direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Groene Rivier Pannerden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0196.BP16037-0002

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de verkoop van streekeigen producten;
  • b. detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte goederen met een maximaal oppervlak van 50 m2;
  • c. een bedrijfswoning;
  • d. aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief bijgebouwen, met een maximum van 50 m2, mag worden gebruikt ten behoeve van deze functie;
  • e. maximaal één groepsaccomodatie met dien verstande dat dit plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing en wordt voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • f. maximaal twee stacaravans, met dien verstande dat de maximum oppervlakte 45 m2 per stacaravan mag bedragen;
  • g. waterstaat- en waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • h. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • i. de aanleg, onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, andere-werken, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
  • 1. Gebouwen mogen niet worden gebouwd, behoudens bestaande bouwwerken;
  • 2. Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
    • a. vlaggenmasten en verlichtingsmasten 8 m;
    • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2,5 m;
4.3 Nadere eisen
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2 nadere eisen te stellen aan de afmetingen en vorm van gebouwen en andere bouwwerken, indien dat noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid of om aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen te voorkomen dan wel een goede landschappelijke inpassing te bereiken.
  • 2. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
4.4 Afwijking van de bouwregels
  • 1. Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 lid 1 voor het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van Rijkswaterstaat en met dien verstande dat:
    • a. Binnen het bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
    • b. Voor de oppervlakte van een bedrijfswoning geldt dat deze maximaal gelijk mag zijn aan de oppervlakte van het gebouw waarbinnen de bedrijfswoning is gelegen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; Indien de oppervlakte van het gebouw kleiner is dan 150 m² mag het gebouw worden uitgebreid tot maximaal 150 m²;
    • c. De goothoogte van de bedrijfswoning maximaal 4,5 m mag bedragen,
    • d. De bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 10 m mag bedragen;
    • e. De goothoogte van bedrijfsgebouwen maximaal 6 m mag bedragen,
    • f. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen maximaal 10 m mag bedragen;
    • g. Het bestaande bedrijf de oppervlakte mag uitbreiden met 10% van de bestaande oppervlakte met een maximum aan bebouwingsoppervlak van 375 m2;
    • h. Van de in artikel 4.4 lid 1 onder b, c, d, e, f, g, en h genoemde maten met 10% mag worden afgeweken, mits:
      • dit noodzakelijk is voor een optimale verkaveling en/ of gebruik;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid den de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 2. Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 lid 2, met dien verstande dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen maximaal 8 m mag bedragen, mits dit noodzakelijk is voor een doelmatiger gebruik van de aan de gronden gegeven bestemming.
4.5 Specifieke gebruiksregels
  • 1. Buitenopslag mag plaatsvinden tot een maximale hoogte van 2 m en een maximaal oppervlak van 100 m2;
  • 2. Permanente bewoning van een stacaravan en van bouwwerken, met uitzondering van een bedrijfswoning, is In strijd met de bestemming.
4.6 Afwijking van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1:

  • 1. voor het toestaan van een aan terras, mits advies is verkregen van Rijkswaterstaat en met dien verstande dat:
    • a. de oppervlakte van een terras maximaal 150 m2 mag bedragen;
  • 2. voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • a. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte, met een maximum van 50 m2, van de gebouwen bedraagt;
    • b. uitsluitend bedrijven worden toegestaan die zijn opgenomen in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel wat betreft aard en mate van hinder vergelijkbaar zijn met deze bedrijven;
    • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • e. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking; er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • g. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • 3. voor de aanleg van een paardenbak, mits advies is verkregen van Rijkswaterstaat en met dien verstande dat;
    • a. de maximale afmetingen van de paardenbak maximaal 20 bij 60 m bedragen;
    • b. De afstand van de paardenbak tot de perceelsgrens van woningen van derden ten minste 50 m bedraagt;
    • c. De activiteit leidt niet tot extra (licht)hinder voor omwonenden;
    • d. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • 4. voor het creëren van een afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, mits:
    • a. de afhankelijke woonruimte kan worden ingericht in een deel van de woning of als bijgebouw van de woning;
    • b. de afhankelijke woonruimte geen extra uitbreidingsmogelijkheden biedt voor de woningen of bijgebouwen zoals bepaald in artikel 4.2;
    • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 60 m² waarbij deze woonruimte binnen een afstand van 20 meter tot de bestaande woning wordt gerealiseerd;
    • d. geen tweede woning ontstaat. Ter voorkoming hiervan mogen 3 van de 4 voor bewoning wezenlijke kenmerken worden gerealiseerd, te weten: keuken, toilet, douche/bad, achteringang; een eigen voordeur aan voor- of zijgevel is niet toegelaten;
    • e. geen afzonderlijke nutsvoorzieningen worden aangelegd/- aangesloten;
    • f. met de initiatiefnemers een overeenkomst wordt gesloten omtrent de tijdelijkheid van de zorgbehoefte worden gesloten;
    • g. bij beëindiging van de mantelzorg in ieder geval de keuken en het bad/de douche worden verwijderd;
    • h. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
    • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
  • 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.7 onder 1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de beheerder van Rijkswaterstaat.
  • 3. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.7 onder 1 is nodig voor:
    • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
    • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
    • c. andere werken waarvoor een vergunning in het kader van de Ontgrondingenwet geldt en welke is verleend.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande bedrijfsactiviteiten voor de verhuur van fietsen en het houden van paarden ten behoeve van trektochten, mits:
    • a. dit plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
    • b. de verkeersaantrekkende werking (in relatie tot de bestaande verkeersintensiteiten) slechts in beperkte mate toeneemt en het verkeer in de toekomst zonder problemen via de bestaande wegen en paden afgewikkeld kan worden;
    • c. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. is aangetoond dat de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) niet significant worden aangetast en dat de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura-2000 gebied wordt gerespecteerd;
    • e. het parkeren behorende bij het niet-agrarische gebruik op het bouwperceel plaatsvindt;
    • f. in een inrichtingsplan de vormgeving van de gebouwen en de inrichting van het erf worden verantwoord.