Plan: | Buitengebied, Wijheseweg 26, 28 en 30 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP20008-0004 |
In het buitengebied van de gemeente Zwolle, aan de Wijheseweg 26, 28 en 30, bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijfsperceel. De agrarische bedrijfsactiviteiten op deze locatie zijn reeds beëindigd en de initiatiefnemer is voornemens om het perceel te herontwikkelen tot een woonperceel.
Het perceel is op basis van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied - IJsselzone, Windesheim" bestemd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap". Aangezien initiatiefnemer het perceel in gebruik wil nemen als woonperceel is het gewenst om de agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming "Wonen". Om voorliggend initiatief mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 5.8.2. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming "Agrarisch – Agrarisch bedrijf" onder voorwaarden worden omgezet naar de bestemming "Wonen".
Dit wijzigingsplan voorziet in de gewenste juridische planologische kaders om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. In dit plan wordt aangetoond dat aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan en er sprake is van 'een goede ruimtelijke ordening'.
Het plangebied is gelegen aan de Wijheseweg in het buitengebied. Het plangebied is kadastraal bekend als ZLE00, sectie U nummers 433, 434 en 435. Het plangebied behelst ruim 2,3 hectare. Op onderstaande afbeelding is met de zwarte omkadering globaal het plangebied aangegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding van dit wijzigingsplan.
afbeelding: luchtfoto met globale indicatie plangebied met zwarte lijn
Historie
De historie van ‘huys ende havesaet tot Suttem’ gaat terug tot 1338, wanneer het land in bezit komt van Alof van Zuthem, het werd destijds tot de riddermatige havezaten in Salland gerekend. In 1361 komt Alof om op het slagveld en de havezate wordt geërfd door zijn zoon, eveneens Alof van Zuthem. Wanneer Alof in 1414 sterft erft zijn zus Agnes van Zuthem de havenzate, ze trouwt met Hako van den Rutenberg, hij zal de eerste zijn die een versterkt huis bouwt in de havenzate Zuthem.
In 1477 wordt de havezate Zuthem verkregen door Alof van Suthem. Als ridder raakt hij in 1521 betrokken bij de strijd tussen Kampen en Zwolle. Als de Overijsselse ridderschap in Zuthem bij elkaar komt wordt de vergadering overvallen door de Zwollenaren met steun van de Geldersen, in de nasleep van deze gebeurtenissen wordt Zuthem verwoest.
In 1561 zal de zoon van Alof, Adolf Haeck van den Rutenberg huis Zuthem herbouwen. Tot 1677 wisselt het landgoed en huis Zuthem een aantal malen van eigenaar door vererving. Waarnaar het in de 17e eeuw in eigendom komt van Adolf van Pallandt. In het Statenarchief staat omschreven dat het huis maar liefst negen schoorstenen telde. Het gold als een van de grotere havezaten van Overijssel. Niettemin voldeed het niet aan de eisen van Adolf van Pallandt. Hij liet het huis aan het eind van de zeventiende eeuw afbreken en een nieuw pand optrekken. Dit volume met een rechthoekige plattegrond telde twee bouwlagen. Mogelijk was de bouw van de nieuwe havezate bedoeld om de toetreding door het ridderschap mogelijk te maken.
Tekening van de havezate Zuthem, Abraham de Hean, 1730 (Het op de linkerzijde van de tekening afgebeelde bouwhuis is vandaag de dag nog aanwezig)
In 1713 wordt Adolfs zoon de nieuwe eigenaar van huis Zuthem, datzelfde jaar wordt ook hij ingeschreven als ridder. Er gaan weer een aantal verervingen voorbij tot in 1803 Anthony Coenraad Willem van Haersolte tot den Doorn en zijn vrouw Juliana Dorothea Hisk Maria d’Arnaud de eigenaren worden van huis Zuthem, in 1805 bieden zij het te huur aan. Of het daadwerkelijk verhuurd is, is niet bekend. Wel is bekend dat het hoofdhuis uiteindelijk in 1807 wordt afgebroken.
Wanneer Anthony in 1820 en vervolgens zijn vrouw in 1827 overlijdt komt het landgoed in bezit van hun zoon Coenraad Willem Anton baron van Haersolte. Zij houden het in bezit tot 1916 en verkopen het in dat jaar aan Leendert Groenveld een bouwkundige uit Rotterdam. Deze verkoopt het na 2 jaar weer aan Johannes van der Linde. Hij richt op deze locatie uiteindelijk de boerderij op. Het bouwhuis en het grand canal aan de overzijde van de Wijheseweg doen nog herinneren aan de rijke historie van deze plek.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Met de klok mee: bouwhuis anno 2019, boerderij anno 2019, restanten Grand Canal en luchtfoto
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan "Buitengebied - IJsselzone, Windesheim" dat op 24 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zwolle. In het bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap". Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie" en "Waarde - Cultuurhistorie" van toepassing.
afbeelding: uitsnede bestemmingsplan Buitengebied - IJsselzone, Windesheim
Daarnaast is het bestemmingsplan "Buitengebied - IJsselzone, Windesheim, herziening 1" van toepassing dat op 7 maart 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zwolle. Dit bestemmingsplan is een reparatie van enkele ondergeschikte planonderdelen, waarvan is geconstateerd dat deze niet of foutief zijn opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied - IJsselzone, Windesheim".
Tevens is ter plaatse van het plangebied het paraplubestemmingsplan 'Zwolle, parapluplan parkeren' van kracht. Dit paraplubestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Zwolle op 3 juli 2017.
Wijzigingsbevoegdheid
Het bestemmingsplan "Buitengebied - IJsselzone, Windesheim" kent in artikel 5.8.2. een wijzigingsbevoegdheid. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming "Agrarisch – Agrarisch bedrijf" onder voorwaarden worden omgezet naar de bestemming "Wonen". In deze toelichting zal worden aangetoond dat aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.
In dit hoofdstuk komen de, voor dit bestemmingsplan, relevante onderdelen omtrent het beleidskader aan de orde zoals rijksbeleid inclusief de Ladder voor duurzame verstedelijking, provinciaal- en gemeentelijk beleid.
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Ontwerp Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Nederland. Het ontwerp van de NOVI richt zich op vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe we onze fysieke leefomgeving inrichten:
Conclusie
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Ontwerp Nationale Omgevingsvisie laten zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de structuurvisie en omgevingsvisie.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Artikel 3.1.6, lid 3 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die geldt vanaf 1 juli 2017, bevat de verplichting om in de toelichting bij een wijzigingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het wijzigingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In artikel 1.1.1 van het Bro is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Volgens de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) vallen onder het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Bovendien zijn er inmiddels meerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, waarin het begrip stedelijke ontwikkeling verder is verduidelijkt.
Of bij een bovengenoemde voorziening sprake is van een stedelijke ontwikkeling, hangt af van de omvang en de gebruiksmogelijkheden. In de uitspraak van 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953 is bepaald dat woningbouwplannen met een omvang vanaf 12 woningen als stedelijke ontwikkeling kunnen worden gezien, terwijl in de uitspraak van de Afdeling van 16 september 2015;ECLI:NBL:RVS:2015:2921 een plan van 11 woningen niet als stedelijke ontwikkeling werd gezien vanwege de beperkte omvang.
In de voorgenomen ontwikkeling aan de Wijheseweg wordt planologisch gezien de aanwezige bedrijfswoningen omgezet naar burgerwoningen. Het aantal woningen neemt dus niet toe (er bestaat voor de toekomst wel de wens om in de bestaande boerderij één extra woning op te richten maar dat is niet bij recht in dit wijzigingsplan toegestaan). Er is dus geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder van duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Conclusie
Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening worden actueel gehouden met een jaarlijkse actualisatieronde. Eerder vastgestelde beleidswijzigingen worden dan verwerkt. Provinciale Staten hebben de Actualisatie 2018-2019 op 13 november 2019 gewijzigd vastgesteld. Deze Actualisatie is op 1 december 2019 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van visie en verordening
Indien het initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Er is sprake van een ontwikkeling in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). Dit betekent dat bij de afweging onder andere artikel 2.1.6, lid 1 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van de Omgevingsverordening Overijssel van belang is. Tevens zijn artikelen 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) en 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit) van belang. Voor sociaal-economische ontwikkelingen in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving wordt immers slechts ruimte geboden indien deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit verantwoord is.
Op de hiervoor genoemde artikelen wordt hierna nader ingegaan.
Artikel 2.1.3: Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Met dit wijzigingsplan wordt een agrarisch bedrijfsperceel omgezet naar een woonperceel, waarbij de bebouwingsmogelijkheden niet groter worden. Van een toename aan bebouwing en extra ruimtebeslag op de groene omgeving is dan ook geen sprake. In verband hiermee is het voorliggende wijzigingsplan in overeenstemming met het 'principe' uit artikel 2.1.3 uit de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit (leden 1, 2, 3 en 5)
Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (lid 1)
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Zoals blijkt uit de beschrijving in hoofdstuk 3 bestaat de ontwikkeling hoofdzakelijk uit het omzetten van het agrarische bedrijfsperceel naar een woonperceel. Daarnaast worden de ligboxenstal, de werkplaats/schuur en de halfronde stalen schuur verwijderd. Ook wordt 500 m³ mestopslag en ruim 1100 m² erfverharding in de vorm van kuilvoerplaten verwijderd. De toekomstige bebouwingsoppervlakte aan gebouwen en verhardingen zal fors afnemen. Door de landschapsontsierende bebouwing te slopen wordt een kwaliteitsimpuls aan het perceel gegeven. Daarnaast vinden er landschappelijke ingrepen plaats. In verband hiermee is het voorliggende wijzigingsplan in overeenstemming met artikel 2.1.5, lid 1, 2, 3 en 5 en artikel 2.1.6 lid 1 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Het plangebied kent op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart van de provincie Overijssel het ontwikkelingsperspectief ''Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'.
''Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'.
Het ontwikkelingsperspectief 'wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven waar dit tevens maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap ondersteunt. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt. Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel.
In dit geval is sprake van een wijziging van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. De nieuwe woonfunctie brengt geen milieubelasting met zich mee en brengt eveneens geen beperkingen met zich mee ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven. Voor een verdere onderbouwing wordt verwezen naar hoofdstuk 3 waar nader in wordt gegaan op de milieu- en omgevingsaspecten. Hier wordt geconcludeerd dat de woonfunctie inpasbaar is in de omgeving en dat het initiatief in overeenstemming is met het ontwikkelingsperspectief.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Natuurlijke laag
De locatie is gelegen in de nabijheid van de IJssel en valt daarom binnen het rivierengebied. In het rivierengebied vormen de rivieren de lineaire, continue structuur die dient als ruimtelijke eenheid. De oeverwallen langs de IJssel zijn de hogere gronden langs de rivier. Ze bestaan uit zand en leemhoudend materiaal, dat ooit door de rivier is afgezet. Van nature zijn deze gronden de drager van rijke en hele afwisselende loofbossen met een weelderige struiklaag. De ambitie is om de oeverwallen weer als ruimtelijk herkenbare structuren langs de rivieren te ontwikkelen. Het is voornamelijk een cultuurlandschap, de natuurlijke kwaliteiten kunnen hier samen met de keuze van beplanting sterker ontwikkeld worden. Op een aantal plekken kan de natuurlijke overgang van de hoge overwal naar de dynamische uiterwaarden hersteld worden.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
Langs de IJssel ligt het kenmerkende rivierlandschap met prachtige wegdorpen op de oeverwallen en (Hanze) steden langs de rivier. Door de verschillende functies is het rivierenlandschap opmerkelijk dynamisch. De verkaveling is gebaseerd op de richting van de rivier en de hoogteligging. Het kleinschalig mozaïek van de oeverwallen (boomgaarden, erven, akkers, singels) staat onder druk van toenemende bebouwing en perceel vergroting ten behoeve van landbouwkundig gebruik. De ambitie is de contrasten tussen het dynamische natuurlijke winterbed, de kleinschalige oeverwallen met dorpen, boomgaarden en beplantingen en lage grote open komgronden met verspreide erven op duintjes te vergroten en meer beleefbaar te maken. Op de oeverwallen wordt gestreefd naar mix van functies (wonen, werken, landbouw).
De stedelijke laag
De stedelijke laag kent verschillende verschijningsvormen, het erf aan de Wijheseweg ligt in het buitengebied, welke zich kenmerkt door veel verspreide bebouwing. De spreiding vertaalt zich in verschillende agrarische erven, welke een sterke binding hebben met het landschap. Naast de agrarisch erven zijn er in het buitengebied ook veel “burgerwoningen” te vinden, deze hebben veelal een individueel karakter. Bij erfontwikkelingen vervalt veelal de samenhang tussen erf en landschap. Daarnaast worden erven ook steeds voor meer functies gebruikt. Het gevolg hiervan is dat de erven, binnen de landschappelijke eenheid, steeds meer van elkaar gaan verschillen. De ambitie is duidelijk en luidt “Levende Erven!”. Deze erven zijn verbonden met het landschap en kunnen dienen als nieuwe plekken om te wonen en te werken. Daarnaast wil de provincie de robuuste erfensembles graag behouden en waar mogelijk versterken. De ontwikkeling van nieuwe erven dient bij te dragen aan het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.
Laag van de beleving
Het beleven van de omgeving speelt bij veel ontwikkelingen een belangrijke rol. Het erf aan de Wijheseweg valt binnen de stadsrand van Zwolle. Deze rand is het overgangsgebied van het stedelijke naar landelijke gebied. De rand is bepalend voor de identiteit van zowel de steden en dorpen en het omliggende landschap. De kwaliteit in de rand kenmerkt zich door “best of both worlds”. Het beste uit de stad en het platteland. In de stadsranden zijn versnippering en doorsnijding de grootste problemen. Er wordt nog te weinig geïnvesteerd in nieuwe dragende structuren, waardoor de beleving van het landschap achteruit gaat. Rondwegen sluiten dorpen of steden af van het landschap. De ambitie in de stadrand zones is het verbinden van de ontwikkeling van woon-, werken recreatiemilieus in de stads- en dorpsranden aan hun omgeving met landschappelijke structuren en routes. Stimuleer integrale projecten waarin stedelijke programma’s en landschappelijk raamwerk gelijktijdig worden ontwikkeld en gerealiseerd. Bijdragen aan aantrekkelijke mix woon-, werk- en recreatiemilieus.
Hier wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling voorziet in het ontwikkelen van een nieuw woonerf in de stadsrand van Zwolle. De ontwikkeling gaat gepaard met het versterken en herstellen van landschappelijke structuren/raamwerken. De ontwikkeling is daarom in lijn met de provinciale ambities voor de gebiedskenmerken.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende wijzigingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
afbeelding: uitsnede kaart Structuurplan Zwolle 2020 met globale indicatie plangebied in zwarte cirkel
Op de kaart van het structuurplan is de ontwikkeling aangemerkt als agrarisch landschap. In deze gebieden moet de gunstige omstandigheden voor de landbouw zo min mogelijk worden aangetast. Met het toelaten van niet-agrarische bedrijvigheid en wonen in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen zal zeer terughoudend worden omgegaan, om de uitbreidingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet te hinderen. In onderhavig geval zal het aantal woningen niet toenemen en zullen andere agrarische bedrijven niet worden gehinderd in hun bedrijfsvoering. Daarmee kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling passend is in het structuurplan.
Ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet heeft de gemeente de omgevingsvisie “Mijn Zwolle van morgen 2030” opgesteld.
In november 2017 heeft de gemeenteraad de omgevingsvisie "Mijn Zwolle van morgen deel 1" vastgesteld. Deel 1 is een document op hoofdlijnen, waarin, met aandacht voor de strategische opgaven, de verschillende ambities voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving zijn samengebracht. In deel 2 zijn de opgaven en ambities nader uiteengezet en gebiedsgericht uitgewerkt.
De status van het Structuurplan 2020 vervalt pas, nadat de volledige omgevingsvisie (deel 2) is vastgesteld. Op 30 juni 2020 heeft het college de Ontwerp Omgevingsvisie vastgesteld en vrij gegeven voor ter inzage legging. Naar verwachting zal de gemeenteraad in het eerste kwartaal van 2021 de Omgevingsvisie vaststellen.
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin een beeld wordt gekenschetst van een kwalitatief hoogwaardige, inclusieve en toekomstbestendige ontwikkeling van de gemeente Zwolle, met name gericht op de bestaande stad.
Aan de hand van de Zwolse Kernopgaven wordt de omgevingsvisie opgebouwd. “De drager” van de gemeente is het menselijk kapitaal. Centraal staat de ambitie: Zwolle versterkt en benut het menselijk kapitaal van de stad. De kwaliteiten op het gebied van landschap, cultuurhistorie en biodiversiteit van de bestaande stad en haar natuurlijke omgeving is een ijzersterk, bestaand “fundament” om op verder te groeien. Centraal staat de ambitie: Zwolle behoudt en versterkt haar ruimtelijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten.
De drager en het fundament vormen de structurele verbindingen in het 'Huis van Zwolle' te midden van de andere kernopgaven:
Dit is terug te vertalen naar de volgende afbeelding:
Versterken stedelijkheid en economie:
Het toevoegen van 10.000 woningen in 10 jaar tijd (tot 2030) en dat grotendeels in de bestaande stad is de opgave waar Zwolle voor staat. Dit vraagt om een schaalsprong (compacter, intensiever) en systeemsprongen op het gebied van energie, mobiliteit en klimaat. We kiezen voor 40% suburbaan wonen, 30% groenstedelijk wonen en 30% centrumstedelijk wonen. De verdere verstedelijking vindt plaats aan de hand van ontwikkelgebieden:
Om de verstedelijking verder gestalte te geven kan hoogbouw een oplossing zijn. De maat en schaal van de hoogbouw is afgestemd op zijn omgeving.
Aan de verdere verstedelijking liggen voorwaarden ten grondslag die te herleiden zijn naar een aantal mobiliteitsprincipes en een focus op (centrum)stedelijk wonen.
De ambitie is om de (regionale) economie te versterken door:
in te zetten op versterking van de stedelijke economie. Specifieke aandacht is hierbij voor het cluster rond health, maar daarnaast ook ict/e-commerce en de creatieve industrie als drager van een aantrekkelijke stad. We stimuleren innovatie en nieuwe bedrijvigheid en kijken daarbij ook naar de koppeling met maatschappelijke thema's.
Raamwerken:
Om het goed ondernemen en prettig wonen in Zwolle te borgen werken we aan het behouden, beschermen en ook ontwikkelen van de Zwolse omgevingskwaliteiten. Dit doen we door het vastleggen van de belangrijkste fysieke structuren van Zwolle. We noemen dat raamwerken, het geraamte van Zwolle. De ontwikkeling van Zwolle, met onder andere woningbouw, gaat hand in hand met het behouden en versterken van die raamwerken en dus de fysieke hoofdstructuur van Zwolle.
Het fysiek kapitaal van Zwolle bestaat uit cultuurhistorie, landschap en natuur. Eén van de geformuleerde topambities is het behouden en beschermen van cultuurhistorie, biodiversiteit en landschap als belangrijke fysieke waarden. De waarden van het fysiek kapitaal moeten op een zorgvuldige wijze worden meegewogen bij ingrepen in de fysieke leegomgeving. Daarom zijn er een aantal spelregels opgesteld.
Binnen de raamwerken zijn verder de volgende thema's aangewezen:
Gebiedsprofielen:
De gebiedsprofielen geven richting aan de toekomstige ontwikkeling van de verschillende gebieden in Zwolle. Het is een uitnodiging aan ondernemers, bewoners en andere partners om samen te werken aan een toekomstbestendig Zwolle. In de gebiedsprofielen worden de benoemde algemene opgaven, ambities en principes op stedelijk niveau vertaald naar een strategie voor concrete gebieden. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de bestaande kwaliteiten en waarden van het gebied, de huidige fysieke inrichting en specifieke opgaven die spelen in een gebied. De profielen beschrijven een samenhangend toekomstbeeld voor de gebieden, met aandacht voor het gewenste woonmilieu, de sociale en economische dynamiek, de ruimtelijke kwaliteit, de mate van functiemenging, het mobiliteitsbeleid, gezondheid, de mogelijkheden van vergroening en de verduurzaming van gebouwen en de openbare ruimte.
De volgende gebiedsprofielen worden onderscheiden:
Realisatiestrategie:
In het realiseren van onze opgaven staan we niet alleen. Ons vertrekpunt is, we doen het samen, waarbij de rol van de gemeente telkens maatwerk is en zijn we iedere keer duidelijk over onze rol. Participatie is een belangrijk onderdeel van het proces om opgaven aan te pakken en bij initiatief. De omgevingsvisie is het integrale beleidskader voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven. De gebiedsopgaven en de opgaven in onze raamwerken zijn daarbij leidend. De initiatieven sluiten daarop aan en leveren een kwaliteitsbijdrage aan private én publieke ruimte.
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van visie:
Door de voorgenomen ontwikkeling wordt op perceelsniveau de ruimtelijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten versterkt, de centrale ambitie van de visie. Deze ontwikkeling gaat namelijk gepaard met de nodige ruimtelijke investeringen die bijdragen aan het aspect landschap als een belangrijke drager van de fysieke waarden.
In de visie maakt het plangebied onderdeel uit van het gebiedsprofiel "Agrarisch gebied". Daarin is het volgende opgenomen dat van toepassing is op deze ontwikkeling:
In het agrarische landschap ligt het accent op ontwikkeling van de landbouw. Andere functies zijn toegestaan voor zover niet hinderlijk voor de functie landbouw. Het agrarisch landschap is overwegend open en het is van belang om deze openheid te handhaven. Bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen is dit een belangrijk uitgangspunt. Het per saldo toevoegen van nieuwe (agrarische) bebouwing verstoort de kwaliteit van het gebied. Dat is alleen mogelijk als daar een compensatie tegenover staat. Bijvoorbeeld door het slopen van overtollige en landschap ontsierende bebouwing of het aanleggen van nieuw landschap. Wonen en werken in vrijkomende agrarische bebouwing is toegestaan indien niet belemmerend voor de landbouw en passend in het landschap. De voorkeur gaat uit naar hergebruik van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.
Het voorliggende initiatief voldoet aan het beschreven gebiedsprofiel.
Gelet ook op hetgeen is opgemerkt kan de conclusie worden getrokken dat het plan in overeenstemming is met het ruimtelijke beleid.
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Cultuurhistorisch beleid
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 december 2019.
In de mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet zondermeer opgevangen wordt door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. En dat de ambitie is voornamelijk te investeren in een bereikbaar en toegankelijk Zwolle, waarbij mobiliteit gaat bijdragen aan andere Zwolse doelstellingen. Van economische groei tot de woningbouwopgave; van klimaat neutrale gemeente tot gezonde en vitale wijken.
De ambitie is dat we ervoor zorgen dat Zwolle ook in de toekomst goed bereikbaar is door fietsen, lopen en reizen met het openbaar vervoer te stimuleren én door het autogebruik beter te spreiden. Alleen met al deze maatregelen kunnen we de knelpunten in het Zwolse verkeer voldoende wegnemen om de verwachte groei van verkeersdeelnemers op te vangen en Zwolle bereikbaar, veilig en leefbaar te houden.
Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening en Groene Kaart
Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.
Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.
Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.
Landschapsontwikkelingsplan
De gemeente Zwolle heeft in samenwerking met de gemeenten Kampen en Zwartewaterland een landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld voor het totaal van deze drie gemeenten. Het LOP heeft als doel de bijzondere landschappelijke kwaliteiten van de drie gemeenten verder te ontwikkelen en dient als handvat bij ontwikkelingen in het landelijke gebied.
Het buitengebied van deze drie gemeentes is opgedeeld in 11 deelgebieden. Het erf aan de Wijheseweg ligt nog net binnen het deelgebied “Stroomruggen en dijken”, gelegen in de buurt van de IJssel. De richtlijn uit het LOP is gebruikt bij de inrichting van het erf.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid. Het vernieuwde erf wordt adequaat landschappelijk ingepast en er worden geen waardevolle bomen geveld.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die samengaan zijn in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater op orde komt. Oppervlaktewater moet voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van “een goede chemische toestand”. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.
Waterwet
De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.
Waterbeheer 21e eeuw
De commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gevraagd advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland, rekening houdend met ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
Bij “vasthouden, bergen, afvoeren” wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer toch een wateroverschot ontstaat, wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij “schoonhouden, scheiden en zuiveren” gaat het om een voorkeurvolgorde, waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het IJsselmeerpeil, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Deze zijn op 1 mei 2017 vastgesteld. De 'Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur' heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota "Water raakt!" door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van veel wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassing aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van afvalwater, grondwater en hemelwater vastgelegd in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2016-2020. Hier staan ook ontwerprichtlijnen in beschreven waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Woonvisie
De Woonvisie Ruimte voor Wonen 2017 is vastgesteld door de raad op 8 mei 2017 en geldt als onderlegger voor de Omgevingsvisie. De Woonvisie bevat vier ambities: sterke groeistad, moderne woonstad, solidaire leefstad en duurzame deltastad. Zwolle groeit hard en staat voor de grote uitdaging veel nieuwe woningen toe te voegen. Binnen die groeiopgave wil Zwolle zorgen voor vernieuwende en particuliere woonconcepten en voldoende betaalbare woningen zodat Zwolle een inclusieve stad blijft. De groei van het aantal huishoudens in Zwolle (en daarmee dito de behoefte aan nieuwe woningen) bestaat voor een belangrijke deel uit de groei van een- en tweepersoons huishoudens. Op 14 april 2019 heeft de raad Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 vastgesteld als actualisatie en uitvoeringsprogramma van de Woonvisie 2017.
In de Woonvisie en Ontwikkelstrategie zijn kaders vastgelegd voor de woningbouw in Zwolle:
In de Ontwikkelstrategie is als actualisatie op de Woonvisie de behoefte voor de periode 2019-2024 opgehoogd van 1.000 woningen per jaar. De Woonvisie gaat uit van 600 woningen per jaar tot 2027 en daarna 400 woningen per jaar. Zwolle groeit op dit moment zo hard dat in het perspectief van een groeiende behoefte aan stedelijk wonen, een programma van 600 woningen per jaar ver beneden de marktvraag ligt.
Het ministerie van BZK, de provincie Overijssel en de gemeente Zwolle hebben op 7 maart 2019 de overeenkomst “Pilot woningbouw Zwolle” ondertekend waarin voor de jaren 2019 en 2020 is vastgelegd dat voor woningbouwplannen binnen bestaand stedelijk gebied in Zwolle de behoefteprognoses die gehanteerd worden binnen de woonafspraken West Overijssel worden losgelaten. Voor de provincie Overijssel betekent dit een lichte planologische toetsing op bestemmingsplannen met woningbouw.
Als we voor het bepalen van de behoefte aan woningbouw in Zwolle de Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 en de Woonvisie 2017-2027 combineren, zou de behoefte aan nieuwe woningen voor de periode 2019 tot 2029 uitkomen op 7.600 woningen. Op dit moment bereidt de provincie nieuwe regionale woonafspraken voor die in de loop van 2020 moeten worden vastgesteld.
De harde plancapaciteit in Zwolle bedraagt (peildatum 1 oktober 2019) nog ongeveer 3.750 woningen. Dat betekent dat voor dit plan voldoende ruimte bestaat.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het omvormen van bedrijfswoningen naar burgerwoningen. De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt via een erf transformatie, hetgeen wat in lijn is met de ambities van de gemeente. Het plan is in overeenstemming met het woonbeleid.
Beroep- en bedrijf aan huis
Beroep aan huis wordt toegestaan.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid.
Algemeen beleid
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
Voor het plangebied worden de verschillende relevante milieuthema's hierna kort beschreven.
Geluid
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Het gebiedstype dat het best past bij het bestemmingsplan is het gebiedtype 'gemengd landelijk'. Er wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. De diversiteit binnen deze gebieden is groot. Ook de milieukwaliteit is divers. De gebieden bevinden zich veelal rond infrastructuur zoals ontsluitingswegen, waterwegen en spoorwegen. De milieuambitieniveau is afgestemd op het achtergrondniveau. Met dit plan worden geen geluidsgevoelige objecten toegevoegd.
Luchtkwaliteit
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd om voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid, zodat onder meer overal wordt voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico (PR).
Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders als nadere uitwerking van de doelstelling uit de beleidsvisie het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid.
Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het plangebied valt in het gebiedstype 'agrarisch landschap' en valt niet binnen het overkoepelende gebiedstype 'stroomzone'. Dit zijn de groene gebieden met overwegend agrarische functies. Wonen (los van agrarische bedrijven) in deze gebieden is beperkt toegestaan.
Bedrijven en milieuzonering
Voor het toetsen en plannen van ruimtelijke ontwikkelingen wordt gewerkt met de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering uit 2009.
Met een goede ruimtelijke ordening kan hinder worden voorkomen. Dit kan door voldoende afstand te behouden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. In de handreiking zijn lijsten opgenomen met richtafstanden. Als niet aan deze richtafstanden kan worden voldaan, zal maatwerk moeten worden geleverd. Dit houdt in dat een nadere beoordeling van de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot haar omgeving noodzakelijk is.
Bodem
In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering. In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond (de laag tot ca. 0,5 meter onder maaiveld) en de ondergrond (dieper dan 0,5 meter onder maaiveld).
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, AW2000 ('schone grond') en hoofdwegen. Onderhavig plangebied heeft na de planrealisatie de functie wonen.
Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen landbouw/natuur, wonen en industrie ingevoerd. Op 24 augustus 2015 heeft de gemeente de bodemkwaliteitskaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied ligt binnen de bodemfunctie 'landbouw/natuur'. In dit deel geldt de kwaliteitsklasse voor de bovengrond (bovenste 50 cm onder maaiveld) als de ondergrond (van 0,5 tot 2,0 meter onder maaiveld).
Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkeling van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is. Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden.
Normaliter worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terugsaneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit wijzigingsplan.
Het erf van Havezathe Zuthem aan de Wijheseweg wordt gevormd door de boerderij met huisnummer 26 en de dubbele woning (het bouwhuis) met huisnummers 28 en 30. Het erf bestaat daarnaast uit een aantal agrarische schuren van grote omvang en er is relatief weinig beplanting aanwezig. Verder is een grote oppervlakte in gebruik als voeropslag en is een aantal mestkelders aanwezig. Al met al oogt het erf rommelig en onaantrekkelijk.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Van boven naar beneden, van links naar rechts: verharding voorzijde bouwhuis, toegang boerderij en bouwhuis, vooraanzicht stal, hooiberg, romneyloods met ruwvoeropslag en kapschuur
Zoals aangegeven in de inleiding is de initiatiefnemer voornemens het perceel aan de Wijheseweg in gebruik te nemen als woonperceel. De gewenste situatie betreft een geheel nieuw ingericht erf, geschikt voor het gewenste gebruik van de bewoners. Hierbij worden karakteristieke elementen en agrarische waarden gehandhaafd of teruggebracht.
Te verwijderen elementen
Op het achtererf zal een groot deel van de agrarisch bebouwing alsmede erfverharding komen te vervallen. De ligboxenstal, de werkplaats/schuur en de halfronde stalen schuur worden verwijderd. Ook wordt de 500 m³ mestopslag en ruim 1100 m² erfverharding in de vorm van kuilvoerplaten verwijderd. De genoemde elementen worden binnen de aangeduide gekleurde vlakken verwijderd, zoals weergegeven op de afbeelding.
Afbeelding: te verwijderen elementen
De te verwijderen elementen zijn onderdeel van de regels als voorwaardelijke verplichting om zodoende de te realiseren kwaliteitsimpuls te bewerkstelligen.
Inrichting erf
De karakteristieke woonboerderij met bakhuis en de hooiberg blijven behouden. Al deze elementen zijn in de bijlage “waardevolle erven en structuren” bij het “Bestemmingsplan Buitengebied – IJsselzone, Windesheim” als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt (zie ook paragraaf 3.3). De bestaande woning in het voorhuis blijft behouden, de wens bestaat om op termijn in het achterhuis een nieuwe woning te realiseren. Een afwijking van de gebruiksregel biedt die mogelijkheid. Hier kan eventueel gewoond worden met een totaalbeleving van het landelijk gebied door het zicht richting op het omliggende weidegebied. Het bakhuis wordt met behoud van karakteristieke kenmerken opgeknapt en ingericht voor een beroep aan huis (coachingspraktijk). Het bakhuis heeft een iets grotere omvang dan het standaardmaximum van 50 m² omvang voor een beroep aan huis. In de regels is hiervoor een passende regel opgenomen. De hooiberg krijgt de functie van Bed & Breakfast, met behoud van de karakteristieke hooibergvorm wordt deze gerealiseerd.
Afbeelding: inrichtingsschets (er is hierin al voorgesorteerd op het huis in het achterhuis)
De werktuigberging/kapschuur zal blijven bestaan, een kavel van ruim 2,2 hectare met boomgaard vraagt om goed onderhoud, hiervoor zullen enkele agrarische machines worden aangeschaft welke in de werktuigberging gestald kunnen worden, ook dient deze locatie als werkplaats voor de verbouwing en het onderhoud in en aan de gebouwen. Als ruimtelijk element begrenst de werktuigberging het erfensemble.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Afbeelding: sfeerimpressies
Een deel van de erfverharding tussen de boerderij en de werktuigberging zal worden ingezaaid met een bloemmengsel en diverse bomen worden hier geplant. Het voorerf zal ingericht worden met een boomgaard met hoogstam fruitbomen omringd door een haag van meidoorn. Tussen de bomen wordt een bloemmengsel van veldbloemen gezaaid. Voor het huis zal een lindeboom worden geplaatst. Allen bij de omgeving passende beplanting. De 4 rode beuken bij de entree van het erf blijven behouden.
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (RCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen. In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.
De projectlocatie heeft een archeologische verwachtingswaarde van 100%. Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de archeologische waarderingskaart.
Uitsnede archeologische waardenkaart met globale locatie plangebied (Havezathe Zuthem)
Een 100% gebied is een archeologische toplocatie. Met 100% zekerheid is bekend dat belangrijke archeologische waarden aanwezig zijn. Indien bescherming niet mogelijk is, is opgraving noodzakelijk.
Voro dit wijzigingsplan kan worden volstaan dat voor aanvang van werkzaamheden in de grond, dieper dan 0,5 meter, een melding wordt gedaan bij de gemeentelijke archeloog. Hierbij wordt de uitvoerdatum van de werkzaamheden vermeld zodat de gemeente Zwolle de mogelijkheid heeft bij deze werkzaamheden aanwezig te zijn en hierbij archeologische waarnemingen te doen.
Het gehele plangebied heeft een archeologische waardering van 100% en heeft in het bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" gekregen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de kans op archeologische vondsten.
Cultuurhistorie is de afgelopen jaren beleidsmatig steeds meer in de belangstelling komen te staan. Overheden zien in toenemende mate de waarde in van cultuurhistorische objecten en structuren.
In het Besluit ruimtelijke ordening is expliciet opgenomen, dat in ruimtelijke besluiten aandacht moet worden besteed aan cultuurhistorie.
In ons gecultiveerde landschap zijn nog vele sporen aanwezig die informatie geven over de historische situatie of ontwikkeling van een gebied. Deze structuren en objecten vertellen het verhaal van hoe de mens in en om Zwolle woonde en werkte. De aanwezige structuren en objecten houden de identiteit en belevingswaarde van de fysieke leefomgeving in stand. Cultuurhistorie en erfgoed zijn daarom nauw verbonden met de kwaliteit van de omgeving.
Cultuurhistorische analyse
In 2009 is een cultuurhistorische analyse van het buitengebied van de gemeente Zwolle opgesteld. Het onderzoek geeft inzicht in de historisch-geografische cultuurhistorische waarden zodat deze waarden beter in stand kunnen worden gehouden en kunnen dienen als randvoorwaarde en inspiratie bij ruimtelijke opgaven. Het overzicht van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen is gebaseerd op de 'inventarisatie historische boerderijen in de gemeente Zwolle' (2002). Bij de waardering is onderzocht of een boerderij op de kadastrale minuut van 1832 voorkwam. Hiermee is in beeld gebracht welke boerderijen (waarschijnlijk) een oudere boerderij betreffen. Verder zijn aan de hand van een architectonische waardering 1, 2 of 3 sterren (*) aan een boerderij toegekend. De inventarisatie heeft geleid tot een lijst van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen die met name is gebaseerd op ouderdom (van voor 1832) en/of bijzondere architectonische kwaliteit.
Binnen het plangebied zijn er geen panden aanwezig die op grond van de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening beschermd zijn. Binnen het plangebied zelf wel cultuurhistorische waarden aanwezig.
Cultuurhistorische waarde
Dit erfensemble ligt op de locatie van de oude havezate Zuthem. Tegenover de weg zijn nog de restanten van een Grand Canal aanwezig die onderdeel uitmaakte van het landgoed. Zowel de boerderij, het bakhuis, de hooiberg en het bouwhuis hebben hoge cultuurhistorische waarde. Het bouwhuis is vermoedelijk het laatste restant van het voormalige havezate. Het slopen van de grote ontsierende schuren is zeer wenselijk. Tegen de woonbestemming en de voorgestelde erfinrichting bestaat vanuit cultuurhistorisch oogpunt geen bezwaar. Wijzigingen aan de woningen zijn mogelijk maar wel met behoud van de cultuurhistorische waarden.
Het plan bestaat uit een geheel nieuw ingericht erf, geschikt voor het gewenste gebruik van de bewoners. Hierbij worden karakteristieke elementen en agrarische waarden gehandhaafd of teruggebracht. De beschermde erfstructuur blijft behouden (en beschermd door toekenning van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Het aspect cultuurhistorie vormt om die reden voor de ontwikkeling geen belemmering.
Het erf kent in de huidige situatie een rechtstreekse ontsluiting op de Wijheseweg, een provinciale weg. In de huidige situatie wordt het parkeren op het eigen erf opgevangen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Met voorliggend plan wordt de agrarische bestemming omgezet naar een woonbestemming, waarbij de bestaande agrarische bedrijfswoningen worden omgezet naar een burgerwoning. Door deze wijziging zal er per saldo sprake zijn van een afname van het aantal verkeersbewegingen, de mogelijkheid om het perceel in gebruik te nemen ten behoeve van een agrarisch bedrijf vervalt namelijk. De bestaande in- en uitrit, die het perceel ontsluit op de Wijheseweg, blijft liggen. In de basis zijn perceelaansluitingen op een dergelijke gebiedsontsluitingsweg ongewenst. Het betreft hier een historisch gegroeide situatie en is daarmee het vertrekpunt. Doordat het aantal verkeersbewegingen, in planologische zin, afneemt en de bestaande in- en uitrit blijft liggen zal de verkeersituatie gelijk blijven dan wel verbeteren. Het parkeren zal op eigen terrein plaatsvinden. Gezien de ruime omvang en inrichting van het perceel wordt gesteld dat hiervoor voldoende ruimte is (ook bij een eventuele extra woning).
Het plangebied ligt in het buitengebied van Zwolle en wordt omgeven door agrarische percelen met verspreid staande boerderijen. Het agrarische gebied heeft een vrij open karakter met relatief weinig opgaand groen zoals bomenrijen en houtwallen. Ten noorden ligt de stad Zwolle en langs de westzijde loopt rivier de IJssel.
In het kader van het zorgvuldig handelen zoals genoemd in de Flora- en Faunawet is ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in maart 2020 een quickscan uitgevoerd door Otte Groenadvies. Het onderzoek is als Bijlage 1 van de toelichting opgenomen.
Natura 2000
Het plangebied is gelegen op circa 1.300 meter van een Natura 2000-gebied (Rijntakken). Voor de voorgenomen ontwikkeling is een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd. Voor een nadere uiteenzetting hierover wordt verwezen naar paragraaf 3.8.3.
Natuur Netwerk Nederland (NNN) & Zone Ondernemen met Natuur en Water (Zone ONW)
De planlocatie ligt niet binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland. De dichtstbijzijnde gebieden betreft het deelgebied Lierder en Molenbroek op circa 300 meter ten zuiden van de planlocatie. Grenzend aan het NNN ligt het ONW, de ONW is globaal begrensd. Hier is het beleid gericht op ruimte te creëren voor economische ontwikkelingen zoals de landbouw, recreatie en natuur gebonden woon- en werklocaties (bijvoorbeeld nieuwe landgoederen). Tijdens de werkzaamheden worden er schuren geamoveerd en ruimte gemaakt voor een groene inrichting. Negatieve effecten zijn niet te verwachten naar aanleiding van de voorgenomen werkzaamheden.
Weidevogelgebied
Met betrekking tot het weidevogel- en korhoengebied en beschermde landschapselementen geldt dat de planlocatie ligt in de bufferzone van het weidevogel- en korhoengebied. Deze bufferzone ligt in een straal van 5 kilometer om het weidevogelgebied heen. Het weidevogel- en korhoengebied ligt op circa 1 kilometer ten oosten van de planlocatie. Met de ruimtelijke ontwikkeling worden schuren geamoveerd en het terrein wordt ruimtelijk ingepast. De omliggende weilanden blijven ongeroerd. Negatieve effecten op het weidevogelgebied zijn niet te verwachten.
Conclusie
De voorgenomen planvorming is niet in strijd met gebiedsgerichte bescherming. Er zijn geen vervolgstappen aan de orde.
Flora
Binnen het onderzoeksgebied zijn geen beschermde planten aangetroffen. Nader onderzoek naar vaatplanten is niet nodig.
Zoogdieren
Op de projectlocatie worden voornamelijk, algemene zoogdiersoorten verwacht. De werkzaamheden kunnen tot negatieve effecten op deze soorten leiden, bijvoorbeeld door de aantasting van holen en gangenstelsels. Omdat een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt, moet alleen rekening gehouden worden met de algemene zorgplicht die voor alle planten en dieren geldt.
Aantasting van vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde soorten is niet aan de orde, daar het plangebied niet beschikt over een geschikt leefgebied en doordat de locatie buiten het bekende verspreidingsgebied valt. Significante verslechtering van (potentieel) leefgebied is geen sprake. Nader onderzoek naar beschermde soorten is niet aan de orde.
Vleermuizen
Op basis van het veldbezoek is de inschatting dat de vleermuizen geen gebruik maken van de te amoveren bebouwing. Nader onderzoek en/of ontheffing aanvragen is niet nodig.
Vogels
Om negatieve effecten op de boerenzwaluw te voorkomen dient er nader onderzoek uitgevoerd te worden om te bepalen hoeveel nestplaatsen van deze soort op de planlocatie aanwezig zijn. Daarna dient er mogelijk een ontheffing aangevraagd te worden bij provincie Overijssel. Het is aannemelijk dat die eventuele ontheffing verleend kan worden omdat er alternatieven voor handen zijn en die relatief eenvoudig uitgevoerd kunnen worden.
Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Wet Natuurbescherming een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren is niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden bij voorkeur buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden.
Overige soorten
Het vóórkomen van beschermde soorten uit overige soortgroepen (amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden) is op voorhand uitgesloten wegens het ontbreken van geschikt leefgebied en doordat de locatie buiten het bekende verspreidingsgebied valt. Negatieve effecten op beschermde soorten uit overige soortgroepen zijn derhalve op voorhand uit te sluiten. Een ontheffing of nader onderzoek naar deze soorten is niet noodzakelijk.
Conclusie
Er dient nader onderzoek plaats te vinden naar de boerenzwaluw als ook naar de kleine marterachtigen. In de quick scan is er van uitgegaan dat er een vrijstelling geldt voor kleine marterachtigen. Dat is sinds eind 2019 niet meer zo. Er moet dus ook nader onderzoek gedaan worden omdat deze soorten potentieel op het terrein voor kunnen komen. Op voorhand wordt niet ingezien dat de Flora en fauna wet in de weg staat voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan temeer de verwachting is dat de toekomstige situatie beter is dan de huidige situatie. Een eventuele ontheffing Wet natuurbescherming zal dan ook naar verwachting worden verleend.
Algemeen
In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Watertoetsprocedure
Het waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de 'geen waterschapsbelang' van de watertoets is toegepast. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies. De watertoets is bijgevoegd in Bijlage 2.
Op de locatie aan de Wijheseweg is in de huidige situatie een agrarisch erf aanwezig.
Op de locatie wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Ook wordt 500 m³ mestopslag en ruim 1100 m² erfverharding in de vorm van kuilvoerplaten verwijderd. Het aantal woningen blijft gelijk aan de huidige situatie. Zoals eerder aangehaald bestaat de wens om op termijn in de oorspronkelijke boerderij aan de achterzijde nog één extra woning te realiseren. In de regels is hiertoe een mogelijkheid opgenomen.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Een woning is aangemerkt als een geluidgevoelig object. Echter er is sprake van reeds bestaande woningen. Voor deze bestaande woningen is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Voor de wens om in het achterhuis een nieuwe woning te realiseren zou een dergelijk onderzoek wellicht wel nodig zijn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van geplande milieugevoelige functies, zoals woningen, ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende milieubelastende functies. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving en andersom of de nieuwe functie de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven aantast.
Het plangebied is niet gelegen binnen richtafstanden van bedrijven. Bedrijven worden door de toe te wijzen woonbestemming niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Andersom worden de bedrijven in hun bedrijfsvoering niet beperkt door de ontwikkeling van dit plan.
Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
De hooiberg krijgt de functie van Bed & Breakfast, met behoud van de karakteristieke hooibergvorm wordt deze gerealiseerd (zie paragraaf 3.1.2). Gelet op de relatief drukke Wijheseweg kan het gebied getypeerd worden tot het omgevingstype gemengd gebied. Dit heeft als gevolg dat de richtafstand 0 meter bedraagt tot de dichtsbijzijnde woning. De hooiberg staat los van de bebouwing gesitueerd aan de Wijheseweg 30, er wordt voldaan aan de richtafstand en ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook in het geval er van 1 trede hoger (10 meter) wordt uitgegaan, wordt voldaan aan de richtafstand (de afstand tussen de Bed & Breakfast locatie en dichtsbijzijnde woning is meer dan 20 meter).
NSL
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Projecten die 'niet in betekende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm.
Met de inwerkingtreding van de NSL op 1 augustus 2009 geldt de volgende bovengrens om als NIBM-project te worden aangemerkt: de bouw van 1500 woningen en/of 100.000m2 aan kantooroppervlak aan één ontsluitingsweg.
In de voorgenomen ontwikkeling aan de Wijheseweg wordt planologisch gezien de aanwezige bedrijfswoningen omgezet naar burgerwoningen. Het aantal woningen neemt dus niet toe. Het project kan daarom worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet verder benodigd.
Stikstof
De sloop van de bestaande bouwwerken en het verwijderen van een deel van de erfverharding zou kunnen leiden tot een verhoging van de stikstofdepositie op omringende en voor stikstof gevoelige natuurgebieden. Middels een AERIUS-berekening dient de stikstofemissie en depositie op nabij gelegen gebieden te worden bepaald. Door Busscher Milieu Advies is een stikstofdepositie berekening uitgevoerd (Berekening stikstofdepositie sloop opstallen Wijheseweg 26 Zwolle, Busscher Milieu Advies, d.d. 10 februari 2020, als Bijlage 3 van de toelichting is opgenomen). De berekening met AERIUS Calculator 2019 genereert een ‘leeg’ rapport. De conclusie uit de berekening luidt als volgt: er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Als gevolg van de voorgenomen planvorming neemt de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden niet toe.
Wet geurhinder en veehouderij & Activiteitenbesluit
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
Situatie plangebied
Het plangebied is gelegen in het buitengebied. De dichtsbij gelegen agrarische veehouderijbedrijven betreffen twee melkveebedrijven aan de Wijheseweg 14 en Wijheseweg 27, beide op circa 400 meter afstand van het plangebied gelegen. Binnen de directe omgeving van het plangebied (< 1 km) zijn geen intensieve veehouderijen gelegen waar dieren met geuremissie factor worden gehouden. Het is voldoende aannemelijk dat aan de geurnorm wordt voldaan. Ter plaatse van het plangebied zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook worden de agrarisch bedrijven niet in de bedrijfsvoering belemmerd. Een geuronderzoek is niet nodig.
Algemeen
Bij de vaststelling van een wijzigingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
Verkennend bodemonderzoek
Mateboer Milieutechniek B.V. heeft ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek zijn hieronder opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete bodemonderzoek welke is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.
In het bodemonderzoek worden de volgende conclusies getrokken:
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.
Algemeen
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Plangebied
Het project zelf maakt geen risicovolle inrichting mogelijk die leidt tot nadelige gevolgen voor het milieu. Een woning is niet aangemerkt als (risico veroorzakende) inrichting. Woningen zijn echter aan te merken als een (beperkt) kwetsbaar object, zodat op zich beoordeeld dient te worden of er in de nabijheid van het terrein eventueel Bevi-inrichtingen zijn die van invloed zijn/kunnen zijn op het wijzigingsplan. Om dit te beoordelen is de risicokaart geraadpleegd. Op de risicokaart zijn onder andere risicovolle inrichtingen en risicovol transport over spoor en weg weergegeven.
Bevi-inrichtingen binnen en buiten het plangebied
Binnen en buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi-inrichtingen en/of bedrijven die invloed hebben op het plangebied. Het plangebied ligt niet in een inventarisatiegebied van een Bevi-inrichting.
Buisleidingen
Er zijn geen buisleidingen in de buurt aanwezig. De dichtsbijzijnde gasleiding ligt op ruim 300 meter van de woningen. In de dichtheid aan personen in het plangebied zal niets tot bijna niets veranderen waardoor een nadere afweging achterwege kan blijven.
Route gevaarlijke stoffen
Op circa 500 meter ten westen van het plangebied ligt het spoor Zwolle – Wijhe, hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het betreft brandbare vloeistoffen. Het invloedgebied bij transport van deze stoffen over spoor bedraagt slechts 35 meter en vormt derhalve geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Hoogspanningsleidingen
Er bevinden zich geen hoogspanningsmasten in de nabijheid van het plangebied.
Conclusie
Het plan zelf voorziet niet in de oprichting van een risicovolle activiteit. Een verdere afweging in het kader van de externe veiligheid kan achterwege blijven. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht. In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r.
Het wijzigen van de bestemming van "agrarisch" naar "wonen" zonder dat het aantal woningen toeneemt, valt niet onder een van de onderdelen van het Besluit m.e.r. Voorliggend wijzigingsplan is daarom niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Dit wijzigingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Buitengebied, Wijheseweg 26, 28 en 30 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het wijzigingsplan Buitengebied, Wijheseweg 26, 28 en 30.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Gevolgd door de volgende bijlage:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd.
In dit artikel wordt aangegeven dat de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied - IJsselzone, Windesheim' en 'Buitengebied - IJsselzone, Windesheim herziening 1' van toepassing zijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
In deze artikelen is een verwijzing naar de regels van de overeenkomende bestemmingen in het bestemmingsplan 'Buitengebied - IJsselzone, Windesheim' en/of 'Buitengebied - IJsselzone, Windesheim herziening 1' opgenomen. De bestemming Wonen kent enkele aanvullingen/wijzigingen. Dat wordt verderop nader geduid.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap
De regels van het moederplan zijn van toepassing met de volgende wijzigingen/ aanvullingen:
Artikel 6 Waarde - Archeologie;
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie;
In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 23.
Het plan zal geheel in particuliere handen uitgevoerd worden. Voor de gemeente zijn er geen financiële consequenties aan verbonden.
Grondexploitatie
Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publieksrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1. Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een wijzigingsplan zijn.
Onderhavig plan ziet niet toe op de bouw van een hoofdgebouw. Hierdoor is er geen sprake van een aangewezen bouwplan (ex art. 6.2.1 Bro), waardoor er geen exploitatieplan opgesteld hoeft te worden.
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe het initiatief is gecommuniceerd met de buurt en wat de resultaten zijn van het vooroverleg met de vooroverlegpartners. Hiermee wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid toegelicht.
De initiatiefnemer is eigenaar van het perceel Wijheseweg 26. Het naastgelegen voormalige bouwhuis is in gebruik als dubbele woning met het adres Wijheseweg 28 en Wijheseweg 30. Deze woningen en de bijbehorende grond zijn in eigendom van de huidige bewoners. De percelen vallen midden in de kavel van het adres Wijheseweg 26. Om ruimtelijke eenheid te realiseren, goede randvoorwaarden te creëren en daar ook geen sprake meer is van agrarische activiteiten worden de drie percelen voorzien van een woonbestemming. Uit gesprekken met deze eigenaren is gebleken dat zij hier positief tegenover staan.
De initiatiefnemer heeft ook contact gezocht met de overburen van Zorgboerderij Molenzicht aan de Wijheseweg 33. Ook zij staan positief tegenover de bestemmingswijziging.
Voor het overige zijn er niet directe buren met het plangebied.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg worden gepleegd met betrokken waterschap(pen) en diensten van rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit wijzigingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
Op basis van artikel 3.1.1, lid 2 heeft de provincie de mogelijkheid om plannen aan te wijzen waarvoor geen vooroverleg is vereist. De provincie Overijssel heeft van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt en een zogenoemde 'Vooroverleglijst ruimtelijke plannen' opgesteld.
Voor plannen in het buitengebied/ groene omgeving is in deze lijst onder B, lid 1 opgenomen:
Woningbouw
Plannen/projectbesluiten voor geheel of gedeeltelijke vernieuwing, vervanging of verandering van een bestaande en bestemde woning/bedrijfswoning en/of van een bij de woning behorend bijgebouw. Bij vervanging/vernieuwing gaat het om dezelfde plek van de bestaande woning of op daartoe bestemde gronden binnen een afstand van maximaal 10 meter van de bestaande woning mits passend binnen de gebiedskenmerken met een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
In het voorliggende geval is sprake van een bestemmingswijziging van agrarisch naar wonen waar de bestaande bedrijfswoningen wijzigen naar reguliere woningen. Gezien het vorenstaande wordt daarom afgezien van het voeren van vooroverleg met de provincie Overijssel.
Waterschap Drents Overijsselse Delta
Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond) wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang.
Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan. De watertoets is bijgevoegd in Bijlage 2.