Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
4.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.1 (Bebouwingsgrenzen).
4.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen
Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:
- per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 woonhuis worden gebouwd;
- de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3 exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
- de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
4.2.3 Bijgebouwen
Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:
- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan 100 m2;
- de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
- de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m.
- de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder begrepen overkappingen, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van perceels- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.