direct naar inhoud van Regels

Bedrijventerrein Weuste-Noord

Status: vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0189.BP2013000018-VA01

REGELS

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Weuste-Noord" van de gemeente Wierden;

 

1.2 verbeelding

de plankaart van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Weuste-Noord", bestaande uit de kaart met nummer NL.IMRO.0819.BP2013000018-VA01;

 

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (NL.IMRO.0819.BP2013000018-VA01) met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels

regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/ aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

 

1.7 ander-bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.8 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

 

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.10 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

 

1.11 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

 

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.15 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

 

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten.

 

1.23 dienstverlening

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;

 

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.25 hoofdgebouw

een gebouw dat binnen een bouwperceel door constructie of afmeting als het of één van de belangrijkste valt aan te merken;

 

1.26 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.27 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

1.28 peil

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

 

1.29 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.30 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan-en bijgebouwen op de begane grond;

 

1.31 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 Gebouwen en bouwwerken

 

2.1.1 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 m, respectievelijk overstekken van meer dan 1 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

 

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander-bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.1.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

 

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. voor lengten in meters (m);

  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);

  3. voor verhoudingen in procenten (%).

 

 

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Bedrijventerrein

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven tot en met categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 van de Regels) ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3";

  2. bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1";

  3. bedrijven tot en met categorie 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4";

  4. bestaande bedrijven die niet behoren tot de ter plaatse toegestane categorieën zoals opgenomen in a tot en met c;

  5. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - sporthal is een sporthal toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" is een parkeerterrein toegestaan;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;

  2. ander-bouwwerken;

  3. andere-werken, erven en terreinen;

met inachtneming van het volgende:

  1. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

j. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

k. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 zijn niet toegestaan.

 

 

3.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijventerrein aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b. het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt niet meer dan 80, met dien verstande

dat het totale vloeroppervlak per bouwperceel niet meer bedraagt dan 4.000 m2;

c. de afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m;

d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de

aanduiding ‘maximale bouwhoogte’;

e. in afwijking van en/of in aanvulling op het bepaalde onder a mag op de gronden die nader zijn aangeduid als "parkeerterrein" 1 overdekte fietsenstalling worden geplaatst met een maximale oppervlakte van 50 m2 en mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

3.2.2 Ander-bouwwerk

Voor een ander-bouwwerk gelden de volgende regels:

  1. indien zij vóór de voorgevel of naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht, bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;

b. indien zij achter de voorgevel of naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht, bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m;

c. de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 20 m;

d. de bouwhoogte van reclame- en vlaggenmasten mag ten hoogste 8 m bedragen.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid.

 

3.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 3.2.1 onder b en met inachtneming van het voorgeschreven bebouwingpercentage toestaan dat het totale vloeroppervlak per bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 8.000m²;

  2. artikel 3.2.1 onder d en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot maximaal 15 m.

 

3.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  4. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik, wordt in ieder geval gerekend:

  1. bewoning van bedrijfsruimten;

b. het buiten de bedrijfsgebouwen opslaan van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen met een totale hoogte van meer dan 3 m;

c. het gebruik van de gronden vóór de voorgevel van de bedrijfsgebouwen als opslagplaats van al dan niet aan het gebruik ontrokken voorwerpen.

 

 

3.6 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 3.1 onder a, b en c en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:

  1. Bevi-inrichting niet zijn toegestaan;

  2. Vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;

  3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;

  4. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan;

b. 3.1 ten behoeve van de uitoefening van detailhandel in:

  1. goederen, welke ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld;

  2. goederen in een onderneming, waarin een nijverheids- en/of ambachtsbedrijf wordt uitgeoefend, mits de laatstgenoemde uitoefening een wezenlijk bestanddeel uitmaakt en de detailhandel in goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als in rechtstreeks verband met de uitoefening van dat bedrijf;

  3. automobielen;

  4. caravans;

  5. boten en motoren;

  6. bouwmaterialen, waaronder begrepen:

a. sanitair;

b. keukens en kasten;

c. wand- en vloertegels;

7. motorbrandstoffen, niet zijnde LPG;

mits vestiging elders in de gmeente niet mogelijk en/of uit ruimtelijke overwegingen niet wenselijk is gebleken.

c. 3.1 ten behoeve van de uitoefening van volumineuze detailhandel, met dien verstande dat toepassing van deze bevoegdheid niet mag leiden tot een oneveneredige aantasting van de detailhandelsstructuur.

  1. 3.1 onder j ten behoeve van de vestiging van een Bevi-inrichting, met dien verstande dat:

1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting, dan wel op gronden waarop geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn gesitueerd dan wel toegestaan;

2. een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting conform het bepaalde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan;

3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding worden gewaarborgd.

 

3.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  4. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen;

b. voet- en rijwielpaden;

c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d. (geluid)wal;

met daarbijbehorende:

e. ander-bouwwerken;

f. ander-werken;

g. verhardingen.

 

 

4.2 Bouwregels

Op de voor Groen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

 

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.

 

4.2.2 Ander-bouwwerk

Voor ander-bouwwerken geldt dat:

a. de hoogte van overige andere-bouwwerken niet meer dan 2,5 m bedraagt.

 

4.2.3 Andere-werken

Voor andere-werken geldt dat:

a. de hoogte van een (geluid)wal niet meer dan 3 m bedraagt.

 

4.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

 

4.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voorzieningen ten behoeve van recreatie of educatief medegebruik aan te leggen.

 

4.3.2 Uitzondering op verbod

Het in 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of normale exploitatie betreffen;

  2. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Verkeer – Verblijfsgebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ontsluitingswegen;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. groenvoorzieningen, bermen, vijvers en watergangen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. fietsenstallingen, abri’s, straatmeubilair en dergelijke;

  7. verblijfsvoorzieningen;

  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. ander-bouwwerken;

  2. ander-werken;

  3. verhardingen.

 

 

5.2 Bouwregels

Op de voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.

 

5.2.2 Ander-bouwwerk

Voor ander-bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt.

 

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor een motorbrandstofverkooppunt.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Afwijkende maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

7.2 Afwijkende afstand

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

 

 

7.3 Afwijkend bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

8.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

 

 

8.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  1. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:

  1. hoogspanningsleidingen;

  2. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

 

9.1 Geluidzone - industrie

 

9.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte.

 

9.1.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal geluidsgevoelige functies.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan gemotiveerd worden afgeweken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt en/of welstand ter plaatse wenselijk is;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;

  4. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de ander-bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

  5. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;

  6. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;

  7. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m².

 

 

10.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding en ecologie;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  4. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 11 Algemene procedureregels

 

 

11.1 Nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;

  2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;

  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;

  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

 

12.2 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het eerste lid voor het

vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

 

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit deRichtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april

1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten

aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

 

12.5 Strijdig gebruik

  1. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  2. Indien het gebruik, bedoeld 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

12.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Weuste-Noord".

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van ..........

 

, voorzitter

 

, griffier