Plan: | Blaloweg en Katwolderweg (voormalig Shell-terrein en omgeving) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP13001-0005 |
Inleiding
Dit bestemmingsplan omvat de planvorming op het voormalige Shell-terrein op de hoek van de Blaloweg en Katwolderweg op het bedrijventerrein Voorst te Zwolle.
Katwolde Projecten B.V. heeft de gemeente verzocht medewerking te verlenen aan de herontwikkeling van de voormalige bedrijfsterreinen van BP en Shell en de vigerende algemene bedrijfsbestemming te herbestemmen om perifere detailhandel mogelijk te maken, te weten: een bouwmarkt, tuincentrum en verdere toe- en aanbehoren.
Herontwikkeling van het terrein is reeds decenniumlang onderwerp van gesprek. Met het initiatief voor herontwikkeling van het Shell-terrein wordt uitvoering gegeven aan een langgekoesterde wens het terrein weer toegevoegde waarde voor Zwolle te geven.
Op 22 april 2013 heeft de gemeenteraad ingestemd met deze bestemmingsverandering. In het verlengde daarvan besloot het college tot herontwikkeling van de dragerstructuur voor verkeer, de dijkstrook en ander openbaar groen op basis van structuurbepalende randvoorwaarden.
Beoogd effect
Herontwikkeling van het braakliggend Shell- en BP-terrein is gericht op duurzame versterking van de ruimtelijke en economische structuur door mogelijke vestiging van een bedrijf met een maximale milieucategorie 3.2 en/of bouwmarkt, tuincentrum en verdere toe- en aanbehoren.
Argumenten
Het bestemmingsplan Blaloweg en Katwolderweg (voormalige Shell-terrein en omgeving) beoogt te voorzien in een actueel juridisch-planologisch toetsingskader, waarbij zowel het behoud van het bedrijventerrein als het toevoegen van perifere detailhandel uitgangspunt is.
Herontwikkeling past binnen inbreidingsopgave en revitaliseringsurgentie Voorst
Hoewel de toevoeging van perifere detailhandel kan betekenen dat er geen inbreiding met nieuwe bedrijfsruimte wordt gerealiseerd, wordt met deze alternatieve invulling wel tegemoetgekomen aan de beleidsdoelstellingen voor inbreiding conform het Structuurplan Zwolle en de Kadernota Bedrijventerreinen. In het bestemmingsplan blijft naast perifere detailhandel overigens ook bedrijvigheid mogelijk.
In het kader van het project Duurzame Versterking Voorst wordt met de invulling van het Shell-terrein e.o. de prestatieafspraak in de subsidiebeschikking van de provincie nagekomen, namelijk de realisatie van vijf hectare inbreiding met bedrijfsruimte in 2015.
De oeverzone van Voorst A is onderdeel van de inbreidingsopgave van Zwolle. De vroegere tankopslaglocaties van Shell en BP liggen al sinds de jaren negentig braak in afwachting van adequate bodemsanering en daadwerkelijke marktinvulling. Met de verkoop van de gronden door Shell en BP aan een particuliere partij, is een concreet herontwikkelingsdoel met het daaraan gekoppelde niveau van bodemsanering in beeld gekomen. Hiermee komt een einde aan het jarenlang braakliggen van een beeldbepalend deel van het bedrijventerrein Voorst.
Herontwikkeling betekent een duurzame versterking van de ruimtelijke structuur
In het plan wordt ruimte vrijgehouden voor belangrijke structuurbepalende dragers waaronder een openbaar toegankelijk groene dijkstrook met bestaande primaire waterkering langs het Zwarte Water. Ook op verkeersgebied worden de nodige maatregelen getroffen.
Herontwikkeling betekent versterking van de economische structuur van Zwolle
Vestiging van perifere detailhandel in Zwolle vormt een aanvulling op het bestaande aanbod in de stad terwijl het marktbereik ziet op een bredere regio dan Zwolle alleen. De directe ligging van het perceel aan de buitenring maakt de locatie goed bereikbaar voor inwoners van Zwolle en bezoekers uit de regio.
Vestiging van perifere detailhandel op deze locatie zal extra werkgelegenheid bieden. Er zijn daarnaast diverse andere ruimtelijk-economische factoren die een vestiging van perifere detailhandel op deze inbreidingslocatie legitimeren:
Er wordt een bestemmingsplan neergelegd dat voldoet aan de actuele wet- en regelgeving
In het plan is een interne milieuzonering opgenomen. Bij deze milieuzonering is rekening gehouden met de verschillende karakters van de aangrenzende wijken. Zo is rekening gehouden met het feit dat rond het bedrijventerrein niet alleen rustige woonwijken liggen, maar ook minder gevoelige gebieden met een gemengd karakter.
Door de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op 1 januari 2012, moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Naar de aanwezige waarden is onderzoek gedaan. Hiervan is verslag gedaan in de plantoelichting.
Kosten/financiën
Het is niet nodig voor dit bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen aangezien het kostenverhaal van de bijdrage aan de exploitatiekosten binnen het exploitatiegebied op een andere wijze, via een anterieure overeenkomst, verzekerd is.
Communicatie
In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overleginstanties van de gemeente Zwolle met het verzoek om te reageren. Voor verdere details over het vooroverleg wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de toelichting.
De initiatiefnemer heeft verzocht om naast de bedrijfsbestemming tevens te mogen beschikken over de functie perifere detailhandel die vestiging van een bouwmarkt met een tuincentrum op het perceel aan de Blaloweg en Katwolderweg in Zwolle van circa 16.500 m² bvo mogelijk maakt.
De gemeenteraad heeft besloten om in te stemmen met een bouwmarkt met drive-in en tuincentrum De door de raad beoogde ontwikkeling past ten aanzien van de bouwmarkt met drive-in en tuincentrum niet in het vigerend bestemmingsplan. Daarom is het wenselijk dat er een nieuw bestemmingsplan voor de locatie wordt vastgesteld.
Met dit plan wordt vestiging van een bouwmarkt met drive-in en tuincentrum mogelijk gemaakt op de locatie van het voormalige Shell-terrein en wordt uitvoering gegeven aan een langgekoesterde wens het terrein weer toegevoegde waarde voor Zwolle te geven.
Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein Voorst A en wordt begrensd door:
Ligging plangebied in Zwolle
Ligging plangebied op bedrijventerrein Voorst
In het plangebied geldt het bestemmingsplan Voorst, vastgesteld op 27 mei 2013. In het plangebied geldt de bestemming Bedrijf. Op het gebied is een milieuzonering van toepassing, hetgeen betekent dat het type bedrijfsactiviteiten dat is toegestaan is afgestemd op de omgeving aanwezige gevoelige functies, zoals woningen.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan, bron www.ruimtelijkeplannen.nl
Op historische kaarten van Zwolle is te zien, dat het agrarische ommeland van de stad zeer lang het beeld heeft bepaald en vaak reikte tot aan de stadswallen. Ook de weidelanden aan weerszijden van het Zwarte Water liepen nagenoeg door tot aan de stadsgracht. Wel werden ze hier afgewisseld door kleinschalige bedrijven, blekerijen en werven. Het gebied rond Voorst waterde via het riviertje de Riete af op het Zwarte Water.
Buiten Zwolle is het beeld van het uitgestrekte weidelandgebied goed behouden gebleven. Binnen Zwolle zijn van het agrarische gebruik slechts fragmenten terug te vinden. De bedrijvigheid uit het verleden heeft langs het Zwarte Water wel allerlei sporen nagelaten. Door sloop en vernieuwing is echter veel verdwenen. Zo resteert niets meer van de 18e- en 19e-eeuwse molens en de blekerijen langs de rivier.
Het plangebied is gelegen op bedrijventerrein Voorst A. Tussen de stad en het kanaal werd in de loop van de 20e eeuw veel industrie gevestigd. Bedrijventerrein Voorst A, al ontwikkeld vanaf eind jaren veertig van de 20e eeuw, ontstond het eerst en is in feite een voortzetting en uitbreiding van het 19e-eeuwse industriegebiedje aan de Ketelkolk bij Twistvliet.
Luchtfoto uit 1963 van Voorst A gezien naar het westen, met links boven het Zwarte Water, links beneden houthandel Stiho aan de Riete. Rode cirkel betreft het plangebied.
Op bovenstaande luchtfoto is ter plaatse van het plangebied een benzinedepot te zien. Dit APC Benzinedepot streek hier neer in 1948. Later werd dit de grootschalige benzine- en olieopslag van Esso-Shell. Dit bedrijf had aan de Blaloweg een kantoor.
In deze paragraaf wordt de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.
Inleiding
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruikgemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RCE), informatie van amateurarcheologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
Bestemmingsplannen en archeologische waarden
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.
Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.
Een 0%-gebied is archeologisch leeg. Deze leegte kan gebaseerd zijn op archeologisch onderzoek dan wel op secundaire analyses. Er zijn geen consequenties verbonden aan grondverstorende werkzaamheden in deze gebieden vanuit een archeologisch oogpunt.
Een 10%-gebied staat gelijk aan 'onbekend'. Hier is niets van bekend. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. Er kan verzocht worden om bij grondverstorende activiteiten de aanvangsdatum te melden bij de archeologische sectie van de gemeente, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om de werkzaamheden bij te wonen. Er zijn hier geen financiële consequenties aan verbonden. Stoot de 'verstoorder' onverhoopt toch op archeologisch belangrijke zaken, dan worden de bouwwerkzaamheden hier in beginsel niet door vertraagd, tenzij de aangetroffen archeologische monumenten van zodanig (landelijk) belang zijn dat de Minister besluit voorschriften te geven met betrekking tot de uitvoering van het werk. In dat geval wordt de 'verstoorder' voor de dientengevolge geleden schade gecompenseerd.
Een 50%-gebied heeft vooral betrekking op 'esgronden' en 'dekzandruggen'. Niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook op provinciaal en landelijk niveau is gebleken dat deze plekken een kans van 1 op 2 hebben op de aanwezigheid van prehistorische of vroeg-middeleeuwse sporen. De trefkans is dus zeer hoog.
Hier moet de 'verstoorder' toestaan dat er eerst een proefonderzoek plaat vindt op basis waarvan geoordeeld wordt of er een volledig archeologisch onderzoek verricht moet worden. De 'verstoorder' wordt aangeslagen voor alle hiermee gepaard gaande kosten. Een en ander geschiedt volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie.
Het verschil tussen een 90%- en een 100%-gebied is gering. Van een 100%-gebied is met zekerheid bekend dat er belangrijke archeologische waarden liggen, omdat het 'gezien' is. Van een 90%-gebied is het bijna zeker bekend, omdat bijvoorbeeld het gebied ernaast 'gezien' is. Onder 'gezien' wordt verstaan dat er opgegraven is of dat er via de kadastrale kaarten een bouwwerk gelokaliseerd kan worden of dat het tussen of aansluitend aan opgegraven sites ligt.
Voor beide gebieden geldt dat er een volwaardige opgraving verricht zal moeten worden volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie. De hiermee gepaard gaande kosten komen ten laste van de 'verstoorder'.
Afhankelijk van de verstorende bodemingrepen zal van geval tot geval bekeken moeten worden wat er aan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Een belangrijke richtlijn is wel de afmeting van de bouwplannen of andere gebieden waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden. Deze richtlijn is gesteld op een oppervlak van 100 m² en een ontgravingsdiepte van 0,5 m.
De archeologische waarderingskaart is geen statische kaart. Het is een dynamische kaart. Dat houd in dat door in de toekomst verworven kennis aan reeds gewaardeerde gebieden een afwijkende waarde kan worden toegekend. Dat kan betekenen dat er in een 10%-gebied (een gebied waarvan niets bekend is) ineens een 100%-locatie gelokaliseerd wordt. Anderzijds kan een 50%- of 90%-gebied of een deel daarvan ineens een 0%-gebied worden, bijvoorbeeld doordat de grens van een prehistorische nederzetting er dwars doorheen loopt. Of omdat er diepe sloop of afgraving heeft plaatsgevonden waarvan geen documentatie beschikbaar was.
Veranderde inzichten hebben voor een potentiële verstoorder alleen consequenties als dit voorafgaand aan een bouwaanvraag bekend is gemaakt door de archeologische dienst.
Gebiedsbeschrijving
Op de archeologische waarderingskaart heeft het plangebied een waarde 10% toegekend gekregen (zie onderstaande afbeelding).
![]() |
![]() ![]() |
Uitsnede archeologische waarderingskaart (blauw is het plangebied)
Op grond hiervan en gelet op het feit dat in het kader van saneringswerkzaamheden het grootste deel van het plangebied zeer recent tot een diepte van 2 m beneden maaiveld is afgegraven, kan worden gesteld dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is in het plangebied.
Cultuurhistorische waardering
Voor de gebieden langs het Zwarte Water, met inbegrip van Voorst A, is in juni 2010 een cultuurhistorische analyse opgesteld. Het rapport behandelt beide zijden van het Zwarte Water vanaf de binnenstad tot aan de Mastenbroekerbrug.
De dijk in het noorden van het plangebied is beschreven als 'Jaagpad langs het Zwarte Water'. Langs de westelijke en zuidelijke oever van het Zwarte Water liep sinds de 17e eeuw een jaagpad. De rivier sloot hierdoor aan op het uitgebreide trekvaartensysteem in de regio, dat een belangrijke rol speelde in het personen- en goederenvervoer. De herinrichting van het bedrijventerrein Voorst A wordt aangegrepen om de in het Structuurplan 2020 weergegeven wens van een openbaar wandel/fietspad langs het Zwarte Water te realiseren. Het tracé van het historische jaagpad kan hiervoor als uitgangspunt dienen. Hiermee komt niet alleen een stuk cultuurhistorie terug, maar ook de beleving van de rivier. Het wandel/fietspad fungeert als schakel in de doorgaande route van het centrum van Zwolle naar de kop van Voorst, Frankhuis en de wijk Stadshagen.
De volgende aanbevelingen worden gedaan:
In het bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming Groen gekregen.
Er bevindt zich verder geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het plangebied.
In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.
De verkeersstructuur wordt gedragen door de Blaloweg. De Blaloweg vormt samen met de Zwartewaterallee een belangrijke gebiedsontsluitingsweg voor het noordelijk deel van Zwolle. Op basis van het Mobiliteitsplan 2008 is deze weg gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg A met een maximumsnelheid van 50 km/h. Via de Blaloweg wordt de Katerdijk en Burgemeester Roelenweg bereikt, welke toegang biedt tot de A28, de autosnelweg Utrecht-Zwolle-Groningen. Verder sluit de Blaloweg in zuidelijke richting aan op de provinciale wegen richting Hasselt en Kampen. Richting het noorden wordt via de Zwartewaterallee het noordelijk deel van Zwolle en de N35 richting Almelo bereikt. De Zwartewaterallee heeft tevens een aansluiting op de autosnelweg A28.
Vanaf de Blaloweg wordt het plangebied bereikt via de Katwolderweg. De Katwolderweg is een erftoegangsweg industrieterrein 50 km/h en sluit door middel van een T-kruispunt aan.
In de hiernavolgende figuur is de verkeersstructuur weergegeven.
Figuur verkeersstructuur
De hoofdontsluiting voor fietsverkeer loopt via de Blaloweg waar een vrijliggende fietspadenstructuur aanwezig is. Op de Katwolderweg wordt fietsverkeer, conform de richtlijnen voor erftoegangswegen, gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Via de Katerdijk wordt het centrum van Zwolle bereikt. Het kruispunt Katwolderweg/Blaloweg vormt vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid een aandachtspunt. Het voornemen bestaat echter om dit kruispunt te reconstrueren, waarbij het kruispunt met verkeerslichten wordt geregeld (zie hoofdstuk 5). Dit draagt bij aan de verkeersveiligheid. De openbaarvervoersbediening wordt verzorgd door stads- en streekbussen die halteren aan de Blaloweg ter hoogte van de Gasthuisdijk. Deze bushalte ligt op 200 m afstand van het plangebied. De bussen doen tevens het centrum en treinstation van Zwolle aan.
Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van het plangebied voor autoverkeer goed is. De locatie is op korte afstand aangesloten op de rijkswegen A28 en N35 en diverse provinciale wegen. Via de structuur van gebiedsontsluitingswegen worden de verschillende wijken van Zwolle snel bereikt. Voor fietsverkeer is een vrijliggende fietspadenstructuur aanwezig langs de Blaloweg. De oversteek van de Blaloweg ter hoogte van de Katwolderweg vormt in de huidige situatie een aandachtspunt met betrekking tot verkeersveiligheid. De OV-bediening is redelijk.
Structuurgroen in de zin van het Structuurplan 2020
De stedelijke hoofdgroenstructuur van bedrijventerrein Voorst bestaat voornamelijk uit de in het gebied voorkomende droge zandige bermen, taluds, spoordijken en opgaande beplantingen langs de hoofdverkeersstructuur. In het plangebied komt structuurgroen voor (zie onderstaande afbeelding).
![]() |
![]() ![]() |
Uitsnede groenstructuurkaart (rode lijn is globale ligging plangebied
Onderstaand is de groenstructuur gedetailleerd weergegeven.
Uitsnede gedetailleerde weergave groenstructuur plangebied
Groenstructuur plangebied
Voor de groenstructuur en de natuurwaarden in het gebied is van belang dat, voordat het terrein werd opgehoogd, in het gebied van oorsprong ook zandige delen voorkwamen (de zogenaamde dekzandruggen) waardoor daar nu min of meer een afspiegeling van de oorspronkelijke flora en fauna te vinden is.
De oevers van het Zwarte Water zijn van waarde voor het stedelijk groen, zodat deze als een verder te ontwikkelen deel van de stedelijke hoofdgroenstructuur worden beschouwd ('te ontwikkelen rivieroevermilieu'). De stedelijke hoofdgroenstructuur langs het Zwarte Water vormt een belangrijke ecologische verbinding in de richting van de binnenstad. De gronden hebben in dit bestemmingsplan de bestemming Groen.
Waterstructuur
In het plangebied bevindt zich geen water. Direct ten noordoosten van het plangebied loopt het Zwarte Water. Het water het Zwarte Water wordt afgevoerd naar het IJsselmeer.
Drooglegging
In het plangebied wordt een drooglegging van minimaal 0,7 m gehanteerd, conform het beleidsplan GRP 2011-2015.
Riolering
Het plangebied valt binnen het bemalingsgebied Gasthuislanden. Dit gebied is voorzien van een gemengd rioleringssysteem.
De locatie is momenteel braakliggend en geschikt voor herontwikkeling. Het gebied is ongeveer 4,1 ha groot en omvat het braakliggende Shell-terrein, een deel van het BP-terrein en ook een perceel van Zandbergen. De locatie wordt begrensd door de Blaloweg, de Katwolderweg, het Zwarte Water en de Katerdijk. En het overige deel wordt aan de noordzijde begrensd door het Ambachtsverzamelgebouw en het Argos-terrein van de voormalige North Sea Group.
Luchtfoto plangebied (bron: Google earth)
Het voormalig Shell-terrein ligt in het stadsdeel Voorst A, ten noorden van Voorsterpoort en de A28. Voorst A is een al wat oudere bedrijvenlocatie die zich door de gunstige ligging aan het Zwarte Water daar heeft ontwikkeld. De waterinfrastructuur (IJssel, Zwolle-IJsselkanaal, Zwarte Water) heeft al van oudsher een belangrijke invloed op de strategisch economische positie van Zwolle. Het Zwarte Water en de groene oevers vormen voor vele Zwollenaren, passanten en scheepvaart een bijzonder element.
Door de ligging aan zowel de ringweg als aan het Zwarte Water/Katerdijk ligt de locatie op een belangrijk kruispunt van structuurdragers en verkeersroutes.
Het plangebied kan worden opgedeeld in twee delen. Enerzijds het tankstation aan de Blaloweg en anderzijds het achter dit tankstation gelegen terrein. Laatstbedoelde gronden zijn grotendeels in onbruik. Het verharde gedeelte werd tijdelijk als parkeerterrein gebruikt.
Binnen de planbegrenzing is de verbreding van de Katwolderweg bij de aansluiting op de Blaloweg betrokken omdat de reconstructie van de kruising een bredere opstelstrook voor verkeer nodig maakt.
In dit hoofdstuk wordt het voor het plangebied ruimtelijk relevante beleid samengevat en wordt aangegeven wat de consequenties zijn.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische Hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Voor dit plan is de regeling omtrent primaire waterkeringen relevant. Aan dit aspect wordt aandacht besteed in paragraaf 4.2.8 en 5.3.
Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. In paragraaf 4.2 wordt hier aandacht aan besteed.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
Toepassing van de SER-ladder
Aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat in een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt:
Onderzoek en conclusie
Bij a.
Bij b.
Tabel 3.1 Leegstand naar winkelgebied in Zwolle (2013) (Locatus, 2013)
Bij c.
Er wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van zorgvuldig ruimtegebruik.
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving.
In de Omgevingsvisie staat de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele Omgevingsvisie te vinden.
Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de omgevingsvisie aangeduid als 'bedrijventerrein' in een stedelijke omgeving.
De ambitie van de provincie voor 'economie en vestigingsklimaat' in de stedelijke omgeving is een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie met voldoende en aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en midden en kleinbedrijf (mkb). Er wordt gestreefd naar vitale werklocaties die aansluiten bij de vraag van ondernemers. Als 'hoofdlijn van beleid' wordt gekozen voor het bedienen van de regionale markt voor bedrijventerreinen vanuit stedelijke netten, een bijzondere positie voor streekcentra, het toepassen van de SER-ladder, inzet op herstructurering, bovenlokale/regionale afstemming van werklocaties, specialisatie en clustering van vooral kennisintensieve maakindustrie.
De Omgevingsverordening geeft vanuit de ambities en doelstellingen die zijn neergelegd in de Omgevingsvisie richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Uitgangspunt daarbij is dat niet meer geregeld is dan strikt noodzakelijk en dat dubbele regelgeving wordt voorkomen.
In de Omgevingsverordening is door de provincie opgenomen dat onderbouwd dient te worden dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken en passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie is neergelegd.
De gebiedskenmerken zijn opgebouwd uit vier lagen: de natuurlijke laag, de stedelijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap en de lust en leisure laag. Op de gebiedskenmerkenkaart is het gebied conform de stedelijke laag aangeduid als bedrijventerrein. Gelet op de grootschalige percelen op dit bedrijventerrein, past de toevoeging van een grootschalig bedrijf in de vorm van een bouwmarkt, annex tuincentrum binnen dit gebiedstype. Omdat het reeds om een bestaand bedrijventerrein gaat, zijn de overige 'lagen' van de gebiedskenmerken niet aan de orde.
Voor het plangebied is een ruimtelijk relevante bepaling opgenomen in artikel 2.4.2 inzake volumineuze detailhandel op bedrijventerreinen, te weten:
Volumineuze detailhandel wordt in de verordening als volgt gedefinieerd: winkelformules die vanwege de omvang en aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals bouwmarkten, tuincentra, wooninrichtingszaken.
De in dit plan beoogde detailhandelsfunctie kan een oppervlakte hebben van circa 16.500 m². Daar komt nog bij de ruimte voor magazijn, sociale en technische ruimten. In de bestaande winkelcentra in Zwolle zijn winkelunits van een dergelijke omvang niet beschikbaar c.q. financieel haalbaar in te passen of zelfs onwenselijk. Omdat de beoogde ontwikkeling wordt ingevuld als volumineuze detailhandel conform de omschrijving uit de provinciale verordening, staat het provinciaal beleid inpassing ervan op de beoogde locatie op het bedrijventerrein niet in de weg.
Daarnaast is de vier-lagen-benadering (2.1.5) van belang. Het plangebied kent de volgende kenmerken:
Het ontwikkelingsperspectief is dorpen en kernen als veelzijdige milieus: bedrijventerrein 1955 - nu. Dit plan zet de bestaande bedrijfsbestemming voort en vult dit gebruik aan met volumineuze detailhandel. De ruimtelijke voorwaarden die aan dit gebied zijn gekoppeld betreffen onder meer de duurzame versterking van de hoofdgroenstructuur langs het Zwarte Water. Daarnaast wordt het verplicht gesteld om een inrichtingsplan op te stellen voor de buitenruimte. Op die wijze is bij de planontwikkeling rekening gehouden met de gebiedskenmerken en past het geheel binnen het ontwikkelingsperspectief zoals neergelegd in de Omgevingsvisie.
Het gebied kent verder de volgende aanduidingen.
Op 9 mei 2005 heeft de raad het volgende besluit genomen omtrent de (her)ontwikkeling van de oeverzone van Voorst A.
Tevens is ingestemd met het volgende voorstel qua herontwikkelingsmogelijkheden.
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
![]() |
![]() ![]() |
Kaartfragment van bedrijventerrein Voorst en de A28-zone uit de structuurplankaart
Op de structuurplankaart is het plangebied aangeduid als 'bedrijventerrein'. Door Voorst A is een nieuwe in groen ingebedde fietsroute aangegeven, welke het centrum verbindt met Stadshagen.
Het structuurplan stelt in het hoofdstuk Bedrijventerreinen dat de belangrijkste opgave op korte termijn het vinden van ruimte voor kleinschalige bedrijven is. Dat kan door het realiseren van een nieuwe locatie, herstructurering van bestaande bedrijventerreinen of inbreiding in locaties in de stad.
Het is wenselijk dat er, behalve naar het aantal vierkante meters, ook gekeken wordt naar de kwaliteit en mate van duurzaamheid van de terreinen. Duurzaam houdt in dit verband in dat er onder meer wordt samengewerkt tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en overheden. Met als doel om het bedrijfseconomisch resultaat te verbeteren, de milieubelasting te verminderen, de ruimte efficiënt(er) te gebruiken en een aantrekkelijk en afwisselend werkmilieu te scheppen.
Bedrijventerrein Voorst, bestaand
Bedrijventerrein Voorst heeft een omvang van 175 ha. Er zijn 250 bedrijven gevestigd waar ruim 8.000 mensen werken. Op basis van het Masterplan kan Voorst ingedeeld worden in twee zones:
Op Voorst A liggen kansen om circa 6 ha nieuwe bedrijvigheid te ontwikkelen. Dit gebeurt in samenhang met de ontwikkeling van de blauwgroene drager met aan de zuidkant een groene fiets- en looproute richting de Willemspoort. Het is uit milieuoverwegingen niet mogelijk om geluidsgevoelige functies in het gebied te vestigen. Ook ligt het niet voor de hand om solitaire kantoren en grootschalige detailhandel in dit gebied te vestigen. Wel kunnen sommige publieksfuncties een belangrijke toegevoegde waarde hebben voor de openbaarheid en levendigheid van het gebied. Voor de rest zal het gebied worden ingevuld met bedrijfsverzamelgebouwen voor kleinschalige industriële, handels en logistieke bedrijven.
In het structuurplan wordt al voorgesorteerd op mogelijke ontwikkelingen op het voormalige Shell-terrein. In het plan wordt namelijk benoemd dat er een ontwikkelingsvisie zal worden gemaakt voor de gronden op het bedrijventerrein Voorst A die in particulier bezit zijn (waarmee dus op het voormalig Shell-terrein wordt gedoeld). De herontwikkeling is vervolgens meegenomen in het plan van aanpak voor het revitaliseringsproject Duurzame Versterking Voorst: Ontwikkelingsplan Voorst (vastgesteld 9 december 2009). Daarbij is door de raad aangegeven dat de ontwikkeling van de oeverzone Voorst A op verschillende manieren kan, maar afhankelijk is van zelfrealisatie door de markt. De eigenaar van het Shell terrein heeft aan de gemeente gevraagd om deze locatie te mogen herontwikkelen. Op dit verzoek is geanticipeerd in de Detailhandelsnota van oktober 2012, waarin is opgenomen dat detailhandel op deze locatie zal worden verkend.
De ontwikkelingsvisie die in het structuurplan wordt benoemd, is opgenomen in het Ontwikkelingsplan Voorst (hoofdstuk 6, vastgesteld op 9 december 2009) en vertaald in de Stedenbouwkundige verkenning Shellterrein e.o., vastgesteld op 22 april 2013, en vervolgens in dit bestemmingsplan. De vaststelling op 22 april 2013 is te zien als een politieke 'update' van het Structuurplan Zwolle en het Ontwikkelingsplan Voorst.
De stedenbouwkundige verkenning voor het terrein heeft tot structuurbepalende randvoorwaarden geleid die zijn vertaald in het Stedenbouwkundig programma van Eisen en vervolgens in dit bestemmingsplan. Deze randvoorwaarden zijn als volgt:
Uit hoofdstuk 4 blijkt dat sprake is van een goede inpassing voor zover het de verschillende omgevingsaspecten betreft (waaronder geluid, bodem en externe veiligheid). Met de inpassing van het bestaande Shell-benzinestation is rekening gehouden door de begrenzing van het plangebied af te stemmen op de nieuwe in- en uitrit van dit station. In hoofdstuk 5 wordt beschreven op welke wijze de overige randvoorwaarden in dit plan zijn verwerkt.
Het uitvoeringsprogramma structuurplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 september 2009 en geeft de voortgang in de structuurplandoelstellingen weer. Verder geeft het uitvoeringsprogramma aan hoe de doelstellingen op het gebied van wonen, kantoor, bedrijven, groen, bereikbaarheid, water en duurzaamheid bereikt kunnen worden en welke projecten hiervoor gepland staan.
Voor het plangebied en in het bijzonder Voorst A wordt aangegeven dat dit terrein zich bevindt zich aan de oever van het Zwarte Water, één van de groene vingers van Zwolle. Ontwikkeling van Voorst A staat sterk in relatie met ontwikkeling van de groene vinger van het Zwarte Water. Afstemming tussen beide ontwikkelingen is nodig. Voor Voorst A wordt vooralsnog uitgegaan van zelfrealisatie door de betreffende bedrijven/eigenaren in het gebied.
De rol van de gemeente beperkt zich tot het vaststellen van de ruimtelijke kaders (bestemmingsplan), en het aanleggen van een aantal infrastructurele en andere voorzieningen. De dekking van de kosten hiervan is inmiddels voor het grootste deel gevonden. Voor een klein deel van de benodigde kosten moet nog dekking gevonden worden. Voorst A zal op korte termijn in ontwikkeling genomen worden.
Bij Voorst A wordt uitgegaan van zelfrealisatie. Daarbij blijft de gemeente te allen tijde verantwoordelijk voor de ontsluiting, de openbare ruimte, parkeren, milieu etcetera. Om een en ander gecoördineerd in goede banen te leiden, wordt een accountmanager belast met de contacten met zelfrealiserende partijen, en met de opdracht de gemeentelijke verantwoordelijkheden te blijven behartigen.
Op 25 januari 2010 is deze nota door de gemeenteraad vastgesteld. Het beoogd effect van de kadernota is een helder kader te bieden voor het beleid ten aanzien van bestaande en nieuwe bedrijventerreinen in Zwolle.
Speerpunten:
Het bedrijvenbeleid van de gemeente omvat de volgende speerpunten:
Inbreidingsopgave:
Met het nieuwe Structuurplan Zwolle 2020 wordt de weg van grootschalige uitbreiding voor woningbouw en bedrijvigheid verlaten. Er is gekozen om de groei van het aantal woningen en de benodigde ruimte voor bedrijvigheid in Zwolle te realiseren middels de strategie van het tweesporenbeleid, 'inbreiden voor uitbreiden'. Dit betekent het zoveel mogelijk sparen van het buitengebied, kansen voor kwaliteitsimpuls van de bestaande stad en zuinig ruimtegebruik. Ook landelijk gezien is het beleid inmiddels 'inbreiden voor uitbreiden'.
Het behalen van ruimtewinst kan gevonden worden door herstructureren van de bestaande terreinen maar ook door een verdichting op de bestaande kavels. Dit kan onder andere door het aanpassen van bouwhoogtes, bebouwingspercentages, het stimuleren van meerlaags bouwen. Ook functiemenging van wonen en werken in de wijken is in feite een intensivering van het ruimtegebruik. Verder kan ruimtewinst ook gewonnen worden door zorgvuldig om te gaan met de uitgifte van nieuw terrein zoals bijvoorbeeld op Hessenpoort al het geval is.
Voor de bestaande bedrijventerreinen in Zwolle zijn inmiddels gebiedsgerichte uitwerkingen gemaakt of in de maak (Marslanden, Voorst en de Vrolijkheid). Op basis van deze gebiedsuitwerkingen en het structuurplan is voor de oeverzone Voorst A geïnventariseerd dat 10,8 ha herontwikkeling kan plaatsvinden.
Voorst nader bekeken, analyse en kansen:
Het bedrijventerrein Voorst is het oudste bedrijventerrein van Zwolle. In de jaren zestig is deze locatie ontwikkeld vanaf Voorst A tot en met Voorst C. Het bedrijventerrein Voorst kent met Voorsterpoort deels een transformatie van bedrijvigheid naar kantoren, detailhandel en leisurevoorzieningen. De entree van Voorst krijgt hiermee een nieuw gezicht. Met de aanleg van de Westenholterallee krijgt Voorst een verbeterde ontsluiting. De oeverzone Voorst A bestaat uit twee kansrijke deelgebieden (Stihoterrein en voormalig Shell-/BP-terrein) voor inbreiding. De verwachte realisering van de plannen voor de oeverzone is de periode 2010-2015.
Voorst nader bekeken, projecten:
Uitvoering van het Ontwikkelplan Voorst betekent dat invulling wordt gegeven aan concrete vervolgprojecten. De voorstellen zijn gericht om de situatie op Voorst te verbeteren en/of te optimaliseren, zodat het daar gevestigde bedrijfsleven voor de komende decennia goede perspectieven wordt geboden. Het betreft zowel fysieke als niet fysieke projecten De fysieke en niet fysieke projecten uit het Ontwikkelplan Voorst zijn te verdelen in:
Algemeen
De welstandsnota is op 11 maart 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.
De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken. Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.
Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.
Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor Voorst, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt.
Gebiedsgericht welstandsbeleid
Voor het plangebied is in de welstandsnota gebiedsbeschrijving nummer 12 'bedrijventerrein' van toepassing. Daarin is dit bedrijventerrein beschreven. Voor de gebiedsbeschrijving wordt in deze toelichting verwezen naar paragraaf 2.2.
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus (zie kaart pagina 17: Groenstructuur voor structuurgroen en buurtgroen).
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.
Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.
Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en/of recreatief gebruik.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw, die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
Wat precies bedoeld wordt met een goede chemische toestand voor oppervlaktewater staat in de geldende Europese richtlijnen en de toekomstige EU-dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebied beheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Waterbeheer 21e eeuw
Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Nationaal Waterplan
In het ontwerp Nationaal Waterplan kondigt het kabinet aan in 2013 een peilbesluit voor het IJsselmeergebied te willen nemen. Met een aangepast peilbeheer wil het kabinet de zoetwatervoorraad vergroten binnen de mogelijkheden die de bestaande infrastructuur biedt.
In 2015 volgt een besluit over het peilbeheer van het IJsselmeer op lange termijn.
De aanleiding voor deze besluitvorming ligt in de aanname dat in de toekomst de vraag naar zoetwater toeneemt en de zeespiegel stijgt. De consequenties van ander peilbeheer kunnen groot zijn en de verwachting is dat dit invloed heeft op onder andere de drooglegging in het plangebied en de waterveiligheid. Daarom worden in 2010, als onderdeel van het Deltaprogramma, verkenningen opgestart om de besluitvorming gedegen voor te bereiden.
Vooruitlopend op deze verkenningen is voor het IJsselmeergebied een voorlopige stuurgroep, waarin Rijk, provincies en waterschappen zijn vertegenwoordigd, ingesteld.
De komende jaren moet duidelijk worden wat de invloed is van de voorgestelde peilverhoging van het IJsselmeer op het stedelijke gebied.
Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet) en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Het plangebied is binnen het grondwaterbeschermingsgebied Engelse Werk gelegen. Ter bescherming van het grondwater is de Verordening Fysieke Leef Omgeving van de provincie Overijssel van toepassing.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van het waterschap Groot Salland is verwoordt in het waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota 'Leven met Water in stedelijk gebied' vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken wil het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren overnemen van de gemeenten. Op watergangen van het waterschap Groot Salland is de Keur van toepassing. In de Keur is aangegeven wat wel en niet mag bij waterstaatswerken, zoals (hoofd)watergangen en waterkeringen. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Kadernota Detailhandel Zwolle
Op 2 april 2012 heeft de gemeenteraad de nota 'Topwinkelstad Zwolle Kadernota detailhandel 2012-2012' vastgesteld. Met dit detailhandelsbeleid sluit de gemeente Zwolle aan bij het koopgedrag van de consumenten. Met dit gedrag als leidraad kan voor de detailhandelsstructuur in Zwolle de volgende indeling van winkelgebieden worden gehanteerd:
Zwolle heeft met Marslanden B en Voorsterpoort twee belangrijke perifere concentratiegebieden voor volumineuze detailhandel in wonen, bouwmarkten en tuincentra.
Uitbreiding van het aanbod in met name Voorsterpoort is van belang om de regionale positie uit te bouwen. Zwolle richt zich hierbij op de uitbreiding van de meubelboulevard naar een woonboulevard met het thema 'in en om huis'.
De keuze voor Voorsterpoort betekent dat detailhandelsontwikkelingen op perifere locaties elders in Zwolle niet plaats kunnen vinden, met uitzondering van - en onder bepaalde voorwaarden op - Marslanden en bij het PEC Zwolle stadion, waar het thema vrije tijd centraal staat.
Op de locatie Voorsterpoort is de concentratie van het retailprogramma bepaald, maar er is nu of in de nabije toekomst geen uitgeefbaar perceel conform het programma van eisen van een bouwmarkt beschikbaar. Daarbij vormt een grootschalige solitaire doe-het-zelfformule geen goede combinatie met het hoogwaardige kantoorprogramma op Voorsterpoort.
Op Voorst A is een Gamma gevestigd. Tevens is er een initiatief van een mogelijke grootschalige detailhandelsvestiging aan de overkant op Voorsterpoort Oost. Met toevoeging van de nieuwe perifere detailhandel in bijvoorbeeld de vorm van een bouwmarkt ontstaat er een grootschalig winkelcluster met het thema doe-het-zelf/tuincentrum. Deze grote 'standalone' winkels zijn gezien hun omvang niet inpasbaar in de toekomstige uitbreiding van de Meubelboulevard. Desondanks zijn ze wel te vinden op een aanvaardbare afstand van de toekomstige winkels in Voorsterpoort.
Shell-terrein Voorst A
In het beleid wordt aangegeven dat de herontwikkeling van het voormalige Shell-terrein op Voorst A in relatie tot Voorsterpoort zal worden verkend in het kader van perifere detailhandel.
Uitvoeringsprogramma Structuurplan Zwolle 2020
Het uitvoeringsprogramma structuurplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 september 2009 en geeft de voortgang in de structuurplandoelstellingen weer. Verder geeft het uitvoeringsprogramma aan hoe de doelstellingen op het gebied van wonen, kantoor, bedrijven, groen, bereikbaarheid, water en duurzaamheid bereikt kunnen worden en welke projecten hiervoor gepland staan.
Mogelijke aanvullende ontwikkelingen voorzieningen
Waar zich interessante initiatieven voordoen, kan bezien worden of de gemeente bereid is hieraan mee te werken en/of deze te faciliteren.
Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel
Op 7 september 2010 hebben burgemeester en wethouders de beslisnota Verruiming en verduidelijking perifere detailhandel vastgesteld en een informatienota hierover naar de raad gezonden. Besloten is om in principe op de huidige bedrijventerreinen alleen winkels toe te laten waar volgens het bestemmingsplan ook daadwerkelijk een winkelbestemming ligt.
Naast Voorsterpoort zijn ook nog andere locaties onderzocht waar mogelijk in de toekomst winkelontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Het gaat daarbij om Holtenbroek Zuid en Voorst A. Holtenbroek Zuid is in gemeentelijk bezit met als huidige bestemming kantoren. Voorst A is van Shell met als bestemming industriële doeleinden. Aangegeven wordt dat dit mogelijk ook goede locaties zijn waar in de nabije toekomst winkels gevestigd zouden kunnen worden.
Beleid attentiemast/aanduidingsmast
De gemeente Zwolle heeft onderzocht op welke wijze attentiemasten in de omgeving van de A28 inpasbaar zijn. Om visuele overlast en wildgroei te voorkomen, is inzichtelijk gemaakt aan welke voorwaarden de masten moeten gaan voldoen om zowel functioneel als goed inpasbaar te zijn. Er is bepaald dat ter weerszijden van de A28, onder meer door verrassende en afwisselende bebouwing, de economische potentie van de stad mag worden geprofileerd. Attentie- en reclamemasten horen daarbij en kunnen in zo'n omgeving goed inpasbaar zijn. Van belang daarbij is bijvoorbeeld de hoogte en de positie van een dergelijke mast.
Een van de criteria voor de zichtbaarheid vanaf de A28 is de binding die een bedrijf heeft met deze rijksweg en de A28-zone. De planlocatie ligt hemelsbreed op een afstand van circa 250 meter vanaf de snelweg en zal zonder attentiemast vrijwel niet zichtbaar zijn, terwijl de beoogde invulling van de locatie met een bouwmarkt en een tuincentrum met een dergelijke omvang vanwege zijn regionale aantrekkingskracht veel bezoekers vanaf de A28 zal aantrekken.
Om bij de vraag voor de oprichting van de attentiemasten de ruimtelijke implicaties daarvan te kunnen toetsen heeft de gemeente de 'Beleidsvisie Attentiemasten' opgesteld. Deze visie is op 6 januari 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin staat een aantal aspecten op basis waarvan kan worden aangegeven of de plaatsing van een mast al dan niet gewenst is. Het gaat daarbij om de potentiële locaties waar masten acceptabel zijn, de hoogte van masten, de belichting van de masten en de functie (zichtbaarheid) ervan. De beleidsvisie bepaalt zo het kader om op enkele plekken nieuwe attentiemasten te kunnen toestaan en voorkomt hiermee dat uiteindelijk een verrommeld beeld ontstaat dat leidt tot verlies van ruimtelijke kwaliteit én verlies van de attentiewaarde van de masten.
De beleidsvisie geeft aan dat met het doorlopen van een aantal stappen kan worden getoetst of de plaatsing van een mast op een bepaalde plaats inpasbaar is. De beleidsvisie legt daarmee de basis voor de juridisch-planologische regelingen voor een nieuwe attentiemast. Uit het Beeldeffectrapportage Attentiemast Blaloweg (zie bijlage 16) blijkt dat de attentiemast die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, voldoet aan deze voorwaarden.
Op 25 februari 2013 is de Horecavisie Zwolle 2012-2017 - Gastvrij en Vitaal vastgesteld. Deze visie kiest voor een gezonde basis voor de Zwolse horecasector om de kwaliteit van de sector verder
uit te bouwen. In de visie worden locaties gekoppeld aan bepaalde segmenten. Voor locaties op bedrijventerreinen - zoals dit plangebied - geldt dat beperkte horeca is toegestaan.
Het maximale toe te voegen horecameters bedraagt 2.700 tot 3.300 m² verkoopvloeroppervlak in de periode 2012-2017. Dit is vergelijkbaar met 4.500 tot 5.500 m² bedrijfsvloeroppervlak. Voor Hornbach geldt dat enkel bedrijfsgebonden horeca is toegestaan waarvan de sluitingstijden gelijk zijn aan winkelsluitingstijden. Ook mag er geen sprake zijn van een eigen ingang voor de horecagelegenheid en is eigenstandige reclame niet toegestaan. De oppervlakte voor de horecavoorziening die in dit bestemmingsplan wordt toegestaan bedraagt maximaal 100 m². Vanwege deze geringe toename en het bedrijfsgebonden karakter wordt aangesloten bij het horecabeleid van de gemeente.
De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoorts) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied. Voor de A28 zone, de Spoorzone, het bedrijventerrein de Vrolijkheid en Diezerpoort zijn gebiedsgerichte milieuvisies opgesteld.
Het beleid voor de aspecten geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, en duurzaamheid zijn relevant voor het plangebied. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Het bestemmingsplan is gelegen op bedrijventerrein Voorst. Dit gebied behoort tot het gebiedstype 'Bedrijfsterrein zwaar'. Voor dit gebiedstype zijn geen geluidsambities vastgesteld. Wel geldt voor het bedrijventerrein Voorst een wettelijke vastgestelde geluidszone.
Ten aanzien van de AMvB-bedrijven, zogenaamde Activiteitenbesluit of BARIM (Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer) bedrijven, op gezoneerde industrieterreinen is het uitgangspunt dat deze bedrijven niet worden beperkt in de door hun gewenste geluidsruimte, maar dat de representatieve geluidsruimte in beeld wordt gebracht en juridisch wordt vastgelegd. Bij het doen van de melding zal het bedrijf ook toekomstige ontwikkelingen in beeld moeten brengen, zodat hier in het zonemodel rekening mee kan worden gehouden. In de Nota Industriegeluid Zwolle (2007) worden afstandscriteria genoemd voor AMvB-bedrijven. Indien een bedrijf zich vestigt binnen de gestelde afstand van de zone, dan wordt door de gemeente een akoestisch onderzoek vereist en op basis hiervan eventueel maatwerkvoorschriften opgelegd.
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen door het beleid ten aanzien van luchtkwaliteit in te bedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
De beleidsvisie externe veiligheid is op 2 december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.
Dit betekent dat:
Op 20 januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.
Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Bedrijventerrein Voorst wordt gekarakteriseerd als gebiedstype 'Bedrijfsterrein zwaar'. Deze beleidskeuze is gebaseerd op de gedachte dat bedrijven op een dergelijk bedrijventerrein ook in staat moeten zijn risicovolle activiteiten te ontplooien. Er kan gedacht worden aan de opslag van gevaarlijke stoffen of gassen die voor een bedrijfsproces van belang zijn. Het zonder meer toelaten van kwetsbare functies/objecten met hoge personendichtheden kan deze bedrijven belemmeren. In het onderhavige plan is er sprake van de toekomstige vestiging van een bouwmarkt/tuincentrum aan de rand van dit bedrijventerrein. Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gaat om een kwetsbaar functie vanwege de omvang van de winkel (meer dan 2.000 m2 bvo). Bij deze geprojecteerde ontwikkeling kan er op piekmomenten (wanneer sprake is van veel winkelend publiek) sprake zijn van hoge personendichtheden, buiten deze piekmomenten is er eveneens sprake van lage personendichtheden. Voor het gebiedstype 'zwaar bedrijventerrein' geldt dat een beperkte toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan, mits dit vanuit de kenmerken van de locatie en maatregelen te verantwoorden is. De PR 10-6-contour mag niet over een buurperceel maar wel over infrastructuur en groenzones liggen, tenzij er op het buurperceel geen kwetsbare objecten binnen de contour aanwezig zijn of in de toekomst mogelijk zijn.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan voor de overige gebieden, niet normatief (ten aanzien van het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheidsbelangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. Daarnaast is op 1 december 2009 door de gemeente een bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld. De indeling van deze kwaliteitsklassen is gebaseerd op de huidige bodemkwaliteit van de deelgebieden
Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.
Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terugsaneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.
Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad een duurzaamheidvisie vastgesteld, waarin ambities en doelstellingen zijn opgenomen voor de Gemeente Zwolle. Er zijn vijf principes van duurzaamheid genoemd die als inspiratie en richtlijn dienen voor de uitvoering van duurzaamheid. De principes van duurzaamheid zorgen ervoor dat gestructureerd wordt nagedacht over duurzaamheid in alles wat we doen, van bedrijfsvoering tot beleidsontwikkeling en -uitvoering en de samenwerking met partijen in de stad.
De vijf principes zijn:
Ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid zullen bij derden worden bevorderd dan wel gestimuleerd en zo nodig gefaciliteerd. De gemeente wil optimaal gebruikmaken van de 'know how' en de initiatieven vanuit het bedrijfsleven om ontwikkelingen voor duurzaamheid te bevorderen. Gestreefd wordt naar een hoger percentage duurzame bedrijvigheid in 2013 door acquisitie en vestigingsbeleid voor nieuwe potentiële bedrijven. Het benutten van lokale bronnen voor energiesystemen als zonne-energie (PV en zonnecollectoren), biomassacentrales en/of warmte-koudeopslag (WKO) in de bodem zijn daar voorbeelden van. Andere maatregelen kunnen bijvoorbeeld verbeterde isolatie zijn, zoals de toepassing van vliesgevels (variant op de dove gevel) als bescherming tegen het verkeerslawaai.
De toepassing van WKO draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van de duurzaamheidvisie, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.
Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het gebiedsbeheersplan voor het centrumgebied van Zwolle.
Belangrijke uitgangspunten zijn onder meer het structureel en georganiseerd toepassen van WKO, het koppelen van WKO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied. Van belang voor de beheersing van de grondwaterverontreiniging is de optimalisering van brondieptes en bronlocaties.
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel toepassing de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
Toetsingskader
Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In dat kader is in het verleden voor industrieterrein Voorst A een geluidszone vastgesteld. Op grond van de wet behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de geluidszone. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige woningen gelden geen geluidsnormen.
Onderzoek
Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd op basis waarvan de zonebeheerder (gemeente Zwolle) kan vaststellen in hoeverre de geluidsinvloed vanwege de beoogde ontwikkeling past binnen de vastgestelde geluidsnormen en geluidszonering conform de Wet geluidhinder (zie het akoestisch onderzoek in bijlage 2).
Uit het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde geluidsniveau op de zonebewakingspunten ten hoogste 28 dB(A) in dagperiode, 20 in de avondperiode en <10 dB(A) in de nachtperiode bedraagt. Op de vastgestelde MTG-punten (Maximaal Toegestane Gevelbelasting) binnen de zone (scholen, woningen) bedraagt het langtijdgemiddelde geluidsniveau ten hoogste 50 dB(A) in de dagperiode, 43 dB(A) in de avondperiode en <10 dB(A) in de nachtperiode. Uit de door de zonebeheerder uitvoerde toets d.d. 29 mei 2013 is gebleken dat deze geluidsniveaus passen binnen de vastgestelde geluidsnormering.
Conclusie
Het aspect industrielawaai staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
De beoogde activiteit valt onder het Activiteitenbesluit. Hierin zijn grenswaarden voor geluid opgenomen, die specifiek op deze situatie betrekking hebben:
Deze waarden gelden niet op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.
Bij een inrichting op een gezoneerd industrieterrein, waarbij binnen 50 m geen gevoelige objecten buiten het gezoneerde industrieterrein zijn gelegen, gelden de genoemde normen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op een afstand van 50 m vanaf de grens van de inrichting.
Met een maatwerkvoorschrift kan het bevoegd gezag andere waarden dan hierboven genoemd vaststellen.
Onderzoek
Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarin is vastgesteld of aan de standaard geluidsgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan en als dit niet het geval is, in hoeverre er een basis is voor het vaststellen van een maatwerkvoorschrift ((zie het akoestisch onderzoek in bijlage 2).
Uit het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde geluidsniveau op enkele punten op 50 m van de inrichting, in de dagperiode hoger uitvalt dan de standaard geluidsgrenswaarden die gelden op grond van het Activiteitenbesluit. De hoogste geluidsbelasting bedraagt dan 52 dB(A). Het bevoegd gezag (gemeente Zwolle) kan bij maatwerkvoorschrift hogere geluidsgrenswaarden vaststellen. Gezien het feit dat de geconstateerde geluidsniveaus passen binnen de kaders van de geluidszonering (zie onder 'industrielawaai') is hiervoor een reële basis.
Er wordt ruimschoots voldaan aan de normstelling voor het maximale geluidsniveau (piekbelasting).
Conclusie
Het Activiteitenbesluit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
Beleid
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De gehanteerde Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Deze Staat gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk, zoals omgevingstype 'gemengd gebied', worden kleinere richtafstanden gehanteerd. Hiermee wordt zorggedragen voor een milieuzonering die rekening houdt met gevoelige functies (zoals woningen en scholen) in de omgeving.
Onderzoek en conclusie
Uitgangspunten milieuzonering
Het plangebied is op dit moment opgenomen in het bestemmingsplan Voorst (vastgesteld op 27 mei 2013). Dit vigerende bestemmingsplan behelst het hele bedrijventerrein, waaronder het onderhavige plangebied. Vanwege de uitgangspunten die voor het plangebied zijn vastgelegd wordt de milieuzonering grotendeels, maar niet volledig overgenomen in dit bestemmingsplan. De zone '5, waarbinnen bedrijfsactiviteiten uit een hogere categorie zijn toegestaan, wordt in dit plan vervangen door activiteiten die in zone '3' zijn toegestaan. Dit betreft activiteiten uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Uitleg toelaatbaarheid categorie 3.2
Het plangebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein Voorst A. In de omgeving van dit industrieterrein ligt woonbebouwing en een scholencomplex. Hiermee dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden. Deze functies liggen in de directe omgeving van het industrieterrein, binnen de geluidszone. De dichtst bijgelegen woonbebouwing en school liggen aan de zuidoostzijde van het plangebied op respectievelijk circa 175 m en meer dan 50 m vanaf het plangebied, gemeten vanaf de bestemmingsgrenzen. Deze functies zijn gesitueerd tussen de A28 en de Blaloweg als hoofdontsluitingsweg en worden aan verschillende kanten omringd door bedrijvigheid. Gelet op de aard van dit gebied en de directe omgeving (en de verhoogde geluidsbelasting als gevolg van verschillende bronnen), is sprake van omgevingstype 'gemengd gebied'. Voor de milieuzonering ten opzichte van deze functies worden dan ook de richtafstanden volgens het omgevingstype 'gemengd gebied' gehanteerd.1
De woonbebouwing is maatgevend voor de milieuzonering. De woningen aan de andere zijde van het Zwarte Water (langs de Klooienberglaan, op circa 200 m van het plangebied) hebben geen verdere invloed op de milieuzonering.
Op grond van voorgaande is de milieuzonering voor de locatie bepaald. Ter plaatse zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van 50 m ten opzichte van een gemengd gebied (100 m ten opzichte van een rustige woonwijk). Aan deze richtafstand wordt ten opzichte van de gevoelige functies in de omgeving voldaan.
Toetsingskader
Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Beleid
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen de nieuwe milieuhinderlijke functie (bouwmarkt en tuincentrum) en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Hierin zijn richtafstanden opgenomen tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies.
De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk, zoals omgevingstype 'gemengd gebied', worden kleinere richtafstanden gehanteerd. 2
Onderzoek
Het plangebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein Voorst A. In de omgeving van dit industrieterrein ligt woonbebouwing en een scholencomplex. Deze functies liggen in de directe omgeving van het industrieterrein, binnen de geluidszone. De dichtst bijgelegen woonbebouwing en school liggen aan de zuidoostzijde van het plangebied op respectievelijk circa 175 m en meer dan 50 m vanaf het plangebied, gemeten vanaf de bestemmingsgrenzen. Deze functies zijn gesitueerd tussen de A28 en de Blaloweg als hoofdontsluitingsweg en worden aan verschillende kanten omringd door bedrijvigheid. Gelet op de aard van dit gebied en de directe omgeving met de verhoogde geluidsbelasting als gevolg van verschillende bronnen, is sprake van omgevingstype 'gemengd gebied'.
Op het bedrijfsperceel wordt een bouwmarkt, tuincentrum en verdere toe- en aanbehoren mogelijk gemaakt. Om de realisatie van deze functies te beoordelen, wordt gebruikgemaakt van de richtafstanden voor deze functies die zijn opgenomen in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). De richtafstanden zijn weergegeven in de volgende tabel (cursief is het maatgevende milieuaspect aangegeven). Deze richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (tussen haakjes staan de richtafstanden ten opzichte van gemengd gebied).
Tabel 4.1 Richtafstanden in m ten opzichte van een rustige woonwijk (tussen haakjes ten opzichte van gemengd gebied)
De dichtstbijzijnde functie ligt op (veel) grotere afstand dan 10 en 30 m. Er wordt dus voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van omgevingstype 'rustige woonwijk' (evenals omgevingstype 'gemengd gebied').
Conclusie
Het aspect milieuhinder bouwmarkt en tuincentrum staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Er wordt ten opzichte van de gevoelige functies in de omgeving ruimschoots voldaan aan de betreffende richtafstanden. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon-, verblijfs- en leefklimaat ter plaatse van bestaande functies zoals woningen en scholen.
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader.
Maatgevende stoffen langs wegen
Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en zijn daarom buiten beschouwing gelaten. |
De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
De ontwikkeling leidt tot extra verkeer en daarmee ook tot een toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Derhalve is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (verwezen wordt naar bijlage 4). Hierbij is de luchtkwaliteit in beeld gebracht langs de maatgevende wegen in de omgeving (Katwolderweg en Blaloweg). Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt het volgende:
Voor luchtkwaliteit zijn verkeerswegen in het algemeen maatgevend. Direct langs de Katwolderweg (en dus ook in het plangebied) wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden. Bedrijvigheid kan lokaal enige invloed op de luchtkwaliteit hebben. Gelet echter op de lage concentraties in het plangebied, als ook vanwege het type bedrijvigheid waar de ontwikkeling op ziet, wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden uit de luchtkwaliteitswetgeving. Bovendien is op de inrichting zelf het toepasbaarheidsbeginsel van toepassing3 en zijn bezoekers een dermate kort deel van de dag aanwezig dat op basis van het blootstellingscriterium niet getoetst hoeft te worden aan normstelling ten aanzien van jaargemiddelde of 24-uurgemiddelde concentratie. Bezoekers zullen slechts kortstondig ter plaatse aanwezig zijn. Er is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Er wordt voldaan aan de wetgeving en er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Toetsingskader
Bij de beoordeling van ruimtelijke besluiten waarbij sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen wordt de richtlijn gehanteerd dat voldoende bodeminformatie beschikbaar is om de financiële haalbaarheid van een bestemmingsplanwijziging op dit punt aan te tonen. Indien er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging dan is tevens een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan en/of een goedgekeurd saneringsverslag voor aangetoonde ernstige gevallen van bodemverontreiniging nodig.
Onderzoek
Katwolderweg 2-4
Op het voormalige Shell depot aan de Katwolderweg 2-4 te Zwolle was sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en BTEX. Daarbij was sprake van een verspreidingsrisico van de grondwaterverontreiniging richting het naastgelegen Shell-tankstation. De aangetoonde verontreiniging is op de Shell-locatie voldoende gesaneerd voor de toekomstige bestemming. In de meest recente beschikking van 14 januari 2013 met kenmerk D121127_0066 is door het bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming ingestemd met het behaalde saneringsresultaat, zie bijlage 7.
Katwolderweg 6
In 2012 is een nader bodemonderzoek uitgevoerd op een deel van het voormalige brandstofdepot van BP aan de Katwolderweg 6 te Zwolle (Nader bodemonderzoek voormalig. BP-depot Katwolderweg 6 te Zwolle, 2012, zie bijlage 8). Hierin is tevens aangegeven welke onderzoeken tot dan toe hadden plaatsgevonden en werd melding gemaakt van de tot dan toe uitgevoerde sanering. De aanleiding voor het nader onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen herontwikkeling van het voormalige BP-brandstofdepot, evenals het naastgelegen voormalige Shell-depot, en de resultaten van eerder uitgevoerd bodemonderzoek. Bij de toekomstige inrichting van het terrein wordt uitgegaan van een groot bedrijfsgebouw op de locatie met laad- en losgelegenheid en parkeren op verhardingen. Het nader bodemonderzoek brengt de bodemkwaliteit op de locatie in beeld.
Uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van sterk verontreinigende grond (minerale olie en aromaten) met een totaalvolume van afgerond circa 12.000 m³ en sterke brandstofgerelateerde verontreinigingen in het grondwater van circa 30.000 m³ bodemvolume. Voor de BP-locatie zal de ontwikkelaar op een vergelijkbare manier als de naastgelegen Shell-locatie gaan saneren waarmee ook deze locatie voor het toekomstig gebruik geschikt wordt gemaakt. Op basis van de meest recente beschikking van 21 november 2011 met kenmerk D110810_0051 (zie bijlage 9) op de evaluatie van de uitgevoerde sanering, op basis van de besprekingen in 2012 en 2013 met de ontwikkelaar over de aanvullende sanering op de BP-locatie én op basis van de aanpak van de beheersing van de verontreiniging in de diepere ondergrond, is er bij de ontwikkelaar en de gemeente Zwolle voldoende inzicht in de hiermee gemoeide kosten. Deze kosten leveren geen belemmering op voor de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
Bij de vestiging van een nieuwe bedrijfsactiviteit wordt ten aanzien van externe veiligheid gekeken naar de gevolgen van risicorelevante bedrijven en naar de gevolgen vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen. In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren, waarbij een kans van 10-6 als grenswaarde geldt. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Inrichtingen
Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar.4 Gelet op de risico's op ongevallen, mogen binnen de PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour worden gerealiseerd. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Transport over wegen: vigerende circulaire
Op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2012) is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht.5 Op een afstand van 200 m vanaf het tracé gelden hierbij in principe geen beperkingen meer voor het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Transport over wegen: basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid
In 2013 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Daarnaast worden in de omgeving beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden. De vigerende Circulaire anticipeert op verschillende onderdelen op het BTEV.
Transport door buisleidingen
Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) relevant. Met deze AMvB wordt aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi (PR). Ook geldt een oriënterende waarde voor het GR. Tevens dient rekening te worden gehouden met belemmeringenzones.
Gemeentelijk beleid
In de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Zwolle heeft de gemeente door middel van een gebiedsgerichte benadering ambities gesteld ten aanzien van de externe veiligheid binnen de gemeente. Het bedrijventerrein waar de planlocatie zich bevindt is aangemerkt als gebiedstype 'Bedrijfsterrein zwaar'. Aan deze gebiedstypes zijn in de Beleidsvisie beperkingen gesteld aan de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten: functies met hoge personendichtheden worden niet toegestaan. Er is ruimte voor beperkt kwetsbare functies, zoals kantoren, mits deze deel uitmaken van een bedrijf en niet binnen een PR 10-6-contour vallen.
Onderzoek inrichtingen
Voor het bestemmingsplan is externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd en is het GR verantwoord. Verwezen wordt naar bijlage 5. De resultaten van dit onderzoek zijn onderstaand samengevat.
Sensus operations
Op ongeveer 225 m afstand van het plangebied ligt Sensus Operations. Het bedrijf heeft een ammoniakkoelinstallatie. Het bedrijf heeft geen PR 10-6-contour en conform het Revi geen relevant invloedsgebied. Groepsrisicoverantwoording is dus niet van toepassing. Het bedrijf is geen relevante risicobron.
Argos Oil, voorheen Tank Terminal Zwolle
Aangrenzend aan het plangebied ligt Tank Terminal Zwolle. Het bedrijf voorziet in grootschalige opslag van brandbare vloeistoffen. Het bedrijf valt onder het Bevi. Conform het Bevi zijn geen kwetsbare objecten toegestaan binnen de PR 10-6-contour. Voor beperkt kwetsbare objecten is dit een grenswaarde. Daarnaast is groepsrisicoverantwoording verplicht wanneer binnen het invloedsgebied van het bedrijf een ruimtelijk besluit genomen wordt.
Spoorwegemplacement Zwolle
Op het emplacement Zwolle vinden rangeerbewegingen met wagons met gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt op meer dan 1.500 m afstand van het emplacement. Conform de vergunning van het emplacement dient een toxisch invloedsgebied aangehouden te worden van 2.500 m. Dit invloedsgebied overlapt met de planlocatie. Dit toxische scenario is meegenomen in de verantwoording van het GR.
Onderzoek vervoer gevaarlijke stoffen
A28
Op ongeveer 230 m van het plangebied ligt de A28 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Conform de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn kwetsbare objecten niet toegestaan binnen de veiligheidszone van deze weg (gestandaardiseerde PR 10-6-contour) en is groepsrisicoverantwoording verplicht, wanneer sprake is van toename van het GR of overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Op basis van bovenstaande informatie wordt geconcludeerd dat de A28 geen beperkingen heeft voor het plangebied. Wel is de A28 meegenomen in de verantwoording van het GR.
Katwolderweg
Deze weg grenst direct aan het plangebied. Deze weg kent een groot aantal transporten van brandbare vloeistoffen (vanwege Argos Oil). De weg vormt een relevante risicobron. Uit de uitgevoerde indicatieve berekening blijkt dat er geen sprake is van een PR 10-6-contour. Het effectgebied bedraagt 30 m (invloedsgebied plasbrand). Het GR zal marginaal toenemen door de voorgenomen ontwikkelingen. Eventueel bij een incident vrijkomende vloeistof zal in belangrijke mate worden afgevoerd via het afwateringsysteem voor regenwater. De kans dat hier een plas met voldoende oppervlak voor een grote plasbrand ontstaat is hierdoor bijzonder klein.
Blaloweg
De transporten van gevaarlijke stoffen over de Katwolderweg worden uiteindelijk afgewikkeld via de Blaloweg. De indicatieve berekening leert dat ook hier geen sprake is van een PR 10-6-contour. Daarnaast ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen met het plangebied.
Aardgastransportleidingen
In de omgeving van het plangebied liggen twee hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie.
Over de leidingen kan het volgende vermeld worden:
Vaarwegen
Direct langs het plangebied en op enige afstand liggen twee binnenvaarwegen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd (kunnen) worden. De vaarwegen zijn niet aangewezen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat de vaarwegen geen 10-6-contour hebben die buiten de oeverlijn ligt en geen relevant GR hebben. De vaarwegen zijn dus geen relevante risicobronnen voor het plangebied.
Spoorlijn Zwolle-Kampen
Op ongeveer 320 m afstand van het plangebied ligt de spoorlijn van Zwolle naar Kampen. Conform de Marktverwachting 2020 van ProRail blijkt dat over deze spoorlijn geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Tevens voorziet het ontwerp Basisnet Spoor geen risicoplafond voor deze spoorlijn. Sporadisch vervoer is niet uitgesloten, maar de spoorlijn is geen relevante risicobron.
Afstemming met gemeentelijk externe veiligheidsbeleid
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie “Milieu op scherp” vastgesteld. In deze milieuvisie is vastgesteld dat de gemeente integraal gebiedsgericht milieubeleid ontwikkelt. Dit beleid zou tevens per sector (externe veiligheid, bodem, geluid enz.) verder uitgewerkt worden. In 2007 heeft de gemeenteraad de "Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle" vastgesteld. Deze handreiking beschrijft op welke manier de gebiedsgerichte ambities moeten worden toegepast in de ruimtelijke planvorming.
Een gebiedsgericht sectoraal milieukader (zoals het gebiedsgerichte kader externe veiligheid 2009, gemeenteraad) geeft aan welke milieukwaliteiten binnen een gebiedstype mogelijk en wenselijk zijn. Indien een doelstelling is genoemd, zal bij het toepassen van het gebiedsgericht milieukader deze doelstelling als uitgangspunt gelden. Afwijken van de doelstelling zal gemotiveerd moeten worden. De handreiking geeft verder aan dat in de besluitvormingsfase van het planproces wordt gekeken in hoeverre de vooraf gestelde doelen zijn bereikt. Mochten enkele milieudoelstellingen niet zijn gehaald, dan zal dat expliciet moeten worden aangegeven. Door het monitoren van de milieuresultaten wordt duidelijk in hoeverre ruimtelijke plannen bijdragen aan het realiseren van milieudoelen.
In 2009 heeft de gemeenteraad het “gebiedsgerichte kader externe veiligheid” vastgesteld. In deze nota is voorgeschreven dat de “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle” de wijze is waarop het gebiedsgerichte kader dient te worden toegepast.
De milieuvisie, de handreiking en het gebiedsgerichte kader samen bepalen dus de manier waarop het aspect externe veiligheid wordt meegenomen in de planvorming. Afwijken binnen het beleid is mogelijk mits goed en transparant gemotiveerd.
In de nota "gebiedsgerichte kader externe veiligheid" is als doelstelling opgenomen dat kwetsbare functies/objecten met een hoge personendichtheid niet worden toegestaan binnen het gebiedstype “bedrijventerrein zwaar”. Het bedrijventerrein Voorst behoort tot dit gebiedstype.
Deze beleidskeuze is gebaseerd op de gedachte dat bedrijven op een dergelijk bedrijventerrein ook in staat moeten zijn risicovolle activiteiten te ontplooien. Er kan gedacht worden aan de opslag van gevaarlijke stoffen of gassen die voor een bedrijfsproces van belang zijn. Het toelaten van kwetsbare functies/objecten met hoge personendichtheden kan deze bedrijven belemmeren.
In het onderhavige plan is er sprake van de toekomstige vestiging van een bouwmarkt/tuincentrum aan de rand van dit bedrijventerrein. Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gaat het om een kwetsbaar functie vanwege de omvang van de winkel (meer dan 2000 m² bvo). Bij deze geprojecteerde ontwikkeling kan er op piekmomenten (wanneer sprake is van veel winkelend publiek) sprake zijn van hoge personendichtheden, buiten deze piekmomenten is er vooral sprake van lage
personendichtheden. Perifere detailhandel, een bouwmarkt/tuincentrum, welke afwijkt van de doelstelling uit het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid voor bedrijventerreinen acht de gemeente Zwolle in dit geval mogelijk en vanuit het externe veiligheidsbeleid te verantwoorden. Er wordt namelijk voldaan aan de basisveiligheid en in dit concrete geval is het groepsrisico te verantwoorden en worden bedrijven niet gehinderd in hun bedrijfsvoering.
Samengevat komt de verantwoording van het groepsrisico op het volgende neer:
Verantwoording GR
De gemeente acht de externe veiligheidssituatie in dit bestemmingsplan verantwoord. Dit vanwege de hoogte van het GR, de aard van het plangebied en de aard van de omgeving. Voor de onderbouwing van de verantwoording wordt verwezen naar onderzoek dat ten behoeve van het externe veiligheidsaspect is uitgevoerd (zie bijlage 5) en naar de memo die in aanvulling op dit onderzoek is opgesteld (zie bijlage 6).
De gemeente acht de externe veiligheidssituatie na planontwikkeling aanvaardbaar. Onderstaand is nog specifiek ingegaan op de situatie rondom het brandstofopslagdepot van Argos Oil.
De bouwmarkt en tuincentrum is nabij de vestiging van het brandstofopslagdepot van Argos Oil geprojecteerd. Uit de laatste stralingswarmte berekening blijkt dat de 1 en de 3 kW/m²-stralingscontouren over het perceel van de geprojecteerde bestemming liggen. Dit betekent dat personen die zonder bescherming buiten verblijven, gewond kunnen raken door de intensiteit van de stralingswarmte. Deze stralingscontouren zijn geen wettelijke/planologische norm die een weigeringsgrond kan opleveren voor de geprojecteerde bestemming. Voor de Veiligheidsregio en de brandweer zijn deze contouren echter belangrijke indicatoren, omdat deze contouren aangeven wat onder meer de evacuatiemogelijkheden ingeval van een calamiteit zijn. Relevant is dat thans een bestemmingsplan wordt ontwikkeld met de bestemming 'Bedrijf'. De geprojecteerde bouwmarkt/tuincentrumcombinatie past binnen deze bestemming, maar andere toekomstige, soortgelijke planinvullingen zijn theoretisch ook denkbaar.
Op 12 juni 2013 heeft met de gemeente, de gemeentelijke brandweer en de Veiligheidsregio overleg plaatsgevonden over de omgang met het fenomeen stralingswarmte en de wijze waarop de bescherming hiertegen verankerd wordt. Naar aanleiding van dit overleg is een memo opgesteld waarin de uitgangspunten zijn opgenomen, zie bijlage 6.
De verankering van een aanvaardbare externe veiligheidssituatie wordt gerealiseerd via de volgende uitgangspunten:
Welke bescherming gaat het om?
De planlocatie ligt buiten het gebied waarbinnen bij een mogelijke brand bij Argos Oil, door aanstraling brandoverslag kan plaatsvinden. Het plangebied wordt wel overlapt door de 1 kW/m²-contour. Dit betekent dat personen die onbeschermd buiten verblijven, bij een incident bij Argos Oil mogelijk teveel warmtestraling kunnen ondervinden en hierdoor gewond kunnen raken. De personen die binnen de gebouwen van het plangebied verblijven, zijn goed beschermd tegen deze warmtestraling. Echter, op enig moment zullen deze personen het gebouw moeten verlaten. Het is belangrijk dat hierbij gevlucht wordt vanuit de meest ver van de brand afgekeerde zijde van een gebouw. Indien het verlaten van de gebouwen geschiedt in overleg met de brandweer, kan deze zo nodig met een watergordijn voor afscherming zorgen.6 Omdat personen gedoseerd de gebouwen kunnen verlaten (er is geen tijdsdruk) behoeven er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen voorwaarden gesteld te worden aan de capaciteit van de vluchtdeuren.
Om deze bescherming te bereiken zijn vooral organisatorische maatregelen nodig. Daarnaast kan veiligheid worden geboden vanuit de eisen die in het Bouwbesluit zijn opgenomen en in laatste instantie, vanuit de eisen in het bestemmingsplan. Bij de eisen die in een bestemmingsplan kunnen worden opgenomen, geldt de beperking dat deze eisen gekwalificeerd moeten kunnen worden als 'ruimtelijk relevant'. Daarnaast kan veiligheid worden geboden vanuit het Bouwbesluit en in laatste instantie, vanuit het bestemmingsplan. Maar hierbij geldt wel de beperking dat de eisen in het bestemmingsplan als 'ruimtelijk relevant' moeten zijn te motiveren.
Hoofdlijnen organisatorische maatregelen
Bedrijven van enige omvang zijn verplicht om een evacuatieplan op te stellen. Een dergelijk plan richt zich op een calamiteit binnen het gebouw. Voor de geprojecteerde locatie is het nuttig om dit evacuatieplan uit te breiden met een externe veiligheidsparagraaf. Onderdelen in deze paragraaf moeten zijn:
Geadviseerd wordt om de aanvraag om de omgevingsvergunning vergezeld te laten gaan van een (concept) van het Evacuatieplan inclusief de externe veiligheidsparagraaf. Er bestaat echter geen verplichting om dit te doen.
Maatregelen vanuit het Bouwbesluit
Algemeen voor bouwwerken binnen het plangebied
Het Bouwbesluit biedt een beschermingsniveau waaraan een bevoegd gezag in principe geen zwaardere eisen mag toevoegen. Omdat dit externe veiligheidsaspect geen urgentie kent bij het verlaten van het gebouw (binnen het gebouw is men immers veilig), behoeft ook geen extra vluchtdeurcapaciteit geboden te worden. De standaardeisen van het Bouwbesluit volstaan derhalve.
Verankering in het bestemmingsplan
Om de oriëntatie van het plan vanuit veiligheidsoogpunt te optimaliseren zijn verschillende extra planregels opgenomen in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan laat namelijk ook andere functies binnen de bestemming Bedrijf toe, deze planregels zijn relevant indien de gebruiker van de locatie in de toekomst verandert.
Algemeen
Het plangebied moet tenminste twee ontsluitingen hebben op omliggende openbare wegen.
Oriëntatie
Per voor publiek toegankelijk gebouw wordt ten minste één vluchtdeur in de van de stralingsbron afgekeerde zijde van het gebouw gerealiseerd.
Conclusie
De planlocatie ligt buiten het gebied waarbinnen bij een mogelijke brand bij Argos Oil, door aanstraling brandoverslag kan plaatsvinden. Dit betekent dat personen die onbeschermd buiten verblijven en/of personen die vluchten vanuit de gebouwen het terrein veilig moeten kunnen verlaten. Om dit te borgen is in de regels opgenomen dat er voor het plangebied twee ontsluitingen op de openbare weg aanwezig zijn én er per voor publiek toegankelijk gebouw ten minste 1 vluchtdeur wordt gerealiseerd in de van de stralingsbron afgekeerde zijde van het gebouw. Andere externe veiligheidsbronnen zijn geen beperking voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Algemeen
In deze paragraaf is het bureauonderzoek naar de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen wat ecologie betreft moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet de realisatie van gebouwen en verharding. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Overijssel in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Circa 1,7 km ten noorden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water Vecht. Circa 2,1 km ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel.
Ecologische hoofdstructuur (bron: provincie Overijssel, Omgevingsvisie Overijssel). De rode cirkel betreft het plangebied.
Soortenbescherming
Ten behoeve van de ontwikkeling is door adviesbureau Mertens een Verkennend veldonderzoek ter plaatse uitgevoerd en aanvullend onderzoeken naar de aanwezigheid van de zwaar beschermde en bedreigde rugstreeppad en naar beschermde plantensoorten op het dijklichaam. Deze onderzoeken zijn als bijlagen 10, 11 en 12 bij deze toelichting te raadplegen.
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet 1998 en het EHS-beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg vanwege de grote afstand tot de beschermde natuurgebieden.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Broedvogels
Braakliggende terreinen kunnen na enige jaren ecologisch steeds waardevoller worden, in het bijzonder voor broedvogels van de rode lijst als kneu, patrijs, ringmus etc. Vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen zijn echter niet aanwezig en dat zal nog vele jaren zo blijven. In het kader van de Ffw blijft hoe dan ook de voorwaarde van kracht dat strijdigheid met deze wet moet worden voorkomen door bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen op te starten. In dat geval worden geen in gebruik zijnde nesten verstoord en wordt tevens voorkomen dat nieuwe broedvogels zich vestigen op het inmiddels verstoorde terrein.
Flora
In het plangebied zijn geen zwaar beschermde plantensoorten aangetroffen. Ook het dijklichaam blijkt vanwege de afwezigheid van bijzondere ecotopen (o.a. vanwege de droogte) niet geschikt voor zwaar beschermde flora.
Rugstreeppad
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen niet leiden tot aantasting van de beschermde rugstreeppad of andere soorten. Uit het in het voorjaar van 2013 uitgevoerde veldonderzoek naar de aanwezigheid van de rugstreeppad, is namelijk gebleken dat deze soort ter plaatse niet aanwezig is. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan derhalve niet in de weg.
Inrichting
Dit plan voorziet tevens in de planologische bescherming van een groene inpassing van het dijklichaam. Ook de gronden buiten dit dijklichaam - voor zover gelegen langs de Blaloweg - krijgen een groene bestemming. Hierdoor zullen meer mogelijkheden voor natuurvriendelijk beheer ontstaan, met dienovereenkomstige gevolgen voor de ecologische kwaliteit.
Algemeen
Het plangebied is gelegen ter plaatse van het voormalige Shell-terrein op het kavel aan de Blaloweg - Katwolderweg te Zwolle. In de huidige situatie ligt het perceel braak.
Bodem- en grondwater
De bodem in het plangebied bestaat uit jonge rivierkleigrond. Over de aanwezige grondwatertrap zijn in het plangebied geen gegevens bekend.
Bodemsoort (www.bodemdata.nl)
Waterkwantiteit en -kwaliteit
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten noordoosten van de locatie, grenzend aan het plangebied is de primaire watergang het Zwarte Water gelegen. Het Zwarte Water is een Kader Richtlijn Water (KRW)-lichaam. De Europese KRW-richtlijn moet ervoor zorgen dat het oppervlakte- en grondwater vanaf 2015 van een goede kwaliteit is en dat ecologische doelen behaald worden. De waterbeheerders hebben doelen en maatregelen geformuleerd die nodig zijn om een goede waterkwaliteit te kunnen garanderen. Voorbeelden van deze maatregelen zijn verbreden van de watergangen en aanleg speciale leefgebieden flora en fauna.
Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is gelegen binnen dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water en het Zwolle-IJsselkanaal aan de noordwestzijde.
Dijkring 53 (www.risicokaart.nl)
Dijkring 53 heeft een veiligheidsnorm van 1/1.250. Dit wil zeggen dat de kans op een overstroming eens per 1.250 jaar is. Uit de professionele risicokaart blijkt dat de maximale waterdiepte binnen het plangebied als ondiep kan worden aangemerkt, de maximale waterdiepte varieert tussen 0,8 en 2 m diepte.
Maximale waterdiepte tijdens een overstroming
Binnen het plangebied is dus sprake van een overstromingsrisico. De primaire waterkering ten noorden van het plangebied beschermd het gebied tegen overstromingen. Het Waterschap heeft de taak van onderhoud- en beheer van deze waterkering. In 2010 is de primaire kering ter hoogte van het plangebied getoetst. De waterkering is in deze toetsronde onvoldoende gebleken op de punten hoogte en macrostabiliteit buitenwaarts. In de toekomst zal het dan ook nodig zijn de dijk te versterken. Hiermee is bij de planontwikkeling rekening gehouden door voldoende afstand te houden tot de dijk. Daarnaast zijn de gronden direct langs de dijk bestemd tot Groen (in plaats van de voorheen geldende bestemming Bedrijventerrrein), waarmee de functie van de dijk meer waarborgen kent. Gelet op de afstand tot de kering waarop bebouwing wordt toegestaan en de nieuwe bestemming voor de dijk, werpt dit plan geen belemmeringen op voor het onderhoud, de versterking en de veiligheid van de waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie niet aangesloten op een rioolstelsel. Aansluiting op het rioolstelsel vindt plaats bij het bouwrijp maken van het terrein.
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Ook lopen er geen straalpaden over het plangebied.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van het voormalig Shell-terrein. Naast het toestaan van bedrijvigheid maakt het bestemmingsplan ook de realisatie van een bouwmarkt met drive-in en tuincentrum mogelijk.
De beoogde herontwikkeling past niet geheel binnen het vigerende bestemmingsplan, maar voldoet wel aan de gewenste ruimtelijke en economische beleidsuitgangspunten voor deze locatie. De ontwikkeling past in de urgentie om uitvoering te geven aan maatregelen voor revitalisering en herontwikkelingen van delen van Voorst.
De gemeenteraad heeft op 22 april 2013 ingestemd met de bestemmingswijziging voor de vestiging van een bouwmarkt met drive-in en tuincentrum. Hierbij heeft de raad structuurbepalende randvoorwaarden voor de herontwikkeling vastgesteld. Deze randvoorwaarden zijn in het SPvE (Stedenbouwkundig Plan van Eisen) verwerkt. De uitwerking is gedaan aan de hand van vier thema's:
De thema's worden in de navolgende paragrafen verder beschreven.
Stedenbouw
De locatie voor de nieuwe bouwmarkt/tuincentrum is een zichtlocatie. De kavel ligt op een knooppunt van twee belangrijke structuurdragers van de stad Zwolle. Het noordelijk deel van de ringweg Zwolle, de Blaloweg, kruist hier het Zwarte Water, met zijn rechtstreekse verbinding naar het centrum van Zwolle. Vanaf het kruispunt Blaloweg/Zwarte Water is de Peperbus van Zwolle duidelijk zichtbaar.
Vanwege deze specifieke ligging is het van belang dat de invulling van de kavel goed ingepast en verankerd wordt in de omgeving. Naast aandacht te besteden aan een passende positionering, oriëntatie en uitstraling van het gebouw is het ook van belang om de buitenruimten passend en duurzaam in te richten.
Op de beschikbare kavel is het mogelijk om naast bedrijvigheid ook de bouwmarkt, tuincentrum en verdere toe- en aanbehoren te realiseren.
Gezien de ligging van de locatie, zie de stedenbouwkundige verkenning, is een open en groen karakter van de randen van de kavel belangrijk, waarbij de randen onbebouwd dienen te blijven. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal het inrichtingsplan door de gemeente worden getoetst aan de stedenbouwkundige vereisten.
Attentiemast
In de SPvE geformuleerde uitgangspunten en randvoorwaarden voor deze locatie is aangegeven dat een attentiemast bijdraagt aan de zichtbaarheid van de locatie. Dit mede gelet op het feit dat de locatie deel uitmaakt van de Zwolse 'A28-zone' waar de economische ontwikkelingen - ondanks de conjuncturele tegenwind van de laatste jaren in Nederland - goed gaan. Een van de kenmerken van dit dynamische ontwikkelingsproces is de attentiewaarde die de gevestigde bedrijven graag willen hebben van passanten. Daarnaast zorgen attentiemasten er ook voor dat bezoekers van grotere publiektrekkende bedrijven in de omgeving van de A28 de juiste afslag nemen, zodat onnodige verkeersbewegingen worden voorkomen.
De gemeente Zwolle heeft een beleidsvisie vastgesteld die ingaat op welke wijze attentiemasten in de omgeving van de A28 inpasbaar zijn. Om visuele overlast en wildgroei te voorkomen, wordt aangegeven aan welke voorwaarden de masten moeten gaan voldoen om functioneel en goed inpasbaar te zijn. Van belang daarbij is bijvoorbeeld de hoogte en de positie van zo'n mast.
In het voorjaar van 2013 is door de ontwikkelaar in de omgeving de zichtbaarheid van een attentiemast met een hoogte van 40 m vanaf een aantal cruciale locaties, zoals op de A28, onderzocht en is ook de uitstraling naar andere delen van de (binnen)stad beoordeeld.
Een zorgvuldige inpassing van de voet van de mast op het terrein leidt ertoe dat de mast in het noordoostelijk deel van de locatie op eigen terrein kan worden geplaatst, waarbij de voet op ten minste 40 m afstand van het Zwarte Water komt te liggen.
In dit bestemmingsplan wordt in overeenstemming met de gemeentelijke beleidsvisie een attentiemast met een bouwhoogte van 40 m toegestaan. In bijlage 16 is in de Beeld Effect Rapportage beschreven op welke wijze aan de gemeentelijke beleidsvisie wordt voldaan.
Figuur 5.1 Locatie attentiemast en zichtbaarheid vanaf de A28
Architectuur
Een zorgvuldige uitwerking en een passende beeldkwaliteit is belangrijk. De algemene uitgangspunten voor de locatie zijn:
Landschap
De bedrijfskavel grenst aan twee structuurdragers die op het stedelijke schaalniveau van belang zijn voor de stad Zwolle. De Blaloweg is onderdeel van de hoofdgroenstructuur en het Zwarte Water met de dijk en de groene oevers ligt in een directe lijn met de binnenstad. Een adequate invulling van deze prominente randen met groen en bomen, in combinatie met een open en groene terreininrichting, is essentieel voor een zorgvuldige inbedding van deze locatie in de omgeving. De kavel kent een logische, ononderbroken overgang van semi-openbaar naar openbaar gebied.
Het inrichtingsplan (het ontwerp voor de landschappelijke inpassing en de terreininrichting) dient door een landschapsarchitect te worden ontworpen en overeenkomstig te worden uitgevoerd. Het resultaat draagt niet alleen bij aan de kwaliteit van de plek in relatie tot zijn omgeving, maar is ook toekomstbestendig, passend in het beleid voor de klimaatbestendige stad (zie nadere uitvoeringsaspecten). Bovendien zorgt een groene uitstraling met bomen voor een aangenaam en prettig winkelklimaat.
De gemeente Zwolle ziet het inrichtingsplan voor deze locatie als integraal onderdeel van het bouwplan en het ontwerp wordt dus beoordeeld en getoetst. Het goedgekeurde inrichtingsplan dient bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning te worden ingediend.
Algemeen
Het totaal oppervlak van de beoogde detailhandelsontwikkeling op de hoek van de Blaloweg en Katwolderweg is maximaal 16.500 m² bvo. Dit levert een winkelvloer op met een omvang van circa 13.200 m² wvo (16.500 * 80%). Wvo staat voor winkelvloeroppervlak: het voor consumenten toegankelijke en zichtbare deel van de winkel (dus exclusief magazijn, kantoor, sociale en technische ruimten). Het detailhandelsprogramma wordt ingevuld met een bouwmarkt, drive-in en een tuincentrum.
Conform recente jurisprudentie moet voor de concrete ontwikkeling van in totaal 16.500 m² bvo, met een winkelvloer van circa 13.200 m² wvo worden uitgegaan van een actuele cijfermatige onderbouwing. Zie hiertoe de uitspraak van de Raad van State van 5 december 2012 inzake het bestemmingsplan Emmeloord - De Deel, Stadshart (LJN: BY 5093).
Voor dit bestemmingsplan is een ruimtelijk-economisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 13). In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies opgenomen ten aanzien van de aanvaardbaarheid van de beoogde ontwikkeling. Hierbij worden de volgende twee vragen beantwoord:
Geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur
Omdat er voldoende economische ruimte is voor ontwikkeling van een bouwmarkt met tuincentrum met drive-in blijft er na de beoogde ontwikkeling voor alle detailhandel in de relevante branches voldoende omzet te behalen (hierbij is rekening gehouden met de komst van Ikea). Dit betekent dat de ontwikkeling binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt geen invloed heeft op de detailhandelsstructuur in Zwolle. Alle inwoners van Zwolle kunnen dan ook op dezelfde, aanvaardbare afstand producten uit de betreffende branches blijven aanschaffen. Er is daarom geen sprake van duurzame ontwrichting van de detailhandel structuur.
In de uitspraken van 18 september 2013 (201208105/1/R2) en 11 december 2013 (201210815/1/A1) heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de criteria voor duurzame ontwrichting verder aangescherpt door te overwegen dat voor duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau doorslaggevend is of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften. Een bouwmarkt kan niet als eerste levensbehoefte worden aangemerkt. Ook tuinartikelen vallen naar oordeel van de gemeente Zwolle niet onder deze eerste levensbehoeften.
Geen onaanvaardbare gevolgen voor de leegstand
Omdat er voor detailhandelsontwikkeling (binnen de kaders die het bestemmingsplan biedt) voldoende economische ruimte is, heeft dit geen invloed op de omvang van het huidige winkelaanbod in de relevante branches in Zwolle. Er is daarom geen toename van de leegstand te verwachten in Zwolle. Daarnaast is geen van de leegstaande winkelpanden in Zwolle geschikt voor de opvang van de beoogde ontwikkeling, omdat deze op ongeschikte locaties liggen (het centrumgebied of de boodschappencentra) en/of een te geringe omvang hebben.
Conclusie detailhandel
Detailhandelsontwikkeling binnen de kaders van het bestemmingsplan leidt niet tot duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Ook heeft het geen invloed op de omvang van de leegstand in Zwolle. Dit maakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt ruimtelijk-economisch aanvaardbaar zijn.
Hieraan wordt nog toegevoegd dat in de analyse is uitgegaan van een worstcasescenario, waarbij de beoogde ontwikkeling geen effect heeft op de koopstromen. Dit is echter niet waarschijnlijk, omdat een geheel nieuwe aanbieder - van een schaal die nu nog ontbreekt in Zwolle - in staat zal zijn om meer bestedingen van inwoners van Zwolle te binden en om meer consumenten van buiten Zwolle aan te trekken. De beoogde ontwikkeling heeft daarom een positieve invloed op Zwolle als regionale winkelstad.
Algemeen
De komst van een bouwmarkt met drive-in en tuincentrum genereert ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden extra autoverkeer. Daarom is het noodzakelijk de driesprong Katwolderweg/Blaloweg te verruimen.
Ontsluiting autoverkeer
Zoals in hoofdstuk 2 beschreven wordt de ontwikkeling ontsloten op de Katwolderweg. Daartoe zal een nieuwe in- en uitrit worden gemaakt op deze weg. Gezien de status van de Katwolderweg als erftoegangsweg stuit dit niet op bezwaren. Een tweede in-/uitrit zal voorzien worden voor expeditieverkeer. Om een goede en verkeersveilige verkeersafwikkeling voor zowel gemotoriseerd verkeer als fietsers en voetgangers te waarborgen, dient het kruispunt Blaloweg/Katwolderweg gereconstrueerd te worden. De gemeente Zwolle is voornemens het kruispunt te reconstrueren en met verkeerslichten te gaan regelen. Ook zal het kruispunt -naar huidig inzicht- met verkeerslichten geregeld worden. De aansluiting van het plangebied op de Katwolderweg zal op voldoende afstand (circa 120 meter) van dit kruispunt worden gerealiseerd, waardoor geen terugslag van filevorming op het kruispunt zal plaatsvinden. Een uitgebreide onderbouwing en analyse van de verkeersafwikkeling is opgenomen in de Mobiliteitstoets (zie de bijlage 14 bij de toelichting). Hieruit blijkt dat de verkeersafwikkeling op de Katwolderweg en de Blaloweg, na reconstructie van het kruispunt, zowel op werkdagen als op zaterdagen in voldoende mate gewaarborgd is.
De nieuwe ontwikkeling heeft verkeersaantrekkende werking. Deze kan berekend worden op basis van kencijfers van het CROW, welke opgenomen zijn in publicatie 317 (CROW-2012) en verwerkt zijn in een berekeningstool. De verkeersgeneratie is berekend voor de gemiddelde werkdag en zaterdag. De uitvoer van de verkeersgeneratietool is weergegeven in de eerder genoemde Mobiliteitstoets. De berekeningen zijn uitgevoerd voor een bouwmarkt en tuincentrum, waarbij de reële verhouding is toegepast van 60% bouwmarkt en 40% tuincentrum. Daarnaast is een aanvullende worst-casebenadering opgesteld, waarbij uitgegaan is van 100% vulling met een bouwmarkt. In totaal wordt uitgegaan van een bruto vloeroppervlak van 16.500 m2. Uitgaande van het reële scenario bedraagt de verkeersgeneratie van de nieuwe ontwikkeling 4.266 mvt/werkdagetmaal, uitgaande van een sterk stedelijke gemeente en restgebied bebouwde kom. Verder geldt dat piekmomenten optreden op zaterdag. De verkeersgeneratie op zaterdag bedraagt 7.027 mvt/etmaal. In het maximale scenario bedraagt de verkeersgeneratie op werkdagen 5.326 mvt/etmaal en op zaterdag 8.305 mvt/etmaal. Dit verkeer wikkelt voor eenderde deel af in zuidwestelijke richting naar de aansluiting Zwolle-Zuid op de A28 en de provinciale wegen richting Hasselt en Kampen. Tweederde deel van het verkeer wikkelt af via de Katwolderweg naar het noordoostelijke deel van de Blaloweg en verdeelt zich vervolgens richting de A28 en het centrum van Zwolle.
In de mobiliteitstoets, welke als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd, zijn kruispuntberekeningen uitgevoerd voor het kruispunt Blaloweg/Katwolderweg en de aansluiting Zwolle-Centrum op de A28. Hieruit blijkt dat zowel in de reële situatie als in de worst-case benadering het verkeer op aanvaardbare wijze kan worden afgewikkeld.
In onderstaande tabel is de verkeersintensiteit op de omliggende wegen weergegeven voor een gemiddelde werkdag en zaterdag, exclusief en inclusief ontwikkeling. Voor het prognosejaar 2024 is daarbij rekening gehouden met een autonome groei van 1% per jaar. De verkeersintensiteiten voor het jaar 2013 zijn afkomstig van de gemeente Zwolle.
Tabel 5.1 Verkeersintensiteiten werkdag en zaterdag omliggende wegen maximaal scenario
Wegvak | 2013 | 2024 werkdag | 2024 zaterdag* |
verkeersgeneratie ontwikkeling werkdag | Verkeersgeneratie ontwikkeling zaterdag | 2024 incl.* werkdag | 2024 incl* zaterdag |
Katwolderweg | 2.500 | 2.789 | 2.371 | 5.326 | 8.305 | 8.115 | 10.676 |
Blaloweg [Rieteweg - Katwolderweg] | 18.400 | 20.528 | 17.449 | 1.775 | 2.768 | 22.303 | 20.217 |
Blaloweg [Katwolderweg - Katerdijk] | 18.900 | 21.086 | 17.923 | 3.551 | 5.537 | 24.637 | 23.460 |
* omrekenfactor werkdag – zaterdag is 0,85 op grond van het ASVV 2012
**afgerond op 100-tallen
Als gevolg van de ontwikkeling neemt de intensiteit op de Blaloweg op werkdagen toe met circa 17% tot 24.600 mvt/etmaal. Op zaterdag is er sprake van een toename van 31% tot 23.460 mvt/etmaal.
Een gebiedsontsluitingsweg met een 2x2-profiel kan een dergelijke verkeersintensiteit goed afwikkelen. De verkeersintensiteit op de Katwolderweg neemt als gevolg van de ontwikkeling aanzienlijk toe. Dit geldt echter alleen voor het wegvak tussen de in- en uitrit en de Blaloweg. Het kruispunt Katwolderweg/Blaloweg heeft in de nieuwe situatie voldoende capaciteit om dit verkeer af te wikkelen. Gedurende een gemiddelde werkdag zal als gevolg van de ontwikkeling dan ook geen congestie optreden. Ook de pieken op zaterdag zijn goed af te wikkelen, omdat de verkeersintensiteit van het overige verkeer dan beperkter is ten opzichte van een gemiddelde werkdag. Ook de aansluitingen van de A28 op de Katerdijk en de Burg. Roelenweg kunnen het verkeer op een goede manier afwikkelen. Daarbij wordt opgemerkt dat de Katerdijk recent is heringericht en de Burg. Roelenweg op korte termijn wordt gereconstrueerd. Hiermee wordt de capaciteit van deze wegen vergroot. Met deze reconstructies is reeds rekening gehouden. Daarnaast kent Zwolle een verkeersmonitoringssysteem om de bereikbaarheid op alle momenten van de week en het jaar te garanderen. Dit wordt gedaan door verkeersmanagement en 'Beter Benutten' programma's.
Geconcludeerd wordt dat een goede verkeersafwikkeling zowel op werkdagen als op zaterdagen gewaarborgd is, zowel in het reële scenario als bij maximale invulling van de locatie. Een nadere onderbouwing van de verkeersafwikkeling is te vinden in de Mobiliteitstoets, zie bijlage 14.
Fiets
Het fietsverkeer wordt afgewikkeld via de fietspadenstructuur langs de Blaloweg. De Katwolderweg beschikt niet over vrijliggende fietspaden, waardoor het fietsverkeer gemengd met gemotoriseerd verkeer wordt afgewikkeld. Wel wordt in het kader van de reconstructie van het kruispunt Blaloweg/Katwolderweg fietspaden voorzien langs het eerste deel van de Katwolderweg, waarbij er vanuit het plangebied een directe fietsontsluiting op de Blaloweg wordt gerealiseerd. Als gevolg van de reconstructie van dit kruispunt worden fietsers en voetgangers op een verkeersveilige manier afgewikkeld. De ontsluiting van het fietsverkeer is derhalve goed.
Openbaar vervoer
Zoals beschreven in hoofdstuk 2 ligt een bushalte binnen 200 m afstand. Deze halte wordt bediend door stads- en streekbussen. De ontsluiting per openbaar vervoer is redelijk.
Parkeren
De parkeerbehoefte dient volledig op het eigen terrein te worden gefaciliteerd. De parkeerbehoefte wordt berekend op grond van de CROW-publicatie 317. Deze gaan uit van de volgende normen:
De minimale normen zijn opgenomen in de regels. Er is geen maximum bepaald. De maximale parkeerkencijfers in de CROW-publicatie zijn niet bedoeld als formeel maximum, maar zijn een uitkomst van de onderzoeken waarop de kencijfers zijn gebaseerd. Het staat het bevoegd gezag vrij om hier onderbouwd van af te wijken. In casu wordt het niet noodzakelijk geacht een maximum aantal parkeerplaatsen te bepalen. Het beperken van het aantal parkeerplaatsen kan spelen in sterk verstedelijkt gebied waarin een fijnmazig netwerk van openbaar vervoer beschikbaar is. Dit doet zich in casu echter niet voor. De locatie van de beoogde bouwmarkt en tuincentrum komt te liggen buiten het centrum van Zwolle op een locatie die slechts in beperkte mate te bereiken is met het openbaar vervoer. Daarenboven zullen de bezoekers van een bouwmarkt en tuincentrum - gelet op de aard van de aan te schaffen producten - weinig tot geen gebruik maken van openbaar vervoer. Voor het vervoeren van bouwmaterialen en tuinbenodigdheden zal men in de regel zijn aangewezen op de auto.
Door een minimale parkeernorm te bepalen en deze als voorwaarde te verbinden aan de mogelijkheid om te bouwen, wordt ervoor gezorgd dat er in voldoende parkeergelegenheid zal worden voorzien. Het aspect parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Verkeersveiligheid
Het plangebied is ingericht volgens de principes van Duurzaam Veilig. De Blaloweg is een gebiedsontsluitingsweg met vrij liggende structuren voor fietsers en voetgangers, waarbij het plangebied mede de beschikking krijgt over een eigen ontsluiting voor fietsers. De Katwolderweg is een erftoegangsweg, waarop conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig een gemengde afwikkeling van gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer plaatsvindt. Reconstructie van het kruispunt Katwolderweg/Blaloweg en toepassing van verkeerslichten leidt tot een verkeersveilige afwikkeling voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer. De verkeersveiligheid is in voldoende mate gewaarborgd.
Als gevolg van de aanleg van de nieuwe kruising langs de Blaloweg zal een grondruil plaatsvinden. Hierdoor dient een klein gedeelte van de infrastructuur en de bestemming van de benzinepomp ter plaatse te worden aangepast. De nieuwe infrastructuur en het pompstation zijn om die reden in dit bestemmingsplan meegenomen.
Waterkwantiteit
Toename in verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water omdat het regenwater anders versneld zal worden afgevoerd. Voor het stedelijk gebeid hanteert het waterschap Groot Salland de norm dat het oppervlaktewater niet vaker dan eens in de 100 jaar (T=100 bui) mag inunderen. Anders gezegd mag de waterstand niet vaker dan één keer in de 100 jaar het laagste maaiveldniveau overschrijden.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Hemelwater
Het hemelwater afkomstig van onder andere nieuwbouw en aanleg van parkeerplaatsen zal binnen het eigen perceel worden geïnfiltreerd conform het Gemeentelijk rioleringsplan 2011 - 2015. Voor percelen grenzend aan oppervlaktewater (waarvan in dit geval sprake is), geldt een minimale infiltratie bergingseis (statisch) van 4,5 millimeter per vierkante meter aangesloten verhard oppervlak. Aangezien in het plangebied vanwege de waterkering het overtollige hemelwater niet kan worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, is er sprake van een statische bergingseis van 20 mm. Bij de inrichting van het terrein zal worden bezien wat de beste oplossing is voor de bergingsmogelijkheden.
Grondwater
Als gevolg van het dynamische waterpeil in het Zwarte Water kan de grondwaterstand in het plangebied incidenteel stijgen. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning zal hiermee rekening worden gehouden.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De herinrichting van het voormalige Shell-terrein mag een toekomstige dijkversterking niet belemmeren. Dit betekent dat bij het ontwerp rekening is gehouden met een toekomstige dijkversterking. Bij dijkversterking kan het gaan om aanpassing van de kering of uitbreiding van de kering.
Conform de Keur wordt een kruinbreedte voor de kering van 4 m aangehouden, een taludhelling voor het buitentalud van 1:3 en een taludhelling voor het binnentalud van 1:5. Het waterstaatswerk is het dijklichaam inclusief de lengte tot 4 m uit de tenen van de waterkering. De beschermingszone is de zone tot 20 m uit de tenen van de waterkering. De ontwerpkruinhoogte van de waterkering is daarnaast NAP +3,3 m. Het principeprofiel in figuur 5.2 is leidend voor de herinrichting van het voormalige Shell-terrein.
Figuur 5.2 Principeprofiel dijk (Waterschap Groot Salland)
Alle constructieve onderdelen van de toekomstige gebouwen (inclusief de fundering) die onder de kruinlijn en/of onder de 1:5 lijn gaan vallen - het rode gedeelte zoals dit is weergegeven in figuur 5.3 - worden onderdeel van de waterkering. Deze constructieve onderdelen dienen te voldoen aan een levensduur van 100 jaar en dienen om deze reden een waterstand te kunnen keren behorende bij deze levensduur.
Figuur 5.3 Constructieve onderdelen toekomstige detailhandel onderdeel waterkering (Waterschap Groot Salland)
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Waterstaat in het bestemmingsplan
Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze gronden hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen. De gronden daarbuiten de buitenbeschermingszone - hebben in het plan de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Dit bestemmingsplan is opgesteld conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels zijn voor zover nodig op hun beurt weer afgestemd op het voorheen vigerende bestemmingsplan (voor zover van toepassing) en uiteraard aan specifieke situaties in het plangebied en de beoogde functies.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 3 Bedrijf
Deze bestemming betreft het grootste gedeelte van het plangebied. In de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Voor het vaststellen van de milieuzonering is uitgegaan van de bestaande woonbebouwing of solitaire woningen (burgerwoningen en bedrijfswoningen) in of langs de randen van het plangebied. Bedrijven uit een zwaardere categorie dienen op een grotere afstand van de woonbebouwing te worden gesitueerd dan de bedrijven uit lagere milieucategorieën.
Naast bedrijvigheid is in de bestemmingsomschrijving expliciet de mogelijkheid opgenomen om een bouwmarkt met drive-in en tuincentrum met daarbij behorende ondergeschikte daghoreca en onzelfstandige kantoren ten behoeve van bedrijven te vestigen.
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Op de verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hierbij is expliciet bepaald dat voor hekwerken een afwijkende maat geldt (4 m) ten behoeve van de beveiliging van die delen van de bouwmarkt/het tuincentrum die een buitenruimte betreffen.
Verder is het toegestaan om binnen het vlak 'specifieke bouwaanduiding - attentiemast' een attentiemast tot 40 m op te richten. Voor zover noodzakelijk, staan de omliggende bestemmingen toe dat de projectie van de borden die bovenaan de mast worden bevestigd, over die betreffende bestemmingen reiken.
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bepaalde nadere eisen aan bouwwerken stellen. Met name de eisen in het kader van externe veiligheid zijn hierbij relevant vanwege het BRZO-bedrijf in de nabijheid van het plangebied. In de externe veiligheidsrapportage bij dit plan (zie bijlage 5) zijn de risico's voor de omgeving beschreven. Uit risicoberekening blijkt dat het gebruik van het perceel niet in strijd is met de normering van het plaatsgebonden risico op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Om een veilig gebruik van de ruimte mogelijk te maken, is de mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken en de inrichting van terreinen/openbare ruimte. Toepassing van deze nadere eisen mag uitsluiten strekken tot het beschermen van personen tegen de stralingswarmte van het Bevi-bedrijf. Een voldoende bescherming is gerealiseerd als:
Voorwaardelijke verplichting
Om te garanderen dat de terreinindeling en inrichting zal voldoen aan het Stedenbouwkundige Programma van Eisen, is in de betreffende artikelen Bedrijf en Groen een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen moet worden aangetoond dat de aanleg en instandhouding van de buitenruimte voldoet aan de uitgangspunten uit het Stedenbouwkundig Programma van Eisen. Dit programma is als bijlage 3 bij de regels opgenomen.
Artikel 4 bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg.
Het bestaande motorbrandstoffenverkooppunt aan de Blaloweg is in dit bestemmingsplan opgenomen. De verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG is toegestaan.
Artikel 5 Groen
Het structuurgroen rondom de randen van de bedrijfskavel zijn bestemd voor Groen. Binnen deze bestemming mogen gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 m en een nokhoogte tot 6 m worden gebouwd.
Artikel 6 Verkeer
De bestemming verkeer bevat de daarvoor bestemde gronden.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkering langs het Zwarte Water.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd na toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de Keur van het Waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de Keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het Waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de Keur snel verouderend bestemmingsplan, zijn de voorschriften van de Keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.
Artikel 8 Antidubbeltelregel
De antidubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 9 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Voor de functies bouwmarkt en tuincentrum is in deze regels specifiek een parkeernorm opgenomen. Deze parkeernormen sluiten aan bij de CROW-publicatie 317.
Bij een omgevingsvergunning kan van de normen worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Voor de gronden die op ten hoogste 100 m afstand liggen van de teen van de dijk (de primaire waterkering) geldt - net als voor de primaire waterkering zelf - een aanvullende beschermende regeling. Zowel voor het bouwen als voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden dient een omgevingsvergunningsvergunning te worden aangevraagd, waarbij de beheerder van de waterkering om advies wordt gevraagd.
Daarnaast is een klein gedeelte van de Blaloweg in dit plan opgenomen, waarover de geluidzone van het industrieterrein Voorst valt. Hiervoor is de standaardregeling opgenomen, zoals deze ook voor het overige deel van de geluidzone geldt.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod kunnen worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 12 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Artikel 13 Overige regels
In dit artikel is geregeld dat wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen op dit plan van toepassing zijn zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan. Op die manier kan een wijziging van een regeling geen wijziging van dit bestemmingsplan teweeg brengen, zonder dat de gemeenteraad hierover een beslissing heeft genomen.
Verder is in dit artikel bepaald dat de Bouwverordening slechts voor enkele onderwerpen aanvullend werkt en zijn andere onderdelen van de Bouwverordening uitgesloten. Op die manier wordt voorkomen dat een voor dit plan specifieke regeling opzij wordt gezet door een andere regeling uit de Bouwverordening voor een vergelijkbaar onderwerp.
Artikel 14 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Artikel 15 Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.
Bijlage 1 en 2: Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen
De Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene Staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Bedrijf.
Per bedrijfstype is in de kolom 'categorie' weergegeven in welke milieucategorie de betreffende activiteit valt. Bedrijfsactiviteiten zijn in het plangebied toegestaan, mits ze geen hogere categorie hebben dan categorie 3.2. Opslagen en installaties staan aan het einde van de Staat apart aangegeven.
De Staat maakt als Bijlage 2 deel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de Staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat in een hogere categorie valt. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige of minder hinderlijke bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 1 is voorafgaand aan de Staat een algemene verklaring van de opzet van de Staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.
Bijlage 3: Stedenbouwkundig Plan van Eisen
Dit plan is als bijlage bij de regels opgenomen, omdat een aantal eisen hierin is opgenomen ten aanzien van het inrichtingsplan voor het buitenterrein. Deze eisen gelden als voorwaarde voor het in gebruik hebben van het terrein.
Het bestemmingsplan voldoet aan de beleidsuitgangspunten van de diverse overheden.
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk is. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.
Inleiding
Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna 'een aangewezen bouwplan'), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Aangewezen bouwplan/kostenverhaal
In het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplan op de bij initiatiefnemers in eigendom zijnde percelen kadastraal bekend gemeente Zwolle, Sectie E, nummers 5375, 5425 (ged.), 5471 (ged.) en 5503. Op de overige gronden is geen sprake van een aangewezen bouwplan.
Voor het exploitatiegebied bestaande uit de percelen kadastraal bekend gemeente Zwolle, Sectie E nummers 3975,4886, 5375, 5376, 5377, 5425, 5471, 5497 en 5503 is een anterieure overeenkomst gesloten. Middels deze anterieure overeenkomst zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd. Tevens zijn er, voor zover noodzakelijk, afspraken gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen. De overeenkomst is overeenkomstig artikel 6.24 Wro en artikel 6.2.12 Bro gepubliceerd en ter inzage gelegd. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is de gemeenteraad, op grond van de anterieure overeenkomst, geadviseerd geen exploitatieplan vast te stellen.
Financiën
De risico's en kosten ten aanzien van de realisatie van de bestemming worden volledig gedragen door de ontwikkelaar.
Afsluiting
Ten aanzien van de dekking van reeds gemaakte en nog te maken kosten kan gesteld worden dat bij besluit d.d. 22 april 2013 de gemeenteraad van de gemeente Zwolle het krediet heeft vastgesteld. In het krediet zijn alle benodigde kosten geraamd (voor de begeleiding) van de beoogde ontwikkeling en de opwaardering van de kruising Blaloweg/Katwolderweg en is de dekking van deze kosten verantwoord. De dekking van de kosten bestaat uit kostenverhaal, gemeentelijke en provinciale middelen.
Conclusie
Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan hoek Blaloweg en Katwolderweg geacht economisch uitvoerbaar te zijn.
In het kader van het vooroverleg ex. artikel 3.1.1 Bro wordt het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners van de gemeente Zwolle. De uitkomsten van het overleg worden in deze paragraaf besproken.
Door de volgende partners is een reactie ingediend:
De reacties van Rijkswaterstaat en het Waterschap hebben op enkele punten tot aanvulling van de toelichting geleid en op één aspect tot aanpassing van de verbeelding. De overige reacties hebben niet tot een aanpassing geleid.
Voor een inzage in de reacties wordt verwezen naar bijlage 15.