Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Verder zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.
Milieuhinder
De locatie Molendijk 109 is in het Reconstructieplan aangewezen als verwevingsgebied. In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient een minimale afstand van 50 meter tussen dit woningbouwblok en een agrarisch bouwblok van derden te liggen.
In de directe omgeving bevinden zich geen agrarische bedrijven. De wijziging van de bestemming 'Agrarisch-agrarisch bedrijf' naar de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' brengt geen nadelige effecten met zich mee ten opzichte van de in het gebied aanwezige recreatiebedrijven.