| Plan: | Ceintuurbaanzone, 1e partiële herziening, hoek Ceintuurbaan Kuyerhuislaan |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP15010-0003 |
Het voorliggende bestemmingsplan " Ceintuurbaanzone, 1e partiële herziening , hoek Ceintuurbaan Kuyerhuislaan" betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan "Ceintuurbaanzone", zoals dat plan op 27 mei 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.
De fuserende Waterschappen Groot Salland & Reest en Wieden ( hierna te noemen "GSRW") willen zich gaan vestigen op Oosterenk/Watersteeg in een gebouwdeel van Place Vendome. Bij dit gebouw zijn 111 parkeerplaatsen beschikbaar. Omdat GSRW ca.300 parkeerplaatsen nodig heeft, is verzocht om de naastliggende bouwrijpe kavel 3, hoek Ceintuurbaan/Kuyerhuislaan, aan te kopen voor de realisatie van parkeren op maaiveld. Omdat op deze kavel ca.175 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd is ook gekeken of voor de aanvullende parkeerplaatsen tot ca. 300 plaatsen, een deel van de kavels 10-11-12 Dr. van Wiechenweg van de gemeente gehuurd kan worden. De rest van de parkeerplaatsen op deze kavels kunnen gebruikt worden om de behoefte voor bedrijven op Oosterenk op te lossen. Voor het realiseren van een zelfstandig parkeerterrein op maaiveld op de kavels 3, 10, 11 en 12 moet het bestemmingsplan "Ceintuurbaanzone" worden herzien.
Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein Oosterenk Watersteeg en omvat een aantal percelen op de hoek Ceintuurbaan Kuyerhuislaan. De ligging en begrenzing van het plangebied is hieronder aangegeven.
Het plangebied valt in het bestemmingsplan 'Ceintuurbaanzone'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 27 mei 2013 (besluitnummer EC1304-0011 ). Op 22 augustus 2013 is het bestemmingsplan in werking getreden.
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Conclusie
Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.
Met de inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt.
Onder een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.6.1 wordt het volgende verstaan:
stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid opgenomen om voor een perceel op maaiveld te kunnen parkeren in plaats van onder maaiveld. Tevens wordt de mogelijkheid opgenomen om een zelfstandig parkeerterrein te realiseren in plaats van een ondergeschikt parkeerterrein voor bedrijven. De bestemming wordt niet gewijzigd. aangezien de mogelijkheid van parkeren reeds mogelijk is, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
De kantorenlocatie Oosterenk en de locatie van het Oosterenk Stadioncomplex zijn op de structuurplankaart aangeduid als 'centrumstedelijk gebied'. Centrumstedelijk gebied is gebied met gemengde functies zoals werken en voorzieningen. Het Structuurplan geeft aan dat versterking van dit centrumstedelijk gebied gewenst is bij onder andere Oosterenk en Oosterenk Watersteeg.
Uitvoeringsprogramma Structuurplan Zwolle 2020
Het uitvoeringsprogramma structuurplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 september 2009 en geeft de voortgang in de structuurplandoelstellingen weer. Verder geeft het uitvoeringsprogramma aan hoe de doelstellingen op het gebied van wonen, kantoor, bedrijven, groen, bereikbaarheid, water en duurzaamheid bereikt kunnen worden en welke projecten hiervoor gepland staan.
Voor wat betreft kantoren wordt aangegeven dat de doelstelling is om circa 300.000 m2 BVO te realiseren tot en met 2020. Geconcludeerd wordt dat kwantitatief nu al voldoende kantoorlocaties in ontwikkeling zijn in Zwolle om deze doelstelling te behalen. Voor het lopende uitbreidingsprogramma met kantoren op de Oosterenk (gebied Watersteeg) worden vooralsnog geen problemen voorzien.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:
Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Kantorenbeleid
In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad op 16 december 2010. Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was.
Zwolle is door haar ligging en stedelijke kwaliteiten (bereikbaarheid/woonmilieus/onderwijs/jonge bevolking) in het landelijke concentratieproces op de kantorenmarkt zeer goed in staat om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. Belangrijk uitgangspunt is dat Zwolle inzet op aantrekkelijke kantorenmilieus.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid.
Algemeen beleid
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
Het beleid voor de aspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, en bodemkwaliteit zijn relevant voor de Ceintuurbaanzone, 1e partiële herziening, hoek Ceintuurbaan Kuyerhuislaan. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen: beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid. Dit betekent dat:
In januari 2009 heeft de gemeenteraad het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Het plangebied van de Ceintuurbaanzone, 1e partiële herziening, hoek Ceintuurbaan Kuyerhuislaan wordt grotendeels gekarakteriseerd als gebiedstype 'kantoren en voorzieningen'. Voor dit gebiedstype geldt dat een beperkte toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan mits dit vanuit de kenmerken van de locatie en maatregelen te verantwoorden is. Binnen het gebiedstype geldt dat er in principe geen plek is voor bestaande of nieuwe risicovolle activiteiten mits de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (ten aanzien van het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen.
Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Bodem
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. Daarnaast is op 1 december 2009 door de gemeente een bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld. De indeling van deze kwaliteitsklassen is gebaseerd op de huidige bodemkwaliteit van de deelgebieden.
Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.
Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terugsaneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
Oosterenk Watersteeg bestaat uit oost-west lopende stroken met bebouwing, wegen en parkeren, afgewisseld met groenstroken met als functie retentiegebied (stedelijk-waterberging voor het gehele gebied van Oosterenk). Het sluit in het oosten aan op het retentiegebied Goosebroek (landelijk-waterberging), maar is er niet mee verbonden. Aan de zijde van de Ceintuurbaan ligt hogere bebouwing, de hoogte loopt af richting het landelijk gebied in het oosten.
Het perceel op de hoek Ceintuurbaan / Kuyerhuislaan, op onderstaande kaart aangeduid als kavel 3,zou, vanaf het zuiden, het begin zijn van de stedelijke bebouwing van Zwolle. Ten zuiden van Oosterenk Watersteeg is er langs de Ceintuurbaan een opeenvolging van verschillende groene, deels open ruimten. Er liggen een aantal wallen met grastaluds (spoorviaduct, geluidswal Oude Almeloseweg). Ten noorden van de Kuyerhuislaan markeren hogere gebouwen langs de Ceintuurbaan de stedelijke omgeving. Tussen de gebouwen liggen parkeerplaatsen, omgeven door hagen.
Afbeelding: Luchtfoto Oosterenk Watersteeg
Als kavel 3 een parkeerterrein wordt, neemt het bestaande gebouw aan de noordzijde de markering van de toegang tot de stad over. Het parkeerterrein sluit dan aan op de reeks van open groene ruimten aan de zuidkant.
Om hierop aan te sluiten is voor de ruimtelijke inpassing uitgegaan van een open, iets verlaagd terrein, achter een (gras)wal (ca. 1 meter hoog, 5 meter breed) aan de west- en zuidzijde. Aan de binnenzijde van de parkeerplaats is een keermuurtje gedacht (ca.1 meter), om maximaal de ruimte te kunnen benutten.
Rond de gehele parkeerplaats loopt een haag (1 meter hoog, 1 meter breed). Aan de zuid- en westzijde staat de haag op de wal. De parkeerplaats is daardoor, vanaf de Ceintuurbaan en de Kuyerhuislaan, aan het zicht onttrokken.
De haag omgeeft de gehele parkeerplaats en sluit zo qua beeld aan op de overige parkeerplaatsen in Oosterenk, langs de Ceintuurbaan en in het gebied zelf.
Afbeelding: opeenvolging ruimtes langs Ceintuurbaan
Inrichting parkeerterreinen
Uitgaande van het omgeven van de parkeerplaats op kavel 3 met een wal, is er plaats voor ongeveer 174 parkeerplaatsen. De parkeerplaats en de wal steken een aantal meter in het retentiegebied. Door de parkeerplaats uit te voeren met waterpasserende of -doorlatende verharding wordt de functie voor wateropvang niet aangetast.
Afbeelding: Inrichting parkeerplaats op kavel 3
Afbeelding: Doorsnede A - A'
Afbeelding: Doorsnede B - B'
Afbeelding: Doorsnede C – C'
Afbeelding: Doorsnede D – D'
Voorwaardelijke verplichting kavel 3
Om te garanderen dat een wal met beplanting wordt aangelegd en in stand wordt gehouden, zolang er geen hoofdgebouw op het perceel is gebouwd, is in het betreffend artikel Gemengd -1 een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In de Bijlage 1 Inrichtingseisen parkeerterrein kavel 3 dit hier aan is gekoppeld is met een aantal doorsneden, zoals hierboven is aangegeven, op welke wijze de wal met beplanting dient te worden aangelegd.
Inrichting parkeerterrein kavels 10, 11 en 12
Voor parkeerplaatsen op de kavels 10, 11 en 12, geldt dat het omgeven door een haag (zoals dat bij alle parkeerplaatsen op Oosterenk is gebeurd) voldoende is.
Voor de kavels 10, 11 en 12 zijn verschillende mogelijkheden, van een kleine uitbreiding tot een maximale benutting.
Afbeelding: uitbreiding parkeren op kavel 10
Afbeelding: maximale benutting kavels 10, 11 en 12
Het plangebied wordt ontsloten via de Dokter van Deenweg.
In het geldende bestemmingsplan Ceintuurbaanzone is voor onder andere het plangebied een afwijkend parkeernorm opgenomen, nl. maximaal één parkeerplaats per 50 m² bruto vloeroppervlakte
In de nieuwe situatie wordt de ontsluiting niet gewijzigd.
In het plangebied wordt de mogelijkheid opgenomen om de percelen als zelfstandig parkeerterrein te gebruiken.
In het geldende bestemmingsplan Ceintuurbaanzone is, zoals hierboven is aangeven, voor onder andere het plangebied een afwijkend parkeernorm opgenomen, nl. maximaal één parkeerplaats per 50 m² bruto vloeroppervlakte. Deze parkeernorm is van toepassing indien er op een perceel wordt gebouwd. In de onderhavige herziening wordt de mogelijkheid opgenomen van het realiseren van zelfstandige parkeerterreinen. Er zal in die gevallen geen bebouwing plaatsvinden.
De huidige parkeernorm, die in het bestemmingsplan is opgenomen ( 1 parkeerplaats per 50 m ² bvo) is een afgeleide van het ABC-locatiebeleid. Rijksbeleid dat arbeids- en bezoekersintensieve bedrijven en voorzieningen koppelt aan goed door het openbaar vervoer ontsloten locaties. De bereikbaarheidsprofielen dienden om het autoverkeer te beperken door het aanreiken van maximale parkeernormen.
De nu vigerende nota Mobiliteit heeft het ABC-locatiebeleid losgelaten en gaat uit van de vrije mobiliteitskeuze van burgers. In het nieuwe locatiebeleid worden door het Rijk en de provincies geen parkeernormen meer voorgeschreven. Wel dient in gemeentelijke planologische besluiten inzichtelijk gemaakt te worden wat de gevolgen zijn voor de bereikbaarheid en hoe en waar parkeren plaats kan vinden. Parkeren is daarmee maatwerk per locatie en situatie geworden. Uitgangspunt is dat parkeeroverlast niet mag worden afgewenteld op de omgeving. Alleen de aanwezigheid van een adequate ontsluiting door openbaar vervoer rechtvaardigt parkeerregulering.
Momenteel ondervindt de nabij gelegen woonwijk Wipstrik overlast van parkerende werknemers van bedrijven gevestigd op de Oosterenk.
Samen met het Rijk, de Provincie Overijssel en de ondernemers wordt in het kader van het mobiliteitsprogramma Beter Benutten gewerkt aan een betere bereikbaarheid en daarmee minder parkeeroverlast in de Wipstrik o.a. door andere vervoerswijzen dan de auto te stimuleren.
Daarbij blijkt ook dat de maximale parkeernorm van 1:50 voor Oosterenk als te krap wordt ervaren.
Dat de maximale parkeernorm van 1:50 anno 2015 als te krap wordt ervaren heeft twee oorzaken:
Bovendien is het gebied Oosterenk-Watersteeg en m.n. het meest zuidelijke deel grenzend aan de Kuyerhuislaan ook per bus slecht is ontsloten. De bereikbaarheid van dit gebied met het openbaar vervoer zal in de komende jaren ook niet of nauwelijks verbeteren. De vormgeving en maatvoering van de huidige ontsluitingswegen in combinatie met de herijkingsopgaven in het openbaar vervoer maken dit vrijwel onmogelijk.
Voor het parkeren van het nieuwe kantoor van de fuserende waterschappen is daarom maatwerk noodzakelijk.
Het nieuwe kantoor wordt ingericht op basis van het concept van “Het Nieuwe Werken”. Dit betekent dat de bezettingsgraad (aantal werknemers per 100 m²) van de locatie aanzienlijk hoger is dan waar in het bestemmingsplan van is uitgegaan (verdubbeling).
De fietsontsluiting van het gebied is goed. Oosterenk is één van de prioritaire gebieden in het kader van de gebiedsaanpak Mobiliteitsmanagement van het programma Beter Benutten. Samen met de bedrijven in het gebied wordt gewerkt aan een optimale bereikbaarheid voor alle vervoerwijzen.
Een van de uitvloeisels van deze aanpak is de fietsstimuleringsactie met E-fietsen waar ook één van fuserende waterschappen aan deel neemt.
Voor het parkeren van de gefuseerde waterschappen betekent dit dat het aandeel OV-gebruikers minimaal wordt (5 – 20%), het aandeel werknemers dat op de fiets komt redelijk zal zijn (25 – 40%) en het aandeel autogebruikers hoog (40 – 70%).
Het maatwerk voor het parkeren op deze locatie vraagt daarmee om een aanzienlijk ruimere parkeernorm die in combinatie met de gebiedsgewijze aanpak vanuit Beter Benutten vertaald moet worden in flexibele parkeeroplossingen.
Op basis van deze ontwikkelingen bedragen de parkeernorm voor het waterschap
Het nieuwe kantoor van het Waterschap heeft een omvang van 7754 m² bvo. Dit betekent maximaal 310 parkeerplaatsen en minimaal 155 parkeerplaatsen.
Voor de aanleg van de (extra) parkeerplaatsen staat conform het gemeentelijk beleid duurzame mobiliteit voorop, daarbij kan worden gedacht aan:
Water
Aan de noordzijde grenzend aan het plangebied ligt een watergang die deel uitmaakt van de waterretentie voor het gebied.
Drooglegging
In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.
Riolering
Grenzend aan het plangebied ligt in de Dokter van Deenweg en Dokter van Wiechenweg een gescheiden rioolstelsel, waarbij de droogweerafvoer wordt afgevoerd richting de AWZI en de hemelwaterafvoer wordt in een separate leiding afgevoerd naar oppervlaktewater.
Quickscan
Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele over-stromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromings-risicoparagraaf verplicht.
Figuur 1 Dijkring 53
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).
Figuur 2 Maximale waterdiepte tijdens een overstroming
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Figuur 3 Boven: dijkdoorbraak Olst Onder: dijkdoorbraak Berkum (Zwolle)
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden.
Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:
Water
Ongewijzigd.
Drooglegging
In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.
Riolering
Droogweerafvoer
N.v.t.
Hemelwaterafvoer
De hemelwaterafvoer (HWA) van parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem, waarbij het overtollige hemelwater dat niet kan worden geïnfiltreerd rechtstreeks afvoert naar de bestaande retentie. Hierdoor wordt het bestaande gemeentelijk (gescheiden) rioolstelsel niet belast.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie, indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen, spoorwegen of bedrijven liggen. De beoogde nieuwe ontwikkeling is echter niet geluidgevoelig.
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe mogelijkheden en/of ontwikkelingen opgenomen, die van invloed zijn op de luchtkwaliteit in het plangebied.
De kwaliteit van de bodem in het plangebied verandert niet als gevolg van deze partiële herziening van het bestemmingsplan.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's ten gevolge van het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Door het plangebied lopen geen straalverbindingen en geen laagvliegroutes.
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe mogelijkheden en/of ontwikkelingen opgenomen, die van negatieve invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Ceintuurbaanzone, 1e partiële herziening, hoek Ceintuurbaan Kuyerhuislaan zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone, 1e partiële herziening, hoek Ceintuurbaan Kuyerhuislaan.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd
In dit artikel wordt aangegeven dat het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone van toepassing is.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
In dit artikel is een verwijzing naar de regels van de bestemming Gemengd-1 opgenomen, die van toepassing zijn. Tevens is de bestemming op een aantal punten aangepast. De belangrijkste aanpassing is de toevoeging van een zelfstandige parkeerterrein binnen het plangebied. Om te garanderen dat het parkeerterrein op kavel 3 ( hoek Ceintuurbaan ij) aan het zicht wordt onttrokken is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat voordat het parkeerterrein in gebruik wordt genomen er een wal met wordt aangelegd. De eisen die hieraan worden gesteld zijn als bijlage 1 bij de regels opgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.
Het onderhavige bestemmingsplan betreft een beperkte uitbreiding van de bestemming Gemengde Doeleinden met de mogelijkheid tot het parkeren op het maaiveld. Binnen het bestemmingsplan is geen sprake van een aangewezen bouwplan en alle gronden die betreft zijn thans nog in eigendom bij de gemeente. Er is derhalve geen verplichting om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.
Ten aanzien van de dekking van reeds gemaakte en nog te maken kosten kan gesteld worden dat alle kosten van het plan worden gedekt door een bijdrage van het Waterschap en uit grondverkopen van de gemeente.
Conclusie
Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.
Provinciaal overleg
Het ontwerpbestemmingsplan is besproken met de provincie en op de hamerlijst stukken van in het provinciaal overleg van 4 juli 2015 geplaatst. Door de provincie is aangegeven dat de geprojecteerde ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid. In het kader van het vooroverleg hoeft het bestemmingsplan niet meer te worden aangeboden
Waterschap
Het ontwerpbestemmingsplan is besproken met het waterschap. Het waterschap kan instemmen met het bestemmingsplan.