Plan: | Diezerpoort, Geert Grootestraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP14007-0004 |
Artezs heeft het voornemen om aan de Geert Grootestraat een gezondheidscentrum te bouwen met onder andere een huisartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek en 17 appartementen. De locatie aan de Geert Grootestraat wordt in combinatie met de locatie Langenholterweg/Schoolstraat ontwikkeld.
De locatie Langenholterweg-Schoolstraat ligt al langere tijd braak en een tweetal gemeentelijke panden is gekraakt. Dit geeft een verpauperd beeld binnen de omgeving Diezerpoort. Ontwikkeling van dit restant stukje stadsvernieuwing heeft dan ook hoge prioriteit. Door deze moeilijk te ontwikkelen locatie te koppelen aan een financieel haalbare ontwikkeling aan de Geert Grootestraat kan het plan financieel haalbaar worden en is het mogelijk aan de gewenste herontwikkeling mee te werken. De gemeente gaat hierbij een faciliterende rol vervullen.
Het perceel aan de Geert Grootestraat is gelegen binnen het bestemmingsplan Diezerpoort en heeft hierin de bestemming Groen. De bouw van het gezondsheidscentrum en appartementen is hiermee in strijd. Gelet hierop dient het bestemmingsplan te worden herzien. Het doel van het bestemmingsplan is de herontwikkeling van de genoemde locatie. Dit plan geldt na inwerkingtreding als nieuw toetsingskader en treedt voor het betreffende plangebied in de plaats van het op dit moment geldende bestemmingsplan.
Het plangebied ligt ten noord-oosten van de binnenstad van Zwolle in de wijk Diezerpoort.
Ligging plangebied in Zwolle.
Het plan is gelegen aan de noordzijde van de Geert Grootestraat ter hoogte van de Hemerkenstraat en de Regelandisstraat en ten zuiden van de A28.
Ligging plangebied
Het plangebied valt in het bestemmingsplan 'Diezerpoort'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 13 mei 2013 onder besluitnummer EC1303-0113. Op 8 augustus 2013 is het bestemmingsplan in werking getreden. Het gebied heeft in het bestemmingsplan Diezerpoort de bestemming Groen.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Het bestemmingsplan "Diezerpoort, Geert Grootestraat" bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven.
In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin nader wordt ingegaan op:
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheid van het gebied. Hoofdstuk 4 geeft een samenvatting van deze onderzoeken. Hoofdstuk 5 gaat in op de stedenbouwkundige gedachte en het plan. De bijbehorende planologisch-juridische regeling worden in hoofdstuk 6 besproken en hoofdstuk 7 gaat tot slot in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In deze paragraaf wordt de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische en ruimtelijke structuur. Het plangebied is momenteel braakliggend en wordt ingesloten door de A28, Geert Grootestraat en bebouwing.
Aan de hand van de volgende afbeeldingen wordt een impressie gegeven van het plangebied.
Luchtfoto (bron google Earth)
Foto van de locatie (bron google Earth)
Geert Grootestraat 3 (bron google Earth)
Foto overzijde (bron google Earth)
Het plangebied ligt tussen de rijksweg A28 en Geert Grootestraat en grenst aan de wijk Diezerpoort. Het plangebied ligt tussen bestaand bebouwd gebied.
De wijk Diezerpoort en het plangebied worden in de huidige situatie onder meer ontsloten door de Geert Grootestraat.
Tussen de A28 en het plangebied bevindt zich een groene zone, waarin een watergang is gelegen. De gebouwen in de strook tussen de A28 en Geert Grootestraat liggen gestrooid op een groen tapijt. De gebouwen staan op het maaiveld en aan de voorzijde van de gebouwen ervaar je het park. Tussen de bebouwing van deze strook bevindt zich een zone van circa 10 meter met daarin groen en bomen. Deze groene begeleiding van de Geert Grootestraat wordt onderbroken door enkele toeritten naar de bestaande panden.
Het plangebied wordt aan de noordwestzijde begrensd door een watergang welke gelegen is langs de A28. Rondom het plangebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig voor zowel hemel- als vuilwater.
Op de planlocatie is geen bebouwing aanwezig. De bouwvolumes in de parkzone hebben één duidelijke hoofdvorm maar zijn allemaal verschillend van karakter en oriëntatie. De hoogte van de huidige bouwvolumes varieert in de huidige parkzone tussen de één en twee bouwlagen. De gebouwen hebben onderling genoeg vrije ruimte waardoor er een visuele verbinding is tussen de straat en de parkzone. Er is bij de bestaande bebouwing een heldere overgang tussen privé en openbaar groen. Hierdoor is er een duidelijk onderscheid tussen de ruimte behorende bij de gebouwen en het park.
In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd. De nieuwe ontwikkeling vormt een versterking van de gezondheidssector in de wijk Diezerpoort.
In 2000 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van Zwolle opdracht gegeven om een Archeologische Waarderingskaart te maken van het gemeentelijk grondgebied. Met behulp van deze beleidsadvieskaart, die in september 2003 in gebruik is genomen, kunnen tijdig maatregelen genomen worden bij planologische procedures. Het is een instrument om actief beleid op te baseren, waardevolle gebieden aan te wijzen en bouwplannen in een vroeg stadium te toetsen.
Het archeologische potentieel van de verschillende gebieden wordt hierop in de volgende percentages uitgedrukt:
Het plan is op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle gekwalificeerd als een gebied met een verwachtingswaarde van 0%. Doordat in de bestaande situatie reeds bebouwing aanwezig is, is de verwachting van de vondstkans nihil en is een proefonderzoek niet nodig.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Conclusie
Er is bij dit plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.
Aan artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (hierna te noemen: ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd moet worden dat er een regionale behoefte is aan die ontwikkeling en dat bovendien de gekozen locatie daarvoor geschikt is.
Een stedelijke ontwikkeling is volgens artikel 1.1.1 een ruimtelijke ontwikkeling. De voorliggende ontwikkeling valt daar onder en derhalve dient aandacht besteed te worden aan de ladder van duurzame verstedelijking.
Regionale behoefte
De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Daarvoor dient wellicht een onderverdeling gemaakt te worden tussen de verschillende functies die in de gebouwen zullen worden gehuisvest. Immers, er is een andere regionale behoefte als het gaat om woningbouw in vergelijking met de te vestigen maatschappelijke voorzieningen. Daarom wordt in het onderstaande hierop apart ingegaan.
Wonen
Het plan voorziet in de realisatie van ruimte voor maatschappelijke voorzieningen en 17 appartementen. Deze appartementen zijn bedoeld voor één- of tweepersoonshuishoudens. Om die behoefte te kunnen onderbouwen wordt in eerste instantie verwezen naar de afstemming die heeft plaatsgevonden over het woningbouwprogramma. Zowel provincie als omliggende gemeenten zijn onderdeel van deze afspraken, waarin de behoefte is vastgelegd. Uiteraard zijn er tevens in de loop der tijd visies opgesteld en geactualiseerd waarmee de behoefte verder valt te onderbouwen. Allereerst is er de in 2005 opgestelde Woonvisie. Deze is vervolgens gekoppeld aan het Structuurplan 2020, welke in juni 2008 werd vastgesteld.
Omdat de wereld om ons heen snel verandert, zowel woonwensen veranderen, als ook de woningmarkt en de verhouding tussen partijen en er is in 2008 een crisis uitgebroken, is de Woonvisie uit 2005 geactualiseerd. Daarbij is er niet voor gekozen om een nieuwe visie op te stellen, maar er is nauwgezet gekeken naar die onderdelen die bijstelling behoeven. Dat heeft geleid tot het Woonplan 2011-2015. De woonvisie 2005-2020 blijft dan ook gelden tot het einde van de looptijd, maar daarnaast geldt tevens het Woonplan 2011-2015.
Het Woonplan 2011-2015 heeft in december 2011 de instemming van de provincie Overijssel verworven. De provincie heeft daarbij verklaard dat het Woonplan past binnen het provinciaal beleid, dat er is voldaan aan de afstemmingsverplichting met buurgemeenten en de overige aspecten in de provinciale omgevingsverordening, en dat het Woonplan past binnen de Prestatieafspraken Wonen tussen de gemeente en de provincie Overijssel.
Daarnaast is er nog een uitvoeringsgerichte Woonagenda opgesteld. Deze Woonagenda is een actieplan voor de Zwolse woningmarkt, waarin analyse van en visie op het functioneren van de woningmarkt is vertaald in een aantal ambities, (bijgestelde) kaders en concrete uitvoeringsmaatregelen. Het is een dynamische agenda die, indien nodig, op elk moment geactualiseerd en aangevuld zal worden met aanvullende maatregelen. Met die Woonagenda wordt geen nieuw beleid omschreven, maar wordt voortgeborduurd - op basis van actuele inzichten - op de Woonvisie (2005) en het Woonplan (2011).
Omdat wij goed willen kunnen schakelen tussen de lange termijn en de actualiteit van de korte termijn op de woningmarkt, is er sprake van een cyclus binnen het woonbeleid, waarbij de lange termijn doelen en ontwikkelingen zoals zij verwoord zijn in de Woonvisie, via vijfjaarlijkse Woonplannen en jaarlijkse Woonprogramma's steeds kunnen worden bijgesteld en geactualiseerd.
De Woonagenda vormt, samen met de Woonvisie en het Woonplan de basis voor de Zwolse gebiedsontwikkelingen, stedelijke vernieuwingsopgaven en een nieuw partnership met de Zwolse woningcorporaties en de prestatieafspraken.
Ten aanzien van de prestatieafspraken nog het volgende. De gemeente en de provincie Overijssel hebben de gezamenlijke prestatieafspraken op het terrein van wonen voor de periode 2010-2015 op 20 januari 2010 ondertekend. Hierin is vastgelegd dat de gemaakte afspraken in 2012 door middel van een midterm review bestuurlijk tegen het licht zouden worden gehouden. Dat is in 2012 daadwerkelijk gedaan, waarbij niet alleen is ingezoomd op de actuele verwachtingen over de realisatie van de gemaakte afspraken, maar ook zijn nieuwe inzichten en ontwikkelingen verwerkt. Ook in 2014 zijn de prestatieafspraken geactualiseerd.
Daarnaast is het goed om het volgende op te merken over de specifieke situatie van de gemeente Zwolle. De verwachting is dat er van krimp geen sprake is, maar dat er groei is en blijft. Bevolkingsprognoses laten een groei van de stad zien tot 140.000 inwoners.
Voor het woonbeleid zijn prognoses over de huishoudensontwikkeling minstens net zo belangrijk als cijfers over de bevolkingsgroei. Op basis van de prognoses over de demografische groei van Zwolle en de huishoudensontwikkeling is de behoefte aan uitbreiding van de woningvoorraad in Zwolle onverminderd groot. Voor de periode 2013-2017 wordt vooralsnog uitgegaan van een gemiddelde netto woningproductie van 400 woningen per jaar. Wij gaan voor de langere termijn uit van handhaving van de structuurplanambities, welke het noodzakelijk maken om de woningvoorraad nog uit te breiden met circa 9600 woningen. Via het jaarlijkse woonprogramma zullen wij het woningbouwprogramma voortdurend bijstellen aan de hand van de economische verwachtingen.
Op basis van het vorengaande zijn wij van mening dat voldoende is aangetoond dat er voor de 17 appartementen voldoende regionale behoefte aanwezig is.
Maatschappelijke voorzieningen
Ook voor de in het plan voorziene maatschappelijke voorzieningen moet een afweging worden gemaakt. Die afweging volgt een andere route, omdat over de aanwezigheid van maatschappelijke voorzieningen zonder regionale functie, geen afspraken met buurgemeenten en of provincie nodig zijn. Het gaat hier immers om de vestiging van bijvoorbeeld een huisartspraktijk, een apotheek, een fysiotherapiepraktijk e.d. Deze hebben allen een lokaal karakter. Wij menen dat daarmee voldoende aan dit aspect van de ladder is getoetst voor de functies van maatschappelijke voorzieningen.
Bestaand stedelijk gebied
De tweede stap van de ladder van duurzame verstedelijking vraagt naar een onderbouwing waarom deze locatie binnen het stedelijk gebied een geschikte locatie is voor de voorgestane ontwikkeling door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, enz. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
De locatie waar de ontwikkeling zal worden gerealiseerd is voorzien binnen bestaand stedelijk gebied. Er wordt een nieuw pand gerealiseerd op een onbebouwd perceel. Dit onbebouwde perceel is gelegen naast reeds bebouwde percelen. De ontwikkeling van deze locatie hangt samen met de ontwikkeling van de locatie in een ander deel van Dieze, namelijk Langenholtenweg-Schoolstraat.
Geconcludeerd wordt dan ook dat deze inbreidingslocatie, die overigens al voorzien werd in het Structuurplan 2020, de leefbaarheid in de buurt zal versterken. Het bevordert tevens de sociale veiligheid en gaat verrommeling tegen.
In het Structuurplan 2020 wordt het principe dat inbreiding voor uitbreiding gaat omarmt.
Vanuit het woningbouwprogramma wordt de omslag gemaakt van programmeren naar stimuleren, zodat vanuit de kracht van de locatie en met de nodige flexibiliteit kan worden ingespeeld op de marktvraag. De gemeente schrijft niet vooraf in detail voor welke woningen, waar en wanneer gebouwd moeten worden. Maar vanuit haar publieke rol toetst de gemeente de plannen op ruimtelijke kwaliteit en het ontstaan van een mix van producten en woningtypen. Daarbij is de opgestelde Kleurenwaaier, onderdeel van de Woonagenda, een hulpmiddel. Concreet betekent dit dat plannen, waarin een of meerdere van de onderdelen van de kleurenwaaier zijn meegenomen in fasering voorrang wordt verleend boven andere ontwikkelingen.
Voor de appartementen aan de Geert Grootestraat betekent het dat deze zijn te categoriseren als kwalitatief goede, sociale huurappartementen, zoals die is terug te vinden in de kleurenwaaier. Onder kwalitatief goede woningen speelt onder meer de ruimte en de architectuur een rol.
De appartementen zullen de diversiteit in de wijk positief beïnvloeden. Ook dat is een uitgangspunt dat wordt nagestreefd binnen de woonagenda.
Buiten bestaand stedelijk gebied
De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.
Conclusie
Er kan, naar de mening van de gemeenteraad van Zwolle, worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.
De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.
Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.
Ontwikkelingsperspectief
Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locatie in het gebied ligt dat is aangemerkt voor 'veelzijdige leefmilieus, breed spectrum woon-, werk- en mixmilieus' met de subcategorie 'woonwijk' en de beleidsaanduiding 'beekdal'. In de gebieden aangemerkt als 'woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus
Gebiedskenmerken
Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'bebouwing' en de stedelijke laag als 'bebouwing: woonwijken 1955 - nu'. De vierde laag, de lust en leisurelaag is niet aangeduid
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
In het structuurplan wordt het plangebied aangemerkt als 'woongebied' met een stedelijk karakter. De diversiteit binnen dit gebiedstype is groot. In dit gebied wordt gewoond en gewerkt. Tussen de woningen bevinden er bedrijven met een maximaal milieucategorie 3a. De naoorlogse wijken bestaan vooral uit gestapelde woningen afgewisseld met grondgebonden woningen en er is in deze wijken veel openbaar groen.
Op 11 mei 2009 heeft de raad deze ontwikkelingsvisie vastgesteld. De ontwikkelingsvisie presenteert geen blauwdruk van de wijk in 2020. Hoe de wijk er in zijn geheel uiteindelijk uit gaat zien kan nu nog niet worden voorspeld, laat staan bepaald. Wat wel zeker is dat de gemeente en corporaties met deze visie een weg inslaan naar een structurele verbetering van de wijk in een richting die door bewoners en ondernemers in de wijk is aangegeven.
Ambities
In deze visie worden vijf ambities voor de wijk omschreven. De opgaven liggen op het gebied van al deze vijf ambities.
Conclusie
De nieuwe ontwikkeling vormt een versterking van de gezondheidssector in de wijk Diezerpoort.
In 2010 is 'Gedroomd Diezerpoort' opgesteld. Hierin wordt voor de komende 10 tot 20 jaar richting aan de ruimtelijke vernieuwing van de wijk gegeven om daarmee de wijk in sociaal en economisch opzicht duurzaam te versterken. Gedroomd Diezerpoort is is géén programma of plan. Een bestaande, honderden jaren oude stadswijk, waar volop wordt gewoond, geleefd en gewerkt, wordt niet ‘gemaakt’, hij groeit.
In 'Gedroomd Diezerpoort' wordt voor de zone langs de A28 dat de ecologische structuur en sfeer versterkt moet worden. Dat betekent een uiterst beperkte ruimte Dat betekent een uiterst beperkte ruimte voor extra woningen en andere gevoelige bestemmingen. Hierbij is van belandg dat de nieuwe woningen voldoen aan technische eisen met betrekking tot afscherming e.d..
Deze inbreidingslocatie, die overigens al voorzien werd in het Structuurplan 2020, versterkt de leefbaarheid in de buurt.
Het plan wordt landschappelijk ingepast en voorzien van een loopverbinding van de woonwijk naar de aanwezige groenstrook. Dit bevordert tevens de sociale veiligheid en gaat verrommeling tegen.
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Cultuurhistorische beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks - en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.
Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen (de Wijkgroenstructuur) staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
De vastgestelde Hoofdgroenstructuur en Wijkgroenstructuur staan ook op de Groene Kaart die behoort bij de Bomenverordening.
Uitsnede Groene Kaart
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de door de gemeenteraad vastgestelde Bomenverordening. De Groene Kaart is een onlosmakelijk onderdeel van de Bomenverordening. In de Bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) vellen van bomen.
Voor het vellen van aangewezen Bijzondere bomen, voor bomen binnen de Hoofdgroenstructuur, binnen de Wijkgroenstructuur en binnen het Groenvoorzienend boomgebied (bepaalde particuliere terreinen met een belangrijk bomenbestand) moet een vergunning worden aangevraagd. Het basisprincipe is dat deze vergunning bij uitzondering wordt verleend en dat bij het vellen van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.
Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:
Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite:www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017
Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.
Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt echter sterk teruggevallen als gevolg van de financiële en economische crisis. De wereld om ons heen is sindsdien ingrijpend gewijzigd, dit geldt ook voor de woningbouw. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.
Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.
Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het prostitutiebeleid.
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld, waarin ambities en doelstellingen zijn geformuleerd en waarin prioriteiten worden gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. Om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid worden er parallelle sporen gevolgd, te weten nader beleid per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) en gebiedsgericht milieubeleid. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd.
Binnen het grondgebied van Zwolle worden diverse gebiedstypen onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Er wordt vervolgens vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Het referentie milieukwaliteitsprofiel vormt dan de basis voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem en ondergrond, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid gebiedsgericht beleid vastgesteld.
De relevante milieu aspecten worden hierna kort beschreven.
Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in en om bestaande woningen en het voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (basiskwaliteit) per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een diepergaande beoordeling noodzakelijk.
Het plangebied valt binnen het gebiedstype "Gemengd gebied". In dit gebiedstype gelden voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg de in onderstaande tabel genoemde doelstelling (ambitie) en grenswaarde volgens het gebiedsgericht milieubeleid en de voorkeursgrenswaarde en hoogst toelaatbare waarde vanuit de Wet geluidhinder:
Gebiedstype | Ambitie | Voorkeurs grenswaarde Wet Geluidshinder | Grenswaarde | Maximale ontheffinfswaarde Wet Geluidhinder |
Centrum Stedelijk | 48 dB | 48 dB | 58 dB | 63 dB |
Railverkeerslawaai en industrielawaai zijn niet relevant voor het plangebied.
Indien de geluidbelasting onder de 58 dB blijft, kan worden volstaan met een eenvoudige administratieve toets. Dit betekent dat hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld als aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:
Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
De beleidsvisie externe veiligheid is in 2013 opnieuw vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente Zwolle streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.
Dit betekent dat:
Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen. Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd (zie Gebiedsgericht kader externe veiligheid en de Milieuvisie A28).
Het plan valt vanwege de ligging nabij de A28 en het spoor valt in de zogenaamde 'stroomzone'.
Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico (zie ook 4.2.7).
In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering. In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond (de laag tot ca. 1,5 meter onder maaiveld) en de ondergrond (dieper dan 1,5 meter onder maaiveld).
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, AW2000 ('schone grond') en hoofdwegen. Het plangebied heeft na de planrealisatie de functie maatschappelijk en wonen.
Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen "achtergrondwaarde 2000 (kwaliteit voldoet aan achtergrondwaarden), wonen, en industrie ingevoerd. Op 1 december 2009 heeft de gemeente de bodemkwaliteits klassenkaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied valt geheel binnen het stedelijk uitbreidingsgebied (voor 1960) (oostelijk deel), dat de kwaliteitsklasse "achtergrondwaarde 2000".
Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is. Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden.
Normaliter worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terug saneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.
Visie op de ondergrond
Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het gebiedsbeheersplan Zwolle centraal, waartoe het plangebied behoort.
Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (KWO), het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied.
Gebiedsindeling en thema's die daarbinnen spelen.
In 2009 heeft het college een interim klimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of gebouw bedraagt tenminste 60%.
De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interim klimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.
Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn de toepassing van zonne-energie (PV en/of zonnecollectoren) en verbeterde isolatie.
In de duurzaamheidsvisie is de gemeentelijke doelstelling opgenomen om 20 % CO2 te reduceren ten opzichte van de CO2 uitstoot van de gemeente Zwolle in 1990.
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:
De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.
Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid.
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk).
De geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien de gevelbelasting meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde en geluidsreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, kan een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Om hiervoor in aanmerking te komen, mag de geluidsbelasting aan de gevels, voor woningen in binnenstedelijk gebied, niet meer bedragen dan de maximale grenswaarde van 63 dB. Voor buitenstedelijk gebied geldt een maximale grenswaarde van 53 dB.
Conform het geluidsbeleid van gemeente Zwolle is het plangebied gelegen in het gebiedstype: gemengd gebied. De grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid voor nieuwe woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt voor de Rijksweg A28 maximaal 53 dB en voor de overige wegen maximaal 58 dB.
In december 2015 is door Windmill Milieu en Management een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai in het kader van de ontwikkeling van het plangebied gelegen aan de Geert Grootestraat te Zwolle.
Het onderzoek is uitgevoerd volgens de regels van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.
De planlocatie is gelegen binnen de wettelijk vastgestelde zone van de Rijksweg A28, de Rijnlaan en de Hogenkampsweg. De geluidbelasting is getoetst aan het stelsel van voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden uit de Wet geluidhinder. De Geert Grootestraat is een 30 km/uur-weg en derhalve niet voorzien van een zone. De geluidbelasting van deze weg is wel inzichtelijk gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Rijnlaan en de Hogenkampsweg bedraagt na aftrek artikel 110g Wet geluidhinder ten hoogste 29 dB (ten gevolge van Hogenkampsweg). Aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) uit de Wet geluidhinder wordt voldaan. De grenswaarde (58 dB) uit het gemeentelijk beleid wordt eveneens gerespecteerd
De berekende geluidbelasting inclusief wettelijke aftrek overeenkomstig artikel 110 g van de Wet geluidhinder bedraagt op de eerste verdieping ten hoogste 53 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee niet gerespecteerd. Aan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB uit de Wet geluidhinder wordt echter wel voldaan. Op de tweede verdieping bedraagt de berekende geluidbelasting inclusief wettelijke aftrek overeenkomstig artikel 110 g van de Wet geluidhinder ter plaatse van de noordgevel ten hoogste 56 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de maximale ontheffingswaarde van 53 dB uit de Wet geluidhinder wordt niet gerespecteerd. Ter plaatse van de andere gevels op de tweede verdieping wordt de maximale ontheffingswaarde wel gerespecteerd. De grenswaarde (58 dB) uit het gemeentelijk beleid wordt ter plaatse van alle gevels en verdiepingen gerespecteerd. Eventuele maatregelen stuiten op overwegende bezwaren of zijn niet realistisch danwel niet wenselijk. Door het toepassen van een dove gevel aan de noordzijde van de appartementen op de tweede verdieping hoeft de geluidbelasting ter plaatse van deze gevel niet getoetst te worden aan de normstelling uit de Wet geluidhinder. De gemeente wordt verzocht om een hogere grenswaarde te verlenen overeenkomstig de rekenresultaten van voorliggend onderzoek.
De cumulatieve geluidbelasting, exclusief aftrek overeenkomstig artikel 110g van de Wet geluidhinder, ten gevolge van alle wegen (zoneplichtig en niet zoneplichtig) in de directe omgeving van het plangebied, bedraagt ten hoogste 57 dB. Conform het Bouwbesluit 2012 dient bij het realiseren van de appartementen de gevels wel een voldoende karakteristieke geluidweging van de uitwendige scheidingsconstructie (GA;k) te hebben zodat een binnenniveau van 33 dB gerespecteerd blijft.
Na het verlenen van een hogere waarde voor de van toepassing zijnde woningen vormt het aspect geluid vanwege de omliggende wegen geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Het akoestisch onderzoek is als Bijlage 1 Akoestisch onderzoek toegevoegd bij dit plan.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen), worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt binnen aanvaardbare voorwaarden activiteiten te verrichten. Ruimtelijk relevante hinderaspecten zijn geur, stof, geluid en gevaar.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is altijd sprake van een tweezijdig belang:
Het wettelijke kader voor overige bedrijvigheid wordt voornamelijk gevormd door de Wet Milieubeheer en het Activiteitenbesluit. Als leidraad bij ruimtelijke ontwikkelingen kan de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009) worden gehanteerd.
Resultaat
Er is een inventarisatie uitgevoerd van de in de omgeving aanwezige bedrijven. Daarnaast is beoordeeld welke bedrijftypen zijn toegestaan nabij de planlocatie.
In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig welke invloed hebben op de ontwikkelmogelijkheden.
In het plangebied zelf en binnen de daarvoor geldende richtafstanden bevinden zich geen bedrijven.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het project niet in de weg.
Het aspect trillingen is voor het plangebied niet relevant. In de nabijheid zijn geen trillingsbronnen aanwezig. Het plan zelf veroorzaakt geen trillingen. Tijdens de bouwfase zal met name bij funderingswerkzaamheden aandacht zijn voor het beheersen van trillingen.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2, Wm). Artikel 5.16 Wm (eerste lid) geeft aan hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (opgesomd in het tweede lid) kunnen uitoefenen in relatie tot luchtkwaliteitseisen. Als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
De wettelijke regels zijn uitgewerkt in de volgende regelingen:
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (NIBM), legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 1% van de jaargemiddelde concentratie van die stof.
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 1% of 3% grens en de grenswaarden nodig. Het project geldt automatisch als een NIBM-project en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Een luchtkwaliteitonderzoek is dan niet nodig.
Volgens de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' draagt een project niet in betekenende mate bij als het bijvoorbeeld een woningbouwplan met een omvang van ten hoogste 500 woningen betreft.
Dit houdt niet in dat in het geheel geen aandacht meer hoeft te worden besteed aan luchtkwaliteit. In het kader van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening dient te allen tijde een afweging plaats te vinden van alle relevante belangen, dus ook die van de luchtkwaliteit.
Monitoring NSL
Om zeker te stellen dat de doelstellingen van het NSL worden gerealiseerd, wordt de voortgang in de uitvoering van het NSL jaarlijks in kaart gebracht.
Deze jaarlijkse monitoring van het NSL richt zich zowel op de voortgang van de uitvoering van projecten en maatregelen als op de ontwikkeling van de luchtkwaliteit. Ten behoeve van deze monitoring heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu de Monitoringstool laten ontwikkelen.
De uitvoering van de monitoring is neergelegd bij Bureau Monitoring. Bureau Monitoring is een samenwerkingsverband tussen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en InfoMil. InfoMil, onderdeel van Rijkswaterstaat Leefomgeving, ondersteunt het proces en draagt zorg voor de contacten met de NSL-partners.
Het RIVM is verantwoordelijk voor de wetenschappelijke resultaten die in de jaarlijkse monitoringsrapportage worden opgeleverd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de rekentool die het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft laten ontwikkelen als onderdeel van de Monitoringstool en de informatie die wordt aangeleverd door de NSL-partners.
NSL-partners
Het NSL is een samenwerkingsverband van de gemeenten, provincies en het rijk. De NSL-partners zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de projecten en maatregelen die zijn opgenomen bij de vaststelling van het NSL. In het kader van de monitoring leveren zij jaarlijks informatie aan Bureau Monitoring over zowel de voortgang van de projecten en maatregelen als eventuele wijzigingen daarin. Tegelijkertijd leveren zij de meest actuele gegevens aan over bronnen van luchtverontreiniging waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Het gaat daarbij om invoergegevens voor de berekeningen met de Monitoringstool, zoals bijvoorbeeld gegevens over verkeersintensiteiten. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid die de gegevens aanlevert, dat deze gegevens correct en volledig zijn.
Uit de NSL Monitoringstool blijkt dat de luchtkwaliteitswaarden op de kavel ruimschoots voldoen aan de normen voor NO2 en PM10.
Conclusie
Ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is het uitvoeren van berekeningen niet nodig omdat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging ter plaatse (conform besluit NIBM).
De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.
Het plangebied is gelegen in stedelijk gebied. Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedsfeer van nabijgelegen bedrijven met geurhinder. Geurhinder wordt derhalve niet verwacht.
In het geval van functiewijzigingen dient te worden bekeken of de milieuhygiënische bodemkwaliteit voldoet voor de nieuwe functie.
Onderzoek
In september 2015 is door Ecoreest een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Dit gebeurt teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie (gezondheidscentrum en woonbebouwing).
De veldwerkzaamheden en laboratorium werkzaamheden zijn uitgevoerd volgens de actuele beoordelingsrichtlijn en accreditatieschema, terwijl de onderzoeksstrategie is opgesteld conform de geldende NEN normen, zoals hierna beschreven.
Van de locatie zijn geen bouw- en milieuvergunningen bekend en er hebben voor zover bekend geen bodembedreigende activiteiten plaats gevonden op het terrein.
Uit de veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit matig fijn zand. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 1.4 m-mv.
Tijdens het veldwerk zijn geen voor het onderzoek van belang zijnde waarnemingen naar voren gekomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen.
Uit de chemische analyses is het volgende naar voren gekomen:
Grond:
In enkele grondmonster is een licht verhoogd gehalte aan lood en PCB gemeten.
Grondwater:
In het grondwater is in één peilbuis een licht verhoogd gehalte aan barium gemeten.
Conclusie en aanbevelingen
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. Het licht verhoogde gehalte aan barium in het grondwater kan worden beschouwd als achtergrondconcentratie.
De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, is hiermee derhalve verworpen.
Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming (gezondheidscentrum en appartementen) van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de toekomstige bestemming van het terrein.
Toepassing van eventueel vrijkomende de grond op het terrein zelf achten wij milieuhygiënisch verantwoord. Toepassing van eventueel vrijkomende grond elders kan eventueel plaats vinden binnen een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart of met een aanvullend AP-04 onderzoek. De gemeente waar de grond eventueel wordt toegepast is hierbij het bevoegd gezag.
Het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek toegevoegd bij dit plan.
De essentie van het aspect externe veiligheid is een ruimtelijke scheiding aanhouden (zoneren) tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicobronnen. Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).
Het wettelijk kader wordt gevormd door onder andere het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), en het Besluit externe veiligheid transportroutes (met o.a. de Regeling Basisnet). Het gebiedsgerichte kader externe veiligheid vormt het beleidsmatige kader. In deze paragraaf wordt de relevante passages beschreven.
Onderzoek
De te ontwikkelen kavels aan de Geert Grootestraat liggen binnen de invloedsfeer van de A28.(zone 2). Geluid en externe veiligheid vormen daarom randvoorwaarden voor de toekomstige vernieuwing.
Zone 2
Afstand | 30-250 meter |
Maatgevend | BLEVE (binnen invloedsgebied zeer kleine overlevingskans; maatregelen tegen BLEVE hebben niet/nauwelijks effect) |
Functie | Bevorderen: functies met een hoge mate van zelfredzaamheid e/o lage personendichtheid e/o lage kwetsbaarheid (gebiedstypen: kantoren en voorzieningen, bedrijventerrein licht en zwaar) Beperken/uitsluiten: functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidsniveau, o.a. grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, gevangenis (gebiedstype groen stedelijk) |
Inrichting | Hoogbouw met hoge personendichtheid zoveel mogelijk beperken (aantal gebouwen en aantal bouwlagen) en zo ver mogelijk van de transportroute af projecteren. Bij verdeling personendichtheid over gebied rekening houden met groepsrisico (van de weg af verdichten, spreiding objecten met hoge personendichtheid) Bij indeling panden kwetsbare functies (bijvoorbeeld kantine) zoveel mogelijk van de transportroute af (risicoluwe zijde) situeren. Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de bron (transportroute) af gericht zijn. |
Maatregelen | Maatregelen om de vluchttijd en -mogelijkheden te vergroten en maatregelen om de gevolgen van brand zoveel mogelijk te beperken. Centrale afgrendelen van het luchtcirculatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten. Naast fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit. Het verdient aanbeveling om dit gebiedsgericht op te pakken bijvoorbeeld in de vorm van parkmanagement. Naast specifieke maatregelen gericht op een BLEVE gelden voor zone 2 ook de maatregelen voor zone 3 en4 (tegen brandbaar en toxisch gas). |
De grens van het plangebied ligt op 90 meter vanaf de as van de A28. Daarmee ligt het gebied binnen zone 2 (30 - 250m). Om die reden zijn twee belangrijke maatregelen getroffen.
Ten eerste is de functie beperkt tot wonen. In de eerste instantie zou het gebouw geschikt zijn voor bijzondere woonvormen (begeleid wonen). Omdat deze doelgroep verminderd zelfredzaam kan zijn is in overleg met de veiligheidsregio besloten deze doelgroep uit te sluiten en het gebouw alleen voor zelfredzame groepen te ontwikkelen. Dit is vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan.
Ten tweede is het oorspronkelijke ontwerp zodanig gewijzigd dat de gevel met de minste ramen naar de A28 wordt gedraaid. Hiermee zal het effect van een BLEVE op de A28 verminderd worden. Indien een calamiteit ter hoogte van het gebouw plaatsvindt zal dit effect klein zijn maar indien de calamiteit met een BLEVE op wat grotere afstand plaatsvindt dan zal een explosieluwe kant ontstaan. Deze maatregel is in overleg met de veiligheidsregio toegepast en vastgelegd in het ontwerp.
Ten slotte moet vermeld worden dat het gaat om een gezondheidscentrum waar de bezoekers en het personeel zelfredzaam zijn. Zij kunnen zich dus zelfstandig in veiligheid brengen bij een dreigende calamiteit.
Onderzoek
In oktober 2015 is door bureau van der Zee onderzoek gedaan naar de risico's van de A28.
Uit dit onderzoek blijkt het volgende:
Het plaatsgebonden risico van Rijksweg A28 alsmede het plasbrandaandachtsgebied (PAG) vormen geen belemmering voor de planontwikkeling van een gezondheidscentrum, inclusief appartementen, aan de Geert Grootestraat in Zwolle. De voorgenomen locatie ligt buiten de 10-6 contour (conform regeling Basisnet 13 meter) en het PAG (conform regeling Basisnet 30 meter). Het berekende groepsrisico van Rijksweg A28 vormt tevens geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het verschil in de hoogte van het groepsrisico tussen de huidige en toekomstige situatie is nauwelijks waarneembaar. De hoogte van het groepsrisico in de huidige situatie ligt onder de oriëntatiewaarde, met factor 0,682, waarbij factor 1 de oriëntatiewaarde is. De hoogte van het groepsrisico in de toekomstige situatie ligt tevens onder de oriëntatiewaarde, met 14 oktober 2015, versie 1.0 factor 0,684, waarbij factor 1 de oriëntatiewaarde is. Het realiseren van het gezondheidscentrum, inclusief appartementen, geeft een minimale stijging van het groepsrisico met factor 0,002.
De gemeente Zwolle dient het groepsrisico te verantwoorden conform het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
'Het openlucht zwembad aan de Ceintuurbaan 1
Bij het openluchtzwembad wordt chloorbleekloog opgeslagen. Dit chloorbleekloog wordt gebruikt voor de zuivering van het zwemwater. Volgens de provinciale risicokaart loopt de 1% letaliteit effectafstand van het openluchtbad voor een klein deel over de zuidoostelijke hoek van de wijk Diezerpoort. Vanwege de ligging van het plangebied op grote afstand van het dit gebied heeft het openluchtbad geen invloed op het plan.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het gezondheidscentrum en de woningen. Zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie blijft het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde.
In het ontwerpproces is gezamenlijk met de Veiligheidsregio IJsselland, gezocht naar een verantwoorde ontwikkeling. Om er voor te zorgen dat het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt wordt en dat het bestuur een verantwoord besluit kan nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
De afspraken die met de Veiligheidsregio IJsselland zijn gemaakt, zoals verdraaiing gebouw, wijziging indeling en wonen alleen voor zelfredzame personen blijven van toepassing en zijn verankerd in de regels van dit plan.
Mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp (veiligheidsketen)
Bewoners vooraf op de hoogte te brengen van de risicolocatie en hoe men moet handelen bij een eventuele calamiteit (risico- en crisiscommunicatie). Bij realisatie van de woningen zal een informatiedossier worden opgesteld voor kopers, waarin risico's verwoord worden en instructie van hoe te handelen worden opgenomen. Dit wordt opgesteld door de initiatiefnemer in samenwerking met gemeente Zwolle.
De woningen zijn alleen bestemd voor zelfredzame personen. Dit is verankerd in de regels van dit bestemmingsplan.
De Brandweer IJsselland geeft aan dat de bluswatervoorziening voldoende is. De dichtstbijzijnde brandkraan ligt direct tegenover het plangebied. Het plan valt binnen de sirenedekking van het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).
Het plangebied wordt ontsloten door de Geert Grootestraat, waardoor het vanaf twee kanten goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Hiermee is het plangebied goed bereikbaar en zijn er ook vluchtmogelijkheden. Ten aanzien van zelfredzaamheid zijn zoals hiervoor aangegeven beperkingen opgenomen voor gebruik van de woningen. Het plangebied zelf moet nog worden ingericht. De afmetingen en inrichting van het plangebied wordt voldoende geschikt gemaakt voor hulpdiensten.
Het uitgevoerde onderzoek is als Bijlage 2 Externe veiligheid toegevoegd bij dit plan.
In het plangebied bevindt zich een hoofdwaterleiding van Vitens. Hiervoor is in de regels een dubbelbestemming opgenomen.
Duurzaam bouwen
In 2009 heeft het college een interim klimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is ondermeer de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of gebouw bedraagt tenminste 60%.
De gemeente Zwolle heeft in 2011 haar visie op duurzaamheid vastgesteld waarin het begrip duurzaamheid wordt omschreven als een langdurige balans tussen people, planet en profit.
De Zwolse visie op duurzaamheid hanteert vijf principes, te weten:
Zwolle hanteert een programmatische aanpak van duurzaamheid, waarin duurzaamheid een leidend thema is. Daarbij bestaat een duidelijke voorkeur voor het zetten van concrete stappen in het fysieke domein. Voor de lange termijn is het nodig om de visie verder te ontwikkelen en te vertalen in ambities met meetbare doelstellingen. Doelen binnen het programma zijn onder andere:
In het programma zijn enkele punten reeds (deels) gekwantificeerd waaronder:
Het plangebied bevindt zich binnen dijkring 53 Salland. In de Omgevingsverordening is in artikel 2.14.3 daarover het volgende opgenomen:
Gebieden met risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden)
Het plangebied (zie navolgende afbeelding) is gelegen in dijkring 53, Salland.
Dijkring 53
Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele over-stromings-gevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromings-risicoparagraaf verplicht.
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (zie navolgende afbeelding).
Maximale waterdiepte tijdens een overstroming
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In de navolgende afbeeldingen zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in de vorige afbeelding en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt. Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Dijkdoorbraak Olst
Dijkdoorbraak Berkum (Zwolle)
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).
Bij de ontwikkeling van het plan is gekozen de permanente verblijfsfuncties (17 appartementen) op de twee verdiepingen boven de begane grond te realiseren. Op de begane grond worden, geen permanente verblijfsfuncties gerealiseerd. Hier worden enkele maatschappelijke functies gerealiseerd (zoals een huisarts en fysiotherapie). De locatie heeft door zijn ligging een snelle ontsluiting naar primaire wegen.
Voor het onderhavige plan kunnen verder de navolgende voorzieningen/maatregelen overwogen worden:
Drooglegging
In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.
Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Riolering
Afvalwater
Het afvalwater vanuit het gebied moet worden afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel. De toename van het hoeveelheid afvalwater is gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Hemelwater
Het hemelwater van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied geïnfiltreerd worden in de bodem. Door afkoppeling van het verhard oppervlak wordt het bestaande systeem ontlast.
Bij het ontwerp is rekening gehouden met afkoppeling van regenwater van verharde oppervlaktes (daken en verhardingen) door middel van infiltratie. Bij de keuze van de bouwmaterialen dient rekening te worden gehouden met eventueel uitlogen van stoffen naar het (grond)water. Materialen waarbij dit op kan treden zullen niet worden gebruikt.
Wateroverlast
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.
Compensatie water
Ten behoeve van dit plan wordt een deel van de waterpartij aan de noordzijde van het gedempt. Om dit te conpenseren is de waterpartij aan de oostzijde vergroot. Dit is ook geregeld in de regels en op de verbeelding.
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.
Onderzoek
In juli 2013 is door NatuurInclusief een quickscan ecologie uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een veldbezoek en een bureaustudie. Hierdoor is een duidelijk beeld verkregen van de onderzoekslocatie en de ecologische waarden van de onderzoekslocatie. NatuurInclusief heeft een quickscan uitgevoerd in verband met de sloop van 2 panden op de Geert Grootestraat, nummers 3 en 5. Het plangebied bestaat uit 2 panden met eromheen een park.
Het plangebied maakt geen deel uit of ligt niet in de buurt van de EHS of Natura2000-gebieden.
Geconcludeerd kan worden dat er aanvullend onderzoek uitgevoerd dient te worden naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in het te slopen gebouw. Tevens dienen de holten in de naastgelegen bomen te worden onderzocht. Het is zeker dat vleermuizen gebruik maken van het aanwezige groen achter en naast het plangebied om te foerageren. Pas na aanvullend onderzoek, dat uitgevoerd is volgens het vleermuisprotocol kan worden vastgesteld of er verblijfplaatsen aan- of afwezig zijn en of er mitigerende maatregelen moeten worden getroffen.
Het aanwezige groen en de directe omgeving van het plangebied is zeer geschikt als foerageergebied. Ook dit zal nader moeten worden onderzocht, omdat nu niet is in te schatten van welke waarde het foerageergebied is voor vleermuizen.
Overige beschermde soorten kunnen worden uitgesloten, omdat het plangebied hier niet geschikt voor is. Algemene broedvogels in en rond de panden zijn wel beschermd tijdens het broedseizoen. Er zal ten alle tijde moeten worden voldaan aan de zorgplicht, wat onder andere betekent dat er buiten het broedseizoen van vogels gewerkt moet worden.
Bij het ontwikkelen van nieuwbouw in het plangebied worden verblijfplaatsen gerealiseerd voor bijvoorbeeld huismussen en vleermuizen. Zowel huismussen en vleermuizen komen reeds in de omgeving voor en natuurinclusief ontwikkelen kan populaties van deze soorten versterken. Verblijfplaatsen voor vleermuizen kunnen gerealiseerd worden door het aanbrengen van vleermuiskasten, maar ook door de spouwmuur, gevelbetimmering of daklijsten toegankelijk te laten voor vleermuizen. Verblijfplaatsen voor huismussen kunnen op verschillende creatieve manieren aangeboden worden. Voorbeelden hiervan zijn verblijfplaatsen onder dakpannen en nestkasten. Wanneer nieuwe aanplant van het plangebied zal plaatsvinden kan er bij de keuzes rekening gehouden met beplanting dat veel voedsel kan bieden voor verschillende soorten.
De uitgevoerde quickscan is als Bijlage 3 Quickscan ecologie toegevoegd bij dit plan.
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf ('in situ'). De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Malta wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Onderzoek
Vanwege de lage archeologische verwachting heeft de gemeente aangegeven dat een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Archeologie
Het plangebied is op de indicatieve archeologische verwachtingswaardekaart niet gekarteerd. De naaste omgeving van het plangebied (bebouwd gebied) heeft op de kaart een lage archeologische verwachtingswaarde. Op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle heeft het gebied een verwachtingswaarde van 10%. Deze waarde is ook in het bestemmingsplan Diezerpoort opgenomen. De planlocatie is reeds lange tijd in gebruik als groen.
Gelet op de lage archeologische verwachtingswaarde wordt archeologische verstoring als gevolg van het plan niet verwacht. Op basis daarvan is door de gemeentelijke archeoloog aangegeven dat een archeologisch onderzoek niet nodig wordt geacht.
Cultuurhistorie
Het plan heeft geen bijzondere cultuurhistorische waarden..
Conclusie
Archeologie is geen belemmering voor dit plan.
Het plangebied Geert Grootestraat omvat de kavels 3 en 5.
Locatie op luchtfoto weergegeven.
Direct naast de sportschool wordt een gezondheids centrum gebouwd, bestaande uit twee bouwvolumes; gebouw 1 en gebouw 2, met o.a. ruimte voor een huisartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek en een beperkt aantal appartementen.
De locatie aan de Geert Grootestraat zal in combinatie met de locatie Langenholterweg/Schoolstraat worden ontwikkeld. De locatie Langenholterweg-Schoolstraat ligt al langere tijd braak en een tweetal gemeentelijke panden is gekraakt. Dit geeft een verpauperd beeld binnen de omgeving Diezerpoort. Ontwikkeling van dit restant stukje stadsvernieuwing heeft dan ook hoge prioriteit. Door deze moeilijk te ontwikkelen locatie te koppelen aan een financieel haalbare ontwikkeling aan de Geert Grootestraat kan het plan financieel haalbaar worden en is het mogelijk aan de gewenste herontwikkeling mee te werken.
De gemeente vervult hierbij een faciliterende rol. Voor de herontwikkeling van de locatie Geert Grootestraat, is een Stedenbouwkundig Programma van Eisen opgesteld.
De ontwikkeling in de zone Geert Grootestraat voegt functionele en ruimtelijke kwaliteit toe aan de wijk en is in overeenstemming met het ontwikkelingskader ‘Gedroomd Diezerpoort’.
De kavels voor de planontwikkeling Geert Grootestraat zijn gelegen in de groene parkzone van Dieze-Oost. Het betreft kavel 5 met een te slopen gebouw en een direct ernaast gelegen groenstrook. De ontwikkeling zal bestaan uit 2 van elkaar losliggende gebouwen; gebouw 1 en gebouw 2, waarin een gezondheidscentrum zal worden ondergebracht. De parkzone waarnaast de ontwikkeling plaats vindt markeert de wijkgrens en ligt direct aan de A28.
Tegenover deze ontwikkeling, aan de zuidzijde van de Geert Grootestraat is de bebouwing opgezet in een stempelvorm. Deze stempel is een afwisseling van zeslaags flatgebouwen met bijbehorende blokken met tweelaagse eengezinswoningen met flauw hellende zadeldaken. De diagonaal gesitueerde woningblokken zijn samen met de flatgebouwen in stempelvorm gerangschikt.
Langs de Geert Grootestraat vormt dit grid een scherm ter afscheiding van de hierachter gelegen intieme woonbuurtjes. De flats worden en zijn deels herontwikkeld. Voor de woningblokken daarachter zijn eveneens plannen ontwikkeld. In dezelfde structuur vindt herontwikkeling plaats om de woningen weer toekomstbestendig te maken. Ook deze ontwikkeling geeft de wijk een impuls en moet in samenhang beschouwd worden met de beoogde ontwikkeling van gebouw 1 en 2 in de daartegenover gelegen parkstrook.
De losse verkaveling in de parkstrook, waarin gebouw 1 en 2 ontwikkeld gaan worden, wijkt duidelijk af van de stempelstructuur aan de zuidzijde van de Geert Grootestraat. Gebouwen staan hier gestrooid op een groen tapijt en verdraaien onderling qua richting waardoor ze allemaal anders op de Geert Grootestraat zijn gericht. De volumes hebben een duidelijke horizontale hoofdvorm die daarmee sterk afwijkt van de flats aan de overzijde.
De wijkgrens werd in de stedenbouwkundige opzet na de tweede wereldoorlog gemarkeerd door schoolgebouwen. Ze waren diagonaal gericht op de Geert Grootestraat, karakteristiek voor de bebouwing was de moderne functionalistische opzet met een markante afwisseling van hoofdvolumes en tussenliggende verbindingsdelen. De opbouw van het gebouw was daarbij in hoofdzaak horizontaal gericht.
Op de locatie wordt een gezondheidscentrum ontwikkeld worden. Dit zorgt voor een versterking van de gezondheidssector in de wijk Diezerpoort. Voor de ontwikkeling aan de Geert Grootestraat werkt de ontwikkelaar samen met partijen uit de gezondheids / en paramedische sector die zich hier willen vestigen. In het gezondheidscentrum komen onder andere ruimtes voor een huisartsenpraktijk, fysiotherapie, een apotheek en 17 appartementen.
De ontwikkeling van een gezondheidscentrum op de locatie Geert Grootestraat Diezerhof past binnen het ontwikkelingskader ‘Gedroomd Diezerpoort’. Ook sluit de ontwikkeling aan op het doel om binnen Zwolle meer inbreidingslocaties tot ontwikkeling te brengen.
In de Geert Grootestraat zit een duidelijke asymmetrie. De flat en eengezinswoningen aan het plein horen bij de Dieze Oost stempel. De groene strook met losse bebouwing wijkt hier duidelijk van af. In de ontwikkeling van beide kavels moet dit onderscheid duidelijk zichtbaar zijn.
De bouwvolumes in de parkzone hebben één duidelijke hoofdvorm maar zijn allemaal verschillend van karakter en oriëntatie. De nieuwe bebouwing sluit hierbij aan. Ondanks dat zij gelijktijdig ontwikkeld worden is het belangrijk dat zij geen koppel vormen binnen de strook. Dit kan ondervangen worden door te kiezen voor een onderling afwijkende vormgeving of door de gebouwen ten opzichten van elkaar te verdraaien.
De hoogte van de huidige bouwvolumes varieert in de huidige parkzone tussen de één en twee bouwlagen. De nieuwe ontwikkeling mag hiervan afwijken met maximaal drie bouwlagen voor het bouwvolume waarbij een accent na een volumestudie eventueel mogelijk is.
De gebouwen liggen gestrooid op een groen tapijt. Essentieel daarbij is dat de gebouwen op het maaiveld staan en dat het park voelbaar is aan de voorzijde van het gebouw. Voor de Geert Grootestraat betekent dit een afstand vanaf de weg van 10 meter. Deze 10 meter is gereserveerd voor het bestaande groen en de bestaande bomen. Dat wil zeggen dat hier zo min mogelijk verhard oppervlak gerealiseerd mag worden; slechts enkele onderbrekingen voor wegen en paden naar de zones achter deze 10 meter strook mogen hier op landschappelijke wijze worden ingepast.
Wanneer de bebouwing een hoekverdraaiing maakt met de straatrichting mag de punt van het gebouw in beperkte mate door deze 10 meter lijn heen steken, mits de bomen in de groenstrook voldoende groeiruimte behouden.
De onderlinge afstand van de bebouwing wordt daarbij bepaald door de korrelgrootte van het gebouw. De korrelgrootte moet aansluiten bij de ensembles in de wijk. Dit betekend dat het gebouw een maximale lengte mag hebben van 30 meter, waarbij gebouwen onderling genoeg vrije ruimte hebben. Door deze maat aan te houden blijft ook de visuele verbinding vanaf de straat met de parkzone behouden. Wanneer er toch een gebouw met een grotere lengte moet worden ingepast moet extra zorg worden besteed aan voldoende afstand tussen de bebouwing onderling en voldoende groen en bomen rondom het gebouw zodat het beeld van gebouwen in de groenstrook gehandhaafd blijft.
Doordat de bebouwing vrij in de parkzone ligt is het belangrijk dat de volumes alzijdig zijn. Daarbij moet er een heldere overgang zijn tussen privé en openbaar groen. Waardoor er een duidelijk onderscheid is tussen de ruimte behorende bij de gebouwen en het park. Dit vraagt om een passende landschappelijke inpassing. Het parkeren bij de gebouwen moet zich niet richten op de Geert Grootestraat maar ‘onzichtbaar’ passen in het park. Dit betekend dat deze geclusterd bij de gebouwen komt te liggen. De overgang naar het park moet groen zijn en zorgvuldig worden vormgegeven. De uitwerking van de overgangen is erg belangrijk en vraagt om extra aandacht. Zodat de gebouwen met het parkeren worden opgenomen in het parklandschap.
De tweede te ontwikkelen kavel is een groene ruimte in het park en wordt geclaimd voor de wijk. De bebouwing op de kavels verbeterd de toegankelijkheid van de groenzone achter de bebouwing.
Het goed landschappelijk, met groen inpassen van een loopverbinding van de wijk naar de groenstrook is zeer belangrijk.
De functionele architectuur van ‘het nieuwe bouwen’ is van grote waarde en karakteristiek voor de wijk. Bij nieuwbouw wordt kritisch beoordeeld of er aansluiting is met de architectuur in Dieze oost.
De hoofdvorm van de bebouwing in Dieze is sober. De verfijning zit hem in de aandacht voor specifieke architectonische details van gevels. Dit zit hem in detail in het metselwerk, kozijnen, dakeinden en entree´s. Het gebouw moet een plat dak of een kap met een flauwe helling hebben.
Het gebouw moet worden uitgevoerd in materiaal- en kleurgebruik dat passend is bij de sfeer van deze karakteristieke plek. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de bebouwing in Dieze Oost.
In materiaalgebruik moet hierbij gedacht worden aan baksteen en betonelementen. Nuancering moet daarbij gezocht worden in de zorgvuldige detaillering.
Uitgangspunt is bebouwing geplaatst in de groenstrook.
Dit betekent:
Hierna wordt de ligging van het gebouw weergegeven. Tevens zijn de parkeerplaatsen, de paden en het groen weergegeven.
Inrichtingstekening d.d. 15-09-2015
Parkeren
Het parkeren bij de gebouwen moet zich niet richten op de Geert Grootestraat maar ‘onzichtbaar’ passen in het park. Dit betekend dat deze geclusterd bij de gebouwen komt te liggen. De overgang naar het park moet groen zijn en zorgvuldig worden vormgegeven. De uitwerking van de overgangen is erg belangrijk en vraagt om extra aandacht. Zodat de gebouwen met het parkeren worden opgenomen in het parklandschap.
Maatgevende parkeerdruk
Om de hoogte van de parkeerdruk in een gebied te bepalen, wordt gekeken naar de voor die voorziening meest maatgevende parkeerdruk. Deze maatgevende parkeerdruk verschilt per voorziening. Zo is het voor een woonfunctie belangrijk om te kijken naar de parkeerdruk tijdens een doordeweekse nacht, omdat de meeste bewoners dan thuis zijn. Voor bedrijven en kantoren is de parkeerdruk op een werkdag overdag maatgevend. Voor winkels, culturele instellingen en horeca is de parkeerdruk tijdens hun openingstijden belangrijk. En voor andere instellingen, zorg bijvoorbeeld, moet gekeken worden naar verschillende doelgroepen en tijden en dit levert een wisselend beeld op in aanwezigheidspercentages. In de CROW-publicatie 317 staat een tabel waarin de parkeerbehoefte is weergegeven per voorziening, per periode van de dag, gebaseerd op de aanwezigheidspercentages. Op basis hiervan kan per parkeervoorziening het moment van de maatgevende parkeerdruk worden bepaald. In Zwolle wordt elke twee tot drie jaar op een aantal momenten per week de parkeerdruk geteld. Dat is op een werkdagochtend, werkdagmiddag, werkdagnacht en een zaterdagmiddag.
De stedenbouwkundige van de gemeente heeft in overleg met de initiatiefnemer bepaald dat er op het perceel in totaal 36 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd.
De plattegronden.
Begane grond
1e verdieping
2e verdieping
De gevels.
Aanzicht rechtergevel
Aanzicht linkergevel
Aanzicht straatzijde
Aanzicht parkzijde
Materiaal en kleurgebruik
Het gebouw wordt uitgevoerd in materiaal- en kleurgebruik dat passend is bij de sfeer van deze karakteristieke plek. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de bebouwing in Dieze Oost.
In materiaalgebruik wordt gedacht aan onder andere baksteen en betonelementen. Nuancering wordt daarbij gezocht in de zorgvuldige detaillering
Welstand
Het plan is door de welstand positief beoordeeld.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in één enkelbestemming. De bij deze bestemming behorende regels zijn in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op deze bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
1. Bestemmingsomschrijving:
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
2. Bouwregels:
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak.
3. Nadere eisen:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
4. Afwijken van de bouwregels:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
5. Specifieke gebruiksregels:
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
6. Afwijken van de gebruiksregels:
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan: Artikel 7 Leiding - Water.
Hoofdstuk 3 Algemene regels :
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Anti-dubbeltelregel.
Algemene gebruiksregels.
Algemene aanduidingsregels.
Algemene afwijkingsregels.
Algemene procedure regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels :
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Artikel 1 Begrippen
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op de artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Binnen deze bestemming zijn toegestaan:
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt weergegeven de regels die gelden voor parkeren en laden/lossen.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 12 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Met Artezs is een anterieure overeenkomst gesloten. Middels deze anterieure overeenkomst zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd. De anterieure overeenkomst is overeenkomstig artikel 6.24 Wro en artikel 6.2.12 Bro gepubliceerd en ter inzage gelegd. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is de gemeenteraad, op grond van de anterieure overeenkomst, geadviseerd geen exploitatieplan vast te stellen.
Ten aanzien van de dekking van reeds gemaakte en nog te maken kosten ten aanzien van het bestemmingsplan kan gesteld worden dat alle kosten van het plan gedekt worden uit het kostenverhaal middels de met ARTEZS afgesloten anterieure overeenkomst.
Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.
In het kader van artikel 3.1.1, lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan in het vooroverleg geweest.
Rijk
De toenmalige minister van VROM heeft op 26 mei 2009 een brief gezonden aan alle Nederlandse gemeenten, waarin ze onder ander ingaat op de vraag in welke gevallen vooroverleg is vereist met de Rijksdiensten. In deze brief geeft zij aan dat vooroverleg alleen is vereist over plannen wanneer bepaalde nationale belangen gemoeid zijn. Welke nationale belangen dit zijn is opgesomd in een bijlage bij deze brief. Met dit plan is geen nationaal belang gemoeid dat op de bedoelde bijlage voorkomt, waardoor over dit plan geen vooroverleg met de Rijksdiensten gevoerd hoeft te worden.
Provincie
Opmerking 1:
De provincie verzoekt de overstromingsrisicoparagraaf toe te voegen aan de toelichting van het bestemmingsplan.
Reactie:
De overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan
Opmerking 2:
De provincie verzoekt in de paragraaf van het gemeentelijk beleid waar externe veiligheid wordt behandeld nader in te gaan op de stroomzones.
Reactie:
Dit wordt opgenomen in de toelichting, bij het gemeentelijk beleid en bij het milieubeleid van het bestemmingsplan wordt aangegeven wat de gezamenlijke afspraken zijn met de Veiligheidsregio IJsselland.
Opmerking 3:
De provincie verzoekt in de onderbouwing in te gaan op de zelfredzaamheid voor de functie gezondheidscentrum en het wonen.
Reactie:
Er is een onderzoek naar de risico's uitgevoerd en dit wordt in de toelichting van het bestemmingsplan meegenomen.
Waterschap Groot Salland
Opmerking 1:
Het Waterschap verzoekt de overstromingsrisicoparagraaf toe te voegen aan de toelichting van het bestemmingsplan.
Reactie:
De overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.
Opmerking 2:
Gevraagd wordt hoofdstuk 4 Beperkingen aan te vullen met een beschrijving hoe wordt omgegaan met het onderdeel Water. De bouw van 19 appartementen heeft invloed op de waterhuishoudkundige situatie in de bestaande omgeving (groen wordt rood).
Reactie:
De gevraagd informatie wordt opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.
Veiligheidsregio IJsselland
Opmerking 1:
De Veiligheidsregio verzoekt de overstromingsrisicoparagraaf toe te voegen aan de toelichting van het bestemmingsplan.
Reactie:
De overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.
Opmerking 2:
De Veiligheidsregio IJsselland adviseert het openlucht zwembad aan de Ceintuurbaan 1 te benoemen in het bestemmingsplan.
Reactie:
Hierover wordt een toelichtende tekst opgenomen in de paragraaf Externe veiligheid van de toelichting van het bestemmingsplan.
Vitens
Van Vitens is geen reactie ontvangen.
Hiermee is voldaan aan het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Het ontwerpbestemmingsplan "Diezerpoort, Geert Grootestraat" heeft vanaf 14 januari 2016 gedurende zes weken tot en met 24 februari 2016 ter visie gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie kenbaar te maken. Van de te doorlopen procedure en daaraan verbonden ter inzage termijn is openbare kennisgeving gedaan volgens de wettelijk voorgeschreven kennisbronnen.
Er zijn geen zienswijzen ingediend.