Plan: | Marslanden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP18006-0004 |
Dit bestemmingsplan Marslanden biedt een actuele juridisch-planologische regeling voor Marslanden.
In de periode van 2003 tot en met 2013 is in het kader van Zwolle op Orde een groot deel van de bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle geactualiseerd en gedigitaliseerd. Het geldende bestemmingsplan Marslanden was één van deze plannen.
Naar verwachting treedt op 1 oktober 2022 of 1 januari 2023 de Omgevingswet in werking. Deze nieuwe wet zal er onder meer in voorzien dat het bestemmingsplan, als huidig ruimtelijk instrument, wordt vervangen door een nieuw integraal 'omgevingsplan'. Het overgangsrecht van de Omgevingswet geeft aan dat (digitale) bestemmingsplannen van rechtswege deel gaan uitmaken van het omgevingsplan.
Het is daarom zaak de Zwolse bestemmingsplannen die op orde zijn actueel te houden, om goed te kunnen anticiperen op de komende Omgevingswet. Om die reden is gestart met Zwolle op Maat. Eén van deze plannen betreft het in 2010 vastgestelde bestemmingsplan Marslanden.
Met dit nieuwe plan voor Marslanden wordt een actueel bestemmingsplan vastgesteld dat voldoet aan de voorwaarden om op te gaan in het omgevingsplan. Het plan voorziet in een toekomstgerichte, uniforme, digitale en gestandaardiseerde regeling.
kaart: overzicht bestemmingsplannen Zwolle op Orde
Het plangebied wordt globaal begrensd door de spoorlijn Zwolle-Meppel aan de noordkant; de Ceintuurbaan, de Heinoseweg en de Kanaalweg aan de oostkant; de Sekdoornsedijk aan de zuidkant en de spoorlijn Zwolle-Almelo aan de westkant.
De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op de volgende kaart. Voor de exacte begrenzing is de verbeelding te raadplegen.
kaart: situering plangebied
Hieronder is een overzichtskaart opgenomen met de ligging van de verschillende deelgebieden van bedrijventerrein Marslanden.
kaart: Marslanden, deelgebieden
In het plangebied gelden de volgende plannen:
Bestemmingsplan Marslanden
(overgrote deel plangebied)
NL.IMRO.019300001530, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 januari 2010, nummer EC0911-0093
Bestemmingsplan Anthony Fokkerstraat, kynologenclub Zwolle
NL.IMRO.0193.BP11007-0004, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 maart 2012, nummer EC1111-0060
Bestemmingsplan Zwolle, parapluplan parkeren
NL.IMRO.0193.BP16012-0003, vastgesteld bij raadsbesluit van 3 juli 2017, nummer 367444
In dit hoofdstuk komen de, voor dit bestemmingsplan, relevante onderdelen omtrent het beleidskader aan de orde zoals rijksbeleid inclusief de Ladder voor duurzame verstedelijking, provinciaal- en gemeentelijk beleid.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Inleiding
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn acht voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Zwolle is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
1. De Omgevingsagenda.
Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Regio Zwolle onderdeel vanuit maakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
2. De NOVI-gebieden.
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat door het conserverende karakter van voorliggend bestemmingsplan er geen rijksbelangen worden geraakt als opgenomen in de NOVI.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die geldt vanaf 1 juli 2017, bevat de verplichting om in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In artikel 1.1.1 van het Bro is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Volgens de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) vallen onder het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Bovendien zijn er inmiddels meerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, waarin het begrip stedelijke ontwikkeling verder is verduidelijkt.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ladder blijft verder buiten beschouwing.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
De uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel voor Marslanden
Voor Marslanden is in de Omgevingsvisie Overijssel het volgende beeld opgenomen.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling nodig of mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de Omgevingsvisie aangeduid als 'woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.
"8.2.1.2 Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken
Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of
mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de
diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen
op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang
is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld
door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op
overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de
energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame
energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten)."
Gebiedskenmerken
Het plangebied is onderdeel van de stedelijke omgeving van Zwolle. Marslanden is aangemerkt als 'bedrijventerreinen'. De visie geeft aan dat het bij bedrijventerreinen gaat om het versterken van het vitale karakter en de kwaliteit van bedrijventerreinen. Ook van belang zijn het verbinden van het terrein met de omgeving en het versterken van de profilering van bedrijventerreinen (gericht op onderlinge differentiatie).
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.
Inleiding
Ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet heeft de gemeente de omgevingsvisie “Ons Zwolle van morgen 2030” opgesteld.
De omgevingsvisie, dat op 13 september 2021 door de raad is vastgesteld, beschrijft de koers voor de fysieke leefomgeving van de gemeente Zwolle vooral op de periode tot 2030. De visie helpt om de volgende stappen te zetten in de ontwikkeling van de gemeente waarin leefbaarheid, gezondheid, wonen, mobiliteit, klimaat, duurzaamheid en economie hoog in het vaandel staan.
Steeds meer Zwolle: ambities en kernopgaven
Aan de hand van de Zwolse Kernopgaven wordt de omgevingsvisie opgebouwd. “De drager” van de gemeente is het menselijk kapitaal. Centraal staat de ambitie: Zwolle versterkt en benut het menselijk kapitaal van Zwolle. De kwaliteiten op het gebied van landschap, cultuurhistorie en biodiversiteit van de bestaande stad en haar natuurlijke omgeving is een ijzersterk “fundament”, om op verder te bouwen. Centraal staat de ambitie: Zwolle behoudt en versterkt haar ruimtelijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten.
De drager en het fundament vormen de structurele verbindingen in het 'Huis van Zwolle' te midden van de volgende drie leidende ambities voor de verdere ontwikkeling:
Dit is terug te vertalen naar de volgende afbeelding:
Ontwikkelingen en opgaven verbonden aan ambitie
De wereld om ons heen verandert voortdurend. Er zijn allerlei factoren die van invloed zijn hoe we de ruimte inrichten. Trends en ontwikkelingen op gebieden als leef-, klimaatbestendige-, duurzame- en werkgemeente, een gemeente waar we ons verplaatsen en Zwolle als onderdeel van Nederland en de regio geven inzicht voor de visie met een doorkijk naar de effecten ervan voor Zwolle.
Ruimtelijke koers
Basis
De ruimte om te leven is de belangrijkste waarde. Ruimte om te leven voor mens, plant en dier. Leefbaarheid of kwaliteit van leven staat voorop en is leidend bij iedere ontwikkeling: een gezonde balans tussen welzijn en welvaart.
Sturen op kwalitatieve ontwikkeling
Voor de inrichting van de stad en van het buitengebied zijn de volgende spelregels en principes van toepassing als sturingsfilosofie:
Randvoorwaarden
Deze ontwikkeling vinden plaatsen binnen een aantal randvoorwaarden:
Er is ruimte nodig om het woningtekort aan te pakken. Er is ook ruimte nodig voor een gezonde buitenruimte met veel groen. Er is ruimte nodig voor ondernemers. Ruimte is ook nodig om te wandelen, te fietsen, voor de bus, de trein en de auto.
Uitgangspunt is het toevoegen van stedelijke woonkwaliteit door te ontwikkelen als een sterke groeistad, een vernieuwende woonstad, een solidaire leefstad en een duurzame deltastad. Met 1000 woningen per jaar tot 2030 wordt het woningtekort op alle fronten aangepakt met onderscheidende woonmilieus en een gevarieerd woonaanbod voor iedere inkomenscategorie. Het woonprogramma bestaat voor 30% uit goedkope woningen, 40% is middelduur en 30% duur. Grofweg landt 60% van de nieuwe woningen in de bestaande stad met verschillende stedelijke woonmilieus en stedelijke woonvormen. Grofweg 40% van de woningen wordt gerealiseerd in de suburbane woonmilieus wat hoofzakelijk bestaat uit grondgebonden woningen. In de ontwikkeling van de woningen wordt gestreefd naar nieuwe onderscheidende, stedelijke woonvormen en combinaties van wonen en werken.
Meervoudig ruimtegebruik en denken in drie dimensies is het vertrekpunt. Dat betekent enerzijds de hoogte opzoeken (hoogbouw en verdichting) anderzijds wordt ingezet op beter passende vormen van mobiliteit en bereikbaarheid met minder ruimtebeslag. Tenslotte wordt meer aandacht besteed aan de fietser en de voetganger en minder voorrang gegeven aan de automobilist.
De economie wordt versterkt, voornamelijk voor het cluster rond gezondheidszorg, voor ict/e-commerce en de creatieve industrie. Er wordt ruimte gezien voor groei van de logistieke sector. Innovatie en nieuwe bedrijvigheid wordt gestimuleerd waarbij gekeken wordt naar de koppeling met maatschappelijke thema's.
De Zwolse strategische ontwikkelzones
Er is een drietal strategische ontwikkelzones met daarbinnen diverse gebieden die (deels) transformeren naar een andere functie:
Visie op hoogbouw
Voor de verdere verdichting biedt hoogbouw een oplossing. Dat vraagt een zorgvuldige aanpak passend bij het huidige Zwolse stadsilhouet.
Naar een multifunctioneel buitengebied: stad en land verbonden
Centraal staat de ambitie om te werken aan een vitaal, solidair, gezond en duurzaam buitengebied. Om die ambitie in te vullen staan de volgende doelen centraal:
Raamwerken:
Om het goed ondernemen en prettig wonen in Zwolle te borgen wordt gewerkt aan het behouden, beschermen en ook ontwikkelen van de Zwolse omgevingskwaliteiten. Dit door het vastleggen van de belangrijkste fysieke structuren van Zwolle: raamwerken genoemd, het geraamte van Zwolle.
Het raamwerk laat de grote fysieke structuren zien die bepalend zijn voor de ontwikkeling op lange termijn. Een hoofdstructuur waarbinnen ontwikkelingen mogelijk zijn en benoemd de condities om Zwolle in de toekomst aantrekkelijk en toekomstbestendig te houden. Het gaat om de volgende raamwerken: het fysiek kapitaal (landschap, cultuurhistorie en natuur), klimaatadaptatie, gezondheid, mobiliteit, circulariteit, de ondergrond en de buitenruimte.
Eén van de geformuleerde topambities is het behouden en beschermen van cultuurhistorie, biodiversiteit en landschap als belangrijke fysieke waarden. Er is inzichtelijk gemaakt waar die waarden aanwezig zijn. Daaruit volgen een achttal spelregels hoe hier om te gaan wanneer sprake is van ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving.
Gebiedsprofielen:
De gebiedsprofielen beschrijven een integraal toekomstbeeld voor de gebieden. Er is aandacht voor het gewenste woonmilieu, de sociale en economische dynamiek, de ruimtelijke kwaliteit, de mate van functiemenging, het mobiliteitsbeleid, gezondheid, de mogelijkheden van vergroening en de verduurzaming van gebouwen en de buitenruimte.
Elk gebiedsprofiel is opgebouwd uit de volgende twee onderdelen:
De bestaande kenmerken (fysiek en sociaal) en kwaliteiten van gebieden zijn het vertrekpunt voor ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving.
De volgende gebiedsprofielen worden onderscheiden:
Realisatiestrategie:
Aan de slag met het grote aantal opgaven en uitdagingen kan alleen door samen op te trekken met de Zwolse samenleving, met andere overheden, ondernemers en investeerders. Ons vertrekpunt is, we doen het samen, waarbij de rol van de gemeente telkens maatwerk is en zijn we iedere keer duidelijk over onze rol.
Participatie is van groot belang om doelen en ambities in de leefomgeving te bereiken.
De opgaven worden met een gebiedsgerichte benadering aangepakt op die wijze kunnen opgaven worden gebundeld en meekoppelkansen benut.
Bij ieder initiatief in de fysieke leefomgeving, groot of klein, staan de doelen uit de Omgevingsvisie centraal. De Omgevingsvisie is het integrale beleidskader voor de eerste beoordeling van ruimtelijke initiatieven.
Marslanden in de Omgevingsvisie
Op de visiekaart is Marslanden opgenomen met het gebiedsprofiel 'Werklocatie Marslanden'.
Daarnaast zijn de noord-oostelijke en de zuid-oostelijke rand van Marslanden opgenomen als onderdeel van de 'Stadsrand'.
afbeelding: Visiekaart, uitsnede Marslanden
Werkgebieden en -locaties
Over werkgebieden en -locaties wordt gesteld dat deze van grote economische betekenis voor Zwolle en de regio zijn. De bedrijven in deze gebieden zorgen voor werkgelegenheid. Een goede multifunctionele bereikbaarheid, met name voor autoverkeer en openbaar vervoer maar ook voor fietsers is hierbij van belang.
Het is van belang dat Zwolle blijft beschikken over toekomstbestendige werkgebieden en locaties. Duurzame, fysiek-ruimtelijke en sociaal-economische aspecten bepalen de toekomstbestendigheid van een werkgebied. Naast dat deze gebieden een goed vestigingsklimaat moet bieden en een positieve bijdrage moeten leveren aan de economie, moet het terrein ook gezond zijn om te werken en een bijdrage leveren aan de klimaat- en energiedoelstellingen.
Werklocatie Marslanden
Marslanden is één van de grootste bedrijventerreinen van Zwolle en van Overijssel. Het is een gemengd bedrijventerrein waar zowel productiebedrijven gevestigd zijn, grootschalige detailhandel, zakelijke dienstverlening, de autobranche, maar ook ambachtelijke bedrijven. In de toekomst willen we in principe geen nieuwe mogelijkheden voor detailhandel creëren of verdere uitbreiding toestaan. Hiervoor is Voorsterpoort de aangewezen locatie. Ook voor leisure zien we in principe geen ruimte op Marslanden.
Profiel:
Marslanden is een gemengd bedrijventerrein, primair gericht op groothandel, logistiek en bouw. Dit is één van de Zwolse bedrijventerreinen waar we ruimte bieden aan een breed scala aan bedrijvigheid.
Stadsrand
De noord-oostelijke rand (rond de N35 richting Heino) en de zuid-oostelijke rand van Marslanden zijn opgenomen als onderdeel van de 'Stadsrand'.
In zijn algemeenheid wordt er voor de stadsrand het volgende aangegeven:
De StadsRand wordt gemarkeerd door een serie bijzondere plekken. Soms ingetogen en rustig als landgoed Zandhove en begraafplaats Kranenburg. Op andere plekken meer publiek als het stadspark het Engelse Werk met de uitspanning en de recreatie bij de Milligerplas met de appartementen aan het water. We zijn ons door Corona nog bewuster geworden van de waarden van deze gebieden. Het besef is aanwezig om meer in deze gebieden te gaan doen; bijvoorbeeld voor de balans tussen rust en reuring.
Algemeen
Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.
De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken.
Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.
Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.
Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt..
Gebiedsgericht welstandsbeleid
Voor het plangebied is in de Welstandsnota beschrijving nummer 12 'Bedrijventerrein' van toepassing. Hieronder zijn van de beleidskeuzes die hier in het kader van welstand gemaakt zijn samengevat.
Beleidskeuzes
Waardering
De strategische ligging in de stedelijke structuur en de regio maken de bedrijventerreinen tot zeer geschikte vestigingsplaatsen voor een grote verscheidenheid aan bedrijfsactiviteiten. De doorgaande wegen en de knooppunten van de hoofdwegen zijn de “etalages” van de bedrijfsterreinen. Functies die veel publiek trekken zijn vooral hier te vinden.
Dynamiek
Economische factoren en veranderingen in de betekenis van de ontsluitingen bepalen in belangrijke mate de dynamiek van deze gebieden. De functies en/of de gebouwen kunnen hierdoor sterke wisselingen doormaken.
Beleid
Welstandscriteria
Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken. Bij de welstandstoets van een bouwplan zijn de volgende criteria van belang.
Plaatsing
Massa en vorm
Gevels
Bestemmingsplan Marslanden is in overeenstemming met de Omgevingsvisie en de Welstandsnota.
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Cultuurhistorisch beleid
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen. Dit is per 1 juli 2015 verankerd in artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. De gemeente Zwolle heeft als onderdeel van de hele inventarisatie van haar grondgebied voor dit plangebied inventarisaties van cultuurhistorische waarden laten uitvoeren. Binnen het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de geïnventariseerde cultuurhistorische waarden. Daarnaast houdt het bestemmingsplan er rekening mee dat de directe omgeving van monumenten niet onevenredig wordt verstoord.
Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Op grond van de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid. Uitgangspunt is dat de cultuurhistorische waarden, zoals die zijn omschreven in paragraaf 3.3 Cultuurhistorie in stand worden gehouden en waar mogelijk worden versterkt. Cultuurhistorie geldt verder als inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 december 2019.
In de mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet zondermeer opgevangen wordt door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. En dat de ambitie is voornamelijk te investeren in een bereikbaar en toegankelijk Zwolle, waarbij mobiliteit gaat bijdragen aan andere Zwolse doelstellingen. Van economische groei tot de woningbouwopgave; van klimaatneutrale gemeente tot gezonde en vitale wijken.
De ambitie is dat we ervoor zorgen dat Zwolle ook in de toekomst goed bereikbaar is door fietsen, lopen en reizen met het openbaar vervoer te stimuleren én door het autogebruik beter te spreiden. Alleen met al deze maatregelen kunnen we de knelpunten in het Zwolse verkeer voldoende wegnemen om de verwachte groei van verkeersdeelnemers op te vangen en Zwolle bereikbaar, veilig en leefbaar te houden.
Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
In dit bestemmingsplan zijn de mobiliteitsaspecten onderbouwd in paragraaf 3.4 Verkeer en parkeren.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Bomenverordening en Groene Kaart
Voor de bomen geldt de vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.
Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die samengaan zijn in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater op orde komt. Oppervlaktewater moet voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van "een goede chemische toestand". Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat "een goede ecologische toestand". Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.
Waterwet
De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.
Waterbeheer 21e eeuw
De commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gevraagd advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland, rekening houdend met ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
Bij "vasthouden, bergen, afvoeren" wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer toch een wateroverschot ontstaat, wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij "schoonhouden, scheiden en zuiveren" gaat het om een voorkeurvolgorde, waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het IJsselmeerpeil, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. De 'Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur' heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota "Water raakt!" door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van veel wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van afvalwater, grondwater en hemelwater vastgelegd in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2016-2020. Hier staan ook ontwerprichtlijnen in beschreven waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Het Zwolse coffeeshopbeleid gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops in Zwolle.
Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.
Algemeen beleid
Zwolle beschouwt milieu in de omgevingsvisie als een integraal onderdeel van de fysieke leefomgeving. Milieuruimte is niet fysiek zichtbaar maar van groot belang om de bewoners, werkers en bezoekers van Zwolle te beschermen tegen de nadelige effecten van een groeiende en verdere verstedelijking van de stad van bijvoorbeeld de nadelige effecten op de gezondheid van werklocaties, infrastructuur en energiewinning.
Aan de andere kant hebben bijvoorbeeld werklocaties maar ook energiewinning voldoende milieuruimte nodig om optimaal te kunnen functioneren en zich te kunnen ontwikkelen. Het betekent overigens niet dat ontwikkelingen of gebruik door kwetsbare functies binnen de zones uitgesloten worden, er dient wel rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de milieuruimte (en de bijbehorende belangen).
De volgende milieuaspecten kennen milieuzones: geluid, trillingen, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, ondergrond en tenslotte geur. Op diverse thema's is separaat beleid geformuleerd in Zwolle. Het beleid voor de aspecten die relevant zijn voor het plangebied wordt hierna beschreven.
Bedrijvigheid
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen en gevoelige bestemmingen zoals woningen. Anderzijds worden milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" (2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven c.q. voorzieningen en woningen.
Geluid
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'.
Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype "Bedrijfsterrein licht". Voor dit gebiedstype zijn geen geluidambities vastgesteld. Wel geldt voor het bedrijventerrein Marslanden een wettelijke vastgesteld geluidzone.
Ten aanzien van de AMvB-bedrijven, zogenaamde Activiteitenbesluit of BARIM (Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer) bedrijven, op gezoneerde industrieterreinen is het uitgangspunt dat deze bedrijven niet worden beperkt in de door hun gewenste geluidsruimte, maar dat de representatieve geluidsruimte in beeld wordt gebracht en juridisch wordt vastgelegd. Bij het doen van de melding zal het bedrijf ook toekomstige ontwikkelingen in beeld moeten brengen, zodat hier in het zonemodel rekening mee kan worden gehouden. In de Nota Industriegeluid Zwolle (2007) worden afstandcriteria genoemd voor AMvB-bedrijven. Indien een bedrijf zich vestigt binnen de gestelde afstand van de zone, dan wordt door de gemeente een akoestisch onderzoek vereist en op basis hiervan eventueel maatwerkvoorschriften opgelegd.
Luchtkwaliteit
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Stikstof
De Wet natuurbescherming verplicht vooraf te toetsen of plannen conflicteren met beschermde natuurwaarden. Emissies van stikstof kunnen over grotere afstand tot negatieve effecten leiden op natuur.
De Wet stikstofreductie en natuurverbetering, die per 1 juli 2021 inwerking is getreden, voorziet in een structurele aanpak van de stikstofproblematiek. De wet geeft de opdracht voor een programma van maatregelen om stikstofreductie te bereiken en de natuur te herstellen. De wet maakt ook een gedeeltelijke vrijstelling mogelijk van de natuurvergunningplicht voor het aspect stikstof voor activiteiten van de bouwsector.
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd om voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid, zodat onder meer overal wordt voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico (PR).
Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Bedrijventerrein Marslanden wordt gekarakteriseerd als gebiedstype “Bedrijfsterrein licht”. Voor dit gebiedstype geldt dat een beperkte toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan mits dit vanuit de kenmerken van de locatie en maatregelen te verantwoorden is. Binnen het gebiedstype “Bedrijventerrein licht” is de vestiging van nieuwe risicovolle activiteiten in principe toegestaan. Per bedrijventerrein wordt bepaald of en zo ja welke risicovolle activiteiten uitgesloten worden. De PR 10-6 contour mag niet over een buurperceel (maar wel over infrastructuur of een groenzone) liggen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico. Het bedrijventerrein Marslanden ligt in de stroomzones van de IJsselallee, de Oldeneelallee, de Heinoseweg en de spoorlijn Zwolle-Meppel.
Binnen de stroomzone zoals gedefinieerd in het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid zijn volgens het bestemmingsplan geen functies toelaatbaar die tegenstrijdig zijn met voornoemd gemeentelijk beleid. Het beleid zegt over de (on)wenselijkheid van functies binnen de stroomzone:
Bodem
In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering. In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond (de laag tot ca. 0,5 meter onder maaiveld) en de ondergrond (dieper dan 0,5 meter onder maaiveld). Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, AW2000 ('schone grond') en hoofdwegen. Onderhavig plangebied heeft na de planrealisatie de functie wonen en leisure.
Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen landbouw/natuur, wonen en industrie ingevoerd. Op 24 augustus 2015 heeft de gemeente de bodemkwaliteitskaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit.
Het plangebied ligt binnen de bodemfunctie 'landbouw/natuur'. In dit deel geldt tevens 'landbouw/natuur' als de kwaliteitsklasse voor de bovengrond (bovenste 50 cm onder maaiveld) en de ondergrond (van 0,5 tot 2,0 meter onder maaiveld). Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkeling van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is. Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden.
Normaliter worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terugsaneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.
Klimaatbeleid
Duurzaamheid is een belangrijk thema voor de gemeente Zwolle. Met het belang van energietransitie, klimaatadaptatie en een circulaire economie wordt het overkoepelende thema steeds belangrijker en ontstaat de noodzaak om dit concreet te maken voor alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Duurzaamheid is geen thema "erbij". Duurzaamheid is het resultaat van ons handel en een maat voor kwaliteit. In alles wat we doen willen we bijdragen aan een waardevolle omgeving, een bloeiende lokale economie en een sterke sociale cohesie.
Daartoe zijn voor energie en klimaat de volgende doelstellingen geformuleerd.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
Gebiedsbeschrijving
Marslanden is regionaal goed ontsloten door de ligging aan de Ceintuurbaan / Heinoseweg (N35) en de IJsselallee / Wijheseweg (N337). Het gebied bestaat uit een grote verscheidenheid aan bedrijvigheid, waarbij de nadruk ligt op kleinschalige en publieksgerichte bedrijven.
De ruimtelijke structuur wordt sterk bepaald door de inrichting van het openbare gebied en de groenstructuur, die gekoppeld is aan de ontsluitingsstructuur. Opvallend is de naar binnen gerichte ruimtelijke opzet van de diverse gebieden.
Bebouwing en ontsluitingsstructuur
Het bedrijventerrein kenmerkt zich door een planmatige, functionele en geometrische opzet, die vooral wordt bepaald door de noodzakelijke infrastructuur en de milieuregelgeving. Het gebied heeft een heldere en daadkrachtige hoofdstructuur, die een goede basis vormt voor toekomstige ontwikkelingen. De buitenring van Zwolle en de interne ring van Marslanden zijn belangrijk voor de structuur. De Soestwetering en de Nieuwe Wetering spelen een belangrijke rol in de ruimtelijke structuur van Marslanden. Ze maken onderdeel uit van het structuurgroen en vormen een buitengewone groene ader binnen het industriegebied. De aanwezigheid van deze groene ader maakt het terrein bijzonder en kan worden benut om het werkklimaat en de stedenbouwkundige structuur van het totale terrein te verbeteren.
kaart: wegen-, water-, groen- en bebouwingsstructuur van Marslanden
Door duidelijke begrenzingen is Marslanden compact en herkenbaar. De ligging van Marslanden ten opzichte van het centrum van Zwolle, tussen de N337 en de N35 is een kwaliteit die voor het bestaan van het terrein en de bedrijven goede kansen biedt. Deze infrastructurele elementen vormen samen met de spoorlijn Zwolle / Meppel en in het zuiden de Sekdoornsedijk een duidelijke rand en begrenzing van het terrein. Daarmee vormt Marslanden een eigen eenheid in de stad die naar de omliggende wijken en het landschap een eenduidige begrenzing kent. Alleen deelgebied A valt hier buiten.
kaart: hoofdwegen en deelgebieden van Marslanden
Bebouwingsstructuur
Doordat Marslanden in verschillende fasen is aangelegd en uitgegeven is een zeer gemengd bedrijventerrein ontstaan, waarbij ieder deelgebied een eigen karakter heeft. De eerste industriële activiteiten concentreerden zich op Marslanden A. De aanwezigheid van verschillende functies (woonboten aan de Weteringkade, vrijetijdsvoorzieningen, energie-gerelateerde bedrijvigheid), extensief ruimtegebruik en de groene omgeving, maakt dit terrein aantrekkelijk. Anderzijds is het van belang om meer structuur in het gebied te bereiken.
foto: impressie Marslanden A (gezien vanaf Marsweg)
Vooral deelgebieden C en F kennen weinig structuur. Hier zijn veel verschillende soorten bedrijven gevestigd, variërend van detailhandel en bouwnijverheid tot autodemontagebedrijven in het meest zuidelijke deel van het terrein op F. De ruimtelijke structuur van deel C kenmerkt zich door smalle en doodlopende wegen, grote en kleine bedrijven en een onregelmatige verkaveling. De interne ruimtelijke structuur van deel F is redelijk. Het gebied kan worden opgedeeld in twee delen. Hierbij heeft het deel ten westen van de Marsweg een redelijke kwaliteit met een diversiteit aan kleine bedrijfjes, terwijl het deel ten oosten van de Marsweg en het meest zuidelijke deel van F bestaat uit een naar binnen gekeerd gebied met veel leegstand.
foto: impressie Marslanden C (gezien vanaf Gerenweg)
foto: impressie Marslanden F (gezien vanaf Marsweg)
De ruimtelijke structuur van de delen B, E, D en G is helder. De deelgebieden op Marslanden onderscheiden zich door hun eigen ruimtelijke en functionele structuur. Wel is uit een eerdere inventarisatie naar voren gekomen dat gebruikers zich in eerste instantie moeilijk kunnen oriënteren. De al aanwezige interne ring op Marslanden biedt echter goede kansen voor duurzame versterking en verbetering van de oriëntatie.
De ligging ten opzichte van de infrastructuur dient vaak als uitgangspunt voor de opzet van de gebouwen. De context van de functies en de individuele gebouwen bepalen het gebruik van de openbare ruimte.
foto: impressie Marslanden B (gezien vanaf Charles Storkstraat)
foto: impressie Marslanden E (gezien vanaf Marsweg)
foto: impressie Marslanden D (gezien vanaf Gerenweg)
foto: impressie Marslanden G (gezien vanaf Paxtonstraat)
Het bestemmingsplan Marslanden is een conserverend bestemmingsplan. De stedenbouwkundige structuur van het plangebied blijft ongewijzigd. De bebouwing en het openbaar gebied in het plangebied wordt in het bestemmingsplan Marslanden conserverend bestemd.
Het grootste deel van Marslanden betreft een gebied met een archeologische waarde van 10%. In gebieden met een archeologische waarde van 10% is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
In het oostelijk deel, aan de rand van het plangebied is de archeologische waarde 50%. Voor dit gebied geldt dat een Inventariserend Veldonderzoek middels proefsleuven noodzakelijk is. Dit onderzoek zal vooral gericht zijn op de mogelijk voor aanwezigheid van prehistorische en middeleeuwse bewoning. Daarnaast kunnen ook sporen uit een minder ver verleden worden vastgelegd en gedocumenteerd.
Oostelijk deel, waardering: 50%
Dit gebied is een uitloper van de zandhoogte waarop onder andere de buitenplaats Boschwijk is gebouwd. Omdat het in de Overijsselse Vechtstreek moeilijk is om een onderscheid te maken tussen een rivierduin of dekzandrug is hier gekozen voor de neutrale term zandhoogte. Het betreffende gebied ligt ten noordwesten van de buitenplaats Boschwijk en wordt in het zuiden begrensd door de Heinoseweg en de parallel lopende Ceintuurbaan. In het gebied zijn in het kader van het project Beter met Bos en Buitenplaatsen verschillende hectaren met bos beplant. Voorafgaand aan de beplanting is in 2001 een inventariserend veldonderzoek verricht. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de zandhoogte hier voor een deel is afgegraven. Tevens kan de overgang van de zandhoogte naar het lager gelegen veengebied vastgelegd worden. De kern van de zandhoogte ligt vermoedelijk onder de Heinoseweg.
Oostelijk deel, waardering: 90%
Dit gebied maakt onderdeel uit van de zandhoogte waarop Boschwijk ligt. Het gebied ligt ten oosten van de buitenplaats Boschwijk en wordt in het westen begrensd door een sloot. De sloot ligt op de plek van de voormalige Zalnesche Wetering. Tijdens de aanleg van de Zalneweg in 1992 zijn in het wegcunet aardewerkscherven aangetroffen uit de 2de en 3de eeuw na Christus In het profiel werd daarnaast een vierkante waterput aangetroffen. Uit deze waarneming blijkt dat in het gebied een nederzetting uit de 2de en 3de eeuw na Christus moet liggen. Opvallend is verder dat de nederzetting lag op een zogenaamde humuspodzolbodem. Ook aan de noordzijde van de Zalneweg zijn in 1999 archeologische sporen aangetroffen. Het gaat om sporen en aardewerkfragmenten uit de IJzertijd. Een deel van de sporen kan in verband worden gebracht met enkele kleine graanschuurtjes of spiekers. De naam van de boerderij “In den Enk” geeft aan dat in het gebied mogelijk een escomplex heeft gelegen. Essen zijn meestal belangrijke archeologische vindplaatsen omdat het zogenaamde es- of plaggendek van soms bijna 1 meter dik de sporen goed heeft beschermd.
Zuidelijk gebiedje, waardering 50%
Op deze locatie heeft een uitwateringsluis gelegen. De sluis wordt in een lijst van onderhoudsplichtige hoeven aan sluizen voorkomende in het archief van het Grote- en Voorster Gasthuis te Deventer vermeld als "zijl bij den gheren van Zwolle". In andere archiefstukken is deze uitwateringsluis aangeduid met de naam Munnikenzijl. De uitwateringsluis is waarschijnlijk kort na 1400 aangelegd om de slechte waterbeheersing in de polder Sekdoorn te verbeteren. Vóór 1400 stroomde het overtollige water in de polder grotendeels over het land naar het noorden om zich daar voor de veel te nauwe uitwateringsduikers op te hopen. Na 1400 werd de waterafvoer verbeterd door langs de weteringen doorgaande waterleidingen aan te leggen en ruimere uitwateringssluizen te bouwen.
De archeologische waardering van het plangebied blijft ongewijzigd. De gronden met een archeologische waardering van 50% of meer hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de kans op archeologische vondsten. Informatie over de dubbelbestemming is opgenomen in paragraaf 4.3 Bestemmingsregels, Waarde - Archeologie.
De historische ruimtelijke ontwikkeling van Marslanden en een inventarisatie van de aanwezige cultuurhistorische waarden komen hieronder aan bod.
Historisch ruimtelijke ontwikkeling
De naam Marslanden is ontleend aan een ongeveer duizend hectare groot weidegebied dat bekend stond als de Zwoller Mars (Suolremersch). Dit gebied is rond 1300 ontstaan uit zogenaamde "woeste gronden". Een belangrijke impuls voor de ontginning van dit grote klei-op-veencomplex was de verbetering van de waterhuishouding in de vorm van weteringen. Voor de Zwoller Mars waren vooral de Oude Wetering (groot deel van de huidige Nieuwe Wetering) en de Soestwetering van belang.
De Zwoller Mars werd na 1300 al spoedig gebruikt als gemeenschappelijke gronden waarop in de zomermaanden het vee werd geweid en hooi werd gewonnen. Voor de omliggende boerenerven was dit een belangrijk onderdeel in de bedrijfsvoering. Door onder andere de bevolkingsgroei nam de druk op deze gemene gronden toe en was het nodig voor de gebruikers om zich te organiseren in marken als erfgenamen of geërfden. Hierdoor werd het exclusief eigen gebruik van de gemeenschappelijke gronden vastgelegd. Het plan van het stadsbestuur van Zwolle om de gemene weiden en de woeste gronden te verdelen stuitte in 1311 dan ook op veel verzet. De stad Zwolle kwam op voor haar burgers die via een bepaald soort burgerschap de positie hadden om over het weiderecht te beschikken. De al eerder genoemde erfgenamen zagen hierdoor hun exclusieve gebruik in het gedrang komen. Dit leidde tot een conflict waarbij het stadsbestuur de hulp inriep van de bisschop van Utrecht Guydo (Gwijde) van Avesnes. Deze landsheer had een enorm voordeel aan de verdelingsplannen van de Zwolse Mars. Als eigenaar van alle woeste gronden in zijn domein had hij immers het recht van voorslag. Dit hield in dat hij een groot stuk in eigendom zou krijgen. De keuze voor één van de partijen was daardoor ook snel gemaakt. In de uiteindelijke verdeling zal de bisschop van Utrecht in 1311 bij zijn huis "Voghelweyde" 7 hoeven ontvangen en de burgers van de stad Zwolle 16 hoeven. Hierbij moet worden uitgegaan van het feit dat een hoeve gelijk is aan 10 tot 15 hectare kleigrond. Het resterende gebied zal worden verdeeld volgens de waardelen of waren van de erfgenamen in de marke. De grootte van een waardeel of waar was gekoppeld aan het recht van gebruik op de gemeenschappelijke gronden. Een groot deel van dit gebied is in de historische bronnen dan ook bekend als "de Warlermars". Het weidegebied van de Zwolse burgers heette aanvankelijk de Stadsmars of Nieuwe Mars. Na het in gebruik nemen van een nieuw stadsweidegebied in Mastenbroek rond 1380 is het bekend als "de Olde Mersch". Een naam die heden ten dage nog steeds voortleeft.
Op de kadastrale minuut van 1832 van de Mars en Geeren zijn in dit oorspronkelijk laag gelegen gebied slechts drie boerenerven gesitueerd aan de wat hoger gelegen zuid/westzijde van de Heinoseweg. De Nieuwe Weteringkade volgt het tracee van het oude jaagpad langs de Nieuwe Wetering. Ook de Sekdoornse dijk is een historische dijk. Beide relicten waren vermoedelijk al vóór 1832 aanwezig. De Marsweg is op kaarten uit het begin van de 19de eeuw al aanwezig. Het is dan nog een doodlopende landweg. In de jaren '60 van de vorige eeuw werd de huidige Marsweg aangelegd. Vanaf deze tijd werd dit hele plangebied verder ontwikkeld tot industriegebied.
figuur: fragment van de militaire kaart uit omstreeks 1810
Cultuurhistorische waarden
Bebouwing
In het plangebied van bestemmingsplan Marslanden is geen bebouwing aanwezig die als cultuurhistorisch waardevol wordt gewaardeerd. De boerenerven zijn inmiddels zodanig gewijzigd dat hieraan geen cultuurhistorische waarde kan worden verbonden.
Historische groenstructuren
Cultuurhistorisch waardevol zijn de loop en de bedijkingen van de Nieuwe Wetering en de Soestwetering omdat dit historisch structuurbepalende onderdelen van het landschap zijn. Verder heeft de Sekdoornsedijk een hoge cultuurhistorische waarde vanwege zijn ouderdom. Deze bedijkingen zijn tevens van cultuurhistorische waarde vanwege de strijd tegen het water die dit gebied al zo lang heeft beheerst.
foto: bedijkingen Nieuwe Wetering en Soestwetering op Marslanden
foto: Sekdoornsedijk tussen Marslanden G en de Sekdoornseplas
De aanwezige cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in Marslanden worden in de opzet van dit bestemmingsplan gerespecteerd. De waardevolle historische groenstructuren zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een conserverende bestemming.
De verkeersstructuur is weergegeven op de onderstaande kaarten.
Toegangswegen
Marslanden wordt aan de oostzijde ontsloten op de Ceintuurbaan / Heinoseweg (N35). De westkant van Marslanden wordt op twee locaties ontsloten op de IJsselallee / Wijheseweg (N337), namelijk op de kruising met de Ittersumallee en de Oldeneelallee. De Marsweg zorgt voor een aansluiting richting het centrum van Zwolle aan de noordzijde van Marslanden.
Categorisering van wegen
De Heinoseweg (N35) is onderdeel van de verbinding tussen Zwolle en Enschede. Het is een stroomweg met een doorgaande verkeersfunctie voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden.
De wegen binnen Marslanden, met een voor het gemotoriseerde verkeer belangrijke functie, zijn de Oldeneelallee (ring zuid), Ittersumallee, Gerenweg en de Marsweg. De Oldeneelallee en de Ceintuurbaan maken met de IJsselallee onderdeel uit van de buitenring en hebben, een gebiedsontsluitende functie waar een maximum toegestane snelheid van 70 km/uur van kracht is. Op de overige wegen geldt een maximale snelheid van 50 km/h waarbij de Ittersumallee, Gerenweg, Marsweg, Nipkovstraat, Paxtonstraat en Braunstraat een meer gebiedsontsluitende functie hebben en de overige wegen een meer erfontsluitende functie.
Bereikbaarheid
De externe ontsluitingsstructuur van Marslanden is in de basis goed door de ligging tussen de IJsselallee /Wijheseweg (N337) en de Ceintuurbaan / Heinoseweg (N35). De capaciteitsvergroting is een kwaliteit voor de Marslanden.
Met de Ittersumallee en Marsweg als centrale verbindingsroute naar de binnenstad en de Oldeneelallee als onderdeel van de buitenringweg van Zwolle maken twee veel gebruikte stedelijke routes onderdeel uit van Marslanden. Hierdoor is het terrein goed bekend bij zowel inwoners van Zwolle als het doorgaande verkeer uit de directe omgeving. De bekendheid en bereikbaarheid is een wezenlijke factor voor vestiging en uitbreiding van bedrijven op het terrein.
kaart: hoofdwegen en deelgebieden van Marslanden
kaart: verkeersstructuur Marslanden
Ontsluiting
De basis voor een goede interne ontsluitingsstructuur op het bedrijventerrein is aanwezig. De Marsweg / Gerenweg / Nipkowstraat / Paxtonstraat / Braunstraat / Marsweg vormen een interne ring die de deelgebieden met elkaar verbindt. De interne ontsluitingstructuur van het bedrijventerrein varieert van (te) smalle straten tot brede wegen met twee maal twee rijstroken waar 50 of 70 kilometer per uur mag worden gereden. De smalle wegen leveren problemen op ten aanzien van het laden en lossen van vrachtwagens (bijvoorbeeld op de George Stephensonstraat). Het laden en lossen gebeurt nu vaak op de weg waardoor deze voor enige tijd is geblokkeerd. Ook wordt er op veel locaties op de rijbaan geparkeerd, wat op gespannen voet staat met bereikbaarheid en de bevoorrading bemoeilijkt.
Het oudste gedeelte van het terrein kenmerkt zich daarnaast door doodlopende straten. Op de deelgebieden Marslanden A, B, C, D, E zijn de bedrijven ontsloten via een eigen interne ontsluitingsstructuur, waarbij A, B en C slechts één toegangsweg hebben. Op Marslanden F en deels op G liggen de inritten van bedrijven direct aan de Marsweg / Nipkowstraat. Deze wegen maken onderdeel uit van de interne ring. Marslanden G is daarnaast matig ontsloten op de hoofdwegenstructuur van Zwolle.
Fietsroutes
Marslanden bevat diverse (recreatieve) fietsroutes. De Ittersumallee, Marsweg, Gerenweg, Ceintuurbaan en de Oldeneelallee hebben een belangrijke functie voor het (brom)fietsverkeer. Langs deze wegen liggen vrijliggende (brom)fiets voorzieningen. Langs de Nieuwe Wetering (Weteringpad, Nieuwe Weteringkade) en langs de Sekdoornseplas (Sekdoornsedijk) bevindt zich een solitair fietspad. Bovendien zijn er, voor gebruik door uitsluitend (brom)fietsverkeer, aansluitingen aanwezig richting Almelo, Herfte, wijk Gerenbroek en de Hanekampbrug. Hiermee wordt de directheid voor het (brom) fietsverkeer gestimuleerd.
In het kader van verkeersveiligheid, uniformiteit van de interne ontsluitingsstructuur en en herkenbaarheid is het gewenst langs een aantal interne gebiedsontsluitende wegen fietssuggestiestroken te realiseren. Langs een aantal gebiedsontsluitingswegen zijn deze aanwezig, maar op wegen zoals de Nipkowstraat, Paxtornstraat en Braunstraat ontbreken deze nog.
foto: Zalnébrug, fiets- en loopverbinding van Marslanden naar de Wijthmenerplas
Spooraanpassing Zwolle-Herfte
Vanwege de spooraanpassingen en de bouw van nieuwe kunstwerken is het omliggende netwerk van wegen en fietspaden op een aantal plaatsen recent aangepast of hersteld. De belangrijkste aanpassingen zijn de volgende.
Openbaar vervoer
Marslanden wordt ontsloten middels de openbaar vervoerlijnen 70, 161, 166, 167 en 664. Lijn 70 rijdt over de Ittersumallee en de Marsweg. Lijn 161 bevindt zich op de Oldenalle - Marsweg - Oldeneelallee. Lijn 166, 167 en 664 rijden over de Ceintuurbaan/ Heinoseweg en halteren op diverse plaatsen langs de weg.
De bereikbaarheid van Marslanden met het openbaar vervoer is met deze bediening niet optimaal. De relatief lage in- en uitstapcijfers bevestigen de matige bediening
Langs de busroute bevinden zich een beperkt aantal bushaltes op het bedrijventerrein.
kaart: busroutes in omgeving Marslanden
Parkeerverbod vrachtwagens
Het is op dit moment toegestaan grote voertuigen te parkeren op de openbare weg in De Marslanden, tenzij met aanvullende bebording anders is aangegeven. Aan de Anthony Fokkerstraat is aan de spoorzijde een gelegenheid voor het stallen van voertuigen.
Parkeren bij nieuwbouw, verbouw of functiewijziging
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd, dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de "Regeling Parkeernormen 2016". Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
De bedoelde plaatsen voor het parkeren van motorvoertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare motorvoertuigen, zoals neergelegd in de 'Regeling Parkeernormen 2016'. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De verkeersstructuur van het plangebied blijft ongewijzigd. Het openbaar gebied en de wegen in het plangebied worden in bestemmingsplan Marslanden conserverend bestemd.
Het bedrijventerrein Marslanden is in een aantal stappen ontstaan door de laaggelegen graslanden aan weerszijden van het Almelose Kanaal, de Nieuwe Wetering en de Soestwetering geschikt te maken voor bebouwing. Dat is gebeurd door opspuiten van zand vanuit zandwinplassen in de omgeving (waaronder de Sekdoornseplas). Hierdoor is van de oorspronkelijke bodemopbouw weinig over. Deze bestond voornamelijk uit klei op zand, in het noordwesten ook wel uit klei op veen en in de oostelijke uithoek uit dekzand. Voor de groenstructuur en de natuurwaarden in het gebied is van groot belang dat, vooral langs de Nieuwe Wetering en het Almelose Kanaal grote delen niet zijn opgehoogd, waardoor daar de oorspronkelijke bodemopbouw, de cultuurhistorische kenmerken en bijzondere vegetaties bewaard zijn gebleven.
Hoofdgroenstructuur
De hoofdgroenstructuur van de Marslanden bestaat hierdoor voornamelijk uit de in het gebied voorkomende weteringen met de aanpalende niet bouwrijp gemaakte graslanden, dijken en opgaande beplanting. De Nieuwe Wetering en de Soestwetering hadden in het gebied lage zomerkaden, terwijl de winterkade gevormd werd door een dijk langs de Heinoseweg, door de Sekdoornsedijk en door de westelijke dijk langs de Soestwetering. De huidige waterkeringen zijn aangelegd bij het bouwrijp maken van het bedrijventerrein en vormen de buitenbegrenzing van het Structuurgroen. Deze bestaat hierdoor voor het grootste deel uit inundeerbare graslanden. Deze vormen de belangrijkste groeiplaatsen van Kievitsbloemgraslanden ten zuiden van Zwolle. Het beheer van deze graslanden is op de verdere ontwikkeling van deze natuurwaarden gericht. Belangrijke soorten zijn Kievitsbloem, Kale vrouwenmantel, Gulden boterbloem en Dotterbloem. De dijken langs het Almelose Kanaal zijn ouder en hier groeien Kruisbladwalstro, Echt walstro, Veldsla, Akkerhoornbloem en Gulden boterbloem. Lengte- en dwarsprofielen van de watergangen en de dijken moeten gehandhaafd blijven.
Het terrein Gerenvonder, genoemd naar de gelijknamige fietsbrug over de Soestwetering, ligt midden in het bedrijventerrein Marslanden en is ingeklemd tussen de Soestwetering, de Nieuwe Wetering en de Oldeneelallee. In 2010 is het gebied van circa 2,7 hectare opnieuw ingericht. Er is aandacht besteed aan natuurontwikkeling door de aanleg van een paaibaai voor vis, natuurvriendelijke rietoevers en verlaagde plekken voor dotterbloemhooiland. Er is ongeveer 3.000 m³ ruimte voor waterberging aanwezig als compensatie voor de waterberging die bij de aanleg van het Rodetorenplein in de Zwolse binnenstad verloren ging. Voor de wandelaars, onder andere de vele werknemers in Marslanden, is een wandelpad door het gebied aangelegd.
foto: bedijkingen Nieuwe Wetering en Soestwetering en Gerenvonder (foto in oostelijke richting)
Ook de randen van het bedrijventerrein worden gevormd door onderdelen van de hoofdgroenstructuur. Aan de zuidoostzijde en de noordoostzijde zijn dat de oude niet meer functionerende winterkades met de hierlangs gegraven stedelijke waterbergingen, de al eerder genoemde Sekdoornsedijk en de dijk langs de Kanaalweg en de Heinoseweg.
Deze dijken hebben plaatselijk een zandige opbouw en hierdoor een bijzondere vegetatie van schrale graslanden, met Hemelsleutel, Grasklokje, Tripmadam en Echt Walstro.
De waterpartijen zijn deels ondiep aangelegd voor de ontwikkeling van riet- en zeggevegetaties. Aan de zuidwestzijde, en tussen het Almelose Kanaal en de Heinoseweg bestaat de hoofdgroenstructuur uit een spoordijk met aangrenzende spoorsloten en stedelijke waterpartijen.
Het stedelijk hoofdwegennet (de jonge infrastructuurlijnen) wordt in het gebied vertegenwoordigd door de Heinoseweg, de Oldeneelallee, de Ittersumallee, de Gerenweg en het noordelijk deel van de Marsweg. De bermen, geluidswallen, waterpartijen en opgaande beplantingen langs deze wegen worden ook tot de hoofdgroenstructuur gerekend en moeten hun groene karakter behouden. Vooral de waterpartijen en oevers langs de Ittersumallee zijn bijzonder vanwege hun venige bovengrond.
De hoofdgroenstructuur loopt met belangrijke verbindingen in de richting van de binnenstad langs het Almelose Kanaal, naar het buitengebied langs de Pascalweg en het Pascalpad, de Soestwetering en de Nieuwe Wetering en (vooral vanuit Zwolle Zuid) naar het recreatiegebied Herfte-Wijthmen.
Wijkgroen
In een bedrijventerrein is het wijkgroen minder belangrijk dan in een woonbuurt, vanwege het grotendeels ontbreken van buurtgebonden groenfuncties zoals speelvoorzieningen en trapveldjes. De belangrijkste rondlopende interne ontsluitingsweg behoort tot het wijkgroen. Deze wordt (voorzover niet behorend tot de hoofdgroenstructuur) gevormd door respectievelijk de Nipkowstraat, de Paxtonstraat, de Braunstraat en de Marsweg. Het is belangrijk dat deze ontsluitingsstructuur wordt begeleid door een boombeplanting aan twee zijden en door groene bermen.
Een overzicht van de groenstructuur is hieronder weergegeven.
kaart: groenstructuur Marslanden
Natura2000
Het plangebied ligt op enige afstand van beschermd natuurterrein (Natura2000-gebieden).
Marslanden betreft een conserverend bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe projecten mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek. Bij nieuwe projecten binnen het plangebied zal een toets moeten plaatsvinden op mogelijke externe effecten op het genoemde Natura 2000-gebied.
Natuur Netwerk Nederland
Het plangebied ligt op grote afstand van het NNN. Omdat het NNN geen externe werking kent, kunnen negatieve effecten op het NNN worden uitgesloten.
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied, met name in de dijkzone en buitendijks zal een toets moeten plaatsvinden op mogelijke effecten op flora en fauna.Bij uitvoering van (onderdelen van) dit bestemmingsplan kunnen de bepalingen uit de Flora- en faunawet in het geding zijn. Dit kan van invloed zijn op de vergunbaarheid en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden.
Er is geen limitatieve opsomming bekend over in het plangebied voorkomende soorten planten en dieren, die bescherming genieten in het kader van de Flora- en faunawet. Zeer waarschijnlijk zijn sommige gebouwen in het plangebied geschikt als verblijfplaats van vleermuizen. Deze zijn strikt beschermd. Ook is het mogelijk dat gebouwen in het plangebied dienen als vaste verblijfplaats van broedvogels. Vaste verblijfplaatsen van broedvogels zijn beschermd. In het openbaar groen komen beschermde planten en dieren voor. Voordat er sloop of ingrijpende verbouw van gebouwen plaatsvindt, moet de eventuele aanwezigheid van vleermuizen en broedvogels worden gecontroleerd. In het openbaar groen wordt gewerkt met een gedragscode.
De waterstructuur in het plangebied is in de periode 1960-2000 tot stand gekomen. Daarbij is de Soestwetering medio 1960 gekanaliseerd en verbreed ten behoeve van het aanlanden van boten voor aan het water geplande nieuwe bedrijfsterreinen. Vanaf 1977 is Marslanden D gerealiseerd en vanaf 1996 Marslanden G. Deze gebieden waren voor die tijd uiterwaardgebied. Het uiterwaardgebied ten noorden van de Oldeneelallee, tussen de Soestwetering en de Nieuwe Wetering, is, mede vanwege de aanwezigheid van kievietsbloemen als uiterwaardgebied gehandhaafd. Ook een stukje gebied stroomopwaarts van de brug over de Nieuwe Wetering is, mede vanwege de aanwezigheid van kievietsbloemen, als uiterwaardgebied gehandhaafd.
Voor 1960 waren de gebieden van Marslanden te typeren als een slagenlandschap met een rivierkleibodem. De buiten het plangebied liggende landelijke gebieden ten noorden van de Nieuwe Wetering voerden het regenwater via de Herfterwetering af op de Nieuwe Wetering, aanvankelijk via een sluis en vanaf 1928 door middel van een gemaal. Het oorspronkelijke gebied Mars en Geeren loosde op diverse plaatsen op de Nieuwe Wetering en het Almelose Kanaal. Behalve enkele stukken bermsloot in gebied Marslanden A langs de Marsweg, zijn in het plangebied geen relicten meer aanwezig van de oorspronkelijke afwatering.
Ten behoeve van de nieuwe functie zijn de gronden in de gebieden Marslanden B tot en met G met zand opgehoogd tot circa +1,40mNAP. Gebied A is in de jaren '60 van de vorige eeuw geleidelijk aan ontwikkeld. In dit gebied ligt deels een gemengd rioolstelsel met een overstort op een net buiten het plangebied gelegen bermsloot langs de Goertjesweg. In de andere delen ligt een gescheiden rioolstelsel, behalve in Marslanden B waar een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd is.
De deelgebieden Marslanden B, D en G lozen door middel van een eigen rioolgemaal en persleiding in het deelgebied C-E-F. Het afvalwater van deelgebied A en het in deelgebied C-E-F geloosde afvalwater wordt door middel van twee rioolgemalen en persleidingen in het gemengde rioolstelsel Pierik van het bemalingsgebied Turfmarkt geloosd.
In de plangebieden zijn waterbergingsvijvers gerealiseerd die qua oppervlak zijn afgestemd op het bergen van regenwater uit het gescheiden rioolstelsel (zie afbeelding hieronder). Het waterschap Drents Overijsselse Delta streeft door bemaling een vast maximum peil in de stedelijke gebieden na. De peilen zijn afgestemd op een goede drooglegging in de diverse deelgebieden van Marslanden.
De watergangen en bergingsvijvers in de deelgebieden Marslanden A, B, C, E en F hebben een vast streefpeil van -0,20mNAP. De bergingsvijvers zijn door middel van vaarduikers met elkaar verbonden. Via een duiker buiten het bestemmingsplangebied, aan het eind van de Marsweg, wordt geloosd op de hoofdwatergang van het waterbergingssysteem van Zwolle-Zuid-West (poldergemaal Markvoort, aan de Wijheseweg). Dit gemaal loost het water op de Soestwetering. De bergingsvijvers in dit deel van het plangebied worden op één punt belast door een onderbemalingsinstallatie van het jeugdtuinen- en sportveldencomplex dat ten noordwesten van de spoorlijn Zwolle-Meppel en de Marsweg ligt.
Ook in de deelgebieden Marslanden D en G ten noorden van de Nieuwe Wetering zijn bergingsvijvers aangebracht. Deze zijn qua grootte afgestemd op het bergen van regenwater uit het gescheiden rioolstelsel in deze gebieden. Het deelgebied D loost via een duiker buiten het plangebied, vanaf en ten noorden van de spoorlijn naar Meppel langs de Heinoseweg, in de Herfterwetering. Het gemaal Herfte waarborgt streefpeilen van respectievelijk -0,30 (max.) tot -0,50mNAP (min.) (bron: peilkaart WDODelta). Het deelgebied G ten noorden van de Nieuwe Wetering loost op een bergingsvijver die bemalen wordt door een gemaal aan de noordkant van de dijk Nieuwe Wetering en een maximum streefpeil van -0,2mNAP waarborgt. Het gedeelte G ten zuiden van de Nieuwe Wetering loost eveneens op een bergingsvijver waar gemaal De Marslanden-Zuid aan de zuidkant van de Nieuwe Weteringkade een vast streefpeil van -0,25mNAP waarborgt.
afbeelding: watergangen in Marslanden (bron: legger oppervlaktewateren WDODelta)
Watersysteem
Het watersysteem (watergangen en waterkeringen) binnen het plangebied blijft ongewijzigd.
Riolering
Hemelwater moet deels binnen het plangebied worden geborgen (infiltreren). Het regenwater afkomstig van daken van kantoor- en bedrijfsgebouwen mag niet worden afgevoerd naar de riolering maar dient op een infiltratievoorziening te lozen (minimaal 4,5mm per m2 dakoppervlak). Deze infiltratievoorziening moet op het perceel, waarop het bedrijf staat, worden gerealiseerd. Het overige regenwater kan via een overstortconstructie worden afgevoerd naar het gemeentelijk regenwaterstelsel.
Ontwateringsdiepte
De ontwateringsdiepte is onveranderd ten opzichte van de huidige situatie.
Wateroverlast
Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal 20 cm boven het niveau van de openbare weg te hanteren. Ook aan lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, ventilatieschachten) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen of drempels).
De bescherming tegen hoge buitenwaterstanden voor de binnendijks gelegen delen in het plangebied is gewaarborgd door de regionale waterkeringen langs het Almelose Kanaal, de Nieuwe Wetering en de Soestwetering en de primarie waterkering langs de IJssel en Vecht.
Binnen het plangebied bevinden zich regionale waterkeringen (zie afbeelding 2). De kering is in beheer bij waterschap Drents Overijsselse Delta en beschermt het achterliggende gebied tegen hoogwater. Elke waterkering heeft een zogenaamde kern- en beschermingszone. In de keur van het waterschap zijn bepalingen opgenomen t.a.v. het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering. Eigenaren en gebruikers van een woning, bedrijf of perceel grond nabij een waterkering zijn verplicht om zich aan de keur te houden. De keur behoudt te allen tijde zijn zelfstandige werking.
afbeelding: waterkeringen in Marslanden (bron: legger waterkeringen WDODelta)
De huidige maaiveldhoogten zijn afgestemd op de na te streven waterpeilen in de bergingsvijvers en de wisselende waterstanden in de Sallandse weteringen (en dus ook de wisselende grondwaterpeilen). De streefpeilen worden door middel van gemalen in stand gehouden. In alle deelgebieden van Marslanden is in tijden van langdurige droogte direct of indirect watertoevoer mogelijk.
In en nabij watergangen is de keur van toepassing. In de keur van het waterschap is aangegeven zijn beperkingen aangegeven: wat mag wel en niet bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Hier zijn bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen in opgenomen.
Het plangebied is gelegen achter een waterkering, waarbij in extreme situaties een kans op overstroming bestaat. Het gebied dat dan overstroomt, wordt omsloten door IJssel, Zwolle-IJsselkanaal/Zwarte Water, Vecht en aan de oostzijde door hoger gelegen gronden. Voor bestemmingsplannen in gebieden waar een kans op overstroming vanuit het primaire watersysteem bestaat, is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.
Risico-inventarisatie
Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor het primaire dijktraject ten zuiden van het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: "kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade".
Met behulp van de provinciale digitale Wateratlas wordt de maximale waterdiepte in Marslanden tijdens een overstroming geschat tussen de 2,0 tot 5,0 meter (figuur 1). De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als diep. De tijd tot overstroming is afhankelijk van de locatie waar de waterkering faalt. In afbeelding 4 is de tijd tot overstroming van het plangebied bij een dijkdoorbraak van de IJsseldijk bij de IJsselcentrale weergegeven. Dit is snel, namelijk 6 tot 24 uur. Bij doorbraak van een regionale kering zal de tijd tot overstroming nog korter zijn. Overstroming vanuit het regionaal systeem (Sallandse weteringen) zal echter ook minder grote overstromingsdiepten geven.
Maximale waterdiepte bij een overstroming (bron: risicokaart.nl)
Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak t.h.v. IJsselcentrale (bron: Provincie Overijssel)
Maatregelen
Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.
Omdat dit bestemmingsplan een actualisering betreft en geen nieuwe ruimtelijke inrichting regelt die de veerkracht van het watersysteem aantasten, is de watertoetsprocedure niet doorlopen.
Woningen
Binnen het plangebied zijn slechts 2 aaneengebouwde woningen gelegen. Deze bevinden zich aan de Kanaalweg 2 en 4.
Bedrijfswoningen
In Marslanden zijn slechts 5 bedrijfswoningen aanwezig. Deze bevinden zich aan de Marsweg 51, de Morsestraat 1, de Amperestraat 23, de Simon Stevinweg 18 en de Graham Bellstraat 4.
Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De aanwezige woningen en bedrijfswoningen worden in bestemmingsplan Marslanden conserverend bestemd.
Door het gebied loopt een aantal belangrijke recreatieve fietsroutes, die de stad verbinden met het buitengebied. De belangrijkste zijn het Weteringpad, langs de Nieuwe Wetering, en de Sekdoornse dijk. Het Weteringpad kent een aantal aftakkingen die eveneens een belangrijke rol spelen in de verbinding stad - buitengebied. Van belang zijn dan ook de aantakkingen vanuit dit gebied op het recreatienetwerk in het buitengebied en het woongebied van Zwolle-zuid via Itersumallee, Oldeneelallee, Oude Mars, Aalvangersweg, Kanaalweg en Oudeweg, Zalnéweg, Almelosepad en Marsweg. Er is één specifiek wandelommetje aangelegd bij de Nieuweweteringskade en Baileystraat. Het gebied van Gerenvonder dient tevens als uitloopgebied.
In Marslanden zijn de volgende maatschappelijke voorzieningen aanwezig:
Penitentiaire inrichting
In Marslanden B bevindt zich aan de Huub van Doornestraat 15 de Penitentiaire Inrichting Overijssel.
foto: penitentiaire inrichting Overijssel
Brandweerkazerne
In Marslanden E bevindt zich aan de Marsweg 39 op de hoek met de Gerenweg de brandweerkazerne en vestiging van de Veiligheidsregio IJsselland.
foto: brandweerkazerne
Dierenasiel en dierenpension
In Marslanden F is aan de Graham Bellstraat 2 een dierenasiel met dierenpension en aan de Graham Bellstraat 4 de bijbehorende bedrijfswoning gevestigd.
foto: dierenasiel met rechts de bedrijfswoning
Zendmast
In Marslanden G bevindt zich aan de Telfordstraat 1 de zendmast van radio en tv.
foto: zendmast (op de voorgrond de Hoevenbrug)
Positionering van het bedrijventerrein Marslanden
Evenals het merendeel van de Nederlandse en Overijsselse bedrijventerreinen is Marslanden een gemengd bedrijventerrein. Ten opzichte van andere gemeenten in Overijssel scoort Zwolle zeer goed. Na Enschede met 538 ha. heeft Zwolle met 517 ha. het hoogst netto vloeroppervlak aan bedrijventerrein in Overijssel. De oppervlakte van Marslanden is 275 hectare bruto en 167 hectare netto. Naast Marslanden zijn er nog drie bedrijventerreinen in Zwolle, Voorst, De Vrolijkheid en Hessenpoort.
Gebiedsbeschrijving
Marslanden is opgedeeld in 7 deelgebieden A tot en met G.
De autohandel, autoreparatiebedrijven, groothandel en handelsbemiddeling zijn hoofdzakelijk gesitueerd op Marslanden E en F. Detailhandel is vooral gevestigd op Marslanden B, C en E en de bouwnijverheid bevindt zich voornamelijk op Marslanden C, E en F. Transport en distributie bevinden zich voornamelijk op Marslanden B en D. In Marslanden G komt een menging van bedrijven met daarbij behorende onzelfstandige kantoorruimte (“kantorenmix”) veel voor.
In Marslanden F bevindt zich aan de Oldeneelallee een verkooppunt van motorbrandstoffen met inbegrip van de verkoop van lpg.
Op Marslanden zijn beeldbepalende bedrijven als PostNL, Albert Heijn Distributiecentrum en Tuinland gevestigd.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip "geluidszone" gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied afgebakend langs de weg, het spoor of om een industrieterrein, waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en "andere geluidsgevoelige bestemmingen", zoals scholen en medische voorzieningen, die binnen de geluidszone zijn gesitueerd.
Wegverkeerslawaai
In gevolge de Wet geluidhinder geldt langs wegen een aandachtszone ten aanzien van wegverkeerslawaai, tenzij het woonerven of 30 km gebieden betreft. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de situatie binnenstedelijk dan wel buitenstedelijk gebied, zodat buiten deze zones in principe geen geluidsniveaus voorkomen van meer dan 48 dB, de voorkeursgrenswaarde. Binnen de zones gelden de regels van de Wet geluidhinder met betrekking tot het grondgebruik. Akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige functies is noodzakelijk. Bedrijven en kantoren (behoudens het binnenniveau) zijn geen geluidgevoelige functies.
Langs het bedrijventerrein lopen de Ceintuurbaan en de IJsselallee, waarvoor een aandachtszone van 350 meter aan beide zijden van de weg geldt, en de Wijheseweg en Heinoseweg, waarvoor een aandachtszone van 200 meter aan beide zijden van de weg geldt. Voor de Marsweg, de Ittersumallee, de Gerenweg en de Oldeneelallee is deze zone aan beide zijden van de weg 350 meter. De overige wegen in het gebied hebben een zone van 200 meter. Omdat het een bedrijventerrein betreft, komen er geen 30 km gebieden zonder zone voor.
Het plangebied betreft een gezoneerd industrieterrein. Binnen het bedrijventerrein zijn, met uitzondering van enkele dienstwoningen, geen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen.
Een aantal dienstwoningen is geïsoleerd vanwege wegverkeerslawaai. Op het bedrijventerrein worden geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige functies toegelaten. Aan de zuidoostrand van het bedrijventerrein aan de Kanaalweg bevinden zich binnen het plangebied nog twee bestaande woningen. De bestaande penitentiaire inrichting aan de Huub van Doornestraat is geen geluidsgevoelige functie in de zin van de Wet en het Besluit geluidhinder. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
Spoorweglawaai
Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de spoorweg Zwolle-Almelo en aan de noordzijde door de spoorweg Zwolle-Meppel. Hiervoor geldt een aandachtszone aan beide zijden van de spoorbaan van respectievelijk 100 en 700 meter, waarbinnen akoestisch onderzoek nodig is (zie kaart 'Geluid'). Buiten deze zones mogen in principe geen geluidsniveaus voorkomen van meer dan 55 dB spoorweglawaai, de voorkeursgrenswaarde voor woningen of 53 dB, de voorkeursgrenswaarde voor andere geluidsgevoelige functies. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
Industrielawaai
Op het bedrijventerrein is de vestiging van bedrijven, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken, niet uitgesloten. Daarom dient het bedrijventerrein te zijn gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder.
Geluidszone vastgesteld in 1991
De oorspronkelijke geluidzone van industrieterrein Marslanden is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Overijssel op 22 januari 1991, welke op 21 maart 1991 is goedgekeurd door de Kroon.
Deze zone is vastgesteld op basis van de verleende vergunningen. Binnen de 55 dB(A) contour lagen circa 100 woningen, zodat een saneringsonderzoek moest worden opgestart. Omdat de actuele geluidsbelasting bij alle woningen lager lag dan 55 dB(A) was het doel van het saneringsonderzoek om te bezien hoe de vigerende vergunningen van de bedrijven meer in overeenstemming konden worden gebracht met hun feitelijke geluidsproductie. In het saneringsonderzoek is eveneens onderzocht of de zone diende te worden aangepast ten gevolge van de uitbreiding van het bedrijventerrein met Marslanden G.
Bij de inrichting van Marslanden G is door 'inwaartse' zonering (ook wel 'interne' zonering genaamd) gestreefd naar een zo groot mogelijke beperking van de hinder buiten het bedrijventerrein. Geluidarme bedrijfsactiviteiten zijn gesitueerd aan de buitenkant van het bedrijventerrein (bufferwerking), terwijl de meer centraal gelegen kavels zijn gereserveerd voor bedrijfsactiviteiten, die meer geluid produceren. Het bedrijventerrein is op diverse plaatsen omzoomd door groen- en waterpartijen die ook een afstandswerking met zich mee brengen.
Het onderzoek heeft geleid tot een saneringsprogramma dat door de minister van VROM op 30 oktober 1997 is vastgesteld. Hierdoor kan de zone dichter tegen het bedrijventerrein worden gelegd. Een wijziging van de zone zal moeten worden vastgelegd door een wijziging van de bestemmingsplannen die gelden voor de desbetreffende delen van de zone.
Uitbreiding geluidszone in 2000
Bij de ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein Marslanden B is onderzocht in hoeverre de in 1991 vastgestelde geluidszone gewijzigd moest worden. Daarbij werd rekening gehouden met de bestaande bedrijvigheid op de rest van het bedrijventerrein en met de voorziene ontwikkelingen op Marslanden B. Daarbij moest met name rekening gehouden worden met het postsorteer- en verdeelcentrum. Uitgangspunt was dat het aantal woningen binnen de zone niet mocht toenemen. Hoewel de penitentiaire inrichting aan de Huub van Doornestraat niet als een geluidsgevoelige functie werd beschouwd werd het gezien de aard van de functie van de inrichting wel zinvol geacht de geluidsbelasting binnen de inrichting tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De penitentiaire inrichting dient een zekere bescherming te genieten, omdat in het gebouw immers dag en nacht mensen verblijven. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat bij de realisering van de geplande activiteiten in Marslanden B de maximale geluidsbelasting, die op de gevel van de penitentiaire inrichting optreedt, 55 dB(A) bedraagt. Door gevelisolatie is echter een acceptabel binnenniveau van 35 dB(A) gerealiseerd. Dit niveau komt overeen met de streefwaarde voor het binnenniveau van woningen. De zone is bij de vaststelling van het bestemmingsplan Marslanden B door de gemeenteraad op 8 mei 2000 een stuk naar het westen opgeschoven. Deze wijziging is op 5 juli 2000 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel.
Aanpassing geluidszone in 2009/2010
Het saneringsprogramma dat door de minister van VROM op 30 oktober 1997 is vastgesteld en de nieuwe interne zonering maakten het mogelijk de grens van de bestaande geluidszone aan de westzijde te wijzigen door deze niet meer door de woonwijk Zwolle-zuid te laten lopen maar meer parallel aan de IJsselalee te laten verlopen. Een geluidswal in de groenvoorziening aan de west- en zuidzijde van de nieuwe interne zone 7 zorgt voor voldoende afscherming van het geluid in de richting van Zwolle-zuid en de Oude Mars (zie kaart 'Geluid'). Deze zonewijziging heeft plaatsgevonden door deze op te nemen in de bestemmingsplannen Zwolle-zuidoost (vastgesteld 31 mei 2010) en de Oude Mars (vastgesteld 11 mei 2009).
Actuele geluidszone
Het totaalbeeld van de actuele geluidszone van industrieterrein Marslanden is opgenomen op de kaart 'Geluid'. Gebleken is dat de zone niet hoeft te worden aangepast. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Onderzoek is dan ook niet nodig.
kaart: begrenzing actuele geluidzone industrieterrein Marslanden
Geconcludeerd kan worden dat het aspect geluid geen belemmering is voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Een overzicht van de bedrijvigheid die voorkomt op het bedrijventerrein is opgenomen in paragraaf 3.8.3.
Milieucategorieën
De bedrijven op bedrijventerrein Marslanden kunnen worden ingedeeld in de milieucategorieën, welke zijn gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten van het nieuwe rapport "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG van maart 2009. De indeling is gebaseerd op de minimale afstand, welke noodzakelijk in acht moet worden genomen tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
Voor deze categorieën gelden de volgende minimale afstanden als richtlijn:
categorie 1: minimale afstand 10 meter;
categorie 2: minimale afstand 30 meter;
categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;
categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;
categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;
categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;
categorie 5.1: minimale afstand 500 meter.
Interne zonering
Het bedrijventerrein Marslanden blijft bestemd voor bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 4.2.
Als uitzondering hierop is in zone 6 een koffiebranderij (cat. 5.1) toegestaan.
Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur.
Bij de inrichting van Marslanden is door 'inwaartse' zonering (ook wel 'interne' zonering genaamd) gestreefd naar een zo groot mogelijke beperking van de hinder buiten het bedrijventerrein. Bedrijfsactiviteiten in de lichte milieucategorieën zijn gesitueerd aan de buitenkant van het bedrijventerrein (bufferwerking), terwijl de meer centraal gelegen kavels zijn gereserveerd voor bedrijfsactiviteiten, die meer milieubelastend zijn. Bij de nieuwe zonering is uitgegaan van de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke behoort bij het nieuwe VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009.
De interne zonering is op de onderstaande kaart weergegeven.
Ten westen van de Marsweg zijn in principe de categorieën 1 tot en met 3 toegestaan en aan de oostzijde van de Marsweg zijn in principe de categorieën 1 tot en met 4 toegestaan conform het Masterplan +.
Bij de interne zonering is niet alleen naar de milieuaspecten gekeken, maar ook naar de verder gewenste differentiatie op het bedrijventerrein. Daarom zijn bepaalde bedrijfsactiviteiten in sommige zones toch niet toegelaten ook al zouden deze op grond van de te verwachte milieuhinder daar wel aanvaardbaar zijn. Dit heet segmentering.
Bestaande bedrijfsactiviteiten die niet passen in een bepaalde zone zijn als afwijkend gebruik toch op hun huidige adres binnen de zone toegestaan. Met een wijzigingsbevoegdheid kan dit afwijkende gebruik na vrijwillige beëindiging worden opgeheven.
De bestaande bedrijfswoningen blijven toelaatbaar op hun huidige adres. Nieuwe bedrijfswoningen op andere plaatsen zijn niet toegestaan.
In alle zones zijn openbare nutsvoorzieningen toegestaan en zelfstandige kantoren niet toegestaan.
kaart: interne zonering industrieterrein Marslanden
Zone 1 betreft Marslanden A, dat buiten het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen.
Deze locatie blijft dan ook buiten beschouwing.
Zone 2
Deze zone is bestemd voor perifere detailhandel met café-restaurants, afhaalrestaurants en autowasserijen als ondersteunende activiteiten.
Zone 3
Deze zone is uitsluitend bestemd voor perifere detailhandel.
De op Marslanden toegestane perifere detailhandel blijft beperkt tot de branches: bouwmarkt, keukens tapijt en tuincentrum. Voor meubelen of beddenzaken blijft de woonboulevard in Voorsterpoort gereserveerd. In de regels worden de begrippen perifere detailhandel en detailhandel in meubels (waaronder bedden) omschreven.
Zone 4 tot en met 6
In deze zones is de groothandel in en reparatie van auto's, boten en caravans toegestaan.
Zone 4
Deze zone is bestemd voor milieucategorie 1, 2, 3.1 en 3.2.
Aan de Marsweg 33 en 37A, B en C is perifere detailhandel toegestaan ter plaatse van de bestaande keukenzaken. Een sporthal is toegestaan aan de Nikolaus Ottostraat 3. Alle bouwblokken aan de westzijde van de Marsweg, die niet vallen onder de zones 2 en 3, vallen onder zone 4.
Zone 5
Deze zone is een bufferzone bestemd voor milieucategorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1.
Een zelfstandig kantoor is toegestaan in het gebouw Tricolore aan de Telfordstraat 1-5
Zone 6
Deze zone is bestemd voor milieucategorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2.
Dit zijn bouwblokken aan de oostzijde van de Marsweg. Uitzondering hierop is de koffiebranderij aan de Curieweg 23 en 25. Deze valt onder milieucategorie 5.1.
In het Facility Point De Geeren aan de Eifelstraat 1 zijn een zelfstandig kantoor, een café-restaurant en een kinderdagverblijf toegestaan. In zone 6 is ook de brandweerkazerne toegestaan en ten slotte is hier de groothandel in schroot van Wolters toegestaan.
In zone 6 kan ontheffing worden verleend voor nieuwe Bevi-bedrijven. Deze zone is op voldoende afstand gelegen van de noordrand, waar veel kwetsbare objecten zijn gelegen, en op voldoende afstand van de omliggende woonbebouwing. De PR 10-6 contour mag niet over een buurperceel liggen, maar wel over infrastructuur of een groenzone.
Zone 7
Deze zone (Marslanden-zuid) is net als zone 4 bestemd voor milieucategorie 1, 2, 3.1 en 3.2, maar uitsluitend in deze zone zijn autosloperijen en de handel in afval en schroot toelaatbaar. Hier is ook de detailhandel in auto's, boten en caravans toegestaan.
Een geluidswal in de groenvoorziening aan de west- en zuidzijde zal voor voldoende afscherming kunnen zorgen van het geluid in de richting van Zwolle-zuid en de Oude Mars.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de grens tussen de bestemmingen bedrijfsdoeleinden en groenvoorzieningen aan te passen, indien het tracé van de geluidswal dit nodig maakt.
Aan de Graham Bellstraat 2 is hier een dierenasiel en dierenpension toegestaan.
Afwijken van toegestane bedrijfsactiviteiten
In alle zones kan via een afwijking bij omgevingsvergunning bepaalde productiegebonden detailhandel en groothandelgebonden detailhandel worden toegestaan, mits beperkt tot 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 100 m².
Via een afwijking bij omgevingsvergunning kan ook detailhandel in goederen die wegens brand-, explosie-, of milieugevaar niet in woon-of winkelconcentraties thuishoren worden toegestaan.
Eveneens kan via afwijking bij omgevingsvergunning de detailhandel in landbouwwerktuigen en meststoffen worden toegestaan. Deze ontheffingen zijn niet mogelijk in de zones 2 en 3.
In de zones 4 tot en met 6 kan via afwijking bij omgevingsvergunning de detailhandel in auto's, boten en caravans worden toegestaan.
Voor een beschrijving van andere functies wordt verwezen naar paragraaf 4.3 Bestemmingsregels.
Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien middels dit bestemmingsplan. Het is conserverend van aard. Onderzoek in het kader van bedrijven en milieuzonering is derhalve niet noodzakelijk.
De belangrijkste regels over de luchtkwaliteit staan in hoofdstuk 5 (titel 5.2) van de Wet milieubeheer (Wm). Daarin zijn normen opgenomen met betrekking tot de kwaliteit van de lucht. In het verleden zijn meerdere onderzoeken naar de luchtkwaliteit gedaan. In de jaarrapportages 2005 en 2006 worden langs de wegen in het plangebied geen overschrijdingen van de normen meer aangetroffen. Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard, er zijn dan ook geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Derhalve is geen luchtkwaliteitsonderzoek nodig en is luchtkwaliteit geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Het plangebied betreft een industrieterrein, waar sinds 1960 bedrijfsactiviteiten zijn gestart.
kaart: situatietekening bodemkwaliteit
Op grond van het Historisch bodembestand (HBB) zijn er in het plangebied meerdere locaties bekend waar mogelijk verontreinigingen aanwezig zijn. Deze worden weergegeven met de blauwe, bruine en gele vlakken op de situatietekening. Uit het bodeminformatiesysteem blijkt tevens dat er reeds op veel plaatsen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden (zie de groene vlakken in de situatietekening). Ook zijn er reeds plaatselijk saneringen uitgevoerd en in voorbereiding. Ten aanzien van bodem kan er een grove indeling gemaakt worden met locaties waar vóór of na 1987 een bodemverontreiniging is ontstaan. Dit betekent dat voor locaties waar bedrijfsactiviteiten zijn gestart na 1987 de verwachting bestaat dat de bedrijven zelf maatregelen nemen om bodemverontreiniging te voorkomen. Indien toch bodemverontreiniging wordt veroorzaakt dient deze onverwijld te worden verwijderd. Dit is dus een verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf en wettelijk is dit geregeld in de Wet milieubeheer.
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard, er zijn dan ook geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die van invloed zijn op of beïnvloed worden door de bodemkwaliteit. Derhalve is geen bodemonderzoek nodig en is het aspect geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Het gaat hierbij om de risico's van het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het plangebied moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het besluit externe veiligheid transportroutes, het basisnet en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Uitsnede risicokaart
Binnen het plangebied zijn een meerdere risicovolle inrichtingen (rode punten), buisleidingen (rode stippellijn) en transportroutes (zwarte en groene lijnen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoert gelegen. Het bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Het staat geen nieuwe risicovolle bestemming toe of bestemming die het aantal personen laat toenemen en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op externe veiligheid. Ook zijn er in de omgeving van het plangebied geen ontwikkelingen geweest die zullen leiden tot een toename van het risico. Daarom kan geconcludeerd worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering is ten aanzien van de realisatie van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplankaart/regels
Bij dit bestemmingsplan is gekozen om in principe geen nieuwe risicobronnen toe te laten. Ontheffing kan worden verleend voor nieuwe Bevi-bedrijven in zone 6.
Nieuwe kwetsbare objecten worden niet toegestaan in de zones 1, 4, 5, 6 en 7.
Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals complexen met meer dan 5 winkels (gezamenlijk b.v.o. > 1000 m2) of winkels met een totaal b.v.o. > 2000 m2 per winkel.
Door het plangebied lopen:
Zie de onderstaande kaart 'Beperkingen'.
Al deze leidingen zijn op de plankaart aangegeven door middel van een dubbelbestemming.
Er bevindt zich boven het plangebied één straalpad (zie kaart 'Beperkingen'). Dit is het straalpad van de straalverbindingstoren Zwollerkerspel aan de Vecht richting Ugchelen. De hoogteligging van 43 meter van dit straalpad is dermate hoog dat er geen dubbelbestemming ter bescherming voor nodig is.
kaart: beperkingen
Zwolle wil in 2050 een volledig energieneutrale stad zijn. Dat betekent dat alle energie die in Zwolle wordt gebruikt ook lokaal en duurzaam wordt opgewekt. Daarbij wordt naast de bebouwde omgeving ook rekening gehouden met mobiliteit. Energieneutraal is een enorme energietransitie-opgave. Uitgangspunt is dat nieuw stedelijk gebied vanaf het begin energieneutraal wordt gerealiseerd. Dit vraagt veel van de architectuur, de isolatiewaarden, techniekkeuze en opwekcapaciteit op de eigen kavel.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Marslanden zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Marslanden.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Gevolgd door de volgende bijlagen:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 24 Algemene procedureregels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Dit betekent dat in die gevallen dat er gebouwd wordt, er niet ook nog een vergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, tenzij de (bouw)aanvraag ook ziet op het uitvoeren van werken (bijvoorbeeld het inrichten van een terrein met parkeerplaatsen).
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding;
Artikel 18 Waarde - Archeologie;
Artikel 19 Waterstaat - Waterberging;
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering.
Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 22 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie;
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 24 Algemene procedureregels;
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels :
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Deze bestemming betreft het grootste gedeelte van het plangebied.
In de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Daarvoor wordt de bestemming verdeeld in 7 verschillende interne zones. Hierbij wordt verwezen naar een als Bijlage 2 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. Daarin staat voor de verschillende zones aangegeven welke bedrijfsactiviteiten wel en welke niet zijn toegestaan. Opslagen en installaties staan aan het eind van de staat apart aangegeven.
In paragraaf 3.9.2 Milieuzonering is de interne zonering van het bedrijventerrein verder omschreven.
Toelaatbare activiteiten die niet in de op bedrijventerreinen gerichte staat voorkomen, zijn apart in de bestemmingsomschrijving aangegeven. Bedrijfsactiviteiten, welke alleen op de huidige plaats en niet in een gehele zone toelaatbaar zijn, worden als "afwijkend gebruik” op de plankaart aangegeven en in Bijlage 1 Lijst van afwijkend gebruik van de regels per adres omschreven.
De plaats van bestaande bedrijfswoningen staat op de plankaart aangegeven. Hier zijn specifieke regels voor van toepassing. Nieuwe bedrijfswoningen op andere plaatsen zijn niet toegestaan.
De Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van maart 2009. De staat maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een ontheffing voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 2 is voorafgaand aan de staat een Algemene verklaring van de opzet van de staat en de Betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.
Uitgangspunten:
Afwijkend gebruik:
De aanduiding 'specifieke vorm van groen - afwijkend gebruik' is opgenomen voor de locatie van de kynologenclub aan de Huub van Doornestraat 17. Op die locatie zijn gebouwen, terreinen, parkeervoorzieningen en verhardingen toegestaan ten behoeve van een kynologenclub.
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend overige bouwwerken als bedoeld in 1.74 overig bouwwerk: worden gebouwd.
In tegenstelling tot woonwijken wordt bij een bedrijventerrein geen onderscheid gemaakt in een aparte bestemming voor verkeer met een stroomfunctie en verkeer met een verblijfsfunctie in een 30 km gebied.
In verband met de Wet geluidhinder moet het toegestane aantal rijbanen wel worden vastgelegd, omdat de breedte van de geluidszones van wegverkeerslawaai daarvan afhangt. Het aantal rijbanen voor de wegen op Marslanden is daarom opgenomen in artikel 11 Verkeer.
Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.
Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.
De bestemming is in het plangebied van Marslanden opgenomen voor woningen aan de Kanaalweg 2-4.
Uitgangspunten:
Beroep aan huis:
Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.
Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.
Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.
In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.
Overige bouwwerken:
Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.
Afwijkend gebruik:
De hoofdgebouwen met een afwijkend gebruik dat niet valt onder beroep aan huis of met een beroep aan huis groter dan 30% / 50m² zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels (artikel 14.1 onder b) staat aangegeven welk afwijkend gebruik is toegelaten en voor welk deel van de bouwwerken en het bijbehorende erf dit afwijkende gebruik is toegestaan.
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie kaart Beperkingen in paragraaf 3.9.6).
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 18 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied, het water van en de dijken langs de Nieuwe Wetering en Soestwetering.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Artikel 20
Waterstaat - Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 22 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie
Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidszone rond het industrieterrein Marslanden voor zover gelegen binnen het plangebied. Er worden geen wijzigingen in de zonegrens aangebracht. Zie kaart in paragraaf 3.9.1 Geluid.
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 24 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de 'Regeling Parkeernormen 2016'. Zie paragraaf 2.4 Verkeersbeleid.Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de 'Regeling Parkeernormen 2016'.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Bijlage 1 Lijst van afwijkend gebruik :
Deze bijlage omvat per adres het afwijkend gebruik dat binnen de bestemming 'Bedrijf' is toegestaan.
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen:
De staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming 'Bedrijf'.
De staat maakt als Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 2 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.
Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. Omdat de gemeente binnen het conserverende gedeelte van het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan voor het conserverende gedeelte te voegen.
Dit bestemmingsplan betreft de actualisatie van het bestemmingsplan Marslanden. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, wordt geen aparte inspraak georganiseerd.
Op 22 januari 2021 is het voorontwerpbestemmingsplan Marslanden in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar instanties en organisaties verzonden met het verzoek om voor 17 februari 2021 schriftelijk te reageren.
Het plan is toegezonden naar de volgende 16 instanties en organisaties:
Onderstaand de vooroverlegreacties die ontvangen zijn. Dit betreft de nummers 1 tot en met 8.
Van de overige instanties en organisaties is geen inhoudelijke reactie ontvangen.
1. Provincie Overijssel
opmerking:
Aangegeven wordt dat het plan bijdraagt aan het provinciaal ruimtelijk beleid. Er zijn dan ook geen belemmeringen wanneer dit plan in deze vorm in procedure wordt gebracht. Hiermee is voldaan aan het ambtelijk vooroverleg met de provincie.
reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.
2. Veiligheidsregio IJsselland
opmerking:
Geconstateerd wordt dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen beoogt. De situatie met betrekking tot externe veiligheid wijzigt niet. De bestaande risicobronnen in en nabij het plangebied zijn voldoende beschreven in het bestemmingsplan. Met betrekking tot externe veiligheid zijn er dan ook geen opmerkingen of aanvullingen.
Het bestemmingsplan is een conserverend plan en voldoet aan de voorwaarden om op te gaan in het Omgevingsplan. Het staat geen nieuwe risicovolle bestemming(en) toe of bestemming die het aantal personen laat toenemen en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op externe veiligheid. Ook zijn er in de omgeving van het plangebied geen ontwikkelingen geweest die zullen leiden tot een toename van het risico.
In zone 6 kan door middel van een ontheffing een nieuwe Bevi inrichting worden toegestaan. Nieuwe kwetsbare objecten worden niet toegestaan in de zones 1, 4, 5, 6 en 7.
Verzocht wordt om bij het verlenen van een ontheffing voor een Bevi inrichting in zone 6 en het toestaan van nieuwe kwetsbare objecten in zones 2, 3 opnieuw advies te vragen.
reactie:
Bij overwegen van het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van een nieuwe Bevi inrichting (art. 3.6.1 onder b van de regels) is als voorwaarde opgenomen dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden (art. 3.6.2 van de regels). Een afweging hierover wordt onder andere gemaakt met advies van een Milieuplanoloog. Als werkafspraak zal worden opgenomen dat bij afweging van een afwijking voor een Bevi inrichting in zone 6 en het toestaan van nieuwe kwetsbare objecten in zones 2, 3 opnieuw advies gevraagd zal worden aan de Veiligheidsregio in het periodiek overleg.
3. Waterschap Drents Overijsselse Delta
opmerking:
Het Waterschap verzoekt de bestemmingen en dubbelbestemmingen in overeenstemming te brengen met onze legger en Keur. Het gaat met name om de bestemming van het waterstaatswerk (dit is buitendijks gebied), de beschermingszone B rondom de keringen en de kering zelf.
De hele driehoek van het plangebied dat tussen de keringen ligt, ligt namelijk buitendijks, en is dus in zijn geheel aan te wijzen als waterstaatswerk. Verzoek om deze de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatskundige functie' te geven. Verzoek om de beschermingszones rondom de dijk een aanduiding te geven (bijv. 'vrijwaringszone - dijk').
reactie:
Voor wat betreft het opnemen van een dubbelbestemming voor het buitendijks gebied (driehoek Nieuwe Wetering-Soestwetering-Sekdoornsedijk) het volgende. Het voorliggende bestemmingsplan Marslanden is conserverend van aard. Het legt bestaande bouw- en gebruiksrechten geactualiseerd vast en beoogt geen wijziging wat betreft vastleggen van te beschermen belangen. De dubbelbestemming die ziet op het waterstaatsbelang is dan ook conserverend uit het geldende bestemmingsplan overgenomen voor het gebied van de waterkeringen (zone A).
In het toekomstige Omgevingsplan zal opnieuw worden bezien hoe de waterstaatkundige belangen worden beschermd en vastgelegd. Hierbij zal het Waterschap Drents Overijsselse Delta worden betrokken. Vooruitlopend op de keuzes die worden gemaakt in het Omgevingsplan is het niet wenselijk om ten opzichte van het geldende ruimtelijke regime nu een dubbelbestemming nieuw op te nemen voor het buitendijks gebied. Ook is het om deze reden niet wenselijk om ten opzichte van het geldende ruimtelijke regime nu een gebiedsaanduiding met regeling nieuw op te nemen voor de beschermingszones rondom de dijk.
Wij nemen hierbij in aanmerking dat de waterstaatkundige belangen in het gebied reeds bescherming genieten middels de keur.
4. Tennet
opmerkingen:
reactie:
5. Gasunie
opmerkingen:
reactie:
6. ProRail
opmerkingen:
reactie:
7. Ondernemersclub Marslanden
opmerking:
Gevraagd wordt of er veranderingen zijn in de toegestane bouwhoogtes op Marslanden.
Ook wordt gevraagd naar de status van het bestemmingsplan en zijn enkele vragen van leden toegezonden.
reactie:
Het bestemmingsplan Marslanden is conserverend van aard. Uitgangspunt van een conserverend bestemmingsplan is dat het de bestaande rechten (gebruiks- en bouwmogelijkheden) uit het geldende plan geactualiseerd vastlegt. In dit bestemmingsplan Marslanden zijn de bouwhoogtes uit het bestemmingsplan Marslanden (vastgesteld 2010) ongewijzigd overgenomen.
De vraag naar de status van het plan en de vragen van leden zijn separaat beantwoord.
8. NatuurPlatform Zwolle / Milieuraad Zwolle
opmerkingen:
reactie: