Plan: | Buitengebied 2009, herziening Achteresweg ong., 15b en 17a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2017000004-VA01 |
Op het erf aan de Achteresweg 17a is een stoeterij gevestigd, met leegstaande landschapsontsierende schuren. Het plan is om de voormalige agrarische schuren te slopen en dit erf te herontwikkelen tot een woonerf, welke landschappelijk wordt ingepast. Ook op het direct aangrenzende woonerf aan Achteresweg 15b wordt een grote landschapsontsierende schuur gesloopt. In totaal wordt er 3.997 m2 aan schuren gesloopt, plus een mestopslag met kelder van 105 m2, en er worden drie nieuwe woonkavels ontwikkeld. Daarnaast wordt één van de bestaande twee woningen verplaatst. Bij de woningen mogen bijgebouwen tot een oppervlakte van 100 m2 per woning worden gerealiseerd. Bij één van de nieuwe woningbouwkavels wordt een groter bijgebouw gerealiseerd (maximaal 150 m2) voor de opslag van werktuigen, plus een kleine schuur van maximaal 50 m2 voor het vee (schapen)). Ook op een naastgelegen erf, aan de Witmoesdijk 11a, wordt een nieuw bijgebouw (van 150 m2) gerealiseerd. Dit bijgebouw is ook benodigd om machines op te slaan waarmee omliggende gronden worden onderhouden. Tot slot wordt één woningbouwrecht niet in dit plangebied gerealiseerd. Deze blijft behouden en hier wordt en andere locatie voor gezocht.
Afbeelding 1: Weergave erf Achteresweg 15b en 17a (met rode pijl). Met groene pijl is de locatie aangegeven waar een nieuw bijgebouw van 150 m2 wordt gerealiseerd (Witmoesdijk 11a). Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
De ontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Hiertoe is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het moederplan bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' (vastgesteld op 12 januari 2010) en de herziening 2012 ('Bestemmingsplan 2009, herziening 2012 (veegplan)', zoals vastgesteld op 2 juli 2013). Het erf Achteresweg 15b heeft reeds de enkelbestemming 'Wonen' (voor 1 woning). Het erf Achteresweg 17a heeft de enkelbestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' (zie afbeelding 2). Daarnaast geldt voor deze erven de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Tussen de erven loopt een doodlopende weg met de enkelbestemming 'Verkeer - Onverhard'. De omliggende agrarische gronden hebben de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Het voorliggende plan, waarbij o.a. 3 nieuwe woningbouwkavels worden gerealiseerd en de paardenhouderij wordt gestaakt, past niet binnen de geldende enkelbestemmingen. Hiertoe is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.
Afbeelding 2: Weergave verbeelding bestemmingsplan Buitengebied 2009 en de herziening 2012, Plangebied Achteresweg 15b en 17a (met rode pijl) en plangebied Witmoesdijk 11a (met groene pijl).
Het nieuwe bijgebouw aan de Witmoestdijk 11a wordt gerealiseerd op gronden met de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap', aansluitend aan de enkelbestemming 'Wonen'. Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. De realisatie van dit bijgebouw past niet binnen de geldende enkelbestemming. Ook hiervoor is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening Achteresweg ong., 15b en 17a' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.
De toelichting is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het plangebied en de ontwikkeling. Dit betreft een gebiedsbeschrijving en een planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan de randvoorwaarden die hieruit volgen. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke, en economische uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de ligging van het plangebied en de omgeving. Daarnaast wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven.
De Achteresweg vormde in het verleden, zoals de naam al aangeeft, de weg achter de Es, vanuit Enter gezien. Het Esdorp Enter was de dichtsbijzijnde kern. De Achteresweg was begin 19e eeuw al de tegenhanger van Enter aan de westkant van de es. Er was veel bebouwing aanwezig. Tussen de es en de Achteresweg ligt nog een laagte. Het is daardoor niet helder of de boerderijen van de Achteresweg hun akkers op de es van Enter hadden liggen of dat er geen akkers bij de bedrijven hoorden. Tot 1953 liep er een spoor of tramlijn even ten zuiden van het plangebied. De Elsgraven is een andere groot landschappelijk element in het gebied. De watergang is rond 1860 aangelegd en stroomt nu op de westgrens van het plangebied. Eerder stroomde deze meer westwaards. Tot halverwege de jaren ‘70 lag er een brug over de Elsgraven, ter plekke van de huidige ontwikkeling. Deze gaf het westelijk gelegen erf toegang tot de gronden aan de oostkant van de Elsgraven. Zodoende zijn er dwars op de watergang wegen ontstaan. Door de ruilverkaveling is de eigendomssituatie in het gebied drastisch gewijzigd. De trambaan is niet meer in het landschap terug te vinden en de brug over de Elsgraven werd overbodig. Door de schaalvergroting en verbreding van de Elsgraven is veel kavelgrensbeplanting verwijderd. Twee van de dwarswegen (haaks op de Elsgraven) zijn nog herkenbaar in het plangebied. De Achteresweg is altijd beplant geweest.
De locatie ligt op de overgang van het essenlandschap en het nattere maten- en flierenlandschap (beekdalllandschap). Het landschap is erg versoberd, maar heeft nog kronkelende lijnen van het essenlandschap, zoals de Achteresweg, maar ook de rechte kavels richting de Elsgraven. Oorspronkelijk waren beide landschappen zeer kleinschalig. Rondom de essen lagen veel erven met erfbeplanting. Ook was de beplanting om de akkers dicht en getoornd om wild weg te houden van de landbouwgewassen. In het westelijke maten- en flierenlandschap liepen wegen haaks op de Elsgraven. Deze wegen waren beplant. Ook alle kavelgrenzen waren beplant. Hierdoor ontstond een kleinschalig landschap van rechte kavels en opgaande bomenrijen en singels. Landschapsherstel verkleint de schaal van het landschap
In het terrein vallen de volgende zaken op:
Het plan is om de voormalige agrarische schuren op de erven Achteresweg 15b en Achteresweg 17a te slopen en deze erven en omliggende gronden te herontwikkelen tot woonerven, welke landschappelijk worden ingepast. In totaal wordt er 3.997 m2 aan schuren gesloopt, plus een mestopslag met kelder van 105 m2, en er worden drie nieuwe woonkavels ontwikkeld. Daarnaast wordt één van de bestaande twee woningen verplaatst. Bij de woningen mogen bijgebouwen tot een oppervlakte van 100 m2 per woning worden gerealiseerd. Bij één van de nieuwe woningbouwkavels wordt een groter bijgebouw gerealiseerd (maximaal 150 m2) en een kleiner bijgebouw voor de schapen (maximaal 50 m2). Ook op een naastgelegen erf, aan de Witmoesdijk 11a, wordt een nieuw bijgebouw (van 150 m2) gerealiseerd. Deze twee grotere bijgebouwen zijn benodigd om de machines op te slaan waarmee de omliggende gronden worden onderhouden. Tot slot wordt één woningbouwrecht niet in dit plangebied gerealiseerd. Deze blijft behouden en hier wordt en andere locatie voor gezocht.
Ten behoeve van de ontwikkeling is een inrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan is opgenomen in bijlage van de regels van dit bestemmingsplan. In deze voorliggende paragraaf wordt het inrichtingsplan beknopt toegelicht. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar het bijgevoegde inrichtingsplan (zie Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan).
Afbeelding 3: Weergave inrichtingsplan
Landschapsherstel verkleint de schaal van het landschap
Momenteel overheerst ruimtelijk gezien het karakter van het essenlandschap, aangezien de grootste landschappelijke structuur die nog overeind staat, de Achteresweg is. Het westelijk deel van het plangebied is open en herbergt slechts her en der nog een boom. Het ontwerpt verkleint plaatselijk het landschap door de oorspronkelijke landschapsbouw van het essenlandschap te combineren met de herstelde kaders van het maten- en flierenlandschap. Door de landschappelijke inpassing wordt de schaal van het landschap verkleind en ontstaat een prettiger woonklimaat.
Veldwegen bieden landschappelijke doorzichten
De kavels liggen verspreid over het landgoed en zijn georiënteerd op de Achteresweg. De oude veldwegen (haaks op de Elsgraven) vormen bijzondere doorkijkjes het maten- en flierenlandschap in.
Sloop landschapsontsierende bebouwing
Naast het slopen van de landschapsontsierende bebouwing zullen er met het verdwijnen van de paardenhouderij veel landschapsontsierende hekken en een grote oppervlakte erfverharding verdwijnen. Het zicht op het landschap wordt zowel vanaf de Achteresweg als vanaf de Witmoesdijk verbeterd.
Laankarakter Achteresweg versterken
De Achteresweg vormt, met zijn laanbeplanting, de groene ruggengraat van het plangebied. Door de realisatie van het inrichtingsvoorstel krijgt de laan een kwaliteitsimpuls. Waar de bomen langs de Achteresweg ontbreken worden nieuwe eiken aangeplant.
Landschappelijk kader maten- en flieren herstellen
De kwaliteitsimpuls met de grootste landschappelijke impact is het herstellen van de kavelgrensbeplanting aan de westkant van het plangebied. Zicht vanaf de N347 op de ontwikkeling wordt gefilterd door het herstel van cultuurhistorisch kleinschalig landschap. De rijen van eiken en elzen kaderen het zicht, zonder het uitzicht vanaf de nieuwe woningen te blokkeren.
Ecologisch aantrekkelijke inrichting
Inheems plantmateriaal vervangt uitheems plantmateriaal
Momenteel bestaat de beplanting van de erven uit uitheemse beplanting. De beplanting van de nieuwe erven is inheems, waardoor in ecologische zin een kwaliteitsimpuls wordt gerealiseerd bij uitvoering van het inrichtingsvoorstel. Alleen al door inheems plantmateriaal te gebruiken vergroot je de biodiversiteit. Dit komt door het aantal insecten wat er op en omheen inheemse planten kunnen leven. Daarnaast zijn er een paar inheemse boomsoorten toegepast die dreigen te verdwijnen, zoals de zwarte populier, de fladderiep en de koraalmeidoorn.
Op de eik, wilg en berk komen in Nederland veel meer insecten voor dan op de exoten zoals acacia, conifeer en plataan. Een Zomereik herbergt bijna 500 insecten-, schimmel- en mossoorten. Een uitheemse eik niet meer dan 12. Insecten vormen op hun beurt weer de voedselbron voor vogels en kleine zoogdieren.
Landschapselementen bieden dekking en voedsel
De erven worden aan elkaar geregen door hagen. Een haag biedt dekking aan kleine erfvogels en insecten. De bomen in het maten- en flierenlandschap begeleiden vleermuizen langs de Elsgraven. De heesterrand aan de waterplas vormt de ideale dekking voor amfibieën die zonnen aan de waterkant. Al deze elementen vormen een kwaliteitsimpuls voor flora en fauna ten opzichte van de bestaande situatie.
Afbeelding 4: Weergave beplantingsplan
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkelingen beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen. Binnen het Barro komen de volgende onderdelen aan bod:
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op het voorliggende plan. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur' gewijzigd in 'Natuurnetwerk Nederland' ('NNN').
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
In het voorliggende plan worden voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt en worden er vier nieuwe woningen (ter compensatie) gerealiseerd, waarvan 3 binnen dit plangebied. Blijkens jurisprudentie wordt een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk.
Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.
Wet natuurbescherming
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten. Dit betreffen de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied te onderscheiden. De Vogelrichtlijn (vastgesteld in 1979) is een regeling van de Europese Unie (EU) die tot doel heeft alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De lidstaten van de EU zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Europese Habitatrichtlijn (vastgesteld in 1992) beoogt de biologische diversiteit te waarborgen door het instandhouden van de (half)natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en natuurlijke habitats. Hiervoor zijn eveneens speciale beschermingszones aangemeld.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied en deze gebieden liggen ook niet in de directe nabijheid van het plangebied. Een uitgebreide toetsing van het plan aan de wet- en regelgeving m.b.t. natuurbescherming (o.a. m.b.t. soortenbescherming) is opgenomen in paragraaf Hoofdstuk 4 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat het voorgenomen plan voldoet aan de wet- en regelgeving.
Conclusie
Vanuit de SVIR, het Barro, de Bro en de Wet natuurbescherming komen geen randvoorwaarden of uitgangspunten naar voren die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan.
Omgevingsvisie- en verordening
De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. Het plan is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. De twee grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.
De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
Actualisatie Omgevingsvisie- en verordening
Provinciale Staten hebben op 3 juli 2013 de actualisatie Omgevingsvisie vastgesteld, evenals de actualisatie van de verordening. Daarmee staat onder andere ook de herbegrenzing van de EHS vast. Binnen de begrenzing van de EHS heeft de provincie de gronden opgenomen die nodig zijn om de doelen te halen voor Natura 2000. Een deel van de doelen wordt bereikt via Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De PAS wordt wettelijk geregeld en is bedoeld om Natura 2000-doelen veilig te stellen én ruimte te maken voor nieuwe economische activiteiten. Voor de begrenzing van de ontwikkelopgave Natura 2000 heeft de provincie gebiedsdocumenten en maatregelkaarten laten opstellen. De provincie maakt samen met haar partners een uitvoeringsplan voor de realisatie van maatregelen voor Natura 2000 en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Voor het realiseren van de EHS en de Ontwikkelopgave Natura 2000 en PAS zijn landbouwgronden nodig. Deze gronden worden gebruikt voor het realiseren van nieuwe natuur of om maatregelen te nemen voor de naastgelegen natuurgebieden. Deze maatregelen zorgen veelal voor vernatting van de gronden en/of hebben betrekking op minder of geen bemesting. Hierdoor worden deze gebieden minder of ongeschikt voor de landbouw.
Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' en de Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Met de vaststelling van het nieuwe Omgevingsbeleid is invulling gegeven aan de:
Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
Door de Omgevingsvisie is het eerdere detailkader, zoals o.a. 'Rood voor Rood', 'Rood voor Groen' en 'Nieuwe landgoederen' vervallen en is er een nieuw document opgesteld: de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' (KGO). KGO is vastgelegd in de provinciale verordening (artikel 2.1.6). De KGO gaat er vanuit dat er ruimte is voor grootschalige uitbreidingen en nieuwe functies in het buitengebied, uitsluitend indien hier sociaal economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn en er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Het voorliggende plan betreft een plan waarbij landschapsontsierende schuren worden gesloopt, en ter compensatie 4 nieuwe woningbouwkavels worden gerealiseerd, waarvan 3 binnen dit plangebied. Het plangebied wordt daarbij natuurlijk en landschappelijk ingericht. De ruimtelijke ontwikkeling is 'met gesloten beurs'. Dit betekent dat de opbrengst van de te realiseren woningbouwkavels wordt geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit. Het plan behelst geen verlies aan ecologische en landschappelijke waarden, maar juist een aanmerkelijke winst. De kwaliteitseisen uit het opgestelde inrichtingsplan zijn daarbij middels een voorwaardelijke verplichting vastgelegd in dit bestemmingsplan. Hiermee voldoet het plan aan het KGO-beleid, zoals vastgelegd in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde.
1. Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Hierbij gaat het om de normen van de SER-ladder, de EHS, externe veiligheid, ligging in het grondwaterbeschermingsgebied, waterveiligheid etc. Geconstateerd wordt dat het voorliggende plan aangaande deze generieke beleidskeuzes niet op belemmeringen stuit.
2. Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid voor de ontwikkelingsperspectieven is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.
Het plangebied aan de Achteresweg behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in kleinschalig mixlandschap' (zie afbeelding 5). In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Met aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. En aan de andere kant ruimte voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De kwaliteitsambitie ‘voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen’ staat hierbij voorop. De provincie wil de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.
Uitgangspunten voor mixlandschappen zijn:
Afbeelding 5: Weergave kaart ontwikkelingsperspectieven ter hoogte van het plangebied (bron: Omgevingsvisie Overijssel), de groene kleur betreft het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in kleinschalig mixlandschap'
Het voorgenomen plan voldoet aan het ontwikkelingsperspectief. Het plan beperkt geen omliggende functies, de ontwikkeling gaat gepaard met de ontwikkeling van passende landschappelijke en natuurlijke elementen en het plan draagt bij aan de leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied.
3. Gebiedskenmerken
In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Het beleid voor deze gebiedskenmerken is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat inzichtelijk moet worden gemaakt dat voldaan wordt aan dit beleid. Wanneer in het beleid normerende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze normerende uitspraken. Wanneer in het beleid richtinggevende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze richtinggevende uitspraken. De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het plangebied aan de Achteresweg te Enter en gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn.
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatieproces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan voorkomen en er voor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden. Het plangebied ligt in een zandgebied, met dekzandvlakte en ruggen en beekdalen en natte laagtes (zie afbeelding 6).
Afbeelding 6: Weergave kaart gebiedskenmerken, natuurlijke laag, plangebied (bron: Omgevingsvisie Overijssel)
Normerend uitgangspunt:
Richtinggevende uitgangspunten:
Het opgestelde inrichtingsplan (zie Bijlage 1 van de regels) voldoet, voor zover relevant, aan deze normerende en richtinggevende uitgangspunten. Zo is het plangebied en de directe omgeving van oudsher kleinschalig. Dit wordt met het voorliggende plan versterkt. Daarnaast worden bestaande hoogteverschillen gerespecteerd. De uitvoering (en instandhouding) van het inrichtingsplan (zoals opgenomen in het ontwikkelingsplan) is als voorwaardelijke verplichting vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Vanuit de nederzettingen zijn de omliggende gronden ooit ontgonnen, daardoor is er een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omringende landschap ontstaan. Afhankelijk van de stand van de techniek en de beschikbaarheid van meststoffen is door de eeuwen heen een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing gegroeid. Dit verschil in tijd geeft mede richting aan de ontwikkeling van deze gebieden. Binnen de regionale landschappen is er vaak op korte afstand sprake van verschillen: de es, de flank en het beekdal. Het plangebied aan de Achteresweg ligt voor een deel in het Jonge heide en broekontginningenlandschap en voor een deel in het essenlandschap.
Afbeelding 7: Weergave kaart gebiedskenmerken, laag van het agrarische cultuurlandschap, plangebied aan de Leijerweerdsdijk (bron: Omgevingsvisie Overijssel)
Met betrekking tot het Jonge heide en broekontginningenlandschap geldt dat de voormalige natte en droge heidegronden oorspronkelijk waren verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal. In de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van het kunstmest ging deze functie verloren en werden ook deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. De steeds planmatigere en grootschaligere ontginningen gingen door tot in de jaren 60 van de 20e eeuw. Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden.
Normerend:
Richtinggevend:
In het voorliggende plan worden de dragende lineaire structuren en kenmerkende ruimtematen binnen het Jonge heide en broekontginningenlandschap niet aangetast. Deze worden juist versterkt.
Het essenlandschap bestaat uit een samenhangend systeem van essen, flanken, lager gelegen maten- en fliergronden en kenmerkende bebouwing rond de es. Het landschap is geordend vanuit de erven en de essen, de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere dekzandkoppen en flanken van stuwwallen werden aangelegd. Eeuwenlange bemesting - met heideplaggen en stalmest - heeft geleidt tot een karakteristiek reliëf met soms hoge stijlranden. De dorpen en erven lagen op de flanken van de es, op overgang naar het lager gelegen maten- en flierenlanden. Het landschapsbeeld is afwisselend en contrastrijk, volgend aan de organische patronen van het natuurlijke landschap. Typerend zijn de losse hoeven rond de es en de esdorpen met hun karakteristieke boerderijen en herkenbaar dorpssilhouet met vaak de kerktoren als markant element. Het betreffen grote erven, met grove volumes en zware beplantingen. De ambitie is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.
Normerend:
Richtinggevend:
Momenteel overheerst binnen het plangebied ruimtelijk gezien het karakter van het essenlandschap, aangezien de grootste landschappelijke structuur die nog overeind staat, de Achteresweg is. Het westelijk deel van het plangebied is open en herbergt slechts her en der nog een boom. Het ontwerpt verkleint plaatselijk het landschap door de oorspronkelijke landschapsbouw van het essenlandschap te combineren met de herstelde kaders van het maten- en flierenlandschap. Door de landschappelijke inpassing wordt de schaal van het landschap verkleind en ontstaat een prettiger woonklimaat. De voorgenomen ontwikkeling past daarmee binnen de genoemde normerende en richtinggevende uitgangspunten, voor zover relevant.
Stedelijke laag en lust- en leisurelaag
Met betrekking tot de stedelijke laag een de lust- en leisure laag gelden geen uitgangspunten die rechtstreeks doorwerken op het plan. Wel kan men langs de watergang aan de westzijde van het plangebied wandelen, waarbij een brug over de watergang wordt gerealiseerd. Ook komt hier een picknickplaats.
Conclusie provinciaal beleid
Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het provinciale beleid, zoals ook vastgelegd in de provinciale verordening. Het plan past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief en is uitgewerkt op basis van de gebiedskenmerken.
Rood voor Rood-regeling
Het Rood voor Rood-beleid van de gemeente Wierden is weergegeven in het 'Beleid Rood voor Rood met gesloten beurs Gemeente Wierden'. Dit beleid is vastgesteld op 10 mei 2011. De doelstelling van het Rood voor Rood-beleid is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied door de sloop van landschapontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Om dit doel te bereiken kunnen, in ruil voor het definitief en substantieel slopen van bedrijfsgebouwen, op planologisch verantwoorde locaties, één of meer bouwkavels voor een woning. Het beleid geldt voor agrarische en niet-agrarische bedrijfsgebouwen in het buitengebied.
Om in aanmerking te komen voor de Rood voor Rood-regeling moet aan bepaalde criteria worden voldaan. De belangrijkste, van toepassing zijnde, zijn hieronder weergegeven:
Het voorgenomen plan, waarbij 3.997 m2 aan landschapontsierende bebouwing in de gemeente Wierden wordt gesloopt, plus 105 m2 aan mestopslag met kelder, en in totaal vier nieuwe woningbouwkavels worden ontwikkeld, voldoet aan de gemeentelijke Rood voor Rood-regeling. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de hergebruik-regeling. 597 m2 te slopen landschapsontsierende schuren, plus 50% van 105 m2, worden ingezet, om twee grotere nieuwe bijgebouwen te realiseren en één kleinere (één van 150 m2 aan de Witmoesdijk 11a en één van 150 m2 en één van 50 m2 aan de Achteresweg (ter compensatie van de te slopen kelders). De voorgenomen ontwikkeling is met gesloten beurs (zie ook Bijlage 1), er wordt geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit, alle landschapsontsierende schuren worden gesloopt en omliggende agrarische bedrijven liggen op een grotere afstand dan 50 meter.
Woonvisie 2010-2015
De gemeente Wierden kent aantrekkelijke dorpse woonmilieus. Ze biedt met deze woonmilieus een woonklimaat die bij veel groepen op de woningmarkt in trek is. De gemeente wil in de komende jaren die aantrekkelijkheid voor alle groepen behouden en waar mogelijk versterken. Recente demografische cijfers laten zien dat de bevolkingsgroei de komende jaren stagneert. Kwantitatieve groei is niet meer dé dominante richting; er zal meer moeten worden ingespeeld op kwaliteit. De bevolking- en huishoudensamenstelling verandert; de bevolking telt steeds minder jongeren en meer ouderen. Op deze ontwikkelingen wil de gemeente Wierden tijdig inspelen onder meer door het uitzetten van een duidelijke koers ten aanzien van woonkwaliteit en een gedifferentieerd woningaanbod voor verschillende groepen.
Op 27 april 2010 heeft de gemeenteraad dit beleidskader in de vorm van de gemeentelijke Woonvisie "Nieuwe dynamiek in wonen" vastgesteld. Deze beleidsomslag is echter niet van vandaag op morgen realiteit. Vanuit het bestaande beleid zijn ontwikkelingen ingezet die nog tot bloei moeten komen. De gemeente wil haalbaar beleid neerzetten dat meer ruimte biedt voor de vraag van de woonconsument, en waarbij op een vloeiende wijze de omslag van beleid wordt gerealiseerd. Initiatieven vanuit het verleden krijgen dan ook de kans om tot ontwikkeling te komen, terwijl bij nieuwe ontwikkelingen het nieuwe beleid wordt ingezet. Zo wil de gemeente Wierden de dynamiek behouden en voorkomen dat wisselende inzichten leiden tot een situatie waarin elke ontwikkeling onmogelijk wordt. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuw beleidskader. Basis voor dit beleidskader ligt onder andere in de regionale woonvisie Twente en de bestuursovereenkomst woonafspraken Twente. Ondanks het feit dat dit nieuwe beleidskader nog niet definitief is, is wel duidelijk dat er ruimte blijft bestaan voor maatwerk zoals in deze situatie. Met het voorliggende plan worden in totaal vier nieuwe woningen gerealiseerd, waarvan drie binnen het plangebied. Dit past binnen deze woonvisie. Dat er behoefte is aan de nieuwe woningen blijkt uit het feit dat één van de initiatiefnemers van dit plan hier wil gaan wonen, en dat er daarnaast interesse is voor de overige nieuwe woningen zonder dat deze al te koop staan.
Landschapsontwikkelingsplan
Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Wierden betreft onder andere een landschappelijke toetsingkader voor beoordelen van ruimtelijke projecten. Het plangebied van de nieuwbouwlocatie aan de Achteresweg ligt in 'Deelgebied 9: Stuwwal van Enter'. Ter versterking van de herkenbaarheid van de stuwwal van Enter wordt gestreefd naar de ruimtelijke versterking van de randen van de stuwwal. Hierbij is o.a. beplanting (forse laanbeplanting) langs de Achteresweg aangegeven. De aanleg van een raamwerk van beplantingen bij erven in de vorm van houtsingels, bosjes en schaduwbomen bij de woningen wordt gestimuleerd.
Afbeelding 7: Uitsnede kaart LOP
Bij het voorgenomen plan is ingespeeld op de uitgangspunten uit dit LOP. Zo wordt de laanstructuur aan de Achteresweg versterkt en wordt de kavelgrensbeplanting aan de westkant van het plangebied hersteld.
Welstandsnota
De Welstandsnota van de gemeente Wierden is door de raad vastgesteld op 25 augustus 2009. Op basis van de Welstandsnota gelden een aantal uitgangspunten waar bij ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.
Situering
Afwerking erven
Het voorgenomen plan voldoet aan de hiervoor opgesomde uitgangspunten. Zie hiertoe het inrichtingsplan in de bijlagen, Bijlage 1 van de regels). Zo sluit de positionering van gebouwen aan op de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken van het plangebied.
Geluidbeleid
De mate waarin het geluid het (woon)milieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidgevoelige functies. Bij plannen waarbij geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is akoestisch onderzoek nodig indien het plangebied binnen de onderzoekszone van geluidsbronnen (weg, spoor, industrie) ligt.
De gemeente Wierden start voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied een zelfstandige planologische procedure op. Er moet dan rekening worden gehouden met het gebiedsgericht geluidsbeleid van de gemeente Wierden. Op basis van het functioneel gebruik van de ruimte is de gemeente Wierden onderverdeeld in een negental gebieden:
Voor ieder gebied is in het geluidsbeleid voor de thema's bedrijven en verkeer een passende geluidskwaliteit opgenomen. De geluidskwaliteit geeft aan wat de ambitie is voor dat gebied. Daarnaast geeft de ambitietabel ook aan indien dit noodzakelijk is waar de ruimte zit voor mogelijke afwijkingen van de ambitie (bovengrens).
Tabel 1. Geluidsklasse
Tabel 2. Gebiedstypering
De nota geluidsbeleid en de hierbij behorende nota hogere grenswaarden van de gemeente Wierden schept het lokale geluidbeleid kader, vormt uitgangspunt voor een eventuele hogere waarden afweging en schetst de voorwaarden en criteria waaraan getoetst wordt.
Op grond van de gebiedstypenkaart ligt het plangebied aan de Achteresweg in het gebiedstype 'verwevingsgebied' (zie afbeelding 8). Voor dit gebied geldt een ambitie van 44-48 dB. Als de ambitiewaarde niet gehaald kan worden, moet worden gecompenseerd. Hierbij dient eerst te worden gekeken welke compensatie op akoestisch gebied kan worden behaald. Als niet op akoestisch gebied kan worden gecompenseerd, moet compensatie worden gezocht in bijvoorbeeld extra groen, situering van geluidgevoelige ruimtes aan luwe zijde etc.
Afbeelding 8: Gebiedstypenkaart, met daarop aangegeven de ligging van het plangebied.
Binnen het plangebied aan de Achteresweg worden landschapsontsierende agrarische schuren gesloopt en worden drie nieuwe woningbouwkavels gerealiseerd. Dit plan heeft geen significant gevolg voor het geluidsniveau in het plangebied.
Beleidsnota Archeologie
Het gemeentelijke archeologiebeleid staat beschreven in de Beleidsnota Archeologie die door de gemeenteraad op 5 oktober 2010 is vastgesteld. Voor de hele gemeente is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de aanwezige archeologische waarden én in de kans dat archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. Op basis van het archeologisch onderzoek is een verwachtingskaart opgesteld. Aan de op kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De verwachtingskaart kan worden gebruikt voor toetsing van ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Doel van de verwachtingskaart is dat deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen wordt overgenomen. De juridische bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplanregels. Er zijn drie verschillende categorieën:
Deze terreinen zijn op grond van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument. Het beschermingsregime voor deze terreinen staat geheel los van het bestemmingsplan. Wel moeten deze terreinen opgenomen worden op de verbeelding. De gemeente Wierden heeft 6 terreinen van zeer hoge archeologische waarde beschermd.
Dit zijn terreinen die staan op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van Overijssel. In deze terreinen zijn archeologische waarden vastgesteld. Voor deze terreinen geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Binnen de gemeente Wierden zijn 23 van dergelijke terreinen aanwezig. Deze terreinen hebben allemaal een hoge archeologische waarde.
Voor deze gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Ontheffing voor ontwikkelingen in het buitengebied ligt voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 10 ha, voor gebieden met een middelhoge en hoge verwachting op 5.000 m², respectievelijk 2.500 m². Bij plannen binnen de bebouwde kom geldt een ontheffing voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 5 ha, voor gebieden met een middelhoge verwachting kleiner dan 250 m² en gebieden met hoge verwachting kleiner dan 100 m².
Deze ontheffingen gelden niet wanneer een plangebied binnen een straal van 50 meter van een AMK-terrein of archeologische waarneming ligt.
In paragraaf 4.3 van de toelichting van dit bestemmingsplan is een toets van het plan aan de archeologische verwachtingswaarden in het plangebied opgenomen.
Conclusie gemeentelijk beleid
De voorgenomen ontwikkelingen aan de Achteresweg (inclusief de bouw van een nieuw bijgebouw aan de Witmoesdijk 11a) passen binnen het gemeentelijke beleid en het plan is uitgewerkt conform de in het beleid beschreven en vastgelegde landschappelijke uitgangspunten.
Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale en gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming richt zich o.a. op de bescherming van soorten. Hierbij wordt uitgegaan van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Om te beoordelen of het voorgenomen plan voldoet aan de Wet natuurbescherming is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan). In afbeelding 9 zijn de conclusies van het soortenonderzoek weergegeven.
Afbeelding 9: Weergave conclusies soortenonderzoek quickscan flora en fauna
Geconcludeerd is dat een nader ecologisch onderzoek m.b.t. soortenbescherming niet noodzakelijk is.
Gebiedsbescherming
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. De EHS/NNN is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS/NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In EHS/NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zijde wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
In de quickscan (zie Bijlage 2) is geconcludeerd dat het plangebied aan de Achteresweg niet is gelegen in de EHS/NNN. De provincie Overijssel hanteert geen externe werking als het gaat om EHS/NNN. Het plangebied ligt niet in of naast Natura 2000-gebied. Het project zal geen direct negatief effect hebben op de aangewezen soorten voor de meest nebijgelegen Natura 2000-gebieden.
Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk terplekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
De gemeenteraad van de gemeente Wierden heeft op 5 oktober 2010 de 'Archeologische waardenkaart' en de 'Beleidsnota archeologie gemeente Wierden' vastgesteld. Op grond van deze gemeentelijke archeologische verwachtingskaart heeft het plangebied aan de Achteresweg voor een groot deel een lage archeologische verwachtingswaarde en voor een deel een lage archeologische verwachtingswaarde (zie afbeelding 10).
Afbeelding 10: Weergave Archeologische waardenkaart Wierden, betreffende het plangebied aan de Achteresweg
Voor gebieden met een archeologische verwachtingswaarde gelden de volgende regels;
In het voorliggende plan wordt de grond deels geroerd, daar waar een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Dit betreft enkele plekken waar nieuwe woningen worden gerealiseerd en bomen worden aangeplant en op de plek waar een natuurlijke waterpartij wordt gerealiseerd.
Op de plekken van de nieuwe woningen gerealiseerd en daar waar nieuwe bomen worden ingeplant wordt de grond slechts over beperkte oppervlaktes geroerd. Bij de te realiseren waterpartij wordt de grond wel over een relatief grote oppervlakte geroerd. Dit betreft echter een natuurlijk en ondiep water. Dit zal zo worden uitgevoerd dat hier niet over een grotere oppervlakte dan 2.500 m2 de grond dieper dan 50 cm wordt afgegraven.
Daarnaast is op de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' (vastgesteld op 12 januari 2010), middels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' ook aangegeven waar archeologische waarden verwacht worden. Binnen het plangebied van dit voorliggende bestemmingsplan geldt deze dubbelbestemming niet.
Tot slot zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig, die met het voorgenomen plan worden aangetast.
Conclusie
Er worden met het voorgenomen plan geen archeologische en cultuurhistorische waarden aangetast, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het waterschap Vechtstromen heeft het waterbeleid vastgelegd in de Waterbeheerplan (voormalig waterschap Regge en Dinkel). Het plan is opgesteld in samenwerking met de vier andere waterschappen in Rijn-Oost (de Reest en Wieden, Groot Salland, Regge en Dinkel en Rijn en IJssel). Het nieuwe Waterbeheerplan 2016-2021 is op 7 oktober 2015 vastgesteld. In het waterbeheerplan staan de korte en de lange termijndoelstellingen van het waterschap. Het waterschap kiest daarbij voor ruimtelijke, duurzame oplossingen, zowel in tijd als kwaliteit, waarbij het gedachtegoed van het Waterbeheer 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water nadrukkelijk is meegenomen. Door de watertoets wordt er al meteen vroegtijdig nagedacht over de rol van water binnen een ontwikkeling.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Wateraspecten plangebied
Aan de Achteresweg 17a en 15b wordt enerzijds 3.997 m2 aan agrarische gebouwen, en erfverharding, gesloopt. Daarnaast worden op deze locatie vier nieuwe woningen met bijgebouwen gerealiseerd, en tevens een bijgebouw van maximaal 150 m2 aan de Witmoesdijk 11a. Het plangebied loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Het verharde oppervlak binnen het plangebied neemt fors af. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied. Wel wordt er een water gerealiseerd welke wordt aangesloten op de bestaande watergang de Elsgraven. In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater gescheiden behandeld. Het hemelwater wordt geinfiltreerd. Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm ten opzichte van de gemiddelde hoogste rondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Watertoets
De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen op 10 april 2017 geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding, maar wel wordt er een water gerealiseerd welke wordt aangesloten op de Elsgraven. De samenvatting van de watertoets is opgenomen in Bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Het waterschap heeft per e-mail, op 31 mei 2017, een positief wateradvies afgegeven (zie Bijlage 4). Aangegeven is dat de waterloop een belangrijke aan-, af-, en doorvoer functie heeft. Voor het onderhoud van deze waterlopen is een obstakelvrije zone van 5 meter vanaf de insteek noodzakelijk. In deze obstakelvrije zone mag niet zonder toestemming van het waterschap worden gebouwd. In het voorliggende plan is hier geen sprake van. Binnen het plangebied wordt een 'water' gerealiseerd. Om een goede kwaliteit van dit water te realiseren moet voorkomen worden dat verontreinigd water in het oppervlaktewater terecht kan komen. Met het voorliggende plan zal hier dan ook geen sprake van zijn. Schoon regenwater van daken mag wel hier op worden aangesloten. Dit in verband met de gewenste aansluiting op Elsgraven.
Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen aanwezige waarden aangetast.
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling. Hiertoe is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (voor het nieuwe bijgebouw aan de Witmoesdijk 11a is dit niet noodzakelijk), conform de richtlijnen NEN 5740 (zie bijlagen, Bijlage 5 van de toelichting van dit bestemmingsplan).
Conclusie
De bovengrond ter plaatse van het terrein van Achteresweg 15b (ten zuiden van de asfaltweg, mengmonster BG IV) bevat een zeer lichte verontreiniging. De overige boven- en ondergrondmengmonsters zijn niet verontreinigd. Het grondwater op de onderzoekslocatie is (zeer) licht tot matig verontreinigd met enkele zware metalen. In overleg met de gemeente is besloten af te zien van nader onderzoek.
Uit milieukundig oogpunt is er dan ook geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanherziening en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. Er zijn mogelijk wel (humane) risico’s aanwezig, wanneer het freatische grondwater gebruikt wordt als drinkwater (voor vee) of voor de besproeiing van gewassen in een moestuin. Deze risico’s worden gering geacht bij de vastgestelde gehalten. Gebruik van het freatisch grondwater wordt echter afgeraden om enig risico uit te sluiten. Het diepere grondwater kan hiervoor wel geschikt zijn. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Bij de geplande nieuwbouw komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan een indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden uitgevoerd. Alle onderzochte grond, die bij de nieuwbouwwerkzaamheden mogelijk vrij komt, is vrij toepasbaar, aangezien geen verontreinigingen zijn aangetroffen in de boven- of ondergrond in gehaltes hoger dan 2x AW. Met andere woorden: op basis van de indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit gelden er geen beperkingen ten aanzien van het hergebruik van de grond.
Een nieuw te realiseren woningen betreffen, conform de Wet geluidshinder (Wgh), geluidsgevoelige objecten. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai. Industrielawaai en railverkeerslawaai zijn bij deze locatie niet van toepassing, omdat er geen spoorwegen en industriegebieden in de nabije omgeving gelegen zijn.
De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan verkeerslawaai geen aandacht te worden besteed.
De Achteresweg betreft een verkeersluwe weg (betreffende autoverkeer) en de dichtsbijzijnde nieuwe woonbebouwing wordt op meer dan 30 meter van deze weg gerealiseerd. Aan de noordzijde loopt de Witmoesdijk. De dichtsbijzijnde nieuwe woonbebouwing wordt op circa 100 meter van deze weg gerealiseerd. Deze afstanden bij deze wegen zijn ruim voldoende om aan de normen van de Wet geluidhinder te kunnen voldoen.
Conclusie
Het bestemmingsplan is met betrekking tot het aspect geluid uitvoerbaar.
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen (het plangebied valt onder: inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling geldt dat een woningbouwlocatie niet in betekende mate bijdraagt wanneer deze niet meer dan 1500 woningen omvat.
Conclusie
De voorliggende ontwikkeling is zo kleinschalig (<1500 woningen) dat deze niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een nader onderzoek is derhalve niet van toepassing op de ontwikkeling.
Het beleidsveld externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.
Op de risicokaart van de provincie Overijssel is te zien dat er in de nabijheid van het plangebied aan de Achteresweg geen externe veiligheidsrisico's aanwezig zijn (zie afbeelding 11).
Afbeelding 11: Risicokaart Overijssel (met blauwe pijl is de ligging van het plangebied aangegeven) (Bron: Risicokaart provincie Overijssel)
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan is met betrekking tot het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.
Aan de hand van de richtafstanden is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie in en rondom het plangebied aan de Achteresweg. Het gaat hierbij dus enerzijds om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen in ernstige mate wordt aangetast. Anderszijds gaat het om de vraag of de nieuwe woningen geen beperkende invloed op de bedrijfsvoering van bestaande inrichtingen gaat hebben.
In de directe omgeving van het plangebied zijn alleen woonerven aanwezig. Het erf Achteresweg 17a betreft het enige nog agrarische erf in deze directe omgeving. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestemming van dit erf ook gewijzigd naar een woonerf. Het voorgenomen plan beperkt daarmee geen omliggende (agrarische) bedrijven in hun ontwikkeling en anderszijds kan hiermee worden geconcludeerd dat er hier sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat het woon- en leefklimaat van omliggende erven met dit voorliggende plan ook niet wordt aangetast.
Conclusie
Er is geen sprake van omliggende bedrijven die in hun ontwikkeling worden beperkt. Anderszijds is er geen enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende woningen, aangezien er binnen het plangebied alleen ruimte wordt geboden aan woonerven. Voor de nieuwe woonerven geldt tot slot dat hier sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor acitiviteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
De ontwikkeling betreft het staken van een agrarisch bedrijf, het slopen van agrarische schuren en de realisatie van 3 woningen. Deze ontwikkeling is niet opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Deze activiteiten worden niet aangemerkt als M.E.R. beoordelingsplichtig. Deze locatie, en ook de locatie aan de Witmoesdijk 11a, is niet gelegen in een kwetsbaar of gevoelig gebied. Dit kan worden gesteld door middel van de uitgevoerde flora en fauna onderzoek, de waterparagraaf en de milieuonderzoeken. Er is ook geen sprake van cumulatie met andere (vormvrije) M.E.R.-(beoordelings)plichtige projecten.
Conclusie
Op basis van de beschikbare informatie kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkelingen geen nadelige milieueffecten met zich meebrengen. Het plangebied ligt niet in een kwetsbaar of gevoelig gebied of in de directe omgeving daarvan. De onderzoeksresultaten van de uitgevoerde onderzoeken zijn daarbij positief. De ontwikkeling is daarom niet M.E.R. beoordelingsplichtig.
De ontsluiting van de erven vindt plaats via de Achteresweg. Dit betreffen overzichtelijk ontsluitingen op een verkeersluwe weg. Het parkeren vindt plaats op de woonerven zelf. Hier is voldoende ruimte voor.
In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkelingen geen belemmeringen met zich meebrengen.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan is vormgegeven. De regels en de verbeelding zijn toegesneden op de voorgenomen ontwikkeling en, betreffende de regels en de verbeelding, is waar mogelijk aangesloten op het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' en de herziening 2012 ('Bestemmingsplan 2009, herziening 2012'). Deze herziening 2012 betreft een 'veegplan'.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld. Dit zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden.
Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Verkeer - Onverhard
Artikel 6 Wonen: Dit artikel regelt onder andere de wijze waarop het erf gebruikt mag worden en welke bouwregels gelden.
3. Algemene regels
Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen:
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Artikel 8 Algemene bouwregels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene procedureregels
Artikel 12 Overige regels
4. Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht: In de overgangsregels zijn de juridische consequenties aangegeven betreffende bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Artikel 14 Slotregel: Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen plan.
In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in het betrokken plangebied en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 5). Ruimtelijk zijn de voorgenomen ontwikkelingen daarmee uitvoerbaar.
Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties.
Rijk
In het plan zijn geen rijksbelangen betrokken zoals in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (paragraaf 3.1) zijn benoemd. Er hoeft daarom geen vooroverleg met het Rijk te worden gevoerd.
Provincie
Het plan is, als bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening, voorgelegd aan de de provincie Overijssel. Tijdens het periodieke overleg tussen gemeente en provincie heeft de provincie aangegeven in te stemmen met het plan.
Waterschap Vechtstromen
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De procedure in het kader van deze watertoets is goed doorlopen. Het waterschap heeft, onder voorwaarden waar aan kan worden voldaan, op 31 mei 2017 aangegeven in te kunnen stemmen met het voorgenomen plan (zie Bijlage 4).
Zienswijzen
Vanaf 1 november 2017 heeft het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening Achteresweg ong., 15b en 17a' voor een periode van 6 weken als ontwerp ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder zijn of haar reactie/ zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan naar voren kunnen brengen. Van deze mogelijkheid hebben een aantal personen gebruik gemaakt. De zienswijzen hebben geleid tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan:
De 'Notitie behandeling zienswijzen' is als bijlage toegevoegd, zie Bijlage 6.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente Wierden. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk, en economisch uitvoerbaar is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.