direct naar inhoud van Artikel 19 Maatschappelijk
Plan: Binnenstad en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP12001-0004

Artikel 19 Maatschappelijk

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient een hoofdgebouw in de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m)' mag de goot-, en bouwhoogte in meters van een gebouw niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. binnen de op Kaart cultuurhistorische karakteristiek aangeduide zone II (met midden historische waarden) mag de dakhelling van een hoofdgebouw niet minder dan 15º bedragen en mag de dakhelling van een hoofdgebouw niet meer dan 70º bedragen.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
    • 1. op het erf of perceel al een gebouw staat, waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
    • 2. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 3. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • c. een goede woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. een goede milieusituatie;
  • h. de bescherming van de groenstructuur;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 19.2.1 onder a om toe te staan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • b. het bepaalde in artikel 19.2.1 onder c om toe te staan dat de goothoogte en/of bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;
  • c. het bepaalde in artikel 19.2.1 onder d om toe te staan dat de dakhelling van een gebouw wordt verkleind dan wel dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. het bepaalde in artikel 19.2.1 onder d voor een afwijkende kapvorm en/of dakhelling.
19.4.2 Voorwaarden

De in artikel 19.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de parkeergelegenheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de groenstructuur;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.