Plan: | Berkum, Nemelerbergweg 3a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP22002-0003 |
In de groene villawijk Berkum-Brinkhoek bevindt zich tussen de Nemelerbergweg 3 en 7 de locatie Nemelerbergweg 3a. De eigenaar is voornemens om op deze locatie een woning te realiseren, waarbij het beboste landelijke karakter van de locatie de overhand houdt.
Het voornemen om het initiatief te realiseren loopt al langere tijd. Bij de vaststelling van bestemmingsplan Berkum (27 mei 2019) heeft de gemeenteraad in de zienswijzennota een afweging gemaakt over wat ruimtelijk wenselijk is op de locatie.
Als uitgangspunt voor wat ruimtelijk wenselijk is op de locatie is benoemd dat het beboste landschappelijke karakter van het perceel in de buurt Berkum Brinkhoek te allen tijde de overhand dient te hebben. Een kleinschalige woning die qua hoogtes aansluit op de omgeving, waarbij vergunningvrij bouwen wordt uitgesloten, is daarbij als wenselijk benoemd. Hierbij is aangegeven dat de ontwikkeling van een woning, onder voorwaarden, bij een initiatief hiertoe, met een aparte planologische procedure zou kunnen gebeuren.
Voorliggend initiatief betreft deze aparte planologische procedure.
Het plangebied omvat globaal bezien de gronden van de percelen gelegen tussen de percelen Nemelerberweg 3 en 7 te Zwolle. De gronden zijn kadastraal bekend ZLE00 sectie O, nummers 2237 en 2238.
afbeelding: indicatie plangebied
Bestemmingsplan Berkum
NL.IMRO.0193.BP16007-0004, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 mei 2019, nummer 20190527-7.
Hierin opgenomen met de bestemmingen 'Bos', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
Het voorgenomen gebruik is strijdig met het toegestane gebruik in de bestemming 'Bos'. Daarnaast is ook de gewenste bebouwing strijdig met de mogelijkheden voor bebouwing in deze bestemming.
afbeelding: fragment verbeelding bestemmingsplan Berkum
Bestemmingsplan Zwolle, parapluplan parkeren
NL.IMRO.0193.BP16012-0003, vastgesteld bij raadsbesluit van 3 juli 2017, nummer 36744.
Dit bestemmingsplan legt planologisch vast dat moet worden voorzien in 'voldoende parkeergelegenheid'. Hierbij wordt verwezen naar het actuele gemeentelijke parkeerbeleid.
Bestemmingsplan, Zwolle, parapluplan zelfstandige woonruimte
NL.IMRO.0193.BP18004-0004, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 juni 2020, nummer 20200615-9.
Dit bestemmingsplan legt planologisch vast dat het toevoegen van zelfstandige woonruimte alleen mogelijk is als wordt voldaan aan de beleidsregel zelfstandige woonruimte. Deze voorwaarde is van toepassing naast de al bestaande en/of 'standaard' voorwaarden om binnenplans af te wijken.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
De NOVI richt zich op vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe we onze fysieke leefomgeving inrichten:
Conclusie
De Nationale Omgevingsvisie laat zich niet specifiek uit over een dergelijke lokale ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie.
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die geldt vanaf 1 juli 2017, bevat de verplichting om in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In artikel 1.1.1 van het Bro is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Hierbij wordt onder andere 'woningbouwlocaties' genoemd. Of bij een woningbouwlocatie sprake is van een stedelijke ontwikkeling, hangt met name af van de omvang. In de uitspraak van 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953 is bepaald dat woningbouwplannen met een omvang vanaf 12 woningen als stedelijke ontwikkeling kunnen worden gezien, terwijl in de uitspraak van de Afdeling van 16 september 2015:ECLI:NBL:RVS:2015:2921 een plan van 11 woningen niet als stedelijke ontwikkeling werd gezien vanwege de beperkte omvang.
Dit betekent dat er bij dit bestemmingsplan ten behoeve van één woning geen sprake is een woningbouwlocatie, welke aan te merken is als een stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder van duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel van 1 mei 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locatie Nemelerbergweg 3a wordt aangemerkt als 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.
Voor deze gebieden in de stedelijke omgeving wordt de gewenste richting als volgt omschreven:
"Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. (...) Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie)."
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
De locatie wordt in de 'Stedelijke laag' aangemerkt als 'Woonwijken 1955 - nu'.
Hierover wordt beschreven:
De woonwijken van 1955 tot nu zijn plan matig opgezette uitbreidingswijken. De functies (wonen, werken, voorzieningen centra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken, wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Lokaal zijn kleine eenheden die afwijken van het systeem, zoals ‘goudkustjes’ aan de rand van de wijk. Steeds is sprake van een afgeronde eenheid met duidelijke in- en uitgangen en kunst in de openbare ruimte.
Als richting voor deze gebieden wordt aangegeven:
Als ontwikkelingen plaats vinden de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar.
De 'Natuurlijke laag' en de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' wordt gekenmerkt als 'oeverwallen'.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De Omgevingsvisie "Ons Zwolle van morgen" verwoordt het ruimtelijk beleid van de gemeente Zwolle. De Omgevingsvisie is vastgesteld in twee delen. Het daarvoor geldende ruimtelijk beleid was het Structuurplan Zwolle 2020.
Omgevingsvisie, deel 1: kernopgaven en ambities. Vastgesteld door de gemeenteraad op 30 oktober 2017. In deel 1 is de kern van de visie met de Zwolse kernopgaven en ambities geformuleerd. Het document geeft op hoofdlijnen richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving.
Omgevingsvisie "Ons Zwolle van morgen" (deel 2). Vastgesteld door de gemeenteraad op 13 september 2021 en na bekendmaking op 2 december 2021 in werking getreden. Dit is de uiteindelijke Omgevingsvisie, een nadere uitwerking van de Omgevingsvisie deel 1. Hierin zijn keuzes gemaakt op gebiedsniveau.
Juridische status Omgevingsvisie
In de Omgevingsvisie (paragraaf 1.4, zie tekst hieronder) staat beschreven wanneer de Omgevingsvisie het kader vormt om initiatieven aan te toetsen en wanneer een ontwikkeling nog volgens het Structuurplan wordt afgehandeld.
(gedeelte tekst 1.4 Juridische status van deze Omgevingsvisie)
Voor de initiatieven die na vaststelling van deze Omgevingsvisie worden ingediend geldt het volgende:
Voor initiatieven die al in behandeling waren genomen voor de vaststelling van deze Omgevingsvisie, geldt het volgende:
Hierbij is van belang of het initiatief in behandeling is genomen voor vaststelling van de Omgevingsvisie.
Het voornemen om een woning te willen realiseren op de locatie Nemelerbergweg 3a is aanvankelijk kenbaar gemaakt aan de gemeente middels een brief van d.d. 12 juni 2015.
In een zienswijze van de eigenaar d.d. 1 juni 2018 op ontwerpbestemmingsplan Berkum was verzocht om een woonbestemming voor de locatie. In de zienswijzennota bestemmingsplan Berkum (paragraaf 2.2.2) is een heroverweging hierover opgenomen, met daarbij een toets aan het Structuurplan. Conclusie hiervan was dat het planologisch regelen van een woning onder voorwaarden in beginsel kansrijk is maar middels een aparte planologische procedure dient te gebeuren, en waarbij de uitvoerbaarheid geborgd moet zijn.
Vervolgens heeft de eigenaar in januari 2019 de gemeente benaderd met het verzoek tot wijziging van de bestemming voor de locatie om een woning planologisch mogelijk te maken. Hierop is een globale beoordeling van het initiatief gedaan met als conclusie dat de gemeente het initiatief in beginsel kansrijk acht. Een procesbrief met daarbij de globale beoordeling en een prijsopgaaf voor het opstellen en in procedure brengen van een bestemmingsplan is d.d. 3 mei 2021 aan de initiatiefnemer verzonden, welke 11 mei 2021 ondertekend is geretourneerd.
Het initiatief is in behandeling genomen voor de vaststelling van de Omgevingsvisie (deel 2, vastgesteld 3 september 2021), blijkens de ondertekende 11 mei 2021 retourgezonden procesbrief over het initiatief.
De toets aan de Omgevingsvisie (deel 2) komt aan de orde in paragraaf 2.4.2. Conclusie uit deze toets is dat het initiatief in strijd is met de Omgevingsvisie.
De toets aan het Structuurplan komt aan de orde in paragraaf 2.4.1. Conclusie uit deze toets is dat het initiatief in overeenstemming is met het Structuurplan.
De eerdere overwegingen over het initiatief voor een woning op de locatie, op grond van het Structuurplan, die blijken uit de ondertekende 11 mei 2021 retourgezonden procesbrief over het initiatief, maken dat er een gerechtvaardigd vertrouwen is op medewerking van de gemeente. Aan deze overwegingen lag het Structuurplan, dat het toentertijd toepasselijke ruimtelijk beleid was, ten grondslag. Daarmee is aan de orde wat onder punt 5, onder c in de "1.4 Juridische status van de Omgevingsvisie" wordt omschreven.
Het initiatief kan daarom volgens het "overgangsrecht", paragraaf 4.2 uit de Omgevingsvisie deel 1 (Status Omgevingsvisie deel 1), worden afgehandeld. Hierin staat beschreven:
"Indien de nieuwe ontwikkeling past binnen de omschreven hoofdlijnen uit omgevingsvisie deel 1 en tevens passend is in het Structuurplan 2020, dan kan het initiatief verder in behandeling worden genomen."
In de Omgevingsvisie deel 1 zijn de volgende toepasselijke topambities benoemd:
"Zwolle behoudt en versterkt haar ruimtelijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten"
Uitgangspunt voor de ruimtelijke situatie is op de locatie is dat het beboste landschappelijke karakter van de locatie in de buurt Berkum Brinkhoek te allen tijde de overhand dient te hebben. Zie hiervoor ook de voorgaande 'Toets aan Structuurplan Zwolle 2020'.
"Zwolle versterkt haar stedelijkheid, wordt nationaal en internationaal aantrekkelijker en
bestendigt zo haar (economische) toppositie als regio."
Als deelopgave is hierbij genoemd:
"Groei van de stad: binnenstedelijk bouwen".
Hierbij is de volgende richtinggevende uitspraak opgenomen:
"Conform het geldende Structuurplan 2020 en de woonvisie kiezen we voor binnenstedelijk bouwen. We benutten de groei van de stad om de stad van binnenuit te vernieuwen en de volgende stap in stedelijkheid te zetten. Binnenstedelijk bouwen gaat voor de uitbreiding van de stad. Dit geldt niet alleen voor woningen, maar voor alle nieuw toe te voegen functies in de stad."
Het initiatief voor bouw van de woning betreft binnenstedelijk bouwen, oftewel, het bouwen in de bestaande stedelijke omgeving.
Conclusie hieruit is dat het initiatief in overeenstemming is met de hoofdlijnen uit de Omgevingsvisie deel 1. Het initiatief is passend in het Structuurplan (zie 'Toets aan het Structuurplan Zwolle 2020') waardoor het volgens het Structuurplan Zwolle 2020 vastgesteld in 2008 kan worden afgehandeld.
Conclusie:
Het initiatief is passend in het Structuurplan. Het is ingediend na vaststelling van de Omgevingsvisie deel 1 uit 2017 maar voor de Omgevingsvisie "Ons Zwolle van morgen" (deel 2). De eerdere overwegingen over het initiatief voor een woning op de locatie, op grond van het Structuurplan, die blijken uit de ondertekende 11 mei 2021 retourgezonden procesbrief over het initiatief, maken dat er een gerechtvaardigd vertrouwen is op medewerking van de gemeente. Het initiatief kan daarom volgens het "overgangsrecht", paragraaf 4.2 uit de Omgevingsvisie deel 1 (Status Omgevingsvisie deel 1), worden afgehandeld.
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
afbeelding: kaart Structuurplan Zwolle 2020
afbeelding: fragment kaart Structuurplan Zwolle 2020
Toetsing van het initiatief aan het Structuurplan:
Op de kaart van het structuurplan is het plangebied aangeduid als ‘woongebied’ met een ‘dorps woonmilieu’.
Woongebied
Het Structuurplan omschrijft: "Zwolle is een aantrekkelijk stad om in te wonen. Het woonbeleid is er op gericht om de bestaande kwaliteiten van Zwolle als woonstad minimaal te behouden, maar liever nog te versterken. Dat geldt voor de kwaliteit van de nieuw te bouwen woonwijken, maar zeker ook voor de bestaande wijken."
Bij woningbouwontwikkeling wordt in het Structuurplan nadrukkelijk gekozen voor inbreiden in de bestaande stad.
De locatie is niet specifiek aangeduid als inbreidingslocatie. Dit betekent niet dat inbreiding helemaal niet mogelijk is. Het structuurplan benoemt criteria voor inbreidingslocaties. Een belangrijk vertrekpunt is dat iedere inbreiding de structuur en de kwaliteit van de betreffende buurt moet versterken. Een van de ruimtelijke kwaliteiten van de woonwijk Berkum Brinkhoek is dat ze is doorregen met een groen netwerk van open ruimten en kleine landschappelijke bosjes, die de villawijk een kenmerkend geleed en landelijk karakter geven. De onderbouwing hiervan is opgenomen in paragraaf 3.5 Natuur. Hierin komt naar voren dat het bestaande bomenbestand is geanalyseerd en het plan geen afbreuk doet aan waardevolle bomen / groenstructuren. Er wordt middels een inrichtingsplan uitvoering gegeven aan de versterking van het groen. Door locatiespecifieke kenmerken en de beperkte omvang van de bebouwing is deze goed in te passen in de bestaande structuur.
Het initiatief voor een woning is in overeenstemming met de doelen voor 'Woongebied' in het Structuurplan. In oparagraaf 3.5 Natuur is aangegeven hoe de structuur en de kwaliteit van de buurt worden versterkt.
Conclusie
Het initiatief voor een woning is in overeenstemming met de doelen voor 'Woongebied' in het Structuurplan. Het plan is in overeenstemming met het Structuurplan Zwolle 2020.
Inleiding
Ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet heeft de gemeente de omgevingsvisie “Ons Zwolle van morgen 2030” opgesteld.
De omgevingsvisie, die op 13 september 2021 door de raad is vastgesteld, beschrijft de koers voor de fysieke leefomgeving van de gemeente Zwolle vooral op de periode tot 2030. De visie helpt om de volgende stappen te zetten in de ontwikkeling van de gemeente waarin leefbaarheid, gezondheid, wonen, mobiliteit, klimaat, duurzaamheid en economie hoog in het vaandel staan.
Steeds meer Zwolle: ambities en kernopgaven
Aan de hand van de Zwolse Kernopgaven wordt de omgevingsvisie opgebouwd. “De drager” van de gemeente is het menselijk kapitaal. Centraal staat de ambitie: Zwolle versterkt en benut het menselijk kapitaal van Zwolle. De kwaliteiten op het gebied van landschap, cultuurhistorie en biodiversiteit van de bestaande stad en haar natuurlijke omgeving is een ijzersterk “fundament”, om op verder te bouwen. Centraal staat de ambitie: Zwolle behoudt en versterkt haar ruimtelijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten.
De drager en het fundament vormen de structurele verbindingen in het 'Huis van Zwolle' te midden van de volgende drie leidende ambities voor de verdere ontwikkeling:
Dit is terug te vertalen naar de volgende afbeelding:
Versterken stedelijkheid en economie:
Het toevoegen van 10.000 woningen in 10 jaar tijd (tot 2030) en dat grotendeels in de bestaande stad is de opgave waar Zwolle voor staat. Dit vraagt om een schaalsprong (compacter, intensiever) en systeemsprongen op het gebied van energie, mobiliteit en klimaat. We kiezen voor 40% suburbaan wonen, 30% groenstedelijk wonen en 30% centrumstedelijk wonen. De verdere verstedelijking vindt plaats aan de hand van ontwikkelgebieden:
Om de verstedelijking verder gestalte te geven kan hoogbouw een oplossing zijn. De maat en schaal van de hoogbouw is afgestemd op zijn omgeving.
De ambitie is om de (regionale) economie te versterken door in te zetten op versterking van de stedelijke economie. Specifieke aandacht is hierbij voor het cluster rond health, maar daarnaast ook ict/e-commerce en de creatieve industrie als drager van een aantrekkelijke stad. We stimuleren innovatie en nieuwe bedrijvigheid en kijken daarbij ook naar de koppeling met maatschappelijke thema's.
Raamwerken:
Om het goed ondernemen en prettig wonen in Zwolle te borgen wordt gewerkt aan het behouden, beschermen en ook ontwikkelen van de Zwolse omgevingskwaliteiten. Dit door het vastleggen van de belangrijkste fysieke structuren van Zwolle: raamwerken genoemd, het geraamte van Zwolle.
Het raamwerk laat de grote fysieke structuren zien die bepalend zijn voor de ontwikkeling op lange termijn. Een hoofdstructuur waarbinnen ontwikkelingen mogelijk zijn en benoemd de condities om Zwolle in de toekomst aantrekkelijk en toekomstbestendig te houden. Het gaat om de volgende raamwerken: het fysiek kapitaal (landschap, cultuurhistorie en natuur), klimaatadaptatie, gezondheid, mobiliteit, circulariteit, de ondergrond en de buitenruimte.
Eén van de geformuleerde topambities is het behouden en beschermen van cultuurhistorie, biodiversiteit en landschap als belangrijke fysieke waarden. Er is inzichtelijk gemaakt waar die waarden aanwezig zijn. Daaruit volgen een achttal spelregels hoe hier om te gaan wanneer sprake is van ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving.
Gebiedsprofielen:
De gebiedsprofielen beschrijven een integraal toekomstbeeld voor de gebieden. Er is aandacht voor het gewenste woonmilieu, de sociale en economische dynamiek, de ruimtelijke kwaliteit, de mate van functiemenging, het mobiliteitsbeleid, gezondheid, de mogelijkheden van vergroening en de verduurzaming van gebouwen en de buitenruimte.
Elk gebiedsprofiel is opgebouwd uit de volgende twee onderdelen:
De bestaande kenmerken (fysiek en sociaal) en kwaliteiten van gebieden zijn het vertrekpunt voor ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving.
De volgende gebiedsprofielen worden onderscheiden:
Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie:
afbeelding: fragment Omgevingsvisie, Visiekaart
Op de visiekaart is het plangebied opgenomen in het 'Woongebied' en in de 'Strategische ontwikkelzone - Stadsdelen'.
Visiekaart - Woongebied
De bestaande woonwijken en woningbouwlocaties zijn aangemerkt als woongebied. De gemeente Zwolle wil tot 2030 jaarlijks 1000 woningen toevoegen. Dit om het huidige woningtekort aan te pakken, waarbij gezien wordt dat de vraag blijft toenemen. Zwolle moet een aantrekkelijke en inclusieve stad blijven waar voor iedereen een plek is om fijn te wonen. Dat vraagt om vernieuwing van de woonopgave, ruimte voor creativiteit en innovatie in bouwtechnologie in relatie tot thema's als duurzaamheid, circulariteit, gezondheid, betaalbaarheid en inclusiviteit. Uitgangspunt is dat we stedelijke woonkwaliteit toevoegen. Grofweg landt 60% van de nieuwe woningen in de bestaande stad.
Van de nieuwe woningen in de bestaande stad wordt grofweg 40% gerealiseerd in de suburbane woonmilieus van Zwolle wat hoofdzakelijk bestaat uit grondgebonden woningen. 30-35% van deze woningen komt terecht in Stadshagen en de overige 5-10% op een aantal specifieke plekken, zoals kleinschalig in de bestaande stad door, herontwikkeling bij de voormalige Harculo Centrale en kleinschalig bij Wijthmen en Windesheim.
Strategische ontwikkelzone - Stadsdelen
Het gebied tussen de StadsRuit en de StadsRand is aangemerkt als strategische ontwikkelzone. Hierin liggen veel relatief jonge wijken, waarin nog woningbouw ontwikkeld wordt. Zo liggen ook grote delen van de woonwijken Zwolle Zuid, Stadshagen, Westenholte, Holtenbroek en Aa-landen tussen de StadsRuit en de StadsRand.
afbeelding: fragment Omgevingsvisie, kaart Gebiedsprofielen
Op de kaart met gebiedsprofielen is het plangebied opgenomen in het stedelijk gebied met het gebiedsprofiel 'Suburbaan gebied', welke exact begrensd is. Daarnaast is de locatie aangemerkt als onderdeel van het 'Stedelijk groen', welke indicatief begrensd is.
Gebiedsprofiel - Suburbaan gebied
De woonwijk Berkum is aangemerkt als suburbaan gebied. Daarnaast zijn ook de woonwijken Zwolle Zuid, Stadshagen, Westenholte, Holtenbroek en Aa-landen aangemerkt als suburbaan gebied. Suburbane en groenstedelijke gebieden kennen vooral een woonfunctie, met voornamelijk grondgebonden woningen. De verschillende wijken onderscheiden zich in de stedenbouwkundige opzet, omdat ze in verschillende periodes zijn gerealiseerd met de ontwerpprincipes die toen golden.
De directe nabijheid van groene buitengebieden is één van de grote kwaliteiten van suburbane gebieden. In de toekomst onderscheiden de suburbane gebieden zich nog steeds als ruim opgezette woonbuurten, met een groen, duurzaam en veilig woonkarakter.
Gebiedsprofiel - Stedelijk groen
Het plangebied, maar ook de omliggende bebouwde woonpercelen Nemelerbergweg 3, 5 en 7 zijn gelegen in het stedelijk groen. Het kenmerk 'stedelijk groen' is voornamelijk toegekend aan de stedelijke parken en groene verbindingszones die de diverse gebieden met elkaar verbinden en een belangrijke bijdrage leveren aan het dagelijks leven van bewoners, bezoekers en werknemers. In deze gebieden staan voornamelijk ontmoeting en recreatie centraal.
Zwolle herbergt grote en kleine groengebieden in allerlei vormen en verschillen in gebruik. Deze vormen de drager van de omgevingskwaliteit van de stad Zwolle. Er zijn parken, groenstructuren, bossen, bermen, plantsoenen, etc. De bewoners, maar ook bezoekers van Zwolle zien en ervaren de groenstructuur als een aangenaam en belangrijk onderdeel van de stad. Het suburbaan gebied bevat de bredere groenstructuren.
In het 'Raamwerk stedelijke groenstructuur' is te zien dat het plangebied, maar ook de omliggende bebouwde woonpercelen Nemelerbergweg 3, 5 en 7, in de hoofdgroenstructuur zijn gelegen. De koers is dat de hoofdgroenstructuur in de toekomst behouden blijft, of aangevuld, waar nodig, vanwege het belang voor de gemeente als geheel. Er wordt een terughoudend beleid gevoerd met het toevoegen van nieuwe bebouwing binnen de hoofdgroenstructuur. Bij verandering in de hoofdgroenstructuur streven we naar behoud en/of verbetering van de biodiversiteit.
Conclusie
Het initiatief is in lijn met de drie leidende ambities uit de Omgevingsvisie. Het initiatief voor een woning ingebed in het groen is in lijn met de gebieden 'Woongebied' en 'Strategische ontwikkelzone - Stadsdelen' van de visiekaart. Het initiatief is in lijn met het gebiedsprofiel 'suburbaan gebied' van de gebiedsprofielenkaart.
Het initiatief is in strijd met het gebiedsprofiel 'stedelijk groen' met het raamwerk 'Stedelijke groenstuctuur'. Het initiatief voor een woning is hiermee in strijd met de Omgevingsvisie.
Zoals aangegeven in paragraaf 2.4 Gemeentelijk beleid zal, vanwege de datum van indiening van het initiatief en de juridische status van de Omgevingsvisie, het gemeentelijk ruimtelijk beleid als verwoord in het Structuurplan het toetsingskader zijn.
De Woonvisie Ruimte voor Wonen 2017 is vastgesteld door de raad op 8 mei 2017 en geldt als onderlegger voor de Omgevingsvisie. De Woonvisie bevat vier ambities: sterke groeistad, moderne woonstad, solidaire leefstad en duurzame deltastad. Zwolle groeit hard en staat voor de grote uitdaging veel nieuwe woningen toe te voegen. Binnen die groeiopgave wil Zwolle zorgen voor vernieuwende woonconcepten die aansluit bij (nieuwe) woonbehoeftes en voldoende betaalbare woningen zodat Zwolle een inclusieve stad blijft. De groei van het aantal huishoudens in Zwolle (en daarmee dito de behoefte aan nieuwe woningen) bestaat voor een belangrijke deel uit de groei van een- en tweepersoons huishoudens. Op 14 oktober 2019 heeft de raad Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 vastgesteld als actualisatie en uitvoeringsprogramma van de Woonvisie 2017. In de Woonvisie en Ontwikkelstrategie zijn kaders vastgelegd voor de woningbouw in Zwolle.
Hierin is onder andere opgenomen dat 60% van de nieuwbouwopgave van Zwolle plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding).
Woonvisie en Ontwikkelstrategie zetten in op doorstroming in de bestaande voorraad, om te bereiken dat grondgebonden gezinswoningen vrij komen.
Conclusie
Gelet ook op hetgeen is opgemerkt in paragraaf 2.2.2 ten aanzien van de behoefte-onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking, kan de conclusie worden getrokken dat het plan in overeenstemming is met het volkshuisvestingsbeleid.
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Cultuurhistorisch beleid
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 december 2019.
In de mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet zondermeer opgevangen wordt door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. En dat de ambitie is voornamelijk te investeren in een bereikbaar en toegankelijk Zwolle, waarbij mobiliteit gaat bijdragen aan andere Zwolse doelstellingen. Van economische groei tot de woningbouwopgave; van klimaat neutrale gemeente tot gezonde en vitale wijken.
De ambitie is dat we ervoor zorgen dat Zwolle ook in de toekomst goed bereikbaar is door fietsen, lopen en reizen met het openbaar vervoer te stimuleren én door het autogebruik beter te spreiden. Alleen met al deze maatregelen kunnen we de knelpunten in het Zwolse verkeer voldoende wegnemen om de verwachte groei van verkeersdeelnemers op te vangen en Zwolle bereikbaar, veilig en leefbaar te houden.
Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad.
Bomenverordening en Groene Kaart
In de Bomenverordening 2021 is het vergunningstelsel vastgelegd voor het vellen van houtopstanden. De Groene kaart is de kaart horend bij de Bomenverordening waar de beschermde houtopstanden staan ingedeeld naar beschermingsniveau: bijzondere houtopstand, hoofdgroenstructuur en nevengroenstructuur.
Om te onderzoeken of er bij uitvoering van h0t plan bomen gekapt moeten worden, en of deze te kappen bomen ook weer te compenseren zijn, is de Boom- en bosinventarisatie uitgevoerd. Deze is opgenomen als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan.
De vraag of een omgevingsvergunning voor het kappen van een aantal op het perceel aanwezige bomen nodig is en zo ja, of deze kan worden verleend, komt in beginsel pas aan de orde in de procedure omtrent de omgevingsvergunning. Echter, een plan kan niet worden vastgesteld indien op voorhand reeds vaststaat dat in dit geval de Bomenverordening aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Daarom vindt in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan een toets aan de Bomenverordening plaats.
Bomenverordening
Het plangebied is op de Groene kaart gelegen in binnen de bebouwde komgrens, binnen de hoofdgroenstructuur. Binnen het plangebied is geen 'bijzondere houtopstand' aanwezig, deze hebben de hoogste waardering en mogen in beginsel niet worden gekapt.
Volgens artikel 9 van de Bomenverordening worden bomen binnen de hoofdgroenstructuur aangemerkt als beschermde houtopstand. Volgens artikel 12 is het verboden zonder omgevingsvergunning een beschermde houtopstand te vellen. Hierop zijn uitzonderingen benoemd welke niet van toepassing zijn op het plan.
Het beoordelingskader voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een beschermde houtopstand is opgenomen in artikel 14 Bomenverordening tezamen met artikel 11 Oogmerken.
Afweging vellen houtopstand
Als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan is de Bos- en boominventarisatie opgenomen. Uit dit rapport komt naar voren dat de locatie van de woning is zo dat de meest prominente bomen (boomnr. 9 en 11) gehandhaafd kunnen blijven. De bomen (boomnr. 12, 13 en 14) waarvan kap nodig is zijn van 'redelijke conditie' met een 'matige toekomstverwachting'. De fijnsparren (boomnr. 4 en 10) hebben als exoot geen bijzondere (natuur)waarde.
Met de herplant die plaatsvindt wordt de kwaliteit van de aanwezige groenstructuur verbeterd. Voor de te kappen zomereiken worden drie nieuwe zomereiken teruggeplant. Voor de fijnsparren die gekapt worden worden twee inheemse winterlindes teruggeplant.
Daarnaast worden er maatregelen genomen om de bosstructuur op de locatie te verbeteren. Zo worden de toekomstbomen op de locatie aangewezen en vrijgezet (gedund) om deze zich beter te kunnen laten ontwikkelen. Daarnaast wordt pleksgewijs het bosplantsoen aangeplant met streekeigen heesterbeplanting. Als maatregel zullen ook de exoten (welke niet vergunningplichtig zijn) verwijderd worden. Daarnaast wordt de randlengte van het bos ontwikkeld door een zoom met struweel en kruiden. De betreding van het bos wordt geminimaliseerd door de aanleg van het pad naar de woning zoals opgenomen in het inrichtingsplan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verbetering van het boombestand door herplant en de maatregelen om de bosstructuur te verbeteren van meer belang zijn dan het behoud van de te kappen bomen.
Eindconclusie is dat de Bomenverordening niet reeds op voorhand in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan. De Bomenverordening vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.
Waterwet
De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en HWBP, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 12 april 2017 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Zwolle beschouwt milieu in de omgevingsvisie als een integraal onderdeel van de fysieke leefomgeving. Milieuruimte is niet fysiek zichtbaar maar van groot belang om de bewoners, werkers en bezoekers van Zwolle te beschermen tegen de nadelige effecten van een groeiende en verdere verstedelijking van de stad van bijvoorbeeld de nadelige effecten op de gezondheid van werklocaties, infrastructuur en energiewinning. Aan de andere kant hebben bijvoorbeeld werklocaties maar ook energiewinning voldoende milieuruimte nodig om optimaal te kunnen functioneren en zich te kunnen ontwikkelen. Het betekent overigens niet dat ontwikkelingen of gebruik door kwetsbare functies binnen de zones uitgesloten worden, er dient wel rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de milieuruimte (en de bijbehorende belangen).
De volgende milieuaspecten kennen milieuzones: geluid, trillingen, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, ondergrond en tenslotte geur. Op diverse thema's is separaat beleid geformuleerd in Zwolle. Het beleid voor de aspecten die relevant zijn voor het plangebied wordt hierna beschreven.
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' welke de gemeenteraad in 2005 heeft vastgesteld, wordt richting gegeven aan het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het gebiedsgericht milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een meer diepgaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden van bijvoorbeeld een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel), een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, indien het balkon aan de voorzijde is gesitueerd wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken, waardoor akoestische compensatie wordt verkregen.
Het plangebied Nemelerbergweg 3a behoort tot het gebiedstype 'Stedelijk Groen'. Hiervoor geldt een voorkeurswaarde van 48 dB en een grenswaarde van 58 dB. In dit plan worden geen (grote) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij akoestisch onderzoek nodig is.
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
De gemeente streeft ernaar dat het aspect luchtkwaliteit door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
De Wet natuurbescherming verplicht vooraf te toetsen of plannen conflicteren met beschermde natuurwaarden. Emissies van stikstof kunnen over grotere afstand tot negatieve effecten leiden op natuur. De Wet stikstofreductie en natuurverbetering, die per 1 juli 2021 inwerking is getreden, voorziet in een structurele aanpak van de stikstofproblematiek. De wet geeft de opdracht voor een programma van maatregelen om stikstofreductie te bereiken en de natuur te herstellen. Voor onderhavig bestemmingsplan dient door middel van een AERIUS-berekening de stikstofemissie en -depositie van de gebruiksfase te worden bepaald.
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid. Dit betekent dat:
Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Stedelijk Groen' en ligt buiten het gebiedstype stroomzone. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd en waarvoor een apart beleidskader is geformuleerd. De locatie ligt op 1000 meter van de A28. Op basis van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid ligt het gebied in zone 4 (300-1500- meter) van de A28 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Voor het gebiedstype 'Stedelijk Groen' is aangegeven dat, vanwege de recreatiefunctie, de periodiek (aan evenementen gekoppelde) hoge personendichtheid en de overwegend lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen), de risicoruimte beperkt is. Voor dit gebiedstype geldt een 'stand still-beleid' waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen niet is toegestaan. Binnen dit gebiedstype geldt dat er geen plek is voor risicovolle activiteiten. Omdat dit bestemmingsplan de bouw van een woning mogelijk maakt is hiervan geen sprake.
Bodemkwaliteit
Het bodembeleidsplan (2017) kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering. Voor heel de gemeente is in 2020 een bodemkwaliteitskaart vastgesteld met als doel de kwaliteit inzichtelijk te maken en grondtransport eenvoudiger te maken. Het plangebied Nemelerbergweg 3a valt binnen het homogeen deelgebied Stedelijke Uitbreiding (voor 1987) en heeft de bodemfunctie Wonen.
Ondergrond
In juni 2007 heeft de gemeenteraad van Zwolle ingestemd met de Visie op de Ondergrond en besloten de volgende vijf basisprincipes vast te stellen en te gaan toepassen in projecten:
Deze vijf basisprincipes vormen ook het vertrekpunt voor de beleidsmatige invulling voor het omgaan met de ondergrond. Het bodembeleidsplan levert een bijdrage aan de implementatie van de basisprincipes door:
Het plan is in de basis in overeenstemming met het milieubeleid, de nadere toetsing vindt plaats in de milieuparagraaf (hoofdstuk 3).
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
Ontstaansgeschiedenis
Vanaf 1968 is woonwijk de Brinkhoek, in eerste instantie ten noorden van de Nemelerbergweg, ontwikkeld. Met het bestemmingsplan Brinkhoek van 1974 werd het voor het eerst mogelijk de woonwijken ten westen en zuidoosten van de Nemelerbergweg te ontwikkelen. Het plangebied en het perceel op nummer 7 waren in bestemmingsplan Brinkhoek bestemd voor 'groenvoorzieningen'. Met dit bestemmingsplan werd de recreatiewoning op het naastgelegen perceel Nemelerbergweg 3 van de bestemming 'eengezinshuizen' voorzien. Op onderstaande afbeelding is de situatie in 1977 weergegeven. Naast de aanwezigheid van woningen rondom het plangebied, is ook de noordelijk gelegen ‘nieuwbouw’ zichtbaar.
afbeelding: plangebied en omgeving, kaart 1977, bron: topoopreis.nl
Van eind jaren ’80 tot ver in de jaren ’90 van de vorige eeuw ontwikkelt de Brinkhoek zich nog verder als woonwijk. Ten zuiden van het plangebied ontstaan als een soort van ‘eilanden’ in het van oorsprong agrarische landschap, vrijstaande woningen in een ruime opzet, de zogenaamde Brinkbuurten. Het groene karakter van het gebied blijft door de ruime opzet behouden. Op de volgende afbeeldingen is de gefaseerde ontwikkeling weergegeven.
afbeeldingen: plangebied en omgeving, kaart 1988 (links) en kaart 2019 (rechts), bron: topoopreis.nl
In bestemmingsplan Berkum van 2008 was het plangebied nog steeds bestemd voor 'Groenvoorzieningen'. De naastgelegen woning aan de Nemelerbergweg 7 (vergund in 1994 met vrijstelling van het bestemmingsplan) is in het bestemmingsplan van 2008 opgenomen met de bestemming 'Woondoeleinden'. Met het bestemmen van vrijstaande woningen rondom het plangebied is aansluiting gevonden bij de ruimtelijke en functionele opzet van de Brinkenbuurt. Ter plaatse van het plangebied is de situatie in de jaren niet veranderd en is nog steeds sprake van de aanwezigheid van groen en enkele (recreatieve) opstallen. In de volgende paragraaf wordt het plangebied nader beschreven.
Binnen het plangebied bevinden zich enkele recreatieve opstallen, een bijgebouw en een houtopslag. Hiervoor is geen bouwvergunning of afwijking van het bestemmingsplan verleend. Het terrein bestaat verder overwegend uit bomen en lage bosschages. De soorten zijn niet allemaal inheems. Verder kent het plangebied ten behoeve van het gebruik van de recreatieve opstallen een padenstructuur (deels verhard), een tuin en een terras.
Het plangebied grenst aan weerszijden aan percelen met een woonfunctie. Deze woningen zijn grotendeels ingepast in de bestaande groenstructuur. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich een weiland. Dit weiland wordt aan de zuidzijde begrensd door een strook bos. Het open karakter van het weiland is kenmerkend voor de Brinkenbuurt.
De locatie wordt vanaf de Nemelerbergweg ontsloten via een onverharde aftakking van de Nemelerbergweg. Deze aftakking doorsnijdt als het ware het in 1933 aangelegde groen. Ook voor de naastgelegen woningen heeft deze aftakking van de Nemelerbergweg een ontsluitingsfunctie.
afbeelding: Nemelerbergweg, gezien vanaf plangebied
afbeelding: plangebied, gezien vanaf Nemelerbergweg
afbeelding: open plek waar de woning is voorzien. Op de achtergrond is het aangrenzende weiland weergegeven
afbeelding: plangebied (rechts) en naastgelegen perceel nr. 7 (links) gezien vanaf groene open ruimte
afbeelding: groene open ruimte met rechts het plangebied
Uitgangspunt voor wat ruimtelijk wenselijk is op de locatie is dat het beboste landschappelijke karakter van het perceel in de buurt Berkum Brinkhoek te allen tijde de overhand dient te hebben.
Een kleinschalig gebouw op het perceel wordt als ruimtelijk wenselijk gezien. Echter, bij het bouwen van vergunningvrije bouwwerken bij een woning kan de groenstructuur onder druk komen te staan. Het toestaan van een woning met het uitsluiten van het vergunningvrij bouwen op het perceel is een mogelijkheid, zo blijkt uit jurisprudentie, waarbij het beboste landschappelijke karakter van de locatie behouden blijft.
Het initiatief
Het initiatief betreft de bouw van één woning in het plangebied. Daarnaast wordt aan de overzijde van de Nemelerbergweg een carport gerealiseerd.
Situering en omvang voorziene bebouwing
Bij het bepalen van de locatie is rekening gehouden met de situering van de woning ten opzichte van de naastgelegen woningen. Met voorliggend plan wordt aansluiting gezocht bij zowel de rooilijn, de hoogtes (goothoogte max. 4 meter, bouwhoogte max. 7 meter) als het volume van de naastgelegen woningen. Dat er rekening wordt gehouden met de rooilijn van de bestaande woningen betekent dat ook afstand tot het weiland bestaat. Hierdoor blijft de waardevolle bosrand intact en herkenbaar.
De woning is in het midden in het plangebied voorzien op een plek waar geen hoge beplantingsdichtheid aanwezig is. Ten behoeve van het plan hoeven daarom slechts tien bomen gerooid te worden, waaronder enkele niet-inheemse dennen en hulst.
Op de volgende foto’s is een impressie van het ontwerp van de voorziene woning weergegeven.
Nb: de weergave van de omgeving en inrichting rondom de woning is niet waarheidsgetrouw.
afbeelding: impressie ontwerp woning
Inrichting plangebied
Voorwaarde voor het plan is sloop van de bestaande illegale (recreatieve) bebouwing. Onderdeel van het plan is het slopen van de bestaande recreatieve bebouwing. De open plekken die ontstaan als gevolg van deze sloop worden opgevuld met gebiedseigen en landschapversterkende beplanting.
Per saldo neemt de inheemse beplanting binnen het plangebied toe. Dit draagt bij aan de verbetering van de landschappelijke en ecologische waarden binnen het plangebied en de omgeving.
Het bestaande bomenbestand is geanalyseerd en plan doet geen afbreuk aan waardevolle bomen / groenstructuren, blijkens de uitgevoerde Bos- en boominventarisatie (Bijlage 3), maar er wordt middels een inrichtingsplan juist uitvoering gegeven aan versterking van het groen.
Verder geldt dat de locatie vanaf de Nemelerbergweg goed bereikbaar is op basis van de bestaande padenstructuur. Om de woning bereikbaar te maken hoeft geen grootschalige bomenkap plaats te vinden. Parkeren kan aan de weg plaatsvinden ter plaatse van een bestaande parkeerplaats zoals dat nu ten behoeve van het recreatieve gebruik ook gebeurt.
Om te borgen dat de inrichting van het 'Inrichtingsplan Nemelerbergweg 3a' wordt uitgevoerd is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels.
afbeelding: beoogde erfinrichting
Uitsluiting vergunningvrije bouwwerken
Het realiseren van vergunningvrije bouwwerken bij de woning is gelet op de beboste landschappelijke karakter van de locatie ongewenst. Voor het plangebied is het oprichten van vergunningvrije bouwwerken daarom uitgesloten. Dit is in de regels (artikel 4.2) verwerkt door de voor 'Tuin' aangewezen gronden niet aan te laten merken als 'erf' in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht.
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RvCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden is in de volgende percentages uitgedrukt.
0% archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven.
10% archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen.
50% archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2. Voor de binnenstad betekent een 50% locatie meestal dat de eerste meter bodemarchief verdwenen is, maar dat de onderste lagen nog bewaard zijn gebleven.
90% archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg 100%.
100% archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan is een opgraving altijd noodzakelijk, de vondstkans is uiteraard 100%.
Op onderstaande afbeelding is de archeologische waardeing voor het wijkdeel Berkum-Brinkhoek weergegeven. De locatie van het plangebied is indicatief met een ster aangegeven.
afbeelding: fragment archeologische waardering Berkum-Brinkhoek
203 Brinkhoek wijk: Berkum (Berkum Brinkhoek) - waardering: 50%
Dit gebied wordt begrensd door een deel van de Brinkhoekweg, Agnietenbergweg en de Haersterveerweg. De ondergrond bestaat waarschijnlijk uit een dekzandrug. Op deze dekzandrug zijn later rivierduinen afgezet. Het gebied werd gekenmerkt door een essen- of kampenlandschap. Onder deze essen of kampen kunnen archeologische sporen aanwezig zijn uit de Prehistorie tot Late Middeleeuwen. Het gebied is tegenwoordig ingedeeld in 3 losse subgebieden die zijn ingericht met villa´s. Het gaat dan om de Kloosterbrink, de Spiekerbrink en de villa´s aan de Nemelerbergweg, Van Blankenheimlaan, Wessel Gansfortlaan en de Agnietenbergweg. Of ook onder deze huizen nog archeologische sporen aanwezig zijn is afhankelijk van de dikte van het dek op de kampen en de diepte van de fundering van de huizen
Het plangebied heeft volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een waardering van 50%. Gebieden met deze waardering krijgen in een bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de kans op archeologische vondsten. Informatie over de dubbelbestemming is opgenomen in paragraaf 4.3 Bestemmingsregels.
Voor het geldende bestemmingsplan Berkum is een cultuurhistorische quickscan opgesteld ('Cultuurhistorische quickscan, onderzoeksgebied Agnietenberg'). Deze cultuurhistorische analyse geeft inzicht in de aanwezige cultuurhistorische objecten en structuren. Op de waardenkaart bij de cultuurhistorische quickscan zijn de cultuurhistorische waardevolle objecten, complexen en structuren aangeduid.
De omgeving van het plangebied wordt als volgt omschreven.
Nog voor de samenvoeging van het Zwollerkerspel met de gemeente Zwolle in 1967 is op de Agnietenberg een bescheiden begin gemaakt met de ontwikkeling van het villawijkje Berkum-Brinkhoek. Door de aanleg ging het agrarische karakter in dit deel van het onderzoeksgebied deels verloren, maar in de opzet van deze wijk is uitgegaan van het behoud van grote groenpercelen. Nog steeds worden de vier woonbuurtjes er door uitgestrekte graslanden van elkaar gescheiden, waardoor het vroegere agrarische karakter hier ook nu nog enigszins kan worden ervaren.
Op de waardenkaart bij de cultuurhistorische quickscan is te zien dat er geen cultuurhistorische waarden zijn aangeduid in het plangebied. Een deel van de Nemelerbergweg, met noordelijke aftakking, is aangeduid als 'historische wegenstructuur, voor 1850'. Er zijn geen bomen aangeduid als 'monumentale en waardevolle boom' of 'overige karakteristieke boom'. Het plangebied is op de waardenkaart niet aangeduid als 'karakteristieke groenstructuur'.
afbeelding: fragment waardenkaart objecten complexen en structuren
De 'cultuurhistorische quickscan onderzoeksgebied Agnietenberg' heeft voor het plangebied geen cultuurhistorische waarden aangegeven.
Echter, voor het overgrote deel van het plangebied wordt nochtans een beschermende regeling opgenomen voor het aanwezige groen. Dit vanwege de doorwerking van de uitgangspunten voor inbreiding vanuit het gemeentelijk ruimtelijk beleid (zie paragraaf 2.4.1).
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 december 2019.
In de mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet zondermeer opgevangen wordt door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. En dat de ambitie is voornamelijk te investeren in een bereikbaar en toegankelijk Zwolle, waarbij mobiliteit gaat bijdragen aan andere Zwolse doelstellingen. Van economische groei tot de woningbouwopgave; van klimaat neutrale gemeente tot gezonde en vitale wijken.
De ambitie is dat we ervoor zorgen dat Zwolle ook in de toekomst goed bereikbaar is door fietsen, lopen en reizen met het openbaar vervoer te stimuleren én door het autogebruik beter te spreiden. Alleen met al deze maatregelen kunnen we de knelpunten in het Zwolse verkeer voldoende wegnemen om de verwachte groei van verkeersdeelnemers op te vangen en Zwolle bereikbaar, veilig en leefbaar te houden.
Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Het plangebied is gelegen in de wijk Berkum-Brinkhoek en bevindt zich tussen bebouwde percelen aan de Nemelerbergweg. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een groen, open gebied. Het plangebied is groenrijk ingericht. Op de gronden bevinden zich opstallen (zonder bouwvergunning).
Om de situatie wat betreft 'natuur' vast te leggen is de "Quickscan flora en fauna" uitgevoerd middels een bronnen- en veldonderzoek.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied ligt op minimaal 500 meter afstand van een Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied, is Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht.
Natuurnetwerk Nederland
De planlocatie ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel.
Soortenbescherming
Naar aanleiding van het onderzoek is het volgende vastgesteld:
Flora
Er zijn geen beschermde wilde soorten aangetroffen in het plangebied.
Vogels
Er zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen binnen of rondom het plangebied. Het plangebied betreft geen significant foerageergebied voor roofvogels en uilen. Vogelsoorten zonder jaarrond beschermd nest broeden binnen en nabij het plangebied. Er dient rekening te worden gehouden met broedende vogels binnen en nabij het plangebied bij de beoogde werkzaamheden.
Grondgebonden zoogdieren
Vaste verblijfplaatsen of exemplaren van Habitatrichtlijnsoorten of van niet-vrijgestelde nationaal beschermde soorten zijn niet aangetroffen. Door de provincie vrijgestelde soorten komen voor binnen het plangebied.
Vleermuizen
Er zijn geen vaste verblijf- en/of voortplantingsplaatsen van vleermuizen aangetroffen binnen het plangebied. Er zullen door de ingreep geen essentiële foerageergebieden of vliegroutes verloren gaan.
Ambfibieën, reptielen en vissen
Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied. De aanwezigheid van vissen en voortplantingswater van amfibieën kan derhalve worden uitgesloten. Daarnaast zijn geen vaste verblijfplaatsen of exemplaren van Habitatrichtlijnsoorten of van niet-vrijgestelde nationaal beschermde soorten aangetroffen. Door de provincie vrijgestelde amfibiesoorten kunnen voorkomen.
Ongewervelden/overige soorten
Vaste verblijfplaatsen of exemplaren van Habitatrichtlijnsoorten of van nationaal beschermde soorten zijn niet aangetroffen
Natura 2000
Gelet op de aard, omvang en duur van de voorgenomen activiteiten wordt in voorliggend geval een negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied uitgesloten. Verstoringseffecten, zoals optische verstoring, geluid of trillingen, zullen niet waarneembaar zijn in Natura 2000-gebied.
Stikstofdepositie
Bij elke activiteit waarbij sprake is van stikstofemissie, dient te worden getoetst of de stikstofemissie leidt tot een stikstopdepositie en er sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Om aan te tonen of het voornemen resulteert in significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Het rapportage behorend bij dit onderzoek is opgenomen in bij bijlagen bij de toelichting. Uit het stikstofonderzoek blijkt dat in zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie met significante negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het voornemen geen significant negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
Natuurnetwerk Nederland
Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Het natuurnetwerk Nederland vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Ten behoeve van de bestemmingsplan is een natuurtoets soortenbescherming uitgevoerd. De rapportage hiervan 'Quickscan flora en fauna' is opgenomen als Bijlage 1 bij de toelichting. Hierin wordt het volgende geconcludeerd:
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er in de onderzochte situatie geen procedurele gevolgen zijn ten gevolge van de voorgenomen ingrepen.
Aanvullend is onderzoek uitgevoerd naar de knoflookpad en de egel. De rapportage hiervan is opgenomen als Bijlage 2 bij de toelichting. Conclusies hieruit zijn:
Het onderdeel soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Uitvoering werkzaamheden
In het plangebied vinden zich geen jaarrond beschermde vogelnesten. Er wordt binnen het plangebied gebroed door vogels zonder jaarrond beschermd nest. De voorgenomen sloop-, bouwwerkzaamheden en overige werkzaamheden mogen geen bezette nesten vernietigen of verstoren. Derhalve dienen ze te starten voor de aanvang van het broedseizoen of geheel buiten deze periode plaats te vinden. De wet hanteert geen datum voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval wordt verstoord. Als richtlijn voor het broedseizoen kan in onderhavige situatie begin maart tot en met augustus worden aangehouden. Een duif kan tot laat in het seizoen broeden.
Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Westerveldse Aa, waar een zomerpeil van -0,3 m NAP en een winterpeil van -0,5 m NAP wordt aangehouden. Binnen het plangebied bevinden zich geen watergangen. Op ongeveer 450 meter ten oosten van het plangebied bevindt zich de waterkering van de Overijsselse Vecht.
afbeelding: Ligging oppervlaktewater (bron: legger Waterschap Drents Overijsselse Delta)
In de huidige situatie heeft het perceel geen aansluiting op het gemeentelijk riool. Afvalwater wordt individueel verwerkt. Hemelwater wordt lokaal opgevangen en geïnfiltreerd, er is geen overlast bekend.
afbeelding: Overzicht drukriolering
In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd om grondwateroverlast ter hoogte van de bebouwing te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. In de huidige situatie ligt de GHG op circa 1,5 m-mv.
De waterstructuur blijft onveranderd ten opzichte van de huidige situatie.
Grenzend aan het plangebied ligt geen gemeentelijk rioolstelsel. Aansluiten op de gemeentelijke riolering kan niet (ten minste is niet rendabel), en is ook niet verplicht, vanwege de afstand naar het dichtstbijzijnde aansluitpunt van meer dan 40 meter. Het huishoudelijk afvalwater afkomstig van de nieuwe woning moet verwerkt worden middels een IBA (individuele behandeling afvalwater).
De hemelwaterafvoer (HWA) van de daken en het verharde oppervlak moet (zo veel mogelijk) binnen het plangebied worden geborgen (infiltreren). Binnen het plangebied wordt daartoe minimaal een statische berging gecreëerd van 20 mm per vierkante meter afvoerend verhard oppervlak. Doordat er een sedumdak wordt toegepast op de woning, kan gerekend worden met een berging van 10 mm per vierkante meter voor het dak. De bovengrondse afvoer van overtollig hemelwater moet op eigen terrein worden opgevangen en geïnfiltreerd. De ontwikkeling mag niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Het plangebied is groot genoeg om hemelwater te bergen en infiltreren op eigen terrein.
Onveranderd ten opzichte van de huidige situatie.
Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal 20 cm boven het niveau van de openbare weg te hanteren. Ook aan lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, ventilatieschachten) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen of drempels).
Het plangebied is gelegen achter een waterkering, waarbij in extreme situaties een kans op overstroming bestaat. Het gebied dat dan overstroomt, wordt omsloten door de Overijsselse Vecht, het Zwarte Water, de IJssel en hoger gelegen zandgronden. Voor bestemmingsplannen in gebieden waar een kans op overstroming vanuit het primaire watersysteem bestaat, is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.
Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor de primaire dijktrajecten nabij het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: "kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade".
Met behulp van de digitale risicokaart (onderstaande figuur) wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming ingeschat op 0,5-1,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als redelijk diep.
afbeelding: Maximale waterdiepte plangebied (bron: Risicokaart.nl)
Uit de Klimaateffectatlas blijkt dat er een middelgrote kans (1/30 tot 1/.00) is dat er in 2050 in het plangebied een waterdiepte van meer dan 20 cm staat als gevolg van overstroming. Er is een klein kans (1/300 tot 1:3.000) op een waterdiepte van meer dan 200 cm als gevolg van overstroming.
afbeelding: Plaatsgebonden overstromingskans 2050 meer dan 20 cm (Bron: Klimaateffectatlas Waterschap Drents Overijsselse Delta)
Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, de mogelijkheid voor tijdelijke schotten, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is onder andere te vinden op de website www.onswater.nl.
Het waterschap Drents Overijsselse Delta is via het doorlopen van de digitale watertoets betrokken bij het bestemmingsplan. Hierop is de reactie gekomen dat de korte procedure gevolgd kan worden.
Op de locatie aan de Nemelerbergweg is geen bebouwing aanwezig.
Op de locatie wordt één grondgebonden woning gerealiseerd. Het plan sluit aan bij de vraag naar woningen in Berkum.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. In het kader van goede ruimtelijke ordening moet een aanvaardbaar akoestische kwaliteit worden bereikt. Daarom zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur ook meegenomen.
De te realiseren woning is gelegen aan de Nemelerbergweg. Voor deze weg geldt een maximale snelheid van 30 kilometer per uur. Een prognose van de geluidsbelasting voor wegverkeer in het jaar 2035 toont aan dat de Nemelerbergweg niet tot een overschrijding van de voorkeurswaarde lijdt. Dit is ook zichtbaar in onderstaande afbeelding. Dit is een uitsnede van de prognose kaart van de geluidsbelasting in 2035.
De Agnietenbergweg ligt op een afstand van 250 meter van het plan. Voor deze weg geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur binnen de bebouwde kom. Conform de Wgh is er voor dit type van wege een aandachtsgebied van 200 meter. Het plan ligt buiten dit aandachtsgebied. Een akoestisch onderzoek is
afbeelding: Een uitsnede de prognose van de geluidsbelasting wegverkeer voor 2035 etmaal periode (Lden). Planlocatie is blauw omcirkeld.
Spoorweglawaai
Ten zuidoosten van het plan ligt de spoorweg Zwolle-Groningen. Deze ligt op 3300 meter afstand. In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen die effect kunnen hebben of waardoor een nader akoestisch onderzoek noodzakelijk is.
Industrielawaai
Ten oosten van het plan ligt industriegebied Hessenpoort. Het plan ligt op een afstand van 2500 meter van de 50 dB (A) contour van het industriegebied. Ten westen van het plan ligt het industrieterrein Voorst A, B en C. Het plan ligt op een afstand van 3500 meter van industriegebied Voorst. De woning ligt ruim buiten de 50 dB(A) contouren waardoor nader geluidonderzoek niet noodzakelijk is.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in de omgeving van het plangebied Nemelerbergweg 3a.
Ten noorden van het plan is een varkens- en rundveehouderij gelegen (Agnietenbergweg 4). Dit bedrijf heeft een geurzone van 110 meter. De afstand van de varkens- en rundveehouderij tot het nieuwbouwplan is 430 meter. Er liggen op dit moment al woningen binnen deze geurcontour welke beperkend zijn voor het bedrijf. Gezien de afstand is er voor de nieuwbouw geen geuroverlast van dit bedrijf te verwachten. De nieuwbouw heeft geen nadelige gevolgen voor de varkens- en rundveehouderij.
Ten oosten van het plan is het restaurant Agnietenberg en camping Molencaten Park De Agnietenberg gelegen. Gezien de afstand tot de planlocatie vormen deze bedrijven geen belemmeringen voor het plan. Tevens heeft de nieuwbouw geen nadelige gevolgen voor het restaurant en de camping.
Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
De Europese normen voor luchtkwaliteit zijn in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. In deze wet wordt de mogelijkheid geboden om door middel van een programmatische aanpak de luchtkwaliteitsknelpunten op te lossen. Op basis van dat kader is in 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgericht. Binnen dit programma werken de overheden samen om tijdig aan de grenswaarden te voldoen. Een onderdeel van het NSL is de monitoring van de luchtkwaliteit met behulp van de Monitoringstool. Uit de resultaten van de laatste versie van de Monitoringstool blijkt dat in de gemeente Zwolle in het jaar 2015 geen grenswaarden overschreden worden. Dit geldt ook voor het plangebied Nemelerbergweg 3a.
Besluit gevoelige bestemmingen
In het plan wordt 1 woning gerealiseerd. Woningen vallen niet onder de definitie 'gevoelige bestemming 'op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen. Daarnaast ligt de woning niet binnen een afstand van 300 meter tot een rijksweg of 50 meter tot een provinciale weg. De afstand tot de rijksweg A28 is namelijk 1000 meter. Daarom is een onderzoek naar de luchtkwaliteit voor het plangebied niet noodzakelijk.
Niet in betekenende mate (NIBM)
In de Regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang de 3%-grens is bereikt. Voor de categorie woningbouw is de grens tot waar geen toetsing nodig is gesteld op 1500 woningen (Regeling NIBM, bijlage 3a). Aangezien het plan voorziet in de bouw van één enkele woning is het NIBM. Daarom hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden. Een detailonderzoek naar de luchtkwaliteit als gevolg van het plan is niet noodzakelijk.
Luchtkwaliteitsplan Gemeente Zwolle
Uit het Luchtkwaliteitsplan van de Gemeente Zwolle 2007-2011 blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de nieuwe woning geen van de grenswaarden uit hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer overschrijdt.
Conclusie
Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) heeft als doel om geurhinder van veehouderijen bij geurgevoelige objecten (zoals woningen) te voorkomen. Voor de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten nabij veehouderijen moet aan twee voorwaarden worden voldaan:
Het plangebied ligt buiten de geurcontour van een agrarisch bedrijf. Het aspect 'geur' is daarom niet van toepassing op het plangebied.
De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, AW2000 ('schone grond') en hoofdwegen.
Op basis van bestaande informatiebronnen van bodemonderzoeken in de omgeving van de planlocatie is geen geval van bodemverontreiniging bekend. In de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zwolle uit 2020 heeft het plangebied de functieklasse 'wonen'. Dit betekent dat het gebied geschikt is voor woningbouw.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan. Indien grond vrijkomt bij de werkzaamheden en buiten het plangebied wordt toegepast dient voldaan te worden aan het Bouwbesluit Bodemkwaliteit en de nota Bodembeheer IJsselland. Zodra er een Omgevingsvergunning Bouwen wordt aangevraagd zal een bodemonderzoek moeten plaatsvinden.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's ten gevolge van het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In de omgeving van het plangebied zijn een aantal risicobronnen aanwezig. Deze risicobronnen zijn Esso tankstation met LPG aan de Ceintuurbaan, een gasbuisleiding en de autosnelweg A28.
Tankstation met LPG
Ten zuiden van het plan ligt een Esso tankstation met LPG op circa 1300 meter van het plangebied. De gevarencontour voor de LPG installatie bedraagt 200 meter. Het plangebied bevindt zich ruim buiten dit contour. Het tankstation heeft daarom geen invloed op het bouwplan.
Gasbuisleiding
Ten noorden van de rijksweg A28 ligt een buisleiding van de Gasunie. Deze aardgasleiding ligt op 980 meter van het plangebied. Het invloedsgebied van de leiding is 140 meter. Het plangebied ligt buiten dit invloedsgebied en wordt daarom niet belemmerd.
Rijksweg A28
Plaatsgebonden risico
De rijksweg A28 is aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en maakt onderdeel uit van het landelijke Basisnet (regeling Basisnet). Uit het Basisnet blijkt dat de rijksweg A28 geen verregaande risico's voor het plangebied met zich meebrengt. Het plaatsgebonden risico plafond (PR) is ter hoogte van Berkum 13 meter gemeten vanaf de as van de rijksweg. Het plangebied ligt buiten dit PR plafond. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
Plasbrand aandachtszone
Ter hoogte van Berkum heeft de A28 een plasbrand aandachtszone (PAG-zone) van 30 meter. Dit betekent dat aanvullende eisen aan de brandwerendheid worden gesteld wanneer nieuwe gebouwen worden gebouwd in deze zone. Het plan ligt buiten deze PAG-zone.
Groepsrisico
Voor de rijksweg A28 geldt, in het kader van de Bevt (Besluit externe veiligheid transportroutes), een vaste grens van 200 meter (groepsrisicoaandachtsgebied). Buiten dit gebied (Buiten de 200 meter grens) is een verantwoording niet noodzakelijk. Het plangebied is gelegen op een afstand van 1000 meter van de rijksweg A28. Gezien de afstand van het plangebied tot de rijksweg A28 is geen verdere berekening en verantwoording van het groepsrisico vereist.
Gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid
Ten aanzien van de verantwoordingsopgave geldt dat deze toeneemt naarmate de afstand tot de A28 kleiner wordt en het aantal relevante (stoffen)scenario's groter wordt. Het plangebied ligt in zone 4 (300-1500 meter). Voor deze zone is alleen het potentiële effect van een calamiteit met toxisch gas relevant.
Als het gaat om effectieve maatregelen wordt in het gemeentelijk beleidskader voor zone 4 aan het volgende gedacht:
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Voor het plan geldt dat gebruik gemaakt kan worden van de bestaande afvalinzamelingsvoorzieningen in de omgeving.
Langs de rijksweg A28 loopt een gastransportleiding. Deze leiding ligt op 980 meter afstand van het plangebied. De buisleiding vormt geen belemmering voor het plan.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen kabels, leidingen en straalpaden gelegen die van ruimtelijk belang zijn en die een belemmering vormen voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Vanaf 1 juli 2018 wordt er bij de bouw nieuwe woningen geen gasaansluiting meer gerealiseerd (Wet VET- Voortgang energietransitie).
De energieprestatie (en duurzaamheid) van een woning of een gebouw wordt sinds 1 januari 2021 bepaald door de BENG- (bijna energieneutraal gebouw) methodiek, die de EPC-normering heeft vervangen.
Bij het ontwerpen van bijna energieneutrale woningen wordt aandacht geschonken aan de energiezuinigheid als gevolg van de isolatiegraad van vloeren, wanden, dak en ramen (gebouwschil). Het gebouw wordt voorzien van een laagtemperatuur warmteafgiftesyteem (vloerverwarming en/of lage temperatuur radiatoren) en een efficiënt ventilatiesysteem (gezond binnenmilieu).
Ook is zonwering een aandachtspunt (om oververhitting door zoninstraling te voorkomen) en de installatie van een systeem voor (actieve of passieve) koeling.
Het staat individuele bouwers vrij een hogere energie- en duurzaamheidsambitie dan BENG na te streven.
Zwolle juicht dat toe, omdat ze de ambitie heeft om in 2050 een volledig energieneutrale stad zijn. Dit betekent dat alle energie die in Zwolle wordt gebruikt ook lokaal en duurzaam wordt opgewekt en dat de nieuwbouw van woningen en andere gebouwen energieneutraal wordt gerealiseerd. Energieneutraal is gedefinieerd als de situatie waarbij het gebouwgebonden verbruik voor ruimteverwarming en de bereiding van warmtapwater plus het huishoudelijk verbruik over een jaar gemeten nul is.
Deze ambitie is nog niet in beleid vastgesteld. De gemeente gaat met individuele bouwers in gesprek op locaties waar de gemeente eigenaar is van de grond.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Berkum, Nemelerbergweg 3a zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Berkum, Nemelerbergweg 3a.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Gevolgd door de volgende bijlagen:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'overige bouwwerken'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'overige bouwwerken'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 10 Algemene procedureregels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Dit betekent dat in die gevallen dat er gebouwd wordt, er niet ook nog een vergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, tenzij de (bouw)aanvraag ook ziet op het uitvoeren van werken (bijvoorbeeld het inrichten van een terrein met parkeerplaatsen).
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 7 Waarde - Archeologie
Een dubbelbestemming ligt als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 10 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Zoals omschreven in paragraaf 3.5 Natuur maakt het plangebied deel uit van de kleine landschappelijke bosjes die kenmerkend zijn voor Berkum Brinkhoek. De bestemming 'Bos' is aan het perceel gegeven om het huidige groene beboste karakter van het perceel planologisch te verankeren.=
De voorwaardelijke verplichting (artikel 3.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inrichting) voorziet in een borging van de maatregelen om te komen tot een ruimtelijk wenselijke situatie. Deze maatregelen zijn als voorwaardelijke verplichting in de regels van het plan opgenomen. Deze regelen onder andere dat het inrichtingsplan dient te worden geeffectueerd.
De voorwaardelijke verplichting (artikel 3.6 Voorwaardelijke verplichting egelkasten) voorziet in een borging van de plaatsing van twee egelkasten. Zie hiervoor paragraaf 3.5 Natuur.
Voor de regels binnen deze bestemming is voor het overgrote deel aangesloten bij de regeling van de bestemming 'Bos' zoals neergelegd in geldende bestemmingsplan Berkum.
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend overige bouwwerken als bedoeld in 1.51 worden gebouwd.
Voor gronden met de bestemming 'Tuin' is bepaald dat deze dienen niet te worden beschouwd als "erf" in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht.
De regeling geldt voor een relatief klein gedeelte van het plangebied en is opgenomen ter verzekering van het behoud van het beboste karakter en de landschappelijke inrichting van de locatie. Zie hierover ook paragraaf 3.1.
De voorwaardelijke verplichting (artikel 4.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inrichting) voorziet in een borging van de maatregelen om te komen tot een ruimtelijk wenselijke situatie. Deze maatregelen zijn als voorwaardelijke verplichting in de regels van het plan opgenomen. Deze regelen onder andere dat het inrichtingsplan dient te worden geeffectueerd.
Voor de regels binnen deze bestemming is voor het overgrote deel aangesloten bij de regeling van de bestemming 'Tuin' zoals neergelegd in geldende bestemmingsplan Berkum.
Artikel 5 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Dit betreft de Nemelerbergweg. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied.
De regels van de bestemming zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Berkum. Dit met uitzondering van de specifieke regels die dat bestemmingsplan stelt over een attentiemast.
Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.
Uitgangspunten:
Beroep aan huis:
Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.
Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.
Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.
In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.
Overige bouwwerken:
Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Bijlage 1 Inrichtingsplan Nemelerbergweg 3a:
In het inrichtingsplan zijn de te behouden, herstellen of ontwikkelen ruimtelijke kwaliteiten van de locatie Nemelerbergweg 3a verbeeld. In de regels van de bestemmingen 'Bos', 'Tuin' en 'Wonen' komt een verwijzing naar het inrichtingsplan voor. Dit heeft betrekking op de voorwaardelijke verplichting bij deze bestemmingen.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 23.
De planontwikkeling en -uitvoering zijn in goed overleg met de gemeente Zwolle en de initiatiefnemer gestart. Voor vaststelling van het bestemmingsplan is er een anterieure overeenkomst gesloten.
De daadwerkelijke uitvoering van het bestemmingsplan komt voor rekening van de initiatiefnemer, evenals de mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw. Het plan is dus in financiële zin uitvoerbaar.
Allereerst zijn omwonenden door de initiatiefnemer per brief geïnformeerd over het plan. In de brief is aangeboden om, wanneer gewenst, een persoonlijke toelichting op de plannen te geven.
Op 17 mei 2022 heeft tussen de gemeente en de aanwonende buren een gesprek plaatsgevonden. Hierin zijn de standpunten gehoord.
Op 7 november 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden met de aanwonende buren, dhr van der Zwan (gemeente Zwolle afd.hoofd Ruimtelijke planvorming) en wethouder Rots. Hierin zijn de standpunten gehoord en is aangegeven hoe de ingezonden 'open brieven aan het college' behandeld worden.
Het ontwerpbestemmingsplan, de brieven en de inhoudelijke reactie hierop zijn tegelijkertijd aan het college van burgemeester en wethouders aangeboden. Het college besluit of zij al dan niet instemt met de inhoudelijke reactie op de brieven. Ook besluit het college of zij al dan niet instemt met het ontwerpbestemmingsplan en het ter inzage leggen hiervan.
Voor de inhoudelijke afwegingen verwijzen wij naar de besluitvorming van het college omtrent het ontwerpbestemmingsplan.
Op 28 januari 2023 is het bestemmingsplan Berkum, Nemelerbergweg 3a in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar instanties en organisaties verzonden met het verzoek om uiterlijk 10 februari 2023 schriftelijk te reageren.
Het plan is toegezonden naar de volgende 3 instanties en organisaties:
Onderstaand de vooroverlegreacties die ontvangen zijn.
1. Provincie Overijssel
opmerking:
Aangegeven wordt dat het plan passend is in het provinciaal ruimtelijk beleid. Er zijn dan ook geen belemmeringen wanneer dit plan in deze vorm in procedure wordt gebracht. Hiermee is voldaan aan het ambtelijk vooroverleg met de provincie.
reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.
2. Veiligheidsregio IJsselland
opmerking:
Geconstateerd wordt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Wel geldt er voor de locatie een overstromingsrisico.
Geadviseerd wordt om (1) de toekomstige bebouwing te (laten) voorzien van afsluitbare mechanische ventilatie en (2) te zorgen voor een goede bereikbaarheid van en in het plangebied voor de hulpdiensten.
reactie:
De vooroverlegreactie en het advies wordt inhoudelijk afgestemd met de initiatiefnemer.
3. Waterschap Drents Overijsselse Delta
opmerking:
Het Waterschap geeft aan dat de watertoets correct is verwerkt in het bestemmingsplan. Het waterschap gaat akkoord met het voorliggende plan.
reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.