Plan: | 1e wijziging bestemmingsplan Rondweg Enter 2010, Mettenkampsweg 11 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.WB2011000007-VA01 |
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Bedrijvigheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar.
Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het GR:
enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde oriëntatiewaarde.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS). Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Onderzoek
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat 600 m ten noordoosten van het plangebied een tankstation met lpg-installatie ligt. Voor dit tankstation geldt een invloedsgebied van het GR van 150 m en een PR 10-6-risicocontour van 110 m. Het plangebied ligt ruimschoots buiten deze afstanden. Ongeveer 470 m ten zuidoosten van het plangebied worden gevaarlijke stoffen opgeslagen. Voor deze opslag geldt een PR 10-6-risicocontour van 30 m en geen invloedsgebied van het GR. Gezien de afstand tot het plangebied vormt ook deze opslag geen belemmering voor de realisatie van het wijzigingsplan. Ongeveer 370 m ten zuiden van het plangebied ligt de A1. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de provinciale risicokaart en de circulaire RVGS blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de wegas ligt. De PR 10-8-risicocontour – indicatief voor het invloedsgebied van het GR – ligt 130 m buiten de wegas. Aangezien de afstand tussen de weg en het plangebied meer dan twee keer zo groot is als de PR 10-8-risicocotour, kan worden aangenomen dat het plangebied ruim buiten het invloedsgebied van de A1 ligt. Daarom vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. In de omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor of over het water plaats. Ongeveer 550 m ten westen van het plangebied loopt de hogedruk aardgastransportleiding N-557-52-KR. Deze leiding heeft een maximale werkdruk van 40 bar en een uitwendige diameter van 4 inch. Voor een dergelijke leiding geldt een invloedsgebied van 45 m. Aangezien het plangebied ver buiten dit invloedsgebied ligt, vormt deze leiding geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de realisatie van dit wijzigingsplan.