direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied 2009, herziening Smeijersdijk 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2018000005-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening Smeijersdijk 1' met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2018000005-VA01 van de gemeente Wierden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afhankelijke woonruimte

een recreatiewoning, gastenverblijf of bijgebouw, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van een huishouden op het perceel;

1.7 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingsconcentratie

het centraliseren van bebouwing;

1.10 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.11 bed&breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hobbymatig houden van vee

het niet bedrijfsmatig houden van vee;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.27 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;

1.28 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.29 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet meer dan 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.30 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.31 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.32 mestbewerkingsinstallatie

Een installatie ten behoeve van het bewerken van mest waarbij dierlijke mest wordt behandeld zonder het product noemenswaardig te veranderen. Bijvoorbeeld: het mengen, roeren of homogeniseren van mest en het mechanisch scheiden van de mest in een dunne en een dikke fractie;

1.33 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.34 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met niet meer dan twee wanden;

1.35 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.36 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.37 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.38 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.40 verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

1.41 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;

1.42 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.43 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 m, respectievelijk overstekken van meer dan 1 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.4 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.5 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.6 De hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.1.7 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, ondergrondse bouwwerken en/of kelders niet meegerekend;

2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.9 De verticale diepte van een bouwwerk:

van de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergronds gelegen (deel van ) het gebouw;

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf met daarbijbehorende gebouwen (niet zijnde rijhallen), bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. een mestbewerkingsinstallatie uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestbewerkingsinstallatie", mits de bewerkingscapaciteit van de mestbewerkingsinstallatie maximaal 8.000 m³ per jaar bedraagt;
  • d. de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw mag worden gebruikt voor bed & breakfast;
3.2 Bouwregels

Op de verbeelding voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een lagere dakhelling aanwezig was, deze lagere dakhelling als minimum geldt;
  • f. teeltondersteunende kassen met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2 mogen worden opgericht met dien verstande dat:
    • 1. deze uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap;
    • 2. voor de oppervlakte de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemmingen Agrarisch met waarden - Landschap worden meegerekend;

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen niet meer dan 2 bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. de inhoud per bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3;
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten behoeve van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 15% lager dient te zijn dan de bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van voedersilo's en/of luchtwassers mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van mestsilo's/mestvergistingsinstallaties mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van perceels- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere werken mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • f. teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan tot niet meer dan 1.000 m2,met dien verstande dat:
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 en toestaan dat een rijhal wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor wat betreft de agrarische activiteiten er sprake is van een volwaardig bedrijf;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;
    • 3. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. 3.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan twee trekkershutten per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen;
  • c. 3.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 8 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • d. 3.2.1 onder e en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • e. 3.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. 3.2.2 onder b ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • g. 3.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • h. 3.2.4 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.000 m2.
  • i. 3.1 onder c en toestaan dat de bewerkingscapaciteit van de mestbewerkingsinstallatie meer dan 8.000 m³ per jaar bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. dit vanuit milieu-hygiënisch oogpunt verantwoord moet zijn;
    • 2. het woon- en leefklimaat van omliggende functies niet onevenredig mag wordt aangetast;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aagetast;
    • 4. dit niet mag leiden tot een onevenredige verslechtering van het landschapsbeeld.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van kampeermiddelen, bijbehorende bouwwerken, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning;
  • c. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie.
  • d. het in gebruik nemen van gebouwen als dierenverblijf als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - dierenverblijf".

3.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen tot een kantoor ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2.

3.5.3 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 pgenomen bestemmingsomschrijving zonder aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 pgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 3.1 ten behoeve van (de uitbreiding van) nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake dient te zijn van een relatie met een functionerend agrarisch bedrijf;
    • 2. de nevenfunctie ondergeschikt is aan de agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 4. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    • 5. landschappelijke waarden niet mogen worden aangetast;
    • 6. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 7. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    • 8. de aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 9. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk worden versterkt;
    • 10. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
  • c. 3.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. deze gronden niet zijn voorzien van de dubbelbestemming(en) Waarde - Archeologisch monument;
    • 2. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    • 3. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    • 4. wordt voldaan aan de regels kleinschalig kamperen zoals deze zijn verwoord in de nota Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied (zoals deze als 2 bij de regels is gevoegd) en de kampeerverordening;
  • d. 3.1 ten behoeve van het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen als groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie ondergeschikt is aan het agrarisch bedrijf;
    • 2. de gronden gelegen zijn binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
  • e. 3.1 ten behoeve van het gebruiken van gebouwen ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals verkoop van streekeigen producten in een boerderijwinkel, een boerderijterras, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m2;
  • f. 3.1 ten behoeve van het gebruik als plattelandskamers- en/of appartementen als nevenactiviteit met dien verstande dat:
    • 1. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
    • 2. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 4. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen de beleidsnota Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied (zoals deze is opgenomen in bijlage 2 bij de regels) en de kampeerverordening wordt voldaan;
  • g. 3.5.1 onder b ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de vergunning en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen;
  • h. 3.5.1 onder c ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
    • 1. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    • 2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt, mits:
      • de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
      • het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming:

  • a. 'Agrarisch - Kwekerij' ten behoeve van een kwekerij- houtteelt of fruitteeltbedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap;
  • b. 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het agrarisch bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering;
  • c. Agrarisch - Agrarisch bedrijf met de aanduiding recreatie ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als hoofdactiviteit met dien verstande dat:
    • 1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    • 2. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
    • 3. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 4. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 5. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen in de beleidsnota Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied (deze beleidsnota is opgenomen bij deze planregels als bijlage 2) en de kampeerverordening wordt voldaan;
  • d. Agrarisch - Agrarisch bedrijf met de aanduiding recreatie ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie (als hoofdactiviteit), met dien verstande dat:
    • 1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    • 2. wordt voldaan aan de regels plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn verwoord in de beleidsnota Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied (zoals deze in bijlage 2 bij de planregels is opgenomen) en de kampeerverordening;
  • e. 'Wonen' met de aanduiding bedrijf aan huis met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    • 3. de nieuwe functie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, wat blijkt uit een in te dienen landschapsplan;
    • 4. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
    • 5. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
  • f. 'Wonen' en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in het 'Beleid Rood voor Rood met gesloten beurs Gemeente Wierden'(zoals deze als bijlage 3 bij de regels is gevoegd);
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in het 'Beleid Rood voor Rood met gesloten beurs Gemeente Wierden' zoals in bijlage 3 is opgenomen;
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
  • g. 'Wonen-Landhuis en dubbelbestemming Waarde-Landgoed ten behoeve van een nieuw landgoed met een woonfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. sprake is van beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de grootte van het landgoed minimaal 10 hectare zal bedragen;
    • 3. op het landgoed sprake zal zijn van een woongebouw met een minimale inhoud van 1.000 m3 en mits de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
    • 4. 30% van het landgoed zal bestaan uit nieuw bos of een ander natuurdoeltype;
    • 5. omliggende agrarische bedrijven bij de realisatie van een nieuw landgoed niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden gehinderd;
  • h. 'Agrarisch - Paardenhouderij', met dien verstande dat:
    • 1. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
  • i. een agrarisch bouwperceel aanwijzen als specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie indien:
    • 1. het agrarisch bouwperceel ter plaatse is aangeduid als intensieve veehouderij;
    • 2. de aanwijzing tot sterlocatie plaatsvindt ter uitvoering van het Reconstructieplan Salland-Twente.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde de opslag van veevoer en agrarische producten;
  • b. het hobbymatig houden van vee;
  • c. kwekerijen, niet zijnde boomkwekerijen;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde;
  • e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • g. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met daarbijbehorende andere werken en andere-werken.

4.2 Bouwregels

Op de tot 'Agrarisch met waarden - Landschap' bestemde gronden mogen uitsluitend andere werken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat geen overkapping ten behoeve van het hobbymatig houden van vee mag worden gerealiseerd;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder 4.1 en onder b van dit lid worden kuilvoerplaten en/of sleufsilo's toegestaan met inachtneming van een afstand van ten hoogste 50 m tussen de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's en een gronden met de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's aan de overzijde van de weg niet zijn toegestaan;
  • d. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. landschappelijke inpassing;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2 ten behoeve van overschrijding van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf door bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden;
    • 2. de overschrijding niet meer dan 20 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van het bouwblok niet wordt vergroot;
    • 4. de noodzaak hiertoe, uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. 4.2.1 onder b ten behoeve van het realiseren van kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of andere vormen van veevoeropslag;
  • c. 4.2.1 onder d ten behoeve van het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. de teeltondersteunende voorzieningen zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
    • 2. niet meer dan 20% van de totale bedrijfsoppervlakte wordt aangewend voor de kwekerij met een maximum van 1.000 m2, met dien verstande dat voor het percentage de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf worden meegerekend;
  • d. 4.2 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. deze grenst aan de bestemming deze grenst aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
    • 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.000 m2.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschied in kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen, voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden;
4.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het diepploegen en – woelen tot maximaal 2 m;
  • b. het aanleggen van een drainagestelsel;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2:

  • a. ten behoeve van een boomkwekerij-, houtteelt en/ of fruitteeltbedrijf;
  • b. ten behoeve van de opslag van veevoer en agrarische producten;
  • c. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
    • 2. het kleinschalig kampeerterrein niet op een logische, landschappelijk verantwoorde manier kan worden ingepast binnen de bestemmingen Agrarisch - Agrarisch bedrijf en dit in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap wel het geval is;
    • 3. deze gronden niet zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch monument';
    • 4. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    • 5. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    • 6. wordt voldaan aan de regels kleinschalige kampeerterreinen zoals deze zijn opgenomen in de nota 'Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied' (zoals deze als bijlage 3 bij de regels is gevoegd) en de kampeerverordening.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven en vergraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verbeteren van sloten en/of greppels;
  • c. het dempen van sloten en greppels;
  • d. het dempen van kleine geïsoleerde wateren;
  • e. het aanbrengen van verharding van meer dan 200 m_;
  • f. het aanleggen van (half-)verharde recreatieve paden en voorzieningen van meer dan 200 m.

4.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.7.3 Afwegingskader

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 3.16 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap wijzigen in de bestemming:

  • a. Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond.
  • b. Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 2 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond.
  • c. Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 1,5 ha;
  • d. Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 1,5 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • e. Wonen, indien en voor zover de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in het 'Beleid Rood voor Rood met gesloten beurs Gemeente Wierden' (zoals deze als bijlage 3 bij de regels is gevoegd);
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in het 'Beleid Rood voor Rood met gesloten beurs gemeente Wierden' (zoals deze als bijlage 3 bij de regels is gevoegd);
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
  • f. Agrarisch met waarden - Landschap met de aanduiding opslag ten behoeve van de realisering van mestopslag, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de afstand tot de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf niet meer dan 25 m bedraagt;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen:

Bestemming   Afstand  
Verkeer - 1   100m  
Verkeer - 2   50m  
Verkeer - 3   30m  
Verkeer - 4   15m  
Verkeer - Onverhard   15m  

6.2 Afwijken van de bebouwingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de naastgelegen rijbaan, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar te staat.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.
7.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend dan wel een melding is gedaan
  • b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. hoogspanningsleidingen;
    • 2. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en lengte van 10 km of meer.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels onder 3.4, 3.6 en 3.7.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid
9.1.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt en/of welstand ter plaatse wenselijk is;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de andere werken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
  • h. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen);
  • i. ten behoeve van een windturbine met een hoogte van niet meer dan 12 m, met dien verstande dat:

9.1.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd in 3.4, 3.6, 4.4 en 4.6 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt be•nvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als genoemd in 3.7 en 4.8 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Smeijersdijk 1 van de gemeente Wierden.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van:

De griffier, De voorzitter,

.............. .................