als hoofdfunctie natuur worden herbestemd

Momenteel werkt de gemeente Rijnwaarden aan een nieuwe structuurvisie. Daar de bestemmingen zoals aangeduid in dit bestemmingsplan aansluiten bij beleidskeuzes die door de gemeente zijn gemaakt wordt verwacht dat deze ook passen in de nieuwe structuurvisie.

2.4 Beleidsmatige randvoorwaarden

Het project Bijlandse Waard leidt – na voltooiing van de zandwinning – tot een inrichting van het projectgebied met een hogere potentiële natuurwaarde dan de huidige situatie. Na herinrichting is het projectgebied meer geschikt voor de spontane ontwikkeling van laagdynamische, riviergebonden natuur dan in de huidige situatie. Dit type natuur wordt beoogd in de Gelderse Poort. Het is een robuust plan, de natuur krijgt volop ruimte, jaarlijkse ingrepen in de vorm van beheer zijn zeker niet noodzakelijk. Hiermee wordt de landschappelijke mogelijkheden van het gebied concreet het ontwikkelen van grote eenheden ooibos in combinatie met open water voor een efficiënte doorstroming bij hoogwater optimaal benut. Relevante randvoorwaarden vanuit gemeentelijke beleid, zoals aangegeven in het LOP.

Naast natuurwaarden worden in het LOP ook andere aspecten genoemd die zijn meegenomen in het

herinrichtingsplan van de Bijlandse Waard o.a. openheid, uitzicht, het behoud van kolken als waardevol element in het landschap en uitbreiding van de recreatieve infrastructuur. In het LOP wordt eveneens aangegeven dat koppeling met andere functies wenselijk c.q. noodzakelijk is om financiering van grootschalige natuurontwikkeling mogelijk te maken. Zand- en grindwinning dient ten dienste te staan van bijvoorbeeld deze natuurontwikkeling. Met de herinrichting en het bestemmingsplan van de Bijlandse Waard wordt aan dit beleid invulling gegeven.

Overig beleid (zie het MER) stelt doelen en/of restricties met betrekking tot voor dit project eveneens relevante onderwerpen, zoals hoogwaterveiligheid, delfstoffenwinning en archeologie. Deze onderwerpen zijn alle zorgvuldig onderzocht in het MER en het project is waar nodig afgestemd op specifieke beleidsonderwerpen.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan zijn geen belemmeringen aanwezig als gevolg van ruimtelijk of ander beleid.

Hoofdstuk 3 Milieueffectrapportage en onderzoeksresultaten

3.1 Inleiding

In de m.e.r. is uitgegaan van twee inrichtingsvarianten en twee uitvoeringsvarianten. De inrichtingsvarianten zijn gebaseerd op de doelstellingen van het plan Rijnwaardense Uiterwaarden. Inrichtingsvariant 1 is gericht op het leveren van een maximale bijdrage aan de rivierverruimende doelstelling van de projecten in de Rijnwaardense Uiterwaarden. Inrichtingsvariant 2 is gericht op maximale ontwikkelingsmogelijkheden voor de natuurtypen die behoren bij Natura 2000-gebied de Gelderse Poort.

De uitvoeringsvarianten hebben betrekking op de te gebruiken klasseerinstallatie, waarbij de keuze bestaat uit een vaste landinstallatie of een drijvende installatie in de Bijlandse Plas.

3.2 Beoordeling

De effecten van de verschillende varianten zijn beoordeeld ten opzichte van zowel de huidige situatie als de autonome ontwikkeling. De autonome ontwikkeling betreft in dit geval de ongewijzigde uitvoering van de bestaande ontgrondingsvergunning. Voor het winnen van specie in de Bijlandse Waard beschikt CRH De Bylandt reeds sinds 1976 over een ontgrondingsvergunning. Deze is in 1989 en 2001 gewijzigd (besluit d.d. 1 mei 2001 - nr. RE1999.104293). De eindoplevering van de deze vergunning voorziet in een combinatie van agrarische grond, open water en 'onland' (natuur).

Bij de beoordeling is een dubbele weging gehanteerd voor de hoofddoelstellingen van het project, te weten rivierverruiming, natuurontwikkeling en zandwinning. Dit leidt tot de volgende beoordeling:

  Huidige situatie   Autonome ontwikke- ling   Optimalisatie rivierverrui- ming   Optimali- satie natuur   Drijvende installatie   Land- installatie  
Rivierbeheer   0   0   -   0   0   (-)  
Natuur   0   -   -   ++   (-)   (-)  
Grondstromen en milieu   0   0   0   0   0   0  
Wegingsfactor x 2   0   0   ----   ++++   (--)   (----)  
Geohydrologie   0   0   0   0   0   0  
Geluid   0   (-)   0   0   (-)   (--)  
Luchtkwaliteit   0   (-)   0   0   (-)   (-)  
Archeologie   0   0   0   0   0   0  
Landschap en cultuurhistorie   0   -   +   +   0   0  
Totaal   0   -(--)   ---   +++++   (----)   (-------)  

Tabel 3.1: Beoordeling milieuaspecten inclusief wegingsfactor

Waar de beoordeling tussen haakjes staat, betreft het een effect dat alleen tijdens de uitvoeringssituatie optreedt. Navolgend worden de verschillende beoordeelde effecten kort toegelicht. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar het MER.

Rivierbeheer

Uit het rivierkundig onderzoek blijkt dat het project Bijlandse Waard op zichzelf geen invloed uitoefent op de waterstand in de as van de rivier. De hoogte van de Bijlandse kade heeft wel enige invloed op rivierkundige aspecten, maar dat betreft evenzeer dwarsstroming en mogelijk versnelde erosie en sedimentatie (bij verlaging van de kade) als een zeer kleine verlaging of verhoging van de waterstand in de as van de rivier en de waterstand aan de bandijk. Vanwege de dwarsstroming en versnelde erosie en sedimentatie heeft inrichtingsvariant 1 juist een negatief effect op het onderdeel rivierbeheer. Het effect van de overige varianten op rivierbeheer is nihil.

Natuur

De licht negatieve beoordeling van varianten A en B wordt veroorzaakt door de additionele stikstofdepositie tijdens de uitvoering. Omdat het hier gaat om een tijdelijk effect staat de beoordeling tussen haakjes. De negatieve beoordeling voor de variant 'optimalisatie rivierverruiming' komt voort uit de negatieve effecten van een hoge rivierdynamiek voor de (potentiële) ontwikkeling van reeds in het projectgebied aanwezige habitats en soorten die gedijen bij een lage rivierdynamiek. De positieve beoordeling voor variant 2 komt voort uit de gunstige invloed van deze variant op het potentieel voor spontane ontwikkeling van laagdynamische natuur. Deze vorm van riviergebonden natuur is relatief zeldzaam in de Gelderse Poort (en elders in Nederland) en wordt daarom hoog gewaardeerd.

Grondstromen en milieu

De hoeveelheid zand welke gewonnen kan worden is niet afhankelijk van de inrichtingsvariant. Uit onderzoek naar de kwaliteit van de bodem blijkt dat er sprake is van een lichte verontreiniging van het materiaal in vrijwel het hele gebied. Toepassing van het materiaal binnen het project is toegestaan.

De bovengrond wordt tijdelijk in depot geplaatst en na voltooiing van de zandwinning gebruikt voor herinrichting. Daar de lichte verontreiniging vrijwel overal aanwezig is, leidt dit niet tot verspreiding van verontreinig. Het totale effect van het project op dit onderwerp is dan ook neutraal.

Geohydrologie

In het verleden is in het projectgebied klei gewonnen. Als gevolg hiervan is er geen scheidende laag meer inde bodem aanwezig en zijn de gevolgen van de zandwinning op de grondwaterdynamiek zeer gering.

Uit het geohydrologisch onderzoek blijkt dat de grootste effecten van het project zijn te verwachten tijdens een uitvoeringssituatie waarin de zandwinplas in het projectgebied in directe verbinding staat met de Bijlandse Plas en daarmee met de rivier zelf. De effecten op de grondwaterstanden in de omgeving kunnen gedeeltelijk worden voorkomen door tijdens de uitvoering van het project een hoger peil te handhaven in de Oude Waal. In de eindsituatie zal het projectgebied niet meer in directe verbinding staan met de Bijlandse Plas en zullen de grondwatereffecten minder zijn. Peilopzet in de Oude Waal is in de eindsituatie dan ook niet meer noodzakelijk.

Geluid

De toename van geluid in het gebied tijdens de uitvoering van het project wordt veroorzaakt door het materiaal waarmee wordt gewerkt (dieselmotoren). De inrichtingsvarianten 1 en 2 hebben geen invloed op de geluidsituatie. Voor de uitvoeringsvarianten geldt dat een drijvende installatie (variant A) een grotere verwerkingscapaciteit heeft dan een landinstallatie en daardoor korter in gebruik zal zijn. Daarnaast is de afstand tussen een drijvende installatie in de Bijlandse Plas en de dichtstbijzijnde woningen groter is dan bij een landinstallatie in de uiterwaard. Variant A wordt daarom als minder negatief beoordeeld dan variant B.

Luchtkwaliteit

Het effect op luchtkwaliteit betreft de emissie van stikstofdioxide en fijnstof door de motoren van het benodigde materieel voor zandwinning en herinrichting. Dit negatieve milieueffect is daarom van tijdelijke aard en treedt alleen op in de uitvoeringsfase.

Uit onderzoek blijkt dat de hoogste bijdrage aan de lokale blootstelling aan stikstofdioxide en fijn stof op leefniveau optreedt bij uitvoeringsvariant A. Uitvoeringsvariant B scoort dus ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit beter, maar zal enkele jaren duren. Beide scenario's zullen een tijdelijke verhoging van de concentraties stikstofdioxide en fijn stof teweegbrengen in vergelijking met het referentieniveau. Op de maatgevende toetspunten blijkt dat deze concentraties de grenswaarden van de luchtkwaliteiteisen van de Wet milieubeheer nooit overschrijden.

Archeologie

Tijdens baggerwerkzaamheden in de Bijlandse Plas in de jaren '30 van de vorige eeuw tot omstreeks 1970 zijn grote hoeveelheden Romeinse vondsten gedaan. Opvallend daarbij is onder andere de enorme hoeveelheid bouwpuin (tufsteen), die doet vermoeden dat ergens binnen de contouren van de plas een belangrijk Romeins bouwwerk moet hebben gestaan.

Tot op heden is niet exacte bekend waar de eerdere vondsten precies vandaan kwamen. Wel is zeker dat de bronlocatie noordelijk-noordoostelijk van het in de plas aanwezige eiland gezocht moet worden. Om de drijvende installatie van variant A in de plas in positie te kunnen brengen, is het noodzakelijk om de plas vanaf de invaart plaatselijk uit te baggeren. De voorgestane route bevindt zich ten zuiden en westen van het eiland, de archeologische verwachtingswaarde is hier laag.

Voor de gehele Bijlandse Waard, zowel het projectgebied als de Bijlandse Plas, geldt dat niet kan worden uitgesloten dat in het verleden verspoeling heeft plaatsgevonden van archeologisch objecten. Derhalve geldt voor het hele project de aanbeveling om de werkzaamheden ter plaatse archeologisch te laten begeleiden.

Landschap en cultuurhistorie

Inrichtingsvariant 1 heeft als direct zichtbaar gevolg dat de rivierdynamiek in het gebied sterk zal toenemen. Op langere termijn leidt dit tot een ander type natuur dan de laagdynamische variant 2. Beide varianten leiden echter tot een meer divers landschap dan de huidige situatie en beide varianten leiden tot een grotere belevingswaarde van het gebied.

3.3 Waterparagraaf

Ruimtelijke plannen moeten voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten. Voor de herinrichting van de Bijlandse Waard geldt dat reeds vanaf een vroeg stadium in de planontwikkeling overleg heeft plaatsgevonden met waterschap Rijn en IJssel en Rijkswaterstaat Directie Oost Nederland. Onderzoeken ten aanzien van geohydrologie en rivierkunde zijn met beide partijen diverse malen besproken. Het Waterschap heeft aangegeven akkoord te zijn met het plan en het onderzoek. De verwachting is dat ook Rijkswaterstaat instemt met het onderzoek daar dit deel uit maakt van de rivierkundige berekeningen zoals deze voor het gehele plan Rijnwaardense Uiterwaarden zijn uitgevoerd.

3.3.1 Watertoets

Waterschap Rijn en IJssel heeft voor het opstellen van een waterparagraaf een handreiking opgesteld. Naar aanleiding van thematisch gerangschikte vragen wordt beoordeeld of een (uitgebreide) watertoets aan de orde is. Navolgend de zogenoemde watertoetstabel, alsmede de beoordeling daarvan.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  


Ja

Ja  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  

Nee
Nee

Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  

Nee

Nee

Nee

Ja  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?  
Ja  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  

Nee
Ja

Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?  
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Ja
Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  

Nee



Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Ja
Nee

Nee
Ja  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  

Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Veiligheid

Bepalend voor dit thema zijn de overstromingsfrequentie en –duur. Uit het rivierkundig onderzoek in het kader van de m.e.r. is gebleken dat deze bepaald worden door de hoogte van de Bijlandse kade. Tevens is gebleken dat verlaging van deze kade geen significante bijdrage kan leveren aan verlaging van de waterstand in de as van de rivier en zelfs negatieve neveneffecten heeft op de rivierveiligheid. Om die reden is gekozen voor behoud van de lage rivierdynamiek in de Bijlandse waard, waardoor de overstromingsfrequentie en –duur niet zullen wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Verslechtering van de veiligheid als gevolg van dit plan is daarmee niet aan de orde.

Wateroverlast

Het plangebied betreft buitendijks gebied en daarmee overstromingsvlaktes. Binnen het plangebied zelf bevinden zich geen functies (buiten riviergebonden natuur) welke gevoelig zijn voor overstromingen. Het project heeft geen invloed op de overstromingsfrequentie en/of –duur van nabijgelegen functies als het terrein van de steenfabriek en de camping. Toename van wateroverlast als gevolg van dit plan is daarmee niet aan de orde.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Hemelwater uit het plangebied stroom af richting de centrale plas in het plangebied zelf , de Bijlandse Plas en de Oude Waal. Daarbij komt het water niet in aanraking met verontreinigingsbronnen. Het plan is derhalve niet van invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Grondwateroverlast

Uit het geohydrologisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de m.e.r, blijkt dat de effecten van het project op het grondwater zeer gering zijn. Alleen tijdens een uitvoeringssituatie waarin de zandwinplas in het projectgebied in directe verbinding staat met de Bijlandse Plas en daarmee met de rivier, kunnen grotere effecten op grondwaterstanden verwacht worden. Deze effecten kunnen gedeeltelijk worden voorkomen door tijdens de uitvoering van het project een hoger peil te handhaven. In dat geval is het zettingsrisico verwaarloosbaar. Andere effecten van (tijdelijke) grondwaterstandsverlaging zijn niet te verwachten, daar de gemiddeld laagste grondwaterstand in de betrokken gebieden meer dan 2 meter beneden maaiveld ligt en gewassen dus altijd al afhankelijk zijn van hangwater en/of beregening. Ten aanzien van natuurwaarden geldt dat de natuur in het projectgebied en de omgeving is ontstaan bij een hoge (grond)waterdynamiek.

Na voltooiing van het project zullend e grondwaterstanden vergelijkbaar zijn met de huidige situatie. Mits in de uitvoeringsfase van het project de aanbevolen peilopzet wordt gehanteerd, leidt het plan niet tot grondwateroverlast.

Inrichting en beheer

De hiervoor besproken peilopzet in de Oude Waal dient te worden afgestemd met waterschap Rijn en IJssel. Overige wateren worden niet door het project beïnvloed.

Natte natuur

Het plangebied maakt deel uit van de Gelderse Poort. Voor het project is een Passende Beoordeling in het kader van de NB-wet aan de orde. Het project leidt tot een toename van de potentiële natuurwaarden in het gebied en levert zo een bijdrage aan de NURG-doelstellingen. Derhalve heeft het plan een positief effect op de natte natuur.

Hoofdstuk 4 Planeconomische aspecten

4.1 Kosten

De kosten van het project worden gedragen door de initiatiefnemer. Tussen gemeente en initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst worden gesloten. De realisering van dit plan leidt derhalve niet tot kosten die voor rekening van de gemeente komen. De maatschappelijke doelstellingen van het project, rivierverruiming en natuurontwikkeling, worden middels de derde doelstelling zandwinning met private middelen gefinancierd.

De economische uitvoerbaarheid is derhalve niet in het geding.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het beleid is vertaald in een digitale verbeelding en regels. De digitale verbeelding en de regels vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan dat bindend is voor de burger en de overheid. In het bestemmingsplan wordt vastgesteld welk gebruik is toegestaan, welke bebouwing wordt toegelaten en hoe het gebied wordt ontwikkeld. Op de digitale verbeelding is de bestemming van de gronden vastgelegd.

Het voorliggende Bestemmingsplan Buitengebied Bijlandse Waard 2014 voorziet in een herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 1998 waarbij aan de betreffende gronden een op maat gesneden bestemming wordt toegekend. Bij de opbouw van de planregels wordt deels aangesloten bij de plansystematiek van het bestemmingsplan Buitengebied 2008 van de gemeente Rijnwaarden en het nieuwe gemeentelijk handboek 'Bestemmingsplannen' (uitgave april 2010). Ook is het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming met de nieuwe Wro en de Ruimtelijke Standaarden 2012.

5.2 Dit bestemmingsplan

Bij dit plan hoort een digitale verbeelding. De digitale verbeelding is eenvoudig van opzet. Dit bevordert de inzichtelijkheid, de handhaafbaarheid en de rechtszekerheid bij de beoordeling van bouwplannen en het toegestane gebruik.

De digitale verbeelding geeft de gronden weer van het natuurgebied, de zandwinning en de waterbergingsfunctie. De bestemmingen van de gronden en de aanduidingen zijn op de digitale verbeelding opgenomen. De (analoge) verbeelding is getekend op schaal 1:5000.

De onderscheiden bestemmingen zijn:

  • Agrarisch
  • Natuur
  • Water – recreatieplas
  • Waarde – Archeologie 1 (dubbelbestemming)
  • Waarde – Archeologie 2 (dubbelbestemming)
  • Waterstaat -Waterberging (dubbelbestemming)

De onderscheiden bestemmingen zijn voorzien van een aparte kleur danwel van een arcering aangeduid met een of meer hoofdletters.

5.2.1 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk 1: inleidende regels
  • hoofdstuk 2: bestemmingsregels
  • hoofdstuk 3: algemene regels
  • hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels

Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de gebruikte begripsomschrijvingen (art. 1) en de wijze van meten (art. 2).

Bestemmingsregels

In de bestemmingsartikelen zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (uitgave oktober 2013), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving; een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • bouwregels; deze regels bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

De bestemming 'Agrarisch met waarden'

Deze gronden hebben een beperkte agrarische functie omdat er geen agrarische bouwpercelen of gebouwen aanwezig zijn en ook niet toegelaten worden. De volgende functies zijn ook toegelaten binnen deze bestemming:

  • gronden waterberging en afvoer van sediment, hoogwater en ijs;
  • de ontwikkeling van nieuwe natuur- en landschapswaarden;
  • Voor de toegelaten zandwinning is een drijvende zandwininstallatie/zandzuiger met bijbehorende installaties toegestaan. Voorts mogen deze gronden ook worden ingezet voor op- en overslag van zand, klei en grind met de bijbehorende voorzieningen.
  • een tijdelijke gronddepot;
  • het recreatief medegebruik waaronder fiets-, wandel- en ruiterroutes, steigers, banken, picknicktafels, informatievoorzieningen, kleinschalige parkeervoorzieningen, bewegwijzering e.d.;
  • nutsvoorzieningen.

De bestemming van deze gronden kan worden gewijzigd in de bestemming 'Natuur'.

De bestemming 'Natuur'

De belangrijkste functies voor deze gronden zijn het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden, de beoogde zandwinning, het recreatief medegebruik, de waterberging, de afvoer van sediment, het hoogwater en het ijs.

Voor de zandwinning is een drijvende zandwininstallatie/zandzuiger met bijbehorende installaties toegestaan. Voorts mogen deze gronden ook worden ingezet voor op- en overslag van zand, klei en grind met de bijbehorende voorzieningen. De bouw van een bouwkeet is ook toegestaan.

Recreatieve voorzieningen zoals banken, picknicktafels, informatievoorzieningen, een vogelobservatievoorziening, fiets- en wandelpaden, kleinschalige parkeervoorzieningen en bewegwijzering passen binnen deze bestemming.

De bestemming Water - recreatieplas

De drijvende verwerkingsinstallatie krijgt gedurende de uitvoering van de winning een plek in de recreatieplas De Bijland.

De bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'

Deze bestemmingen beschermen het bodemarchief voor zover dat waardevol is. Bodemingrepen zijn niet zondermeer toegestaan.

De dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterberging'

Deze bestemmingen beoogt bescherming te bieden aan de waterstaatkundige belangen van het plangebied. Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het aanleggen van werken/uitvoeren van werkzaamheden zijn aan strikte regels gebonden.

Algemene regels

De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die voor alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. Deze algemene regels bestaan ondermeer uit algemene bouwregels en algemene gebruiks-, algemene afwijkings-, algemene wijzigingsregels en procedureregels.

In de algemene bouwregels is ondermeer bepaald dat de maten van bestaande legale bouw- werken mogen gelden als maximummaten indien zij op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan meer ruimte bieden dan de maximummaten uit het nieuwe bestemmingsplan.

De belangrijkste algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en bouw- werken te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/ of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouw- werken wordt toegelaten.

De algemene afwijkingsregels voorzien ondermeer in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De algemene wijzigingsregels laten meer ingrijpende afwijkingen toe en zijn daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan het verlenen van ontheffing.

Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kunnen bouwwerken en/of het gebruik van gronden en/of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen zijn toegestaan. De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 6 Procedure

Het ontwerp van bestemmingsplan heeft met ingang 25 december 2014 tot en met 4 februari 2015 (gedurende 6 weken) ter inzage gelegen op het gemeentehuis en was in te zien op de gemeentelijke website en www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze termijn heeft een ieder een zienswijze omtrent het ontwerpplan kenbaar kunnen maken aan de gemeenteraad van Rijnwaarden. Binnen deze termijn is 2 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn opgenomen in de 'RESPONSNOTA ONTWERPBESTEMMINGSPLAN Bijlandse Waard 2014' en is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.